Schedel Hartmann.
Voor tekst en afbeeldingen zie; http://ora-web.swkk.de/digimo_online/digimo.entry?source=digimo.Digitalisat_anzeigen&a_id=4218
Bewerkt en vertaald door Nico Koomen. Vertalen is lastig, moeilijke Duitse woorden en voor mij onbekende tekst. Het zijn geen planten, maar tochÉ De tekst is te kort om er helemaal in te komen. Maar de originele tekst staat er bij , ter verklaring. De tekst is ook wat onsamenhangend omdat er verschillende bladeren gemist worden.
Als nu got das gesch™pff der werlt gemacht hett do hot er den eersten
und gr™tisten sun fžrgesetzt dem unermessen werck und sich des selben als
eins radtgeber und werckmeisters in ertrachtung, zierung und machung d ding
gepraucht. Dan der selb ist an klžgheit und vernunfft und macht volkumen. Es
ist auch zefragen warausz got dise so grosse unnd so wunderperliche ding
gemacht hab, dan er hat alle ding gemacht ausz nichtes, daržmb ist garvil
gerechter ungeachtet d unentpfintlichen und eiteln ding die augen do hin
zuwenden da der stul, da die wonung des waren gottes ist, der das ertreich
mit bestendiger vestikeit, auffgehenckt den himel met scheinenden sternen
underschiden die allerclarsten sunnen und ainig liecht zu beweysung seiner ainigen
mayestat den menschlichen dingen angezžndet, das ertreich mit dem mere
umbringet, die wasserflžs mit ewigen abfal zefliessen gebotten und den
felderen sich ausz zepraiten, den talleren sich zesencken, den walden sich
mit lawbgewachs zebedecken, und die staynigen perg auffzesteigen verschaffet
hat. Aber dise ding alle hat nit der Jupiter gemacht sunder d werckmeister
der werlt der ursprung des pesseren der genent wirt got, des anfang nit mag
begriffen noch auch sol gesucht werden. Gnug ist den menschen ze volkuner
klugheyt so er (das got sey) versteet und annimbt und eret den gemainen
geperer menschlichs geschlechts und den pawmeister wunderperlicher ding. Die
alten haben von dreyerlay werlt gesagt, von der obersten als der englischen
oder uberverstentlichen, von der himlischen, und von der under den monde, dar
inn wir wonen, diss ist die werlt der finsternus. Aber ihene des lichts der
himel wirt von licht und finsternus gemaszigt. On diese drey ist noch ein
vierde werlt in der auch alle die ding die in den anderen werlten sindt
gefunden werden und disz ist der mensch. In der schul ist ein gemains
spruchwort das der mensch die
kleine werlt sey, dar inn ein ausz den elementen vermischter leib und
himlischer gaist und die wachsende sele der plantzen, und die sinlichkeit d
unvernžftigen thier und die vernunfft und englisch gemžt und gotes gleichnus
gesehen wirdt. Von disen dreyen werlten hat moyses genugsamlich gesagt als
got die geordent hat in massen im auch (als wir lesen) auff den perg do er
das gelernt hat gepotten ward alle ding nach den ebenpild das er auff dem
perg sahe zemachen. Was nw der mosaysch buchstab von den volbrachten wercken
der sechs tag lere: das wollen wir kžrtzlichen erzelen. [2] |
Omdat de aller
geleerdste en voornaamste mannen die de ware natuur en geschiedenis
beschreven hebben van de schepping van de wereld en van de eerste geboorte
der mensen tweevormig geworden is. Zo willen we van deze vorige tijden de
aanvang nemen en in het kortst beschrijven zoveel zich van zo ver (vanwege de
oudheid) afgelegen dingen vertonen willen. Ettelijke hebben gemeend dat de
wereld ongeboren en onverstoord en dat het menselijke geslacht hier van
aanvang geweest is geen aanvang van enige oorsprong heeft gehad. Ettelijke
meenden dat de wereld geboren en verstoord was en zeggen dat de mens een
aanvang van geboorte genomen heeft. En die Griekse zeer geleerde mannen die
door de histories en geschiedenissen verzameld zijn geworden hebben ook
verraden dat van het begin van alle dingen der hemel en aarde, omdat nog alle
dingen bij elkaar waren, er enige vorm geweest is en daarna na afzondering en
verdeling die van elkaar zijn geworden en de wereld in deze orde en gestalte
die we zien ontvangen hebben. Ze zeggen dat in de beweging van gestage lucht
en het vurige deel van het bovenste vanwege de lichtheid begeerd hebben en
dat uit deze oorzaak de zon en vele sterren in de omloop van de ganse
schepping rond gedragen worden. Maar het donkere en aardse deel met
medewerking van de vochtige dingen aan de laagste plaats vanwege de zwaarte
zijn gezonken en nadat deze dingen vermengd waren zo werd uit het vochtige de
zee en uit de harde dingen het leemachtige en ganse weke aardrijk geworden.
Toen echter het aardrijk eerst uit de hitte van de zon dikker geworden was en
daarin veelvuldig vochtigheden met dunne dauw bedekt groeide zo werden dan
van zulke oppervlakken vele vormen van het leven ontstaan en die, zo ze veel
meer warmte ontvingen, raakten tot vogels in de bovenste streek. Maar die
droger en zwaarder waren, hetzij kruipende en aardse dieren en die dieren die
een waterige natuur verlangden, werden in het element van hun geslacht
gedragen. Toen nu het aardrijk vanwege de hitte van de zon en van de winden
droog geworden was daar werden van verzamelde vermengingen mannelijke en
vrouwelijke geslachten volkomen dingen geboren. Dit beweert Euripides
Tragiscus, een jonge anaragore van de natuurlijke meesters. Ze spreken op
dezelfde manier dat de mens in aanvang geboren is in de velden en die
uitgebreid bezochten en een wild en ongeordend leven leidden die de kruiden
en vruchten van de bomen gewillig voedsel aangereikt hebben. Maar hoewel we
niet alleen erg veel Latijnse en Griekse maar ook Chaldee‘rs en Hebreeuws oud
en nieuw geleerd zien die verhalen van deze dingen en geschreven hebben zo
willen we toch de oude verwarring verlaten en beschouwen de verborgen
schriften van Mozes van de wereld schepping en van de werken van de zes dagen
zeggen waarin de heimelijke dingen van de ganse natuur begrepen worden. Dan
Mozes de profeet, een vader van de geschiedenis beschrijvers van God en uit
hemelse dichting van de heilige Geest de meester der ganse waarheid, heeft
deze dingen alle begrepen die niet alleen de onze maar vooral de zijne en ook
de heidense getuigen van zijn menselijke wijsheid en ervaring van alle leren
en op schrift gesteld. Waarvan Salomon in zijn boek der wijsheid als een
uitlegger van de in de natuur wezende dingen verraden heft dat hij zoÕn leer
van de binnenste dingen van de wetten van Mozes genomen heeft. Die is (als
Lukas en Philon bij ons erg moedige leraars zeggen) in alle leer van de
Egyptenaren zeer ervaren is geweest. Zo spreekt Hermippus dat Pythagoras veel
dingen in zijn filosofie uit de tekst van Mozes gebruikt heeft. Numenius, een
filosoof, zegt niets anders dan dat Plato de Attische Mozes is, dan in de
aanvang van zijn werk van de natuur van de schepping van de ganse wereld zijn
gelijk als akkers of velden een schat van alle ware wijsheid begraven en dit
is eerst aan het eind ontstaan toen hij van alle dingen uitvloeiend uitgoot,
van de stapel, van de zaal, van de ordening van het wereldse deel zo hoog en
wijs spreekt. Daarom was er bij de oude Hebree‘rs een wet (wat ook Hi‘ronymus
gedenkt) dat niemand die dan de vroegere ouders tot deze schepping van de wereld
rijken kan. Wat echter die heilige man Ambroius en Augustinus, item Strabo end Beda en Remigius en ook de
jongere Egidius en Albertus en ook bij de Griekse Philon, Origenes, Basilius,
Theodorus Apollinarius, Didimus, Gernadius, Cristostomus etc., over dit boek
geschreven hebben dat zal door ons geheel onberoerd blijven. Ook willen we
van de dingen Jonethes of Anchelos of Simeon de oude in Chaldese taal of uit
de Hebreeuwse Eleaza, Alba Joannes, Neonius, Ysaac, Jozephus, Gersonides,
Sadias, Abraham etc., hebben geschreven hierbij geen melding doen, maar
stellen een korte beschrijving uit de profeet Mozes inbrengende de ordening
van de zes dagen van de Goddelijke schepping der wereld die in verborgen
schriften van het heilige geloof vermeld worden. Toen nu God de schepping van de wereld gemaakt had en hij de eerste en
grootste zoon daarvoor gezet had om te ondernemen het werk en zich die als
een raadgever en werkmeester in verwachting, versiering en het maken van de
dingen gebruikt. Dan die is aan wijsheid en vernuft en macht volkomen. Er is
dan ook te vragen waaruit God dit zo grote en zo wonderbaarlijke dingen
gemaakt heeft, dan hij heeft alle dingen gemaakt uit niets en daarom is het
veel beter ongeacht de ongevoelige en enkele dingen daarheen de ogen te wenden
daar de stoel, daar de woning van de ware God is die het aardrijk met
bestendige vastheid aan de hemel opgehangen heeft met schijnende sterren
onderscheiden en aller helderste zon en enig licht om te bewijzen zijn enige
majesteit en de menselijke dingen aangestoken en dat aardrijk met zee
omringd, de waterstromen met eeuwig vallen te vlieden geboden en de velden
zich uit te breiden, de dalen zich te zinken, de wouden zich met loofgewas te
bedekken en de stenige berg op te stijgen gemaakt heeft. Maar al deze dingen
heft niet Jupiter gemaakt maar de werkmeester van de wereld de oorsprong van
de beteren die God genoemd wordt wiens aanvang niet begrepen nog zal gezocht
worden. Genoeg is het de mensen tot volkomen wijsheid zo die (wat God is)
verstaat en aanneemt en eert het gewone baren van het menselijk geslacht en
de bouwmeester van wonderbaarlijke dingen. De ouden hebben van drievormige
werelden gezegd, van de bovenste als de Engelse of boven verstandige, van de
hemelse en van die onder de maan waarin we wonen, dat is de wereld van de
duisternis. Maar hen wordt de duisternis door het licht van de hemel
gematigd. Buiten deze drie is er nog een vierde wereld waarin ook alle dingen
die in de andere wereld worden gevonden worden en dit is de mens. In de school
is een algemeen spreekwoord dat de mens de kleine wereld is waarin een uit de
elementen vermengd lijf en hemelse geest en de groeiende ziel der planten die
sensualiteit van de onverstandige dieren en de reden en engelen gemoed en
Gods gelijkenis gezien wordt. Van deze drie werelden heft Mozes voldoende
gezegd toen God de aarde geordend heft in die mate (zoals we lezen) op de
berg waar hij dat geleerd heeft en geboden werd alle dingen naar het
evenbeeld dat hij op de berg zag te maken. Wat nu de letters van Mozes boek
het volbrachte werk van de zes dagen leert dat willen we kort verhalen. [2] |
Vom werck des
ersten tags. Und got
sprach. Es werd das liecht, und das liecht ist worden, und got sahe das liecht
das es gžt wer und teylet das liecht von den finsternussen, und nennet das
liecht den tag und die finsternus die nacht, und abent und frže ist worden
ein tag, moyses hat ein wunderperlich kunstwerck von g™tlicher und nit
menschlicher emszikeit den heun lichteiten d gantzen natur schickerlich
gezimmende gezaigt in seinen buch, das alle lere und ausz sprechlichkeit und
sinnreichikeit ubertrifft, dann d glory wirdig gof (der das war liecht ist)
und das liecht liebett hat alle ding im liecht machende, das gesch™pff der
werlt am liecht gar recht angefangen, und die selven an dreyen tagen bis an
den vierden (dar an die grossen liecht geformt sind) in irem umkreis einen
naturlichen tag volbracht. Diss ist under allen leiplichen dingen das edelst,
und der geistlichen creatur das nehest und das allerbest, das sein schone
allerrmeist gemainsam macht, so doch der allerkleynst punct der gantzen werlt
krais erfžllt, daržmb allein das liecht ist das do mit die gantzen werlt gžt
und hžpsch ist, durch unraine ding on zerst™rung geende, und billich sahe er
das liecht das es gžt were, wann das liecht ist nichtz anders dann ein
pildnus van zarte oder dynne und beschatliche gleichnuss der ersten gžds, als
nw der gaist diese wasset zohe und den underwurff durchgienge, do ist ausz
gepiete gottes des werckmeisters entsprungen, das liecht, die zierde und d
schein als ein liechter wolken die obern teil mit seiner clarheit
erlewchtenden. (wie in den morgen des herprechenden sunnen glantz gew™nlich
beschicht) in gestalt d sunnen gežbet, oben und unden den halben himel
bescheinende, und darnach hat er abgesundert das die finsternus und das
liecht underschiden halbhimel emisperia genant haben solten, das liecht heis
er den tag von d clarheit, die die finsternus rainigt, und die finsternus von
beschedigung die nacht, das es die augen nit sehen soltten, nach ermessung
diser teil hat er gemacht tag und nacht, da bey das gemercke des ewigen
umbkreis und laufs der zeit und iar besteen solt, und es ist worden ein tag,
der da was der erst tag d werlt, aber nit d erst aller tag, daržmb ist er nit
der erst sunder ein tag genent, und also hat got an disem tag die unf™rmlich
materi, die engel, die himel, das liecht, die erden das wasser und den luft
etc., gemacht, und zwen ainander widerwertig und underschidlich teil d erden:
als den auffgang und den nidergang gesetzt, d auffgang wird got zugeyegent,
dann er ist d prunn des liechtes und ein erlewchter aller ding, und d uns das
ewig leben auffgeen machete. Aber d nidergang wirdt den zerstreitten entržsten
und boszhafftigen gemut zugeschrieben, dann er verbirgt liecht und bringt
alweg die finsternus und sžchtet die menschen zet™tten und zevergeen in
sunden, dann gleicherweis als das liecht van anfang entspringt und die
vernunfft des levens im liecht swebt als kžmbt die finsternus vom nidergang,
und d tod und niderfal in d selben gestalt auszgemessen, die auch den vordern
zwayen ™rtern mit verwantschaft zu gesellet warden, dan das ort das von wirm
d sunnen heiszer is das hangt den anfang allernechste an, aber das ort das in
kelt und ewigen gefržst qualet ist das tails des letzsten nidergangs, wann
als die finsternus den liecht, also ist auch die kelt der wirm widerwertich,
daržmb als die wirm den liecht, also ist d mittag den auffgang und die kelt d
finsternus, also auch die mitternacht dem nidergang aller nehst. [3] |
Van het werk van de
eerste dag. En God sprak:
het wordt licht en dat licht is geworden en God zag dat het goed was en
deelde dat licht van de duisternis en noemde het licht de dag en de duisternis
de nacht en avond en vroeg is het geworden, een dag. Mozes heeft een
wonderbaarlijk kunstwerk van Goddelijke en niet menselijke ongewone vlijt
daarheen lichtend de ganse natuur zeker beschikt gezegd in zijn boek dat alle
leren uitspreekt en sensueel overtreft, dan de glorie waard gaf (daar waar
licht is) en het licht houdt ervan alle dingen licht te maken. De schepping
van de wereld is met het licht goed begonnen en die is van drie dagen tot aan
de vierde (waar het grote licht gevormd wordt) zijn omloop van een
natuurlijke dag volbracht. Dit is onder alle levende dingen het edelste en
dkomt het dichtst bij de geestelijke creatie en is het aller beste dat met
zijn pracht het allermeest algemeen maakt. Zo is toch het kleinste punt van
de wereldloop gevuld, daarom alleen dat het licht er is waarmee de ganse
wereld goed en mooi is en door onreine dingen gaat zonder verstoring.
Goedkeurend zag hij dat het licht goed was want het licht is niets anders dan
een afbeelding van zachte of dunne en bescheiden gelijkenis van het eerste
goede als nu de geest die groeit en hoog en laag doorgaat, dat is uit gebod
van God de werkmeester onstsprongen, dat licht de sier en de schijn die als
een lichtende wolk van het bovenste deel met zijn helderheid verlicht en
(zoals in de morgen de aanbrekende zonneschijn gewoonlijk gebeurt) in de
gestalte van de zon geeft en boven en onder de halve hemel beschijnt. Daarna
heeft hij afgezonderd de duisternis en het licht onderscheiden en de
halfhemel hemisfeer genoemd zou hebben. Dat licht noemt hij de dag en
helderheid van de helderheid die de duisternis reinigt en de duisternis van
beschadiging der nacht zodat de ogen niets zien zouden. Na vermenging van
deze delen heeft hij gemaakt dag en nacht en daarbij is te merken de eeuwige
omloop waarin de loop der tijd en jaar bestaan zal en het is geworden een dag
en dat was de eerste dag der wereld, maar niet de eerste van alle dagen en
daarom is het niet de eerste maar een dag genoemd. Zo heeft God op deze dag
de ongevormde materie, de engelen, de hemel, het licht, de aarde, het water
en de lucht etc. gemaakt en twee tegen over elkaar staande en aparte delen
der aarden zoals de opgang en neergang gezet. De opgang wordt God toege‘igend
want hij is de bron van het licht en verlicht alle dingen en zodat ons het
eeuwige opgaan mag. Maar de neergang zal de strijdende verontrusten en
kwaadaardig gemoed toegeschreven want het verbergt alle licht en breng altijd
de duisternis en zoekt de mensen te doden en in zonden te gaan. Dan net zo
als het licht van de aanvang ontspringt en het vernuft van het leven in het
licht zweeft dan komt de duisternis van de neergang en de dood en neerval in
dezelfde vorm uitgemeten die ook van de vorige twee oorden als verwant
vergezeld wordt. Dan het oord van de zonnewarmte is heter en die hangt het
dichts bij de aanvang, maar dat oord dat ik koude en eeuwige vorst kwelt is
dat deel van de laatste neergang. Want zoals de duisternis het licht alzo
staat ook de koude tegenover de warmte en daarom zoals het warme het licht is
alzo is de middag afgang en de koude de duisternis en alzo komt ook de
middernacht het dichts bij de neergang. |
Vom werck des
andern tags. Blat III. Amm andern tag
sprach got. Es werde das firmament in den mittel d wasser: und taile die
wasser von wasseren und er hies das firmament den himel. Got hat das
firmament gescheibelt, beweglich, andere empfintliche ding begreiffende
gemacht, und ausz zesammen gerunnen wassern in gestalt des cristals
befestigt, und dar inn das angeheft gestirne. Nw wirt die spera des himels
met den dar inn angehefften gestirne in swaien axen (der eine die
mitternachtlich und die ander die mittaglich hayszt) von auffgang in den
nidergang mit s™lcher schnellikeit umbgeweltzt, das sye die werlt zerpreche
wo die planeten mit iren gegenlawff sie nit verhinderten, und d werckmeister
d werlt hat die natur des himels mit wassern gemessigt das sie mit d hitz des
obern fežrs die undern element nit anzundete. Etllich lerer nit allein ausz
den unsern sunder auch ausz den hebreyschen und andern haben geglawbt das
uber die speras d siben planeten, und uber die achten speram, die sie die
unirrenden nennen, und auch uber die newten speram, die mit vernunft und nit
mit entpfindung erraicht werden, und die erst undter den beweglichen
leiplichen dingen ist noch d zehend unbeweglich bleibend und geržig himel
sey, in massen dem Isaac d weise einer ausz den bemelten lerrern helt, das
s™lcher zehend himel van Ezechiele durch den zaphir in gleichnuss eines
throns bezaichent sey. Also das die farb des zaphirs den glantz des lichts
und die gleichnuss des throns die unbeweglichkeit bedewtten solt. Aber
widerzekomen auff den moysen, der das wasser van wassern teilet so ist
dreyerley teylung d leyplichten ding under den mond. Etlich sind ob d mitteln
gegent des lufts, als d oberste teil desselben elements, und das
allerlewterst fežer, und daselbst lawtere unvermischte und rechte element. So
sind ettliche under der mitteln fžrscheinenden stat des lufts, als bey uns,
da dann kein lawters element ist, sunder alle element von faystikeit wegen
des werltlichen leibs gemischt sind, da zwischen ist ein gegent des lufts
auch das firmament genant, dar inn regen, schne, plitzen, tornersleg, cometen
und der gleichen erscheiynen, daržmb gar recht underschaidet diss firmament,
nit allein d gelegenheit, sunder auch der aygenschafft halben d natur die
obern element von den undern, als die wasser von den wassern, darob sind die
element pžr und lawter, aber darunder in volkomner vermischung von
elementischer slechtigkeit obgesunderet, und er hat das firmament himel
geheiszen, dann der bedeckt alle ompfintliche und unsichtpere ding. [4] |
Van het werk van de
volgende dag.
Blad III. De volgende
dag sprak God; er wordt een firmament in het midden van het water en deel dat
water van de wateren en hij noemde het firmament de hemel. God hat das
firmament geschud en beweegbaar en voor andere dingen gevoelige dingen
begrijpend gemaakt en uit tezamen gestolde waters in de gestalte van
kristallen bevestigd en daarin de sterren bevestigd. Nu werden de sferen van
de hemel met daarin aangehechte sterren in twee delen (de ene de middernacht
en de andere die middag heet) van opgang en afgang met zoÕn snelheid
omgedraaid dat ze de wereld breken als de planeten met hun tegenloop dat niet
verhinderde. En de werkmeester der wereld heeft de natuur van de hemel met water
gemengd zodat ze met de hitte van het bovenste vuur het onderste element niet
aansteekt. Ettelijke leraren van ons maar ook uit de Hebreeuwse en andere
geloofden dat boven de sferen van de zeven planeten en boven de achtste
sferen die ze onzondig noemden en ook boven de negende sferen dat die met
vernuft en niet door ondervinding bereikt worden. En eerst onder de
beweeglijke levende dingen is nog een tiende onbeweeglijk blijvende en
rustige hemel in die maat die Isaac, de wijze uit een van de vermelde
leraren, houdt dat zoÕn tiende hemel van Ezechi‘l door de saffier in
gelijkenis van een troon betekend wordt. Alzo de kleur van de saffier, de
glans van het licht en de gelijkenis van de troon die onbeweeglijk zou
aanduiden. Maar om weer terug te
komen op Mozes die het water van de wateren deelt zo is er een drievormige
verdeling van levende lichten onder de maan. Ettelijke zijn van de bovenste
gebied van de lucht als het bovenste deel van hetzelfde element en het aller
buitenste vuur en daar het zuivere onvermengde en echte element. Zo zijn er
ettelijke onder het midden vuur schijnend in plaats van lucht zoals bij ons
wat dan geen zuiver element is maar alle elementen vanwege de vastheid van
het wereldse lijf gemengd zijn. Daartussen is een gebied van lucht dat ook
firmament genoemd waarin regen, sneeuw, blikzem, donder, kometen en
dergelijke verschijnen en daarom is er een echt onderscheid in dit firmament
en niet alleen de gelegenheid, maar ook vanwege de eigenschap der bovenste
elementen van de onderste zoals het water van de wateren. Daarom zijn die
elementen puur zuiver, maar daaronder in volkomen vermenging en van
elementaire slechtheid afgezonderd. En hij heeft het firmament hemel genoemd
want het bedekt alle ontvankelijke en onzichtbare dingen. [4] |
Vom werck des
dritten tags. Amm dritten
tag hat got die wasser under dem firmament an eine enige stat versamelt, und
esz erschyne die tržckne, und got hiesz die tržckne erden, aber die
versamlung d wasser, nennet er die meer, und got sahe das es gžt was und
spach. Die erd sol geperen ein grunends und samenmachends krawt und ein
frucht bringends apfelpawn, holtz nach seinen geschlecht. Nach den firmament
vermanet er uns von d gentzigkeit, geleger und ordnung d element kžrtzlich
durch versamlung d wasser an ein stat und durch die zile den meer fžrgesteckt
das es die erden nit uberfiele, so nw kžnstig was das die etwan unsychtlich
erde under das gesycht komen solt, so was auch not das die wasser die under
dem himel das ist under d miteln gegent des lufts sind an ein stat, das ist
ein gemaine vermischliche zusammenflueszung mit ordnungen und gestadten
verwaret, versamelt worden solten, und also ist das: nit war das myndert an
enichen abgesžnderten und beslosznen enden wassere gefunden werden, dann das
iždisch meer wirt von den hircanischen meer, das hircanisch von dem
adriatischen, das adriatisch von dem euxinischen meer, und dannoch sunst
unzelich flžsz der wasser, prunnen und zee, durch verre van einander entlegne
™rter geschiden. Aber darumb werden die wasser an ein ainige stat versamelt
genant, dann die sundern und getailten versamlung d wasser des meres, oder d
flžsz werden alle (als salomon spricht) sich zu den urspržnglichen meer
senckende in ein stats des meers versamelt, wenn aber die erde mit den gžssen
uberswelt wirt so ist sie uns weder nžtz noh sychtlich, sunder alszdenn
unszerm und des viehs geprauch fžgsam und fruchtbar so sie von meer weichende
mer und mer uns zugesicht kombt, diss wirt hie gar offenperlich von moyse
angezaigt, so er sie (als pald sie erscheint) ein gepererein d krewter und
des lawbgewachs und d pawmen machet, so fžret er nach versamlung d wasser die
erden herfžr als gržn und plžende, aber er hat sie in dem mittel d werlt als
ein centrum gesetzt und mit adern d metall, als mit gold, silber, ertz,
kupfer, zin, pley und eysen begabet, und mit allen geschlechten der krewter
hohlžstperlech in gržner zeitigkeit als pald becleidet, und die krewter haben
samen, und die pawmen fast sžsse frucht gepracht. Sie sagen auch das got an
disem tag das paradeis, das ist den aller fruchtparsten und wunsamsten garten
an allerlay geschlecht des holtz und der pawmen gemacht, und den mit aller
wunsamkeit, der prunnen, der gržnenden erden und reichlich fruchttragender
h™ltzer besetzet hab. [5] |
Van het werk van de derde dag. De derde dag
heeft God het water onder het firmament op een plaats verzameld en er
verscheen een droogte en God noemde die droogte aarde maar de verzameling van
water noemde hij de zee en God zag dat het goed was en sprak: De aarde zal
baren een groen en samen makend kruid en vrucht brengende appelbomen en hout
naar zijn geslacht. Na het firmament vermaant hij ons van de aanwezigheid,
ligging en orde van het element kort door een verzameling van het water op
een plaats en door de rand van de zee uitgestoken zodat het de aarde niet
overvalt. Zo kunstig nu was dat die vrijwel onzichtbare aarde tevoorschijn
zou komen en zo was het ook nodig dat het water die onder de hemel is waar
het onder de middelste regionen van de lucht is op zijn plaats, dat is een
gewone vermenging van tezamen vloeien met orde en tijden bewaard, daar
verzameld worden en alzo is het. Niet waar dat verminderd aan enige
afgezonderde en besloten einden van wateren gevonden worden dan de Joodse zee
wordt van het Hircanisch zee en de Hircanische van de Adriatische en de
Adriatische van de Eucinische zee en dan nog verder ontelbare watervloeden,
bronnen en zee door ver van elkaar gelegen oorden gescheiden. Maar daarom
worden die wateren aan enige plaats verzameld genoemd omdat de aparte en
verdeelde verzamelingen van de wateren van de zee of de vloeden zullen alle
(zoals Salomon spreekt) zich in het oorspronkelijke meer zinken en in een
plaats van het meer verzameld worden, als echter de aarde met het gieten
overspoeld wordt dan is ze ons weer nuttig en zichtbaar. Vooral als wij en
het vee gebruik goed en vruchtbaar is zo de zee meer wijkt en meer en meer in
ons gezicht komt. Dat wordt hier geheel openbaar van Mozes gezegd zo hij het
(als gauw verschijnt) een baarder van kruiden en loofgewas en bomen maakt zo
voert hij na verzameling van het water die aarde naar voren als groen en
bloeiend. Maar hij heeft het in het midden van de wereld als een centrum
gezet met aderen van metaal als met goud, zilver, erts, koper, zink, lood en
ijzer begiftigd en met alle geslachten van kruiden uiterst lustig in groene
tijd al gauw bekleed en de kruiden hebben zaden en de bomen erg zoete
vruchten gebracht. Ze zeggen ook dat God op deze dag het paradijs, dat is de
aller vruchtbaarste en wenselijkste tuin van allerlei geslachten van hout en
bomen gemaakt en met alle wenselijkheid van bronnen de groenende aarde
rijkelijk vrucht dragend hout bezet heeft. [5] |
Vom werrck des
vierden tags. Am vierden tag
sprach got. Es sollen liechter in den firmament des himels werden und den tag
und die nacht teilen, und zu ziachen, und zeiten und tagen und iaren sein,
das sie scheinen in den firmament des himels und erlewchten die erden, uns es
ist also geschehen, und got hat gemacht zway grosse liecht, ein gr™ssers
liecht vorzesen den tag, und ein kleiners liecht vorzesein d naht, und die
stern zetailen das licht, und die finsternusz. Moyses gedenckt erstlich d
himlischen ding die got gesetzt hat in den firmament zescheinen an den himel,
und zeerlewchten die erden, als die sunnen, den mond und die stern, mit den d
oberteil d werlt geziert wirdt, wie die erde mit den dingen die in ir werden,
dann nach den er von d natur des firmaments geredt het, so gepžrt ime
nachvolgend von den wercken des gestirns und von irem ampt zesagen mit
erklerung, zu welcherlay ubung und geprauch sie gestifft und zu was wžrckung
sie von got gesand seyn. Der himlischen leiplichen ding sind zwu offenbar wurckung
in die werlt, nemlich die bewegnus und die erlewchtung. So sind d bewegnus
zwu. Eine d gantzen werlt do mit d himel und die spera des lufts und fežrs in
xxiiii stunden durch den gantzen krais d werlt mit volkonem umblawff bewegt
werden. Die ander bewegnus ist des gestirns, und ist aigen, vilfeltig und
mancherley, under den selben ist die bewegnus d sunnen die fžrnamste, dan die
sunn umblawfft in xii monaten den zirckel aller zaichen, die sunn macht den
tag, so macht d lawff d sunnen durch den selben zirckel ein iar. Die andern
bewegnussen des gestirns werden in mancherlay zwisschen fallender zeit
verbracht. Daržmb garschickerlich hat uns moyses kžrtzlich diser ding aller
vermanet sprechende, das die gestirn in dem firmament gesetzt sein zu tagen,
iaren und zeitten, dar zu hat er auch gar lawter angezaigt die andern
wurckung der gestirne, die ist die erlewchtung, so er sagt das die gesetzt
seyen zescheinen amm hymel und zeerlewchten die erden, daržmb zu solchen
dinstperkeiten sind die leib des monds, der sunnen und d sternn auszgetailt,
und wiewol die sunn die im tag aufgeet einig allain ist ye doch ist sie ein
wars liecht volkunner v™lligkeit, die mit fžrderlichster wirm und
allerclarsten schein alle ding erlewchtet, dann wiewol man unzalich sterne schimern
und glentzen sihet, nach den sie aber doch nit v™llige und seste liecht sind,
so raichen sie kain wirm von ine und mžgen auch mit irer menig die finsternus
nicht uberwinden, daržmb so werden zway fžrname din gefunden die mancherlay
und aneinander widerwertigen gewalt haben, nemlich wirm und fežchtigkeit die
got wunderperlich zu auffenthaltung und geperung aller ding erdacht hat. Hie
by weren gar hohfrage zefžren und von yder ein rechts buch zemachen wie und
welcher masz dise gestirne in den firmament weren, auch welche gesch™pff in
irem adel uns wirde die andern ubertreffen und van verrer art, aigenschafft,
wurkung und natur des gestirns, auch von den ihenen die sich darausz
verkundung kžnstiger ding geprauchen, so wol doch weder stat noch zeit gedulden
lenger do van zeschreyben. [6] |
Van het werk van de
vierde dag. De vierde dag
sprak God: er zullen lichten in het firmament van de hemel komen en de dag en
nacht verdelen en als teken dat er tijden en jaren zijn en dat ze schijnen
aan het firmament van de hemel en de aarde verlichten. En dit is alzo gebeurd
en God heeft gemaakt twee grote lichten, een groot licht voor de dag en een
kleiner licht voor de nacht en de sterren verdelen het licht ende de
duisternis. Mozes gedenkt eerst de hemelse dingen die God in het firmament
gezet heeft om te schijnen aan de hemel en de aarde verlichten zoals de zon,
de maan en de sterren waarmee het bovenste deel van de wereld versierd wordt
zoals de aarde met de dingen die in haar komen. Nadat hij van de natuur van
het firmament gesproken heeft zo gebeurt hem vervolgens van de werken van de
sterren en van hun ambt te zeggen met verklaring tot welk doel en gebruik ze
gesticht en voor welke werking ze van God gezonden zijn. De hemelse levende
dingen zijn twee openbare werken in de wereld, namelijk beweging en
verlichting. Van de beweging zijn er twee. Een die de ganse wereld met de
hemel en de sferen van de lucht en vuur in 24 uur door de ganse omloop van de
wereld met volkomen omloop bewogen wordt. De andere beweging zijn de sterren
en is hun eigen, veelvuldig en veelvormig en onder die is de beweging van de
zon de voornaamste want de zon omloopt in 12 maanden de cirkel van alle
tekens en de zon maakt de dag en zo maakt de loop van de zon door dezelfde
cirkel een jaar. De andere bewegingen van de sterren worden in veelvuldige
tussen vallende tijden doorgebracht. Daarom heeft ons Mozes erg zeker deze
dingen alle kort vermaand en spreekt dat de sterren in het firmament gezet
zijn in dagen, jaren en tijden want hij heeft ook erg zuiver gezegd de andere
werking van de sterren wat verlichting is want hij zegt dat die gezet zijn te
schijnen aan hemel en om de aarde te verlichten daarom zijn tot zulke
diensten het lijf van de maan, de zon en de sterren uitgedeeld en hoewel de
zon die met de dag opgaat er enig en alleen is toch is ze een waar volkomen
vol licht die met bevorderlijke warmte en aller helderste schijn alle dingen
verlicht. Hoewel men ontelbare sterren schemeren en ziet glanzen maar omdat
ze echter niet volledig en het zesde licht zijn zo geven ze nauwelijks warmte
en mogen ook met hun menigte de duisternis niet overwinnen. Daarom zo worden
er twee voorname dingen gevonden die veelvormige en elkaar tegen gestelde
krachten hebben, namelijk warmte en vochtigheid die God wonderbaarlijk tot
onthoudingt en het baren van alle dingen bedacht heeft. Hierbij zijn zeer
diepe vragen te voeren en van elk is een echt boek te maken hoe en op welke
manier de sterren in het firmament zijn en ook welke schepping in hun adel
die andere in onze waarde wordt overtroffen van verre kunst, werking en
natuur van de sterren. Ook van diegene die ze gebruiken om toekomende dingen
te voorspellen duld nog de plaats nog tijd om hiervan te schrijven. |
Vom werck des
funfften tags. Am funfften tag
hot got gesprochen, die wasser sollen bringen kriechends ding lebendiger sele
und geflžgel auff die erden under den firmament des himels, und got hat
beschaffen grosz walfische, und alle lebendige und bewegliche sele, die sye
vasser brachten in ir gestalt, und alles geflžgel nach seinen geschlecht, und
got sahe das es gžt was, und hat die gesegnent sprechende. Ir s™llet wachssen
und gefilfeltigt worden und erfžllen die wasser des meers, und die fogel
vilfeltichend sich ob dem ertreich, daržmb hat got an disem tag den lufft und
das wasser gezieret, den luft mit den geflžgel, und die wasser mit den
schwimmenden dingen: Es werden grosz walfisch und wasser thier, wunderlich
und ausz uberflžssigkeit irer fežchtigkeit gr™ssere in dem mere gefunden, und
was in einichem teil der natur geporen wirt das ist auch (als man gemainlich
helt) in dez meer, kund und offenbar sind die ding die von geberung d thier
hernach folgen, dann noch den pflantzen sind geselte ding die in bewegnus und
empfintlichkeit gemainsamen wie wol die pitagorici den pflantzen auch ein
unbržsende empfintlichkeit zuschreyben, und die selben geseleten ding werden
hie von moyse, und in Thimeo in dreyerley getailt, als in dez lufft in
wassern und auff der erden wonende, ob man anders sprechen mag das das
geflžgel im luft wone, wir wollen vermeiden die disputationn, in was gestat
die lieb der thier ausz den elementen oder wie die besamungen den naturen d
ding von got eingeplantzt seien, oder ob das leben d unvernunfftigen thier
von der materi oder ob alles leben von gotlichem anfang her kome, als
plotinus gar vestigklich helt, welcher mainung moyses an dem ort villeicht
zufallende gesehen wirt, dann nach den er gesprochen hat, die wasser sollen
kriechends ding lebendiger sele bringen, do setzt er darnach hin zu, und got
hat beschaffen alle lebendige sele, do m™cht ymant nit allain das halten, das
die wasser ausz gottes geheysz geperen und das darnach auch got gepere,
sunder auch das, das an dem ort do von den werck gottes meldung geschicht
geschriben steet. Got hat beschaffen ein lebendige sele, wo aber d wasser
gedacht wirt do steet das nit die sele, sunder ein kriechends lebentiger sele
herfžrgepracht werden sol, und wiewol moyses von dreyerlay thiren d erden in
dem nachfolgenden tag meldung thut so sind doch die allermaisten und
gr™szisten thier in den meer d indier, und zuvor werden in des meer grosse
wunder thier an dem ort do sich die sunn wendet: gesehen, und daselbst durch
die grossen wellen von den hohen pergen in das mer fallende ausz tieff des mers
ubersich auff den menschen zugesicht getriben, und vil wunderperlicher ding
von den naturen d fogel und fisch an mancherlay enden teglich erfaren. [7] |
Van het werk van de
vijfde dag. Op de vijfde
dag heeft God gesproken; de wateren zullen kruipende dingen met levende
zielen brengen en vogels op de aarde onder het firmament van de hemel. En God
heeft geschapen grote walvissen en alle levende en beweeglijke zielen die ze
vaster brachten in hun gestalte en alle vogels naar hun geslacht. En God zag
dat het goed was en heeft ze gezegend en sprak: jullie zullen groeien en
vermenigvuldigd worden en het water van de zee vullen en de vogels
vermenigvuldigen zich boven het aardrijk. Daarom heeft God op deze dag de
lucht en het water versierd, de lucht met vogels en het water met zwemmende
dingen. Er kwamen grote walvissen en waterdieren wonderlijk en vanwege de
overvloedigheid van hun vochtigheid worden er grotere in de zee gevonden en
wat in enig deel van de natuur geboren wordt dat is er ook (zoals men gewoonlijk
houdt) in de zee bekend en openbaar zijn die dingen die van de baring van de
dieren hierna volgen. Dan of de planten bezielde dingen zijn die in beweging
en ontvankelijkheid algemeen zijn, hoewel die Pythagorische de planten ook
een indrukkende ontvankelijkheid toeschrijven. Dezelfde bezielde dingen
worden hier van Mozes en in Thimeo in drie‘n verdeeld als in de lucht, in het
water en die op de aarde wonen. Of zoals men anders zegt, de vogels die in de
lucht wonen. We willen de disputen vermijden in welke plaats die liefde der
dieren uit de elementen of hoe de zaadvormig van de natuurlijke dingen van
God ingeplant zijn en of het leven van de onverstandige dieren van de materie
of alle leven van Goddelijke aanvang komt zoals Plotinus erg zeker houdt. Deze
mening van Mozes wordt op die plaats mogelijk toevallig gezien toen hij sprak
dat de wateren kruipende dingen met een levende ziel zullen voortbrengen,
daar zet hij er na, God heeft geschapen alle levende zielen, daar kan iemand
niet alleen dat houden dat het water uit Gods gezegde baart en dat daarna ook
God baart, maar ook dat wat op een andere plaats van het werk van God
geschiedt vermelding geschreven staat. God heeft geschapen een levende ziel,
waar echter het water gedacht wordt daar staat niet de ziel, maar wordt een
kruipende levende ziel naar voren gebracht en hoewel Mozes van drie soorten
dieren op de aarde de volgende dag vermelding doet zo zijn toch de
allermeeste en grootste dieren in de zee de Indische en tevoren werden in de
zee grote wonderdieren op de plaats waar de zon zich draait gezien en daar
door de grote bronnen van de hoge bergen die in de zee vallen uit de diepte
van de zee omhoog en naar de mensen toe gedreven en veel wonderbaarlijke
dingen van de natuur van vogels en vissen zijn op vele einden dagelijks te
ervaren. |
Vom werck des
sechsten tags. Blat V. Am sechsten
tag sprach got die erde soll bringen ein lebendige sele, die thier und die
kriechenden und die wilden thier d erden nach irer gestalt, und got sahe das
es gžt was und sprach, machen wir einen menschen zu unszer pildnus und
gleichnus, und es sol vorsein den vischen des meers und den geflžgel des
himels und den thiern aller erden, und got hat beschaffen den menschen zž
seiner de pildnus und gleichnus. Als nw got die obern teil der werlt geziert
het do zieret er zu letzt am sechsten tag die erden mit den geslechten der
thier. Under den thiern der erden bedenckt Moyses dreier, als iohthier
kriechende und wildthier, da bey er uns dreyerley underschid der
unvernžftigen thier in gemain zeerkennen gibt, dann diss sind wildthier die
in volkomner fantesey und einpildnus wesende die mitteln stat under den
unvernžftigten thieren halten und kžnnen doch von den menschen nit gezamet
noch pendig gemacht werden. So sind kriechende thier die onvolkumene fantasey
und einpildnus, als die mitteln zwischen den vihe und pflantzen haben. Es
sind auch iohthier die doch wiewol sie der vernuft mangeln menschlicher zucht
etlicher masz fahig sind, und scheinen etwas d vernuft teilhaftig zesein schir
ein mittele art oder aigenschafft zwischen dem vihe und den menschen habende.
Nm hat got geschafft das grosse und kleinere thier mancherley geslechtsz
ungleicher form werden solten, und sind yeder thier worden bede mendlein und
fražlein, ausz welcher besamung der lufft und die erde und das meer erfžltt
worden sind, und got hat ine allen von geschlecht zu geschlecht narung von d
erden geben, das sie den menschen zu nutz en geprauch, als etlichs zy
speysung, und etlich zebeklaidung gedienen m™chten, und die die gr™sserer
sterck und krefft weren zu erpawung des erdreichs helfen solten. Bis her ist
von dreyen, als der uberhimlischen, himlischen und underhimlischen werlten
beschreibung beschehen. Nw hinfžr ist von den menschen als de vierden werlt
zemercken, do got alle ding mit wunderperlicher beschreybung verordent und
ime fžrgenomen het ein ewigs reich zemachen und unzalich selen zesch™pffen,
die unt™dlickeit zegeben, do machet er ein empfintliche und verstentliche
gleichnus, das ist zu form oder gestalt seiner pildnus, d niehtz volkunmers
sein mag, und formet den menschen ausz letten, oder klosze der erden, nach d
er also genent ist. Got d macher aller ding hat gemacht den menschen von dez
doch Cicero wie wol aller himlischer schrifft unwissen, das das die propheten
sagen geschriben hat, diss thier das wir einen menschen nenen, fžrsichtich,
behend, vilfeltig, scharpff gedechtig vol vernunfft und radts in clarer art
und aigenschafft geporen sein von den hohsten got allein, dann er ist ausz
allen geslechten und naturen der geseleten gesch™pff, teylheftig der
vernunfft und gedenckund, d die anders gesch™pff alle mangeln. Nw ist offt
bey den kžngen und fžrsten die gewonheit so sie ein grosz mechtig und edele
stat pawen und volbracht haben das sie alszdenn ir pild enmitten in d stat
allermenigliche zesehenen und anzeschawen auffrichten. Also hat auch got d
fžrst aller ding gethan der nach den gantzen auffgerichten paw d werlt den
menschen als den letzten aller ding in den mittel d selben hat gesetzt und
geformt zu seiner pildnus und gleichnus, also dat mit mercurio wel gesprocken
werden mag. O asclepi wie ein grosz wunderwerck ist d mensch, diss
sunderlichem namens mag sich die menschlich art wol ber™men: aus den
geschehen ist: das sich niemant ime zedienen verdriessen lassen soll, dann
ime sind erd und element und die unvernuftigen thier willig und dinstbar, ime
treibt d himel ritterschafft. Ime sprechen die englischen gaist das hail,
sich sol auch nymand verwundern das der von allen dingen geliebt wirt, in dem
alle ding etwas des irn, ia auch sich gantz und alles das ir erkennen. [8] |
Van het werk van de
zesde dag.
Blad V. De zesde dag
sprak God: de aarde zal een levende ziel brengen, dieren en kruipende en
wilde dieren naar hun gestalte. En God zag dat het goed was en sprak; maken
we een mens naar onze beeld en gelijkenis en hij zal heersen over de vissen
van de zee en de vogels in de hemel en de dieren van de gehele aarde. En God
heeft geschapen de mens naar zijn beeld en gelijkenis. Toen God nu het
bovenste der wereld versierd heeft toen versierde hij tenslotte op de zesde
dag de aarde met de dierengeslachten. Onder de dieren gedenkt Mozes er drie
als vee, kruipend en wilde dier waarbij hij ons drievormige verschillen van
onverstandige dieren in het algemeen te kennen geeft. Dan dit zijn wilde
dieren die in volkomen fantasie en inbeelding de middelste plaats houden
onder de onverstandige dieren en kunnen van de mens niet getemd nog vredig
gemaakt worden. Zo zijn kruipende dieren de onvolkomen fantasie en inbeelding
die midden tussen het vee en planten staan. Er is ook veel die hoewel ze het
vernuft niet hebben vanwege menselijke teelt enigszins bekwaam zijn en
schijnen wat van het vernuft deelachtig te zijn en hebben vrijwel een middel
soort of eigenschap tussen het vee en de mensen. Nu heeft God geschapen de
grote en kleine dieren van veelvormige geslachten die ongelijk van vorm zullen worden en
is van elk dier mannetje en vrouwtje uit wiens samen gaan de lucht en de aarde
en de zee gevuld geworden is. En God heeft hen allen van geslacht tot
geslacht voedsel van de aarde gegeven zodat ze de mens tot nut en gebruik
zijn zoals ettelijke tot spijs en ettelijke tot bekleding dienen mogen en die
groter en sterk en krachtig zijn tot verbouwing van het aardrijk helpen zouden.
Tot hier is van drie als boven hemelse, hemelse en onder hemelse wereld
beschrijving geschiedt. Nu verder is van de mens als vierde wereld aan te
merken toen God alle dingen met wonderbaarlijke beschrijving geordend en hem
voorgenomen heeft een eeuwig rijk te maken en ontelbare zielen te scheppen en
die onsterfelijkheid te geven. Toen maakt hij een ontvankelijke en
verstandige gelijkenis, dat is een vorm of gestalte van zijn beeld die niet
volkomer mag zijn en vormde de mens uit leem of kluiten aarde waarna hij zo
genoemd is. God de maker van alle dingen heeft de mens gemaakt waarvan
Cicero, hoewel van alle hemelse schrift onbekend van wat de profeten zagen
geschreven hebben, Ôdit dier dat we een mens noemen is voorzichtig, handig,
veelvuldig, scherp van gedachte en vol vernuft en raad in heldere aard en
eigenschap geboren van de hoogste God alleen, dan hij is uit alle geslachten
en naturen de bezielde schepping en bezield van vernuft en gedachten die de
andere scheppingen alle ontbrekenÕ. Nu is het vaak bij de koningen en vorsten
de gewoonte zo ze een grote machtige en edele stad bouwen en volbracht hebben
dat ze dan hun beeld in het midden van de stad waar het van alle mensen te
zien is opgericht wordt. Zo ook heeft God de vorst van alle dingen gedaan dat
hij na de opgerichte bouw van de wereld de mens als laatste van alle dingen
in het midden ervan gezet en gevormd heeft als zijn beeld en gelijkenis alzo
dat met Mercurius wel gesproken mag worden: ÔO Asclepias, wat een groot wonderwerk
is de mens die bijzondere naam mag zich de menselijke aard wel beroemen
waaruit het gebeurd is dat zich niemand om hem te dienen verdrieten zal laten
want hem zijn de aarde en elementen en de onverstandige dieren gewillig en
dienstbaar, in hem drijft de hemel ridderschap. In hem spreken de engelen
geesten de heil en zal zich ook niemand verwonderen dat hij van alle dingen
geliefd wordt waarin alle dingen wat verstand is zich, ja ook zich gans en
alles dat erkent. [8] |
Von
beheyligung des sibenden tags. Als nw de
werlt durch das gepew g™tlicher weiszheit der sechs tag: volendet und himel
und erden beschaffen geordnet gezieret und zu letst volbracht worden sind, do
hat der glori wirdig got sein werk erfžllet und am sybenden tag von den
wercken seiner hendt geruet, nach dem er die gantzen werlt und alle ding die
dar in sind beschaffen het do hat er auffgeh™rt, nit als zewžrken muede,
sunder zemachen ein newe creatur d materi oder gleichnus nit vergangen wer
dann er hort nit auffzewžrcken das werk der geperungen, und der herr hat den
selben tag gebenedeyet und geheiligt und ine geheyssen sabathum, das nach
hebreyscher zungen ein rže bedežttet daržmb das er an den selben tag ruet von
allem werck das er gemacht het, do von auch die iuden an dem tag von aigner
arbait zefieren erkant werden. Den selben tag haben ettlich haidenische
v™lker vor dem gesetz feirlich gehalten, und also sein wir zun end der
g™ttlichen werck komen, daržmb so s™llen wir dem in dem alle sichtliche und
unsichtliche ding sind f™rchten, liebhaben und eren, und von dem herren des
himels, von dem herren aller gžtter, dem gewalt gegeben ist in himel und
erden, die gegenwžrtigen gžter, sover die gut sind, und auch die waren
seligkait des eweigen lebens suchen. [9] |
Van de heiliging van
de zevende dag. Toen nu de
wereld door het gebouw van goddelijke wijsheid de zesde dag volbracht was en
de hemel en aarde geschapen, geordend, versierd en tenslotte volbracht is
geworden toen had de glorie waardige God zijn werk vervuld en op de zevende
dag van de werken van zijn hand gerust. Dat nadat hij de ganse wereld en alle
dingen die daarin zijn geschapen had toen is hij opgehouden. Niet van het
werken moe maar om een nieuwe creatie te maken waarvan de materie of
gelijkenis overgankelijk is want hij behoort niet op te houden met het werk
van baren. En de Heer heeft dezelfde dag gebenedijd en die sabbat genoemd wat
naar de Hebreeuwse tong rust betekent. Daarom omdat hij op dezelfde dag
rustte van alle werk dat hij gemaakt heeft die ook door de Joden op de dag
van eigen arbeid te vieren erkend wordt. Diezelfde dag hebben ettelijke
heidense volkeren voor de wet feestelijk gehouden en alzo zijn we tot het
einde van de goddelijke werken gekomen. Daarom zo zullen we hem in alle
zichtbare en onzichtbare dingen vrezen, lief hebben en eren en van de heer
der hemels, van de heer van alle goederen die het geweld is gegeven in de
hemel en aarde de tegenwoordige goederen, zover die goed zijn, en ook de ware
zaligheid van het eeuwige leven zoeken. [9] |
Underschayd
himlischer und elementischer umbkreys. Blat VI. Das gantz
leiplich gesch™pff der werlt steet in zwayen dingen. Nemlich in himlischer
und in elementischer natur. Die himlische natur wirdt geteilt in drey
fžrnemlich himel. Als in den fežrigen in den cristallinischen und in das firmament.
Innerhalb desz firmaments das der gestirnt himel ist werden siben umbkreys
der siben planeten begriffen. Als Saturnus Jupiter Mars Sunn Venus Mercurius
Mond. Bey den cristallischen himel wird verstanden der erst teil d ersten
materi die nach sag des weysen geformt ist in zwen umbkreys, under den der
™brer genant wird das erst beweglich. Die natur diser umbkreis ist die: das
sie alle bewegt werden auszgenomen den fežrigen det ržet. Aber die
elementisch natur wird in vier vornemlich sper geteilt als das fžers lufts
erden und wassers. Die sper des fžers hat drey underschid, als den obersten,
der ist fežrig und den mitteln und understen der ist liecht. Der luft hat
auch drey underschid, der oberst ist scheynlich der mittel und underste
lžstich, in den obersten ist die wyrm und das liecht van nehe wegen der
sunnen, und auch im understen aber von wider scheyns wegen der glentz von der
erden, aber in dem mitteln underschid dahin der widerscheyn d glentz nit
raichen mag ist kelte und tunckelheit darinn sollen wonen die težfel die in
diesen tunckeln luft verstossen sind. Daselbst werden auch ungestžmigkeit als
donerschleg hagel schne und der gleich. Darausz samelst du zw™lff umbkreis:
die die erden und wasser umbryngen die alle mžgen himel genant werden. Aber dise
all ubertrifft d himel der trifeltigkeit, der got der in allen und žber alle
ist. Mercke auch von gelegenheit der vorgenanten umbkreis und planeten von
der erd zu dem mond sind xvM15000, viC meyl. Von den mond zu mercurio vijM,
viiiC xiii. Von mercurio zu venus auch sovil. Von venus zu der sunnen xxiii,
iiiiC, xxxvi. Von der sunnen zu mars xvM, viC, xxv. Von mars zu iupiter viM,
viiic, xxii. (6822) Von iupiter zu saturnus auch sovil. Von saturno zum
firmament xxiiiM, iiiiC, xxxvi. Ausz den volgt das von der erden bis an den
gestirnten himel sind cM, viiiiM, iiiC, lxxxv, meyl. |
Onderscheid van
hemelse en elementen omloop. Blad VI. De ganse
levende schepping van de wereld bestaat uit twee dingen. Namelijk in hemelse
en elementen natuur. De hemelse natuur wordt verdeeld die drie voornaamste
hemels. Als in de vurige en kristalachtige en in het firmament. Binnen dit
firmament, wat de stervormige hemel is, worden zeven omlopen van zeven
planeten begrepen. Zoals Saturnus, Jupiter, Mars, Zon, Venus, Mercurius en
Maan. Bij de kristalachtige hemel wordt verstaan het eerste deel van de
materie die naar het zeggen van de wijzen in twee omlopen gevormd is
waaronder de bovenste genaamd die is de beweeglijke. De natuur van deze
omloop is die, dat ze allen bewogen worden uitgezonderd de vurige die rust.
Maar de elementen natuur word in vier voornaamste sferen gedeeld zoals het
vuur, lucht, aarde en water. De sfeer van het vuur heeft drie verschillen
zoals de bovenste, die is vurig, de middelste en onderste dat is licht. De
lucht heeft ook drie onderscheiden, de bovenste is schijnbaar de middelste en
onderste lustig. In de bovenste is warmte en het licht vanwege de nabijheid
van de zon en ook in de onderste maar vanwege de weerschijn de glans van de
aarde. Maar in de middelste onderscheid waar de weerschijn en glans niet
komen kan is koude en donkerte en daarin zullen wonen de duivels die in deze
donkere lucht verstoten zijn. Daar worden ook onstuimigheid als donderslag,
hagel, sneeuw en dergelijke. Daaruit verzamel je twaalf omlopen die de aarde
en water rond brengen die alle hemel genoemd mogen worden. Maar deze alle
overtreft de hemel van de Drievuldigheid waarin God in alle en over allen is.
Merk ook van gelegenheid de voor genoemde omloop en planeten van de aarde tot
de maan zijn 16525 mijl. Van de maan tot Mercurius 150625. Van Mercurius tot
Venus ook zoveel. Van Venus tot de zon 23436. Van de zon on tot Mars 150625.
Van Mars tot Jupiter 8622. Van Jupiter tot Saturnus ook zoveel. Van Saturnus
tot het firmament 23436. Daaruit volgt dat de aarde tot aan de ganse gesterde
hemel 108375 is. |
Von underschid
der himlischen ierarchey gewalt oder fžrstenthumb. Aber von der
himlischen natur haben etlich dreierlay underschid gesetzt als ein
žberhimlische, ein himlische und ein undhimlische. Die uberhimlisch sol in
dreyen personen seyn, als etlich wie wol žbel gesagt haben, dann dat wort
ierarchia als dionisius sagt begreyft in im bedežtnus einer ordnung und die
selb ordnung slechts zerenden ist nit in dreyen personen sunder allein ein
ordnung der natur. Die himlisch ist in den englischen orden. Die
underhimlisch in heiligen menschen. Nw die himlisch ierarchey wirdt geteilt
in ein obere mittlere unnd undere, die obere begreift drey orden, als
seraphin cherubin tronengel. Die ersten betrachten gottes guttheit, die
andern sein kraft, die dritten seyn gleicheit, in dem ersten libet got als
die lieb, in dem andern erkent er als die warheit, in dem dritten sitzt er
als die gleicheit. Die mittel ierarchey helt herschengel, fžrstengel gewaltengel,
die ersten regiren die ambt der engel, die andern pflegen der ™bern des
volcks, die dritten zwingen der težfel macht, in den ersten herschet der herr
als die maiestat, in den andern regirt er als ein fžrstenthumb, in den
dritten wird er gehalten als das hail. Die undere ierarchey helt auch drey
orden, als kreftengel ertzengel und engel, die ersten pflegen der žbung
grosser wundwerck, die andern der verkžndung gr™sser ding, die dritten der
sorgfeltigkeit menschlicher wart. In den ersten wirckt got als ein kraft, in
den andern offenbaret er als ein licht, in den dritten neret er als ein
eyngeystender. Disz spricht Gregorius. Aber als dionisius setzt so sind die
creftengel der mittel orden der andern ierarchey, und die fžrstengel d erst
orden d dritten ierarchey, und merckt das in yder vorgemelter dreyer
ierarchey die triniteit der gottlichen person als in d obern mitteln und
undern erscheint. |
Van het verschil van
het hemelse hi‘rarchische geweld of vorstenrijk. Maar van de hemelse
natuur hebben ettelijke drie verschillen gezet als boven hemelse, een hemelse
en een onder hemelse. De boven hemelse zou in drie personen zijn zoals
ettelijke hoewel slecht gezegd hebben. Dan het woord hi‘rarchie begrijpt in
zijn betekening, zoals Dionysus zegt, een ordening en diezelfde ordening is
niet in drie personen verdeeld maar alleen een ordening van de natuur. De
hemelse is de engelen orde. De onder hemelse in heilige mensen. Nu wordt de
hemelse hi‘rarchie gedeeld in een bovenste, middelste en onderste. De
bovenste omvat drie orden zoals Serafijn, Cherubijn en troonengelen. De
eerste betrachten Gods goedheid, de andere zijn kracht, de derde zijn
gelijkheid. In het eerste deel leeft God als die liefde, in de andere erkent
hij de waarheid, in de derde zit hij als de gelijkheid. De middelste
hi‘rarchie bevat heersende engelen, vorst engelelen en kracht engelen. De
eerste regeren het werk van de engelen, de andere doen het bovenste van het
volk en de derde bedwingen de duivelse macht. In de eerste heerst de Heer als
de majesteit, in de anderen regeert hij als een vorst, in de derde wordt hij
gehouden als het heil. De onderste hi‘rarchie bevat ook drie orden als kracht
engelen, aartsengel en engelen. De eerste doen de werken van grotere
wonderen, de andere de verkondiging van grote dingen, de derde zorgvuldigheid
van menselijke waarde. In de eerste werkt God als een kracht, in de andere
openbaart hij als een licht en in de derde leeft hij als een ingezetene. Dit
spreekt Gregorius. Maar Dionysus zet dat de kracht engelen in de middelst
orde van de andere hi‘rarchie en de vorst engelen van de eerste orde in de
derde hi‘rarchie. Merk dat in elke voor vermelde hi‘rarchie de Triniteit van
de goddelijke persoon in de bovenste, middelste en onderste verschijnt. |
Von der zeit,
oder von den altern. Der werlt
altere werden in gleichnus weis genomen nach d menschen alter. Nw sind sechs
alter der werlt. Das erst von der beschaffung der werlt bis zu der sintflus,
und hett nach hebreyscher warheit iM, vC, lvi, iar. Aber nach sag der lxx
auszleger iiM, iiC, xlii iar als ysidorus setzt und vil ander de wir hierinn
nachvolgen. Also haben die hebreyschen in disem alter vC, lxxxvi iar mynder
und nach diser rechnung ist matusale gestorben vor der sintflus in dem iar als
dye was. Das ander von d sintflus bis auff die gepurt Abrahams: und het nach
den hebreyschen iiC, lxxxii, iar und nach den lxx auszlegern, viiir, xlii,
iar. Also das die hebreyschen viC iar mynder haben. Doch die ursach so
grosser underschaid hab ich nicht mžgen finden. Das drit von abrahams gepurt
bis zu anfang des reichs davis, und hett nach den hebreyschen viiiiC, xli,
iar und nach de lxx auslegern
viiiC, xl, iar. Das fžnft von
žbergang babilonis da hierusalem zerstort und der tempel angezžnd ward bis zu
der gebenedeiten gepurt cristi und het nach vorgemelter weis, vC, lxxx, iar.
(580) Unnd der iar halb diss altersist ein grosse zweyung dann manche
mancherlay rechnung daržber. Das sechst von der gepurt cristi bis zu der
werlt ende, das zil erkent gott allein, und diss heist das alt alter oder die
letst stund. Aber disen sechs altern mag noch das sybend zo gelegt werden,
das ist der die nw ruen, unnd diss alter laufft mit dem sechsten. Item das
acht alter ist d auffersteenden. Nw nach hebreyscher schrifft sind in dem
ersten alter x geschlecht. In den andern auch x. In dem dritten xiiii. In dem
vierden xvii, wiewol Matheus ausz verborgener bedežtnus xiiii setzt und in
dez fžnften xiiii. Disz sind aber die alter des menschen. Das erst ist
ungesprechheit von der gepurt bis zu syben iaren. Das ander kintheit bis zu
xiiii iarn. Das drit zeittigkeit van xv, bis in das xxxviii iar. Das vierdt
iugent bis in das xlviiii jar. Des fžnft altheit von l bis in das lxxviiii
iar. Das sechst heist das verlebt, abkomen geneigt alter von lxxx iaren bis
zu dem ende des lebens. [10] |
Van de tijd of van de
ouden. De wereld van
de ouden worden in dezelfde manier naar de menselijke oudheid genomen. Nu
zijn er zes ouderdommen van de wereld. De eerste van de schepping der wereld
tot de zondvloed en heeft naar Hebreeuwse waarheid 1566 jaren. Maar naar het
zeggen van de 70 uitleggers 2242 jaren zoals Isidorus zet en vele andere die
we hierin navolgen. Alzo hebben de Hebreeuwse in deze oudheid 586 jaren
minder. Naar deze rekening is Methusalem gestorven voor de zondvloed toen die
er was. De andere van de zondvloed tot de geboorte van Abraham en heeft naar
de Hebree‘rs 282 jaren en naar de 70 uitleggers 842 jaren. Zodat de Hebree‘rs
er 600 jaar minder hebben. Maar die oorzaak van dat grote verschil hebben we
niet kunnen vinden. De derde van Abrahams geboorte tot de aanvang van Davids
rijk heeft naar de Hebree‘rs 841 jaren en naar de 70 uitleggers 840 jaren. De vijfde van
de overgang van Babylon toen Jeruzalem verstoord en de tempel aangestoken is
tot de gebenedijde geboorte van Christus en heeft naar voor vermelde wijze
580 jaren. En daarom is deze ouderdom een grote twijfel want er zijn vele
berekingen van. De zesde van de geboorte van Christus tot het einde van de
wereld en dat getal kent God alleen en dit heet ouderdom of de laatste tijd.
Maar bij deze zes oudheden mag de zevend gelegd worden, dat is die nu is, en
deze oudheid loopt met de zesde. Item de achtste oudheid is die van de
opstanding. Nu naar Hebreeuwse schrift zijn in de eerste oudheid 10
geslachten. In de andere ook 10. In de derde 14. In de vierde 17, hoewel
Mattheus uit een verborgen betekenis 14 zet en in de vijfde 14. Dit zijn
echter de oudheden van de mensen. De eerste is van niet kunnen spreken van de
geboorte tot zeven jaren. De andere van kindheid tot 14 jaren. De derde van
rijpheid van 15 tot in 34ste jaar. De vierde jeugd tot in het 48ste
jaar. De vijfde ouderdom van 50 tot in het 74ste jaar. De zesde
heeft het geleefde en komt van de ouderdom van 80 jaren tot het eind van het
leven. [10] |
Das erst
alter. Das erst alter
d werlt von Adam bis zu d sintflus hat nach d hebreyschen schrifft 1M, viC,
lvi, iar, aber nach sag d lxx auszleger auch ysidori und anderer d zal her
nach in disem buch bestimbt ist hat es gehabt iiM, iiC, xlii, iar. Die h™hst
gžthait wolt ir gut auch andern mittailen darumb beschuff sie ein vernžnftige
creatuur die das h™hst gut verstžnd, versteende liebhet, liebhabende besesze
und besitzende selig wer. Aber got machet den eersten menschen und formet
seinen leib durch dienst der engel von lethen der erden in dem agter
damasceno, und eingeystet in sein angesicht die geystung des levens das ist.
Er beschuff ein sel, die er dem gemachten leib vereinigt, und d mensch ist
gemaht zu der pildnus gotters in naturlichen dingen und zu seiner gleichnusz
in gnadenreichen dingen den dann got der herr mit wunderperlicher gnad
durchgossen hat. Als nw die
geselten creatur der erden und das geflžgel geformirt und zu adam gefžrt
warden die zesehen da denn adaz nit gefunden ward ein helfer im gleich da
sendet der herr einen schlaff in adam, und nam aine ausz seinen rippen:
erfžllet fleisch fžr sie und machet die zu einen weib die adam sahe und
sprach, diss pain ist nun von meinen gepainen, dise wirt genant Jssa: das
sovil ist als ein weib dan sie ist von einen man genomen. Nw der herr fžret
Adam in das paradeisz und hat daselbst von der ripp des slaffenden Eva
gemacht und ime ein gesellein geformt. Aber er hat sie nit gemacht von haubt
das ie uber den man nit hersthe. Auch nit von fuesz des mans das sie nit
verschmeht wžrd sunder von der seyten zu bewerung eins bands der lieb. Auch
darumb das ein yder im selbs nicht mit adel der stat oder der gepurt sunder
mit tugend gnad sameln sol, und wie wol der man ausserhalb des paradeisz und
das weib dar in beschaffen ist so ist doch der man der an der wundern stat
ward gemacht besser gefunden fžr Eva die im paradeisz geschaffen ward. Also
hat got der h™hst werckman allerding am sechsten tag d werlt, am xxv tag
martij nach den gesch™pff der thier des ertreichs und aller krichenden wžrm
und der geflžgel von roten erdklos oder letten in dem agter damasceno Adam
den ersten menschen erschaffen als ein end und einen besitzer aller creatur.
[11] |
De eerste ouderdom. De eerste
oudheid van de wereld van Adam tot de zondvloed heeft naar de Hebreeuwse
schrift 1666 jaren, maar naar het zeggen van de 70 uitleggers en ook Isidorus
getallen hierna in dit boek gesteld heeft 2242 jaren gehad. De hoogste
goedheid is als u uw goed ook met anderen deelt daarom werd een vernuftig
creatuur geschapen dat die hoogste goed verstond en dat verstaat liefheeft en
lief hebbende bezit en bezittend zalig wordt. Maar God maakte de eerste mens
en vormde zijn lijf door dienst van een engel van leem in de aarde achter
Damascus en ingezet in zijn aangezicht de geest van het leven. Dat is een
schepping van een ziel die het gemaakte lijf verenigd en de mens is gemaakt
uit het beeld van God in natuurlijke dingen en tot zijn gelijkenis in genade
rijkende dingen dat God de heer met wonderbaarlijke genade doorgoten heeft. Toen nu de
bezielde creaties der aarde en de vogels gevormd en tot Adam gevoerd werden
om die te zien dan dat er voor Adam geen gevonden werd een helper hem gelijk
daar zond de heer een slaap aan Adam en nam uit zijn ribben, vulde het met
vlees voor haar en maakte een vrouw die Adam zag en sprak, dit been is nu van
mijn benen en die wordt Jessa genoemd wat zoveel is als een vrouw want ze is
van een man genomen. Nu de heer voerde Adam in het paradijs en heeft daar van
een rib van de slapende Eva gemaakt en voor hem een gezellin gevormd. Maar
hij heeft haar niet gemaakt van het hoofd zodat ze over de man niet heerst.
Ook niet van de voeten van de man zodat ze niet versmaad wordt maar iets van
de zijde om een band van liefde te vormen. Ook daarom dat elk in zichzelf
niet met adel van de plaats of geboorte maar met deugdelijke genade
verzamelen zal en hoewel de man vanwege het paradijs en de vrouw daarin
geschapen zo is toch de man vanwege de wonderlijke plaats waar hij gemaakt
werd beter gevonden voor Eva die in het paradijs geschapen werd. Alzo heeft
God de hoogste werkman van alle dingen op de zesde dag van de wereld en op de
15 dag van maart na de schepping der dieren van het aardrijk en alle
kruipende wormen en de vogels van rode aardkluiten of leem achter Damascus
Adam de eerste mens geschapen als eind en bezitter van alle creaties. |
Das ander
alter. (als sie
sagen) einen gaispock auff den perg Coricus genant in cilica auszgelaszen het
hat derselb pock da selbst einen wilden weinreben geessen und ist truncken
worden und fieng an die andern thier mit h™rnern ze stossen, do noe dz
gemerckt het erkennet er die krafft des wilden weinreben: und pflantzet
denselben reben pald ein mit leoben, schweines, lambs und affen pluet. Do nw
derselb wild reben in einen gžten weingarten gepflantz wardt bracht er ein
volkomne frucht, und er hat die abgelossen, als er aber noe den wein zu
gebrauch und nyessung gebracht het do opffert er den und machet ein grosse
wirtschafft und wardt truncken darvon und als ein lamb zum slaff geur, sacht
und lag also unzžchtiglich entbl™sset, do chaz sein sun, (d vater chanaan)
des vaters scham also entbl™sset sahe do verkžndet und zaiget er seinen
brždern den vater zebelachen, als Sem und Japhet dz h™reten warden sie ausz
kintlicher gžtigkeit gein dem vater bewegt und legtten einen mantel auff sein
schulern und giengen hinterwertling hinzu und bedeckten die scham irs vaters,
dann ire angesicht waren ab gekert das sie die manlichen glider irs vaters
nit sehen, do nw noe diss empfunden het hat er den andern sžnen seligkeit
gewžnscht aber den scham hat er von sein selbs erkantnus wegen nit geflucht,
sunder seinen samen. Als nw noe nach der sintfluss iiiC unnd 1 iar (die er
seligklich verzert) gelebt het, unn ixC und 1 iar alt was worden do ist er
gestorben, unnd hat auszer halb Sem Cham Japhet und Jonicum seiner sžne nach
d sintfluss auch ander sžn und t™chter geporn van ausz den sžnen, und ausz
der sžne sžnen bis zu vi geslacht gesehen. Vil geslacht
mancherlay wunderperlich gestalter menschen sind nach der zungen zertelinung
durch got beschehen an manchen enden erschinnen, dann als der almechtig got
wiszet mit was gleichnus und manigformigkait er die sch™n d werlt beschuff do
wolt er auch wundergestalte menschen in die werlt einfžren, under den etlich
also geformt sind wie hernach folgt. Item etliche haben enmitten in d styrn
allain ein awg. Ettliche sind eins elnpogen lang die žber acht iar nit leben,
die wonen in den gepirg indie nahend bey den grossen meer an einer gesunden
und alweg gržnenden gegent, und haben einen sundern streyt wider die kranich.
Ire weiber gepern im v iar. Item ettliche andere haben fast grosz fžesz und
payn on pžge und sind doch wundperlicher schnelligkait, und bedecken sich zu
sumerzeit met den schatten irier fžsz amm rugken ligende. Item ettliche
andere sind in nack habende ire awgen an dez schultern. Item ettlich haben
huntzk™pff. Sunst sind mer vil und mancherlay geslacht wunderlich gestalter
ding hernach gemeldet. So werden auch sunst vil gestaltnus d menschen von den
gew™nlichen lawff d natur auszwaissende, und allermaist weyt von meer wonende
in den historien gefunden, und vil menschen wundersam und unglewplich
geachtet, dann welcher wolt glawben dz morn wern so er die nit gesehen het,
od welchen menschen bringen sie nit ein verwunderung d zum ersten einen morn
sihet, vil ding werden undmžglich geachtet vor unnd ee sie gesehen. Item in
scithia d gegent gein mitternacht an eim ort Gesglithron genant, sind lewt
als an den nachfolgenden blat verzaichet ist mit eim awgen enmitten an d
stirn, stettiglich met den greyffen streittende. Item in scithia in einem tal
des bergs Timani ist ein grosse gegent abarimon genant, darinne leben
waldtmenschen mit hindersichgekerten fersen ungleplicher schnelligkeit mit
den wilden thiern schwaissende, die leben in kainen andern lufft daržmb sind
sie auch weder under die umbligenden k™nig noch under den grossen Alexandrum
gezogen worden. Item in india und in d morn rifir sind fast grosse thier, in
anzaigung gleich als hund, gr™ssere dann die andern, auch so hoh pawmen dat
die mit geschosz nit žberraicht m™gen werden, diss tut die fruchtperkeit des
erdpodens gžt massigkeit des lufts und žberflžssigkeit der wasser. Daselbst
sind auch so hohe ror dz ausz yedem tail zwisschen den kn™pffen ein schiflein
zu dreyen zeylen menschen neben einander sitzende zu zeitten gemacht werden
mag. Auff den perg milo sind menschen mit hindersichgekerten fersen an
yeglichem fžsz acht zehen habende. Item under einen geschlecht indier land
gepern die weiber im leben ein mal, unnd ire kinder veralten alszpald. Item
ettliche haben an der nasl™cher stat allain l™cher, amm ežszersten ende
indier land vom aufgang herwartz bey den prunnen gangis ist ein volck on
mund, an gantzem leib rawh mit myese der eszste beklaidt allain von luft und
gesmack lebende on alle speys und getranck, dan auff das ine so sie weyten
weg zihen an gesmack mit mangel begegne so tragen sie mancherlay gesmacks von
wurtzeln, plumen und holtz™pffeln mit ine, unnd so sie ein wenig eins sweren
gesmackt empfinden so sterben sie. Item an den enden der indier lannd do nit
schatten sind do sind die leib der menschen fžnff eln pogen und zwayer spann,
und leben, cxxx, iar und alten mit sunder sterben als in mittlem alter. Item
an einem andern ende in india sind lewt die leben iiC iar, die haben in der
iugent weiss har und im alter swartzs. Item in der Taprobanischen innsel
fžern die lewt ein fast langs leben on ainichen fežchen des leibs. Item ein
geslecht der menschen Sorite genant, die der flus arabi van den indiern
schaidt, kennen kain andere speys dann der fisch die sie mit den nageln
zertailen, und ander sunnen derren und also prot darausz machen. Item in den
ayn™dnen africe komen menschen gestaltnus den lewten entgegen und
verschwinden in eim awgenplick wideržmb, als dann vil kriechischer
geschichtbeschreiber von den hievorgeschriben wunderperlichen und seltzamen
gestaltnussen schreiben und meldung thun also das die sinnreich natur zu
entdeckung irs gewalts solche und der gleiche gestaltnus und form uns
wunderperlich bedžnckende gemacht hat: under den ettliche hernach entworffen
gesehen werden. [12] |
De andere ouderdom. (als ze zeggen)
een geiten bok op de berg Coricus genoemd in Cilici‘ uitgelaten heeft waar
die bok een wilde druif gegeten heeft en is dronken geworden en ving aan
andere dieren met horens te stoten. Toen hij nu merkte en erkende de kracht
van de wilde druif plantte hij die gauw in met leeuwen, zwijnen, lammeren en
apenbloed. Toen nu die wilde druif in een goede wijntuin geplant werd bracht
het een volkomen vrucht en heeft die afgesneden. Toen nu die wijn voor
gebruik en genieten gebracht werd zo offerde hij en maakte een groot werk en
werd daarvan dronken en viel als een lam zacht in slaap en lag alzo onkuis
ontbloot wat zijn zoon zag (de vader Chanaan) die zijn vaders schaam ontbloot
zag en verkondigde het en toonde het zijn broeders om de vader uit te lachen.
Toen Sem en Japhet dat hoorden werden ze door kinderlijke goedheid voor de
vader bewogen en legden een mantel op zijn schouder en gingen achterom lopend
en bedekten de schaam van hun vader, want ze hadden hun aangezicht afgekeerd
zodat ze het mannelijke lid van hun vader niet zagen. Toen hij nu dit
ondervonden had heeft hij die zonen zaligheid gewenst maar de schaamte heeft
hij van zijn eigen herkenning niet ontvlucht maar zijn naam. Toen hij nu na
de zondvloed 301 jaar (die hij zalig verzekerd) geleefd had en 901 jaar oud
was geworden toen is hij gestorven. Nu zijn buiten Sem, Cham, Japhet en
Jonicum zijn zonen na de zondvloed ook andere zonen en dochters geboren
waaruit zonen en uit die zonen weer zonen tot 6 geslachten toe. (Dit is uit
Megenberg) Veel geslachten van verschillende wonderbaarlijke gestalten der
mensen zijn naar de verhalen verdeling door God geschapen aan vele einden. Dan toen de almachtige
God wist met welke gelijkenis en veelvormigheid hij die mooie wereld
geschapen eeft zo wilde hij ook wonderlijke gestalten van de mensen in de
wereld brengen waaronder er ettelijke zo gevormd zijn als hierna volgt. Item,
ettelijke hebben in het midden van het hoofd alleen 1 oog. Ettelijke zijn een
ellenboog lang die niet langer dan 8 jaar leven, die wonen in de bergen bij
de grote zee aan een gezonde en altijd groen gebied en hebben een bijzondere
strijd met de kraanvogels. Hun vrouwen baren in het vijfde jaar. Item,
ettelijke andere hebben erg grote voeten en benen zonder te buigen en zijn
toch wonderbaarlijk snel en bedekken zich in de zomertijd met de schaduw van
hun voeten als ze op de rug liggen. Item, ettelijke andere zijn naakt en
hebben hun ogen in de schouder. Item, ettelijke hebben hondenkoppen. Zo zijn
veel meer en veelvormige geslachten van wonderlijke gestalte dingen hierna
vermeld. Zo worden ook verder veel gestalten van mensen die van de gewone
loop van de natuur aangewezen en het aller meest die ver van de zee wonen in
de histories gevonden en veel wonderlijke mensen en ongelooflijk geacht dan wie
wil geloven dat er Moren zijn als je die niet gezien hebt of welke mensen
brengen je geen verwondering als je voor het eerste een Moor ziet. Vele
dingen worden voor onmogelijk geacht voordat je het gezien hebt. Item, in
Scythi‘ in een gebied aan middernacht op een plaats Gesglithron genoemd zijn
leeuwen zoals op het volgende blad getekend is met ogen midden op het
voorhoofd die steeds met de greif strijden. Item, in Scythi‘ in een dal van
de berg Timani is een groot gebied, Abarinom genoemd, daarin leven bosmensen
met naar achter gekeerde benen en een ongelooflijke snelheid die met de wilde
dieren opgaan. Die leven in geen andere lucht en daarom zijn ze ook niet door
de bijliggende koningen of onder de grote Alexander onderworpen geworden.
Item, in India en de morgen rivier zijn erg grote dieren, in het aanzien als
een hond en groter dan de andere en ook zulke hoge bomen zodat die met
schieten er niet overheen geschoten kan worden. Dit doet de vruchtbaarheid
van de aardbodem met een goede gematigdheid van de lucht en overvloed van
water. Daar zijn ook zulke hoge rieten dat uit elk deel tussen de knopen een
scheepje met drie zeilen en mensen die naast elkaar zitten gemaakt kan
worden. Op de berg Milo zijn mensen met achter zich gekeerde benen die aan
elke voet acht tanden hebben. Item, onder een geslacht van het Indi‘ land
baren die vrouwen in het leven maar eenmaal en hun kinderen verouderen erg
snel. Item, ettelijke hebben in plaats van neusgaten alleen gaten, aan het
uiterste van Indi‘ van opgang naar de bron van de Ganges is een volk zonder
mond, over het ganse lichaam ruw met huis van schors bekleed die alleen van
lucht en geur leven zonder alle spijs en drank. Dan als ze ver weg reizen en
hun niets aan reuk ontbreekt zo dragen ze vele reuken van wortels, pruimen en
houtappels mee en zo ze een wat zware reuk ontvangen dan sterven ze. Item,
aan het eind van Indi‘ land waar geen schaduw is daar zij de lichamen vijf
ellenbogen en 20cm en leven 130 jaar en verouderen niet maar sterven als in
middelbare leeftijd. Item in een ander eind van India zijn er leeuwen die
leven 200 jaar en die hebben in de jeugd wit haar en met ouderdom zwart.
Item, in Taprobanische eiland voeren de leeuwen een erg lang leven zonder
enige vochtigheid aan het lijf. Item, een geslacht der mensen, Sorite
genoemd, die de vloed Arabi van de Indi‘rs scheidt kennen geen andere spijs
dan de vissen die ze met de nagels verdelen en uit de zon drogen en ook brood
daaruit maken. Item, in het gebied van Afrika komen menselijke gestalte de
leeuwen tegen en verdwijnen weer in een een ogenblik zoals dan veel Griekse
geschiedbeschrijvers van de hiervoor geschreven wonderbaarlijke en zeldzame
gestaltes schrijven en melding doen zodat om het geweld van de zinrijke
natuur te ontdekken zulke en dergelijke gestalten en vormen ons
wonderbaarlijke denken gemaakt heeft waaronder ettelijke die hierna ontworpen
zijn gezien worden. [12] |
Das drit
alter. Damascus ist
die erst stat und ein hawbtstat des lands assirie und schier aller stett asie
die eltst, die die knecht abrahe (als die heilig schrifft sagt) gestifftet
sollen haben: und ist feldig, und hat von natur ein unfruchtpern und trucken
erdpodem, dann sover der von oben befežchtet wirdt met wassern durchrinnen
gelaytet, des selben wassers fežchtigkait macht die erden allerfruchtperst
und in beschattung des laubgewachs allerfžrtreffentlichst, und ist ein
ainiger klainer flus in der gegent zenehest an der mawer und zinnen
hinflissende, ein klains zunglein der erden van den selben zinnen hindan
gelegen, ist mit den allerk™stlichsten laubgewachs bedecket. Dise l™bliche
stat ligt sechs tag reayse von iherusalem, daselbst innen hat sand pauls der
apostel den tauff empfangen, da bey ist die stat da ine das liecht von himel
umblewchtet do er die stymm h™ret Saule was verfolgst mich, der dann nach den
tauff in den ižden schulen den herrn cristum prediget, und von der ižden
haimlichen feintschafft wegen bey nacht in einen korb ausz der stat žber die
mawern abgelassen ward, daselbst ist auch das haws ananie von dem sand pauls
den tauf empfieng nochhewt bey tag voraugen. Dise stat hat vil
widerwertigkait und anst™sz erliden, und zu letzt hett k™nig Cunrad einen zug
in asiam fžrgenomen und fžret drey cristenlich fžrsten, einen cardinal der
was auch ein legat, und den patriarchen van iherusalen, und vil bischoff fžr
damascus. Als nw unser fžrsten das heer mit klugem rat fžr die stat gelegt
hetten, wiewol dann die stat mit hohen und dicken zinnen also befestigt was,
das die mit krefften nit mocht gewunnen werden, yedoch wer sie in kurtzer
weyl zeerobern gewest, wo den in der stat dz wasser des fluss also entweeret
worden wer das sie ir vihe und pferd die sie schutz und beystand in d stat
hetten nit hetten mžgen neren, noch an den prunnen in der stat wesende, under
einem s™lchen grossen volck begnžgžng haben. Aber do die burger besorgten das
ine leichtlich die heimlichen r™ren und verporgen wasserinnen durch die in
das wasser in die stat zugienge abgeschniten werden und als dann die prunnen
besežhen m™chten do vermischet sich dar ein arglistigkait eines assyrischen
menschen, der empfieng von dem damascenern gelt und riete den cristenlichen
k™nigen das sie ir heer van stat an ein ander ort ržcken und das ort von
dannen ine ausz der stat widerstand beschehe belegern s™lten, do nw s™lche
verenderung beschahe do mochten sich die damascener des wasserfluss wideržmb
geprauchen, und bewarenten sich mit solicher befestigung das sie den selben
sluss in irm gewalt brachten, und den unsern die wasserung entwereten. Also
ward auch pald gebruch und težrung an speys und narung die man nyndert dann
auff den selben wasser zufžren mocht, do zertrennet sich die legerung, und
Cunradt und Luwdig die konig fžreten ire heer in europam und komen wider
anhaims. Nach cristi unsers liben herren gepurt Tausendt fžnfftzig und zway
iare. [13] |
De derde oudheid. Damascus is de
eerste stad en hoofdstad van het land Assyri‘ en vrijwel van alle steden van
Azi‘ de oudste die de de knecht Abraham (zoals de Heilige Schrift zegt)
gesticht zou hebben. En heeft velden en heeft van natuur een onvruchtbare en
droge aardbodem, dan zover die van boven bevochtigd wordt met water door
buizen gelegd. Dat water zijn vochtigheid maakt de aarde aller vruchtbaarst
en in de schaduw van loofgewas aller voortreffelijkst. Er is een enige kleine
vloed in de omgeving die naast de muren en tuinen vloeit, een klein tuintje
aarde van dezelfde tuinen daar gelegen is met het aller kostelijkste
loofgewas bedekt. Die loffelijke stad ligt zes dagreizen van Jeruzalem.
Daarin heeft Sint Paulus de apostel de doop ontvangen, daarbij is de plaats
waar het licht van de hemel hem omlichtte toen hij de stem hoorde: Saulus
waarom vervolg je mij? Dan nadat hij de doop in de Joodse school de Christelijke leer preekte en
vanwege de Joden heimelijke vijandschap is hij Õs nachts in een korf uit de
stad over de muren gelaten. Daar is ook nog een ananie (aangeraakt door de
Heer) waar Sint Paulus de doop kreeg nog heden te zien. De stad heeft veel
tegenstrijdigheden en aanvallen geleden en tenslotte heeft koning Koenraad
een tocht in Azi‘ voorgenomen en voerde drie Christelijke vorsten, een
kardinaal die ook legaat was en patriarchen van Jeruzalem en veel bisschoppen
van Damascus. Toen nu onze vorsten van het leger met kloeke raad voor de stad gelegerd waren, hoewel die stad met
hoge en dikke muren alzo bevestigd was dat die met kracht niet overwonnen kon
worden, toch was ze in korte tijd te veroveren geweest want als ze in de stad
het water van de vloed ontnomen was waar de paarden en vee die ze als
bijstand en behoeden in de stad genomen hadden niet mogen voeden, noch aan de
bronnen van de stad waaronder zoÕn groot volk genoeg had. Maar de burgers
waren bezorgd dat ze gemakkelijk de heimelijke rieten en verborgen waterlopen
waarin het water de stad inging afgesneden werden en dat ze dan die bronnen
bezoeken mochten toen vermengde zich een listige Assyri‘r en die ontving van
die van Damascus geld en raadde de Christelijke koningen aan dat ze het leger
van die plaats naar een ander oord terug te trekken en dat oord vandaar waar
de stad weerstand gaf belegeren zouden. Toen ze nu zulke verandering zagen
toen mochten die van Damascus de watervloed weer gebruiken en bewapenden zich
met zoÕn vesting dat ze die sluis in hun macht brachten en die van ons het
water onthielden. Alzo kwam er gauw gebruik en duurte van spijs en voedsel
die men niets anders dan op het water kan terug voeren, daar ging weg de
belegering en Koenraad en Lodewijk de koning voerden hun leger naar Europa en
kwamen weer thuis. Naar Christus onze lieve Heer geboorte 1052. |
Das vierd
alter. Das vierdt
alter der werlt hebt sich an vom anfang David unnd weret bis zu dem žbergang
Babilonis, und hat nach den hebreyschen lerern iiiiC, lxxxxiiii, iar. Aber
nach den lxx auszlegern iiiiC, lxxxv, iar. Derselb David was der erst k™nig
ausz den geslecht iuda, und regiret bey den hebreyschen xlvii, iar in Ebron
žber das geslacht iuda, und xxxiii, iar žber das gantz israhel. Nw hebt sich
an das vierd alter in David aber nit als in dem ersten k™nig israhel, sunder
als in dem ersten k™nig vomm geslecht iuda, dann im beschahe ein
auszgetruckte verheissung das Cristus ausz dem geslacht iuda solt geporen
werden. Sein that und geschihten erscheinen durch das gantz and buch der
k™nig etc. Do david, h™ret das Saul gestorben was, do hat er mit den seinen
ine bewaynet und gefastet und in ein cleglich gesang gemacht, das er was der
erst k™nig israhel, vor ime und sein herr gewest. David ein
fžrst aller propheten, ein sun Isai vomm geslecht iuda, der erst k™nig der
hebreyschen hat in den ixC, xli, iar (941) von der gepurt Abrahe žber die
hebreyschen zeregiren angefangen, und alle iar zesamen gerechent in
iherusalem und in ebron, xl, jar gerigirt. Diss was ein man von kintheit auff
der sch™nst, r™slet, eins hžbschen antlitzs groszmechtiger stercke und noch
gr™szers gemžets, der vor empfahung des k™nigreichs den allerstercksten man
den philisteyschen rysen mit einer schleždern ert™dtet, und auch nach
angenommer herrschung in den streytten, die er fžr die undertanen seins
reichs fžeret alweg zum ersten zu der geverlichkeit und wagknus geeylet. Als
er in die regirumg kome hat er zu erst Jherusalem belegert. Darnach
gefangenn, die Cananeyer unnd iebuseier auszgetriben, alle palasteyer und
veind allenthalben zertrennet, und ist zu letst vol der tag und gžter werck
in den herren entschlaffen lxx, iar, alt, und durch Solomonen seinen sun zu
iherusalem begraben worden. |
De vierde ouderdom. De vierde
ouderdom van de wereld heft zich aan van de aanvang van David en duurt tot de
overgang in Babylon en heeft naar de Hebreeuwse leraren 484 jaar geduurd.
Maar naar de 70 uitleggers 485 jaar. Diezelfde David was de eerste koning uit
het geslacht Iuda en regeerde bij de Hebree‘rs 47 jaar in Hebron over het
geslacht Juda en 33 jaar over gans Isra‘l. Nu heft zich aan de vierde
ouderdom in David maar niet als eerste koning van Isra‘l, maar als eerste
koning van het geslacht Juda. Dan hij zag uit uitgedrukte aanzegging dat Christus uit het
geslacht Juda geboren zou worden. Zijn daad en gebeurtenissen verschijnen
door het ganse boek der Koningen etc. Toen David hoorde dat Saul gestorven
was toen heeft hij hem met de zijnen beweend en gevast en een klaagzang
gemaakt dat hij de eerste koning van Isra‘l voor hem en zijn heer is geweest. David een
vorst van alle profeten, een zoon van Isai van het geslacht Juda en de eerste
koning van de Hebree‘rs is in het 941ste jaar van de geboorte van
Abraham over de Hebree‘rs beginnen te regeren en alle jaren tezamen gerekend in
Jerusalem en Hebron 40 jaar geregeerd. Dit was een man van kindsheid of de
mooiste, roodachtig, een hubs aangezicht, zeer machtig, sterk en nog groter
gemoed die voor het aanvang van het koninkrijk de aller sterkste man van de
Filistijnste reuzen met zijn slinger doodde en ook na aangenomen heersen in
de strijd die hij voor de onderdanen van zijn rijk voerde altijd als eerste
de gevaarlijkheid en gevaar ijlde. Toen hij in de regering kwam heeft hij
eerst Jeruzalem belegerd. Daarna gevangen en de Canaaniten en Iebusiers
uitgedreven en alle Palestijnen en vijanden verdreven en is tenslotte vol van
dagen en goede werken in de heer ontslapen 70 jaar oud en door Salomon zijn
zoon te Jeruzalem begraven geworden. |
Salomon ein
sun David ausz Bersabea der ander k™nig der hebreyschen hat dieweil noch sein
vater lebet žber die hebreyschen zeregiren angefangen und xl, iar geregnirt,
unnd do er geporn wardt hat ine sein vater alszbald dem propheten Nathan
einen allergelertisten und heiligsten mann zeerziehen und zeerneren gegeben.
Als er nw ein iungling wardt do hat sein vater David ine von seiner tugent
wegen nach verwerffung andrer seiner bržder ausz gepote des herren in das
konigreich herfžergezogen. Diser Salomon bestritte die veind und erlanget
allenthalben frid, darnach hat er den in der gantzen werlt beržmbtisten
tempel auszgepawen unnd in glžckseligkeit alle k™ning žbertroffen, darnach
ist er lxxxxiiii, jar alt gestorben, unnd in Jherusalem begraben worden. Als die
k™nigin Saba das geržchde oder den ržm von Salomone geh™rt het do kome sie
vonn den enden des ertreichs zeh™rn sein weiszheit, unnd er tet ir genžg von
allen dingen die sie fraget, und do sie die ordnung dess haws und gesinds
sahe unnd sein weiszheit h™ret do lobet sie ine fast, unnd sie raichten
einander grosze gabe. Salomon machet einen helffenpaynin thron zu dem mžst
man sechs stafleln auffsteigen, daržmb begerten alle menschen allenthalben
auff erden zesehen sein antlitz. Nw was Saba ein prophetin daržmb wardt sie
ein Sibilla genant, dann sie weis saget vomm holtz des heiligen crežtzs und
von zerst™rung der Juden unnd was ein ererin eins warnn gottes. [14] |
Salomon een
zoon van David uit Bersabea, de andere koning van de Hebree‘rs, is omdat zijn
vader nog leefde begonnen om over de Hebree‘rs te regeren en heeft 40 jaar
geregeerd. Toen hij geboren was heeft hem zijn vader zo gauw mogelijk naar de
profeet Nathan, een aller geleerdste en heiligste man tot opvoeding en te
leren gegeven. Toen hij nu een jongeling werd zo heeft zijn vader Davis hem
vanwege zijn deugd na verwerpen van zijn andere broeders uit gebod van de
Heer hem in het koninkrijk naar voren getrokken. Deze Salomon bestreed de
vijand en verlangde alles behalve vrede. Daarna heeft hij de in de ganse
hemel beroemde tempel gebouwd en in gelukzaligheid alle andere koningen
overtroffen. Daarna is hij 84 jaar oud gestorven en in Jeruzalem begraven
geworden. Toen nu de
koningin Saba het gerucht of de roem van Salomon hoorde toen is ze gekomen van
het eind van het aardrijk om zijn wijsheid te horen en hij deed haar genoeg
van alle dingen die ze vroeg. En toen ze de orde van het huis en gezin zag en
zijn wijsheid hoorde toen loofde ze hem vast en ze reikten elkaar grote
gaven. Salomon maakte van ivoor een troon waarvan men zes trappen op moest,
daarom begeerde alle mensen overal op de aarde zijn aanzicht te zien. Nu was
Saba een profetes en daarom wordt ze Sibilla genoemd die wijs zegt van hout
van het heilige kruis en de verstoring van de Joden en was een vereerster van
een waarschuwende God. |
Das funft
alter. verwundert,
und bekant das s™lche uberwindung nicht ausz menschlicher kraft sunder ausz
g™tlichen gnaden geschehen wer, in der zerst™rung ist s™lcher todslag
geschehen, hunger und t™dliche not, so du das alles wissen wilt liese
Josephum der nit geh™rte sunder geschene ding im und anderen wissend
geschriben hat. Do also Titus mit seinem vater Vespasiano in die stat kome do
liesz er Symonen (der der zerst™rung ursach wz) in den triumph fžren mit
stricken durch die ganzten stat schlayffen seinen leib verwunden und darnach
t™tten. Vespasianus pawt eenen tempel des frids und liesz darein legen der
iuden heiligkeit, als die tafeln des gesetz und ander ding. Die stat ist
dozumal gewesen ein behawsung der rawber und m™rder pisz auff die zeit
Adriani, auch bey L iaren ungepawt belyben, dieselbigen darnach Adrianus der
keyser mit mawr und gepew vernewt und hat sie nach seinem namen Heliam
gehaissen, und als der heilig Jheronimus zu Paulino schreibt so ist von der
zeit Adriani pisz auff Constantinum bey den c, und lxxx, iaren an der stat
der vrstend der abgot Jovis, und auff dem berg des krežtzs ein steyne sewl
auff der der abgot Venus von den hayden angepet in maynung das sie uns durch
solche vnere den heiligen stetten bewijsen den glawben der vrstende und des
kreutz entnemen m™chten. Es haben auch unszer fžrsten die statt yezuzeitten
lang beseszen und darnach wider verloren. Der grosz Karolus hat sie zum
ersten mit groszer arbeit erobert, darnach wider verloren. Godfridus hat sie
widerumb gewunnen, do mit sie auch behalten wžrde so ist keyser Conrad unnd
Ludwicus ein k™nig zu franckreich mit macht pisz in Asia gezogen, do aber
unszer fžrsten dat nach treg sind worden so ist weder Jherusalem noch Anthiochia
in unszerm gewalt beliben. O der smahheit und des iamers das also d ursprung
unszer anfangs abgenomen hat das die feind des kreutzs den hohberžmpten
tempel Salomonis in den d herr oft gepredigt hat. Bethleem in dem er geporn
warde. Calvariam do der herr gekreutzigt ist, die Sarracen dz zierlich grab
in dem der herr von unszern wegen geschlaffen hat besitzen sžllen, das die
cristen (wo sieselbst nit w™lten) nit unbedacht m™chten lassen. Seht die stat
des lebendgen gots, die ampt unszerer erl™ssung, die stat die uns got mit
wunderwercken erležcht und mit seinum plžt geheiligt hat, in der die plžmen
der ersten urstend erchinen sein uber dy die ritterschafft Machmeti gewalt
haben und dem sžntlichem volck untterworffen ist. [15] |
De vijfde ouderdom. verwonderd en
bekend dat zoÕn overwinning niet uit menselijke kracht maar vooral uit
goddelijke genade geschied was. In de verstoring is zoÕn doodsslag gebeurd,
honger en dodelijke nood en als u alles weten wil lees dan Josephus die niet
gehoorde maar geziene dingen en andere wetend geschreven heeft. Toen Titus
met zijn vader Vespasianus in de stad kwam toen liet hij Simeon (die tot de
verstoring oorzaak was) in de triomf voeren en met strikken door de ganse
stad slepen zijn lijf verwonden en daarna doden. Vespasianus bouwde een
vredestempel en liet daarin liggen de Joodse heiligdommen zoals de tafel der
geboden en andere dingen. Die plaats is later een behuizing geweest van
rovers en moordenaars tot de tijd van Adrianus en is ook een 50 jaar
ongebouwd gebleven die later Adrianus de keizer met muren en gebouwen
vernieuwd heeft en het naar zijn naam Heliam genoemd en toen, zoals de heilige Hi‘ronymus aan Paulinus
schrijft ,zo is het van de tijd Adrianus tot Constantinopel een 180 jaar op
die plaats der vorst en afgod Jovis en op de kruisberg een stenen zuil waar
de heidenen de afgod Venus aanbaden in de mening dat ze ons door zulke oneer
van die heilige plats bewijzen het geloof der rustende en het kruis ontnemen
mochten. Er ook onze vorsten hebben die plaats in deze tijden lang bezeten en
daarna weer verloren. De grote Karolus heeft ze eerst met grote arbeid
veroverd en daarna weer verloren. Godfridus heeft het wederom ingenomen
waarmee die het ook behield en zo is keizer Koenrad en Lodewijk, een koning
van Frankrijk, met macht tot in Azi‘ getrokken maar omdat onze vorsten
nalatig zijn geworden zo is nog Jeruzalem nog Antiochi‘ in ons geweld
gebleven. O de smaad en det jammerlijke dat alzo de oorsprong van onze
aanvang afgenomen heeft de vijand van het kruis de zeer beroemde tempel van
Salomon waarin de Heer vaak gepreekt heeft. Bethlehem waarin hij geboren is.
Calvarie waar hij gekruisigd is en de Sarracenen het sierlijke graf waarin de
heer vanwege ons geslapen heeft bezitten zullen dat de Christenen (hoewel ze
zelf niet willen) niet onbedacht mogen laten. Zie de stad van leven gevende
God, het ambt van onze verlossing, de stad die ons God met wonderwerken
verlicht en met zijn bloed geheiligd heeft waarin de bloemen van het eerste
begin verschijnen zijn over de die de ridderschap mag men met geweld hebben
en aan het zondige volk onderworpen is. [15] |
Das sechst
alter. Regenspurg die
beržmbt und gedechtnus wirdig und freye stat tan d thonaw gelegen ist von tiberio
nerone im als iar Cristus iesus fžr dz hail menschelichs geslachts gelidden
hat erpawt und ettwen die hawbtstatt in Bayern gewesen. Vor alte zeiten haben
die Norckewer diese gegent inngehabt, darum haist man noch hewtbeytag einen
teil ihenszhalb der Thonaw gelegen das Norckaw, nach den Norckawern komen die
Bayern. Die fast alte bžcher nennen das Bayerland Baoariam, aber yetzo haiszt
man sie Bavariam, und derselb Baiorisch namen ist het komen van dem
Gallischen volck Bois genant, dann als die r™mer (als Strabo setzt) dieselben
Gallischen volker Baios ausz iren gegenten vertriben, do zohen dieselben
v™lcker an die Thonaw und woneten mit den Thairisciern, so haben sie auch in
Pannonia gewonet, und van dannen leichtlich in das Norckaw als ein anstossende
gegent gelaget. Wiewol dieselb gegent ettwen (als Strabo schreibt) wžest
gewest ist so ist die doch yetzo fast wol erpawt, und hat grosz l™blich stett
und edel befestigung, aber Regenspurg ubertrift an zierde die andern. Imm
Bayerland sind fžnff bischoflich stett. Die hawbtstatt derselben ist die
ertzbischoplich statt Saltzburg, van dem fluss daran sie ligt also genant,
die die alten Juvaniam, das ist helffenburg hieszen, aber das Regenspurgisch
bischoftthumb ist weylend hoh beržmbt und gantz Behemer land demselben
underworffen gewest. Dese statt hatt siben namen gehabt. Zu erst wardt sie
genant von irm erpawer Tiberina oder Tuburina, dann Tiberius livie des weibs
Augusti rechter und desselben Augusti stiefsun wardt von Augusto mit grossem
heer wider die Norckawer oder Bayern und Lechfelder gesendet und nach
erniderlegung deselben dise statt von inne gepawen und nach ime Tiberina
genant. Zum andern ist sie langzeit Quadrata das ist die vierecket statt
gehaiszen worden darumb das sie in vieregckete gestalt und mit einer mawr von
groszen quadersteinen umbfangen gewesen is, als man an den uberbleiblingen
der alten mawer hintter sant Pauls kirchen sehen mag. Zum dritten Hyatospolis
oder Hyaspolis von wegen der groben sprach des volcks in der nachpawrschaft
auff den gewwesende, das seine
wort mit weyttem zedentem mund auszredet, od aber van wegen dess
zusamen fluss der sich erpraytenden wasser bey der statt, dann die Thonaw die
Nab und der regen rinnen dabey gegen mitternacht ineinander. Zum vierden
Germanszheym von dem težtschen volck, die man Germanos haiszt, die dann
diselben statt pfleglich besuchten, od von den mann Germanico d diser statt
vor wz. Zum fžnften Reginopolis dz ist sovil als Konigszpurg von vilfeltiger
zusamenkomung wegen daselbst d fžrsten und konig, als die h™ff thžrn und hohe
gepew d herren anzaigen. Zum sechsten von den fluss ymber dz ist zu težtsch
regen, ymbripolis dz ist Regenspurg, dann derselb fluss Regen fležstt gegen
mitternacht in die Thonaw. Daselbst ist ettwen diese stat angefengt unnd ir
der namen Regenspurg davon bisz hieher bliben. Zum sibenden Ratisbona von den
schiffen oder fl™ssen die kaufmanschatzs halben, und zu den zeiten des
groszen keiser Karls zu den kriegen daselbst zusamen komen und darumb als
festigclich gelegen und mit gepewen bestercket auf disen hewtigen tag zu
latein Ratisbona genant wordt. Thonam der. |
De zesde ouderdom. Regensburg,
die beroemde en gedachten waardige en fraaie stad aan de Donau gelegen is van
Tiberius Nero in het jaar toen Christus Jezus voor het heil van het
menselijke geslacht geleden heeft herbouwd en ongeveer de hoofdstad in Bayern
geweest. In oude tijden hebben de Norckewer deze omgeving bezeten en daarom
heet men nog heden een deel binnen de Donau gelegen het Norckaw, na de
Norckawern kwamen de Beieren. De erg oude boeken noemen het Beierse land
Baoriam maar nu noemt men ze Bavaria en die Beierse naam is gekomen van het
Gallische volk Bois genoemd. Dan toen de Romeinen (zoals Strabo zet)
datzelfde Gallische volk Baios uit hun gebieden verdreven hebben toen trokken
deze volkeren naar de Donau en woonden met de Thraciers en zo hebben ze ook
in Hongarije gewoond en vandaar licht naar Norckaw als een er naast gelegen
gebied gewoond. Hoewel ditzelfde gebied (als Strabo schrijft) woest is
geweest en zo is het toch nu erg goed bebouwd en geeft loffelijke staten en
edele vestigingen. Maar Regensburg overtreft aan sier de anderen. In Bayern
zijn vijf bisschoppelijke staten. De hoofdstad ervan is de
aartsbisschoppelijke stad Saltzburg van de vloed waaraan ze ligt alzo genoemd
die de oude Juvaniam, dat is helpbrug genoemd, maar Regensburgse bisschopsdom
is weleer zeer beroemd en gans Bohemerland is daaraan onderworpen geweest.
Deze stad heeft zeven namen gehad. Eerst werd ze genoemd van haar verbouwer
Tiberina of Tiburina, dan Tiberius hield van de vouw van Augustus rechter en
die Augustus stiefzoon werd van Augustus met een groot leger naar de
Norckawer of Beieren en Lechfelder gezonden en na het verwoesten van de stad
van hem herbouwd en naar hem Tiberina genoemd. Vervolgens is het lang
Quadrata, dat is een vierhoekige stad geheten geworden, daarom omdat ze in
een vierhoekige gestalte en met een muur van grote vierkante stenen omvangen
is geweest zoals men nu aan de overblijfsels van de oude muur achter Sint Paulus
kerk zien mag. Als derde Hyatospolis of Hyaspolis vanwege de grove spraak van
het volk in de buurt wordt gewezen dat zijn woorden met wijd geopende getande
mond spreekt of vanwege de tezamen vloeiing van de zich uitbreidende water
bij de plaats waar de Donau en Nab met de regen tezamen komen bij Mitternach.
Als vierde Germanszheym van het
Duitse volk die men Germanos heet die dan dezelfde stad plegen te bezoeken of
van de man Germanico die deze stad voor was. Als vijfde Reginopolis, dat is
zoveel als Koningsberg vanwege het vele samenkomen van vorsten en koningen
zoals de hof toren ende hoge gebouwen de heren aanzagen. Als zesde van de
vloed Ymber wat in Duits regen is, Ymbripolus, dat is Regenspurg daarvan tot
hier gebleven is. Als zevende Ratisbona van de schepen of vloten die vanwege
koopmanschap en ten tijde van de grote Karel tot diens oorlogen daar tezamen
komen en daarom als vast gelegen en met gebouwen versterkt op deze huidige
dag Ratisbona genoemd wordt. Donau de |
De
zevende oudheid. Dit is
een prachtige afbeelding van het eind der wereld. [16] |
Das letst
alter. Vom dem
iungsten gericht unnd ende der werlt. Ausz schickung
des h™hsten gottes ist es also geordnet das dise ungerecht werlt nach verscheynung
der zeit ein ende nemen und nach ausztilgung aller boszheit und nach
beržffung der gžetigen gemžete, zum seligen leben, ein geržigs stills
fridsamms und guldeins reich under got dem herren anfahen und plžen soll,
darumb nach erfžllung der zeit die got dem tod gesetzt hat wirdt der tod
geendet, und wann nw der zeitlich tod den zeitlichen leben nachfolgt so ist
beschlieszlich das die sele zu eim weigen leben auffersteen, dann der
zeitlich tod nymbt ein end. Hinwiderumb gleicherweisz als das leben der sel
ewig ist in dem sie die g™tlichen unnd unauszsprechlichen frucht irer
unt™dlichkeit nymbt, also ist auch not das ir tod ewig sey in dem sie ewige
peyn und unentliche marter und quelung und die sžnd leyde. Wenn nw sich das
ende diser werlt herzu nahnen wirdt so werden sich vil wundergetalte ding an
allen elementen der werlt erewgen zu anzaigung und verstentnus des alszdenn
gegen wurtigen ends aller volcker. Sant Jheronimus erzelt, xv zaichen die vor
dem tag des iungsten gerichts an xv tagen kžnstig seyen. Amm ersten tag wirdt
sich das meer xl elnbogen uber die h™he berg auffrichten und an seiner statt
als ein mawr steen. Und am andern tag also fast absteygen das es kawn gesehen
werden mag. Amm dritten tag werden die unghewren meerthier ob dem meer erscheinen
und ire geschray und hewln bis gein hy mel geben. Amm vierdten tag meer und
wasser prynnen. Am fžnfsten die krewter und pawmen plžtige tawe raychen. Am
sechsten die gepew nyderfallen. Am sibenden die felszen sich aneinander
zerknžschen. Am achten gemainer erdpidem komen. Am newdten das erdreich
geebnet. Am zehende die menschen ausz den h™len geen und geparen als absynnig
und unredende. Am aylsten die gepayne der todten auffersteen und auff den
grebern steen. Am zwelfsten die stern nyderfallen. Am xiii die lebendigen
sterben das sie mit den todten auffersteen. Am xiiii himel und erde prynnen.
Am xv himel unnd erde sich vernewen und alle menschen widerauffersteen,
alszdenn wird d sun des h™hsten gottes komen und die lebendigen und todten
richten. Der herr wirdt erscheinen in dem lust ob der statt van dannen er
auffgestigen ist, und bey ime die zaichen seiner marter und tods als panyer
des obsygs, das crežtz, die nagel dos sper, so werden auch die narben seiner
fžnff wunden gesehen, unnd in dem tal Josaphat wirdt aller mensch geurtailt
werden. Aber wenn das gericht der werlt und der t™dtlichen komen, und got die
gžetigen unnd die ungžetigen richten wirdet so wirdt er zu letst die
ungžetigen in das fewr unnd in die finsternus senden und den gžetigen ere und
leben geben, das dann niecht allain die propheten kžnstig sein ausz den gaist
gottes, sunder auch ettlich naturlich maister, als Hidaspes ausz einsprechen
der težfel gesagt haben, aber nymant sol fragen in welcker weys geschehen mžg
dann man kan nicht ursach g™tlicher werck erzelen, sunder die weil vomm
anfang got der herr den menschen in unauszprechenlicherweisz gesch™pfft hat,
so sollen wir glawben das der der den menschen new beschaffen hat den alten
menschen het wider bringen mžg. Aber die unglawbigen sehreyen und sprechen,
wie mag das verfawlt flaisch so es entl™set oder in pulfer und aschen gekert
oder in die tiffe des meers versenckt und in dem wasserwellen zerstrewt
wirdt, hinwiderumb versammlet unnd in einen leib wider gegentzet werden unnd
ausz der vorigen sele des menschen wžrcken, das w™llen wir ausz den reden
Pauli verantwurten. Derselb spricht. Du unweyser was du saest das wird nit
lebendig es sterbe dann vor, und was du seest das ist kžnstig, du seest aber
ein ploss korn des waytzs oder eins andern samens, aber got gibt ime einen
leib als er wil, was du nw in den same die du in das ertreich wžrffest alle
iar geschehen syhst dz glawbst du in deinem flaisch, das ausz den gesetz
gottes in dem ertreich geseet wirdt nicht kžnstig sein, wie bist du so ein
schwacher achter des g™tlichen gewalts unnd mechtigkeit das du nicht glawbst
das er das zerstrewt pulfer eins yeden flaischs in seinem stand zusammen
bringen und herwider machen mžg. Aber so nw die t™dlich menschlich
synnschicklichkeit den adern des metalls in die tieffe des ertreichs
versenckt nach grebt, und in der gestalt des ertreichs den underschaid aller
metall erkennet, und yedes metall von dem andern abzesundern waiszt, wer wil
denn nicht glawben das die g™tlich kraft eins yeden flaisch aigen zerstrewten
leib wider finden und underschayden mžg. Solchs ist auch ausz naturlichen
ursachen zebreiffen, dann so yemant mancherlay samen in seiner hand vermischt
und ungesžndert oder bey aintzling in das ertreich seet wahin denn das
samkorn geworffen wirdt so bringt es zu gepžrlicher zeit nach gestaltnus
seiner natur ein frucht zu widerbringung des stands und wesens seiner gestalt
und seins leibs, also wirdt auch der leib und substantz eins yeden flaischs
in dem nach den wilen gottes als des ersten seers, die vernunft unt™dlich ist
herwid in die gestaltnus die d todt ettwen entl™set hat versammelt und
verainigt, und alszdenn ein yedes flaisch mit seiner sele eintweders umb
verdienstnus bekr™net, oder umb verschuldung gepeynigt, aber sie werden nicht
wedgeporn sund aufersteen, und darumb mit leiben beklaidt und des vorigen
lebens und aller geschihten gedechtig sein, und in den himlichen gžeter mit
unauszsprechlicher frolockung den gegenwertigen got umb abtilgung alles ubels
und einlaytung in dz ewig leben dancksagen. Dise ding sind (als die propheten
sagen) alle kžnstig dero gezežgknus hie zesetzen nicht not ist die dann die
masz eins bžchs nicht begreiffen m™cht, welcher [17] |
De laatste ouderdom. Van het
jongste gericht en eind van de wereld. Uit beschikking
van de hoogste God is alzo verordend dat deze ongerichte wereld na het eind
der tijden een eind neemt en na uitdelgen van alle boosheid en na het
beroepen van het goede gemoed tot zalig leven een rustig, stil en vredig en
gouden rijk onder God de heer aanvangen en bloeien zullen. Daarom na
vervulling van die tijd die God de dood gezegd heeft wordt de dood ge‘indigd
en als nu de tijdelijke dood het tijdelijke leven navolgt zo is te besluiten
dat de zielen tot een eeuwig leven opstaan want de tijdelijke dood neemt een
einde. Daartegen net
zo als het leven der ziel eeuwig is waarin de Goddelijk en onuitsprekelijke
vrucht van hun onsterfelijkheid neemt alzo is het ook nodig dat hun dood
eeuwig is waarin zij eeuwige pijn en oneindige marteling en kwelling onder de
zonde leiden. Als nu het eind van de wereld nadert zo zullen zich veel wonderlijke dingen aan alle
elementen der wereld vertonen tot teken en begrip dat het de tegenwoordige
einde is van alle volkeren. Sint Hi‘ronymus vertelt 15 tekens die voor de dag
van het jongste gericht op 15 dagen bekend zijn. De eerste dag zal de zee
zich 40 ellenbogen over de hoogste berg oprichten en op zijn plaats als een
muur staan. En de volgende dag zo erg afdalen zodat het nauwelijks te zien
is. De derde dag komen die ongehoorde zeedieren boven het meer en hun
geschrei en gehuil zal geen eind geven. De vierde dag zal de zee en het water
branden. Op de vijfde dag zullen de kruiden en bomen bloedige dauw geven. De zesde dag vallen de
gebouwen neer. Op de zevende dag barsten de rotsen uit elkaar. Op de achtste
komt een gewone aardbeving. Op de negende wordt het aardrijk gevlakt. Op de
tiende komen de mensen uit de holen en gebaren als krankzinnig en spreken
wartaal. Op de elfde staan de
gebeenten van de dode mensen op en staan op uit de graven. Op de twaalfde
vallen de sterren neer. De 13de sterven de levende zodat ze met de
doden opstaan. De 14de branden hemel en aarde. Op de 15de
vernieuwen hemel en aarde zich en alle mensen staan weer op en dan zal de
zoon van de hoogste God komen en de levende en doden berechten. De heer zal
verschijnen in de lust of plaats vanwaar hij is opgestegen en bij hem zijn de
tekens van de marteling en dood als banier der zegen, het kruis, de nagel en
de speer. Zo worden ook de gaten van zijn vijf wonden gezien en in het dal
Josaphat zullen alle mensen geoordeeld worden. Maar als dan het gericht van
de wereld en de dodelijke komen en God de goede en de slechte berechten wil
dan worden tenslotte de slechte in dat vuur en in de duisternis gezonden en
de goede eren en leven geven. Dat zien niet alleen de profeten kunstig uit de
geest van God maar ook ettelijke natuurlijke meesters zoals Hidaspes uit een
inspreken van de duivel gezegd heeft, maar niemand zal vragen op welke manier
het geschieden zal. Dan men kan geen oorzaak van goddelijk werk verhalen
omdat van aanvang af de heer de mensen in onuitsprekelijke wijze geschapen
heeft en zo zullen we geloven dat hij de mens opnieuw zal scheppen en de oude
mensen weer terug brengen kan. Maar de ongelovige schreien en spreken hoe mag
dat vervuilde vlees zo het opgelost of in poeder en as veranderd of in de
diepte van de zee gezonden en in waterbronnen verstrooid wordt weer terug
verzameld en weer in een tegenwoordig lijf gezet worden en uit de vorige ziel
van de mens werken, dat willen we uit de reden van Paulus verantwoorden. Die
spreekt; u onwijze wat u zaait dat wordt niet levend en sterft dan tevoren en
wat u zaait dat is kunstig maar u zaait maar een blote koren van tarwe of een
ander zaad, maar God geeft u een lijf als hij wil en wat u nu in het zaad die
u in het aardrijk werpt alle jaren geschieden ziet gelooft u dan in een vlees
dat uit gebod van God in het aardrijk gezaaid wordt niet kunstig is, wat bent
u een zwakke achter het goddelijke geweld en macht dat u niet gelooft dat het
verstrooide poeder van elk vlees in zijn stand tezamen brengen en weer terug
maken kan. Maar nu zo de dodelijke menselijke zinnelijkheid de metaal aderen
in die diepte van het aardrijk verzonken opgraaft en in de vorm van het
aardrijk alle metalen herkent en elk metaal van de anderen af te zonderen
weet wie wil dan niet geloven dat de goddelijke kracht elk verstrooid lijf
zich weer vinden en onderscheiden kan. Zulks is ook uit natuurlijke oorzaken
te begrijpen dan zo iemand vele zaden in zijn hand vermengd heeft en ze
tezamen of apart in het aardrijk zaait en waar dat zaadkoren geworpen wordt
zo brengt het op de behoorlijke tijd naar de vorm van zijn natuur en vrucht
weer terug de stand en wezen van zijn gestalte en lijf. Alzo wordt ook het
lijf en substantie van elk vlees naar Gods wil in het eerste van hem zijn
waarvan het vernuft onsterfelijk is en weer in de gestalte die de dood
opgelost heeft verzameld en verenigd worden en als dan elk vlees met zijn
ziel weer vanwege verdienste bekroond is of om beschuldiging gepijnigd, maar
die zullen niet weer geboren of opstaan en daarom met lijf bekleed en het
vorige leven en alle geschiedenis gedachtig zijn en het hemelse goed met
onuitsprekelijke aanlokking de
tegenwoordige God van verdelging van alle kwaad en onheil in het eeuwige
leven dank zeggen. Deze dingen zijn (zoals de profeten zeggen) alle kunstig
en daarom hier de getuigenis te zetten niet nodig want de maat van het boek
kan dat niet omvatten, welkeÉ.[17] |
Karte of kaart van midden Europa. [18]
Kolophon. Hie ist
entlich beschlossen das bžuch der Cronicken und gedechtnus wirdigern
geschihten von anbegynn d werlt bis auf dise unszere zeit von hohgelerten
mannen in latein mit groszem fleisz und rechtfertigung versammelt, und durch
Georgium alten deszmals losungschreiber zu Nžrmberg ausz denselben latein zu
zeiten von maynung zu maynung unnd beyweylen (nit on ursacht) auszugs weise
in diss težtsch gebracht, unnd darnach durch den erbern unnd achtpern
Anthonien koberger daselbst zu Nžrmberg gedruckt, auf anregung und begern der
erbern und weysen Sebalden schreyers und Sebastian kamermaisters burgere
daselbst, und auch mitanhangung Michael wolgemžtz unnd Wilhelm pleyden wurffs
maler daselbst auch mitburger die diss werck mit figuren wercklich geziert
haben. Volbracht amm xxiii, tag des monats Decembris Nach der gepurt Cristi
unszers haylands Mcccc xciii, iar. ( 1493) |
Colofon. Hierin is
eindelijk besloten het boek der kronieken en gedachtenis waardige
geschiedenis van het begin der wereld tot op onze tijd van zeer geleerde
mannen in Latijn met grote vlijt en rechtvaardiging verzameld en door
Georgius de oude toen hof schrijver van NŸrnberg uit hetzelfde Latijn soms
van mening tot mening en soms (niet zonder oorzaak) op een ander wijze in dit
Duits gebracht en daarna door de eerbare en begaafde wijze Sebalden schrijver en Sebastian
kamermeester van de burgers daar en ook met medewerking van Michael vol goede
moed en Wilhelm bij de werf schilder daar en ook medeburger die dit werk met
figuren opmerkelijk versierd heeft. Volbracht op de 23ste op de
dag van de maand december na de geboorte van Christus onze heiland in het
jaar 1493. |
Zie verder. http.//www.volkoomen.nl/
en . http.//volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/