Rijmbijbel.
Bewerking van
de Historia scholastica van Pierre le Maneus alias Petrus Comestor.
Klik hier voor
de index.
Uit; http://www.dbnl.org/tekst/maer002mgys01_01/
Afbeeldingen
uit: https://www.researchgate.net/publication/259458194_Maerlants_Rijmbijbel_in_Museum_Meermanno_De_kracht_van_woorden_de_pracht_van_beelden
Bewerkt door
Nico Koomen.
Er zijn geen
hoofdstukken, dus verdeel ik ze in tabellen die dezelfde grootte hebben als
twee bladzijden bij Maerlant, recht en links, 212 stuks.
[Rijmbijbel] [fol.1r] 3. Vader soene helech gheest Enich god
sonder beghin Ghef mj
hulpe ende wlleest Ende gratie
in mjnen sijn 5 Dat hic
vinde ghe word Scone ende
rime goed Daer hic bi
moghe bringhen vord dat leget in
minen moet Marie moeder
der genaden 10 Moeder
der ontfarmecheit Ghi hebt den
meneghen beraden Ghetroest
van sire serecheit helpt mi
vrouwe met vre bede dat hic
ghewinne den eleghen gheest 15 die mi
cracht ende moghentede verleene.
dat mach mi helpen meest So bem ic
danne onuervaert vraie rjme
te bringhene vord van ere
gesten die ic begard 20 hebbe. te
ontbindene jn dietsche word Scolastica
willic ontbinden Jn dietsche
word vten latine Vrouwe nu
moeti hu bewinden troest te
sine in mjne pine. 25 Nv merct
die hier an sult leesen wat nutscepe
dat hier an sal wesen hier ne vint
men no fauele no borde No ghene
truffe no faloerde Maer vraie
rime ende ware woerd 30 hoe dat
die tiit es comen voerd Sint dat die
werelt erst begonde al tote dien
dat quam die stonde dat ihesus
xpristus te hemele clam die onse
mensceit ane nam 35 hier
vindic rime dachcortinghe ende daer
toe ware leeringhe der noten
gheliict dese ystorie dat meerct
wel in huwe memorie die buten
bitter heft die slume 40 die scale
so art dat mense cume Metten
tanden mach ghewinnen Maer al die
soeteit die es binnen die
bittereit van deser geste dats dat die
vroetste ende die meeste 45 van
lancheit dit ghegronden cume dits de
bittereit van der slume die artheit
die leghet an die scale dats dat
niemen al te male Mach
verstaen wat die wort dieden 50 die
soeteit der af dats dat den lieden die recht
verstaen ende recht minnen Ende wareit
ende goet bekinnen dat hem die
woert so soete smaken omme dat sii
sin van waren saken 55 dat sise
gherne horen leesen Want daer ne
mach ghen verlies an weesen Hoert hier
oe god die weerelt stichte den troen
metten sterren verlichte die lucht
metten voeghelen vercierde 60 die
vissche int water visierde die erde
vercierde metten dieren Ende met
cruden van manieren ende oe hi
tachterst maecte den mensche doe hi hem
alle die wensche 65 adde
ghemaect die hem bedursten Maer nu
suldi sonder vursten Gode met mi
bidden mede dat hi mi
dor dese warede die hic
dichte van siere weet 70 vergheue
dat hic mi besmet hebbe in
luegheliken saken die mi die
lichteit dede maken vander
herten ende van den sinne Ende die
weerelike dinghe [fol.1v] 75
Ende hi die nideghe verdue die altoes
versch siin ende nue Ende talre
stont daer toe gherust dat hem te begripene
lust Min
ghedichte ende mine word 80 Ghi
nideghe merct ende hord Ghi ne sult
mi niet ghedeeren connen al te spade
hebdis begonnen hets dompeit
dat ghi vertert hu nijt
dinct mi dat niemene deert 85 dan hu
seluen in huen siin Ghi hebt die
meer suareit der in Ghi siit te
magher ende te bleker tui si di voer
den oghen smeker ende bachten
valsch alse uerrader 90 Met
judase moet ghiis alle gader hebt hu den
nijt hic wille dichten ende mi der
mede verlichten dor min
segghen dor min castien Sone suldiis
niet vertien 95 dies
wille ghaen an min beghin Nu god
verclare minen siin Merct hic
wille ghis seker siit dits beghin
van alre tiit God die
maecte int beghin 100 Den
hemel ende oec mede der in Alle die
inghelike nature Desen hemel
heet die scrifture Empireus in
rechter name daer die
inghele hare beghin in namen 105 ende hi
maecte die erde mede Wi verstaen
al hier ter stede daer die
lettere die erde noemnt dat met hare
materien compt al dat bi
der erden leuet 110 ende al
die dinc die soe vte gheuet Ende weder
in hare kert dies weest
oec wijs ende gheleert die materie
van allen dieren van allen
cruden van manieren 115 van
boemen. van adams vlesche mede brochte soe
voer hare daer ter stede Maer niet ne
maketse god noch toe hier namaels
maect hise ende hoert hoe die viere
elemente. water. vier. 120 Erde.
lucht. die waren hier Ghemaect al
daer men die erde noemnt nu merct oe
die redene compt Werelt ende
tiit siin euen out dus sprect
die wareit onse behout 125 van
nieute maecte god int beghin den emel
ende die jnghele der in Ende die
andre elemente mede die erde was
van hare scoenede Nochtoe
deelloes na der nature 130 dies
heetse jdel die scrifture Ende met
deemstereden bedect die
scrifture die vertrect dat die eleghe
gheest ons heren dats gods
wille dus salment keeren 135 die wart
up water ghedraghen dies woerds
mach ons wel behaghen daer wart
betekent ende bediet dat doepsel
dat men nu pliet. DOe maecte
god met sinen worde 140 dat
lecht alse hict bescriuen hoerde dwoerd gods
dats die soene die ons
verloeste dats die goene die vlesch
in marien ontfinc dat lecht
her die sonne up ghinc 145 was een
suerc claer ende scone Gheliic der
dagheraet anden trone der sonnen
onghelic van lechte al dus
bescriuen ons gods knechte doe sach got
dat lecht was goet 150 Ende
versciet daer metter spoet dat lecht
van der deemsterhede al hier
verstaen wi teser stede dat lucifer
ende sine scare versceden
worden openbare 155 Omme
hare ouerdeghe sonden |
[Rijmbijbel] [fol.1r] 3 Vader,
Zoon, Heilige Geest Enige God
zonder begin Geef mij
hulp en bijstand En gratie in
mijn zin 5 Dat ik
vinden mag woorden Mooi en
rijmen goed Daar ik bij
mag brengen voort dat ligt in
mijn gemoed Maria moeder
der genaden 10 Moeder
der ontferming Gij hebt
menigeen beraden Getroost van
zijn zeren help me
vrouwe met uw gebeden dat ik win
de Heilige Geest 15 die me
kracht en mogendheid verleent dat
mag me helpen meest Zo ben ik
dan onvervaard Fraaie
rijmen te brengen voort van een
geest die ik begeer 20 heb te
verklaren in Dietse woord Scolastica
wil ik verklaren In Dietse
woord uit het Latijn Vrouwe nu
moet u zich onderwinden troost te
zijn in mijn pijn. 25 Nu merk
die hieraan zal lezen wat
nuttigheid hieraan zal wezen hier nee
vindt men nog fabels nog grappen Nog geen
verzinsels nog gezwets Maar fraaie
rijmen en ware woorden 30 hoe dat
de tijd is gekomen voort Sinds dat de
wereld eerst begon al tot die
dat kwam die stonde dat Jezus
Christus ten hemel klom die onze
mensheid aannam 35 hier vind
ik rijmen tijdverdrijf en daartoe
ware lering de noot
lijkt op deze historie dat merk wel
in uw memorie die buiten
bitter heeft de huid 40 de schaal
zo hard zodat men ze nauwelijks Met de
tanden mag gewinnen Maar al de
zoetheid die is binnen de bitterheid
van dit verhaal dat is dat
de verstandigste en de grootste 45 van
tijden dit doorgronden nauwelijks dit is de
bitterheid van de huid de hardheid
die ligt aan de schaal dat is dat
niemand helemaal Mag verstaan
wat die woorden betekenen 50 de
zoetheid daarvan dat is dat de lieden die het
recht verstaan en recht beminnen En waarheid
en goed bekennen dat hem die
woorden zo zoet smaken omdat ze
zijn van ware zaken 55 dat ze
die graag horen en lezen Want daar
nee mag geen verlies aan wezen Hoort hier hoe
God die wereld stichtte de troon met
de sterren verlichte de lucht met
de vogels versierde 60 de vissen
in het water versierde de aarde
versierde met de dieren En met
kruiden van manieren En ook hoe
hij het laatste maakte de mens Toen hij hem
al de wensen 65 had
gemaakt die hem behoeven Maar nu zal
ge zonder uitstel God met mij
bidden mede dat hij me
door deze waarheid die ik
dichte van zijn weten 70 vergeef
dat ik me besmet heb in
leugenachtige zaken die me de
lichtheid deed maken van het hart
en van de zin En de wereldse
dingen 75 En hij de
nijdige verdoet die altijd
fris zijn en nieuw En te alle
stond daartoe uitgerust dat hen te
begrijpen lust Mijn
gedichten en mijn woorden 80 Gij
nijdigaard merk en hoor Gij nee, zal
me niet deren kunnen al te laat
ben je begonnen het is
domheid dat ge verteert uw nijd
lijkt me dat het niemand deert 85 dan u
zelf in uw zin Gij hebt die
meer zuurheid daarin Gij bent te
mager en te bleker Toen ze u voor
de ogen smeken en brachten
vals als verrader 90 Met Judas
moet ge alle tezamen hebben uw de
nijd, ik wil dichten en me
daarmede verlichten door mijn
zeggen, door mijn kastijden Zo zal ge
het niet verlaten 95 dus wil
ik gaan aan mijn begin Nu God
verheldert mijn zin Merk ik wil
ge zeker bent Dit is begin
van alle tijd God die
maakte in het begin 100 De hemel
en ook mede daarin Al die
engelachtige naturen Deze hemel
heet de schrift Empireum in
rechte naam Daar de
engelen hun begin in namen 105 en hij
maakte de aarde mede Wij verstaan
al hier ter plaatse daar de
letter de aarde noemt dat met haar
materies komt alles dat
bij de aarde leeft 110 en al
die dingen die ze uitgeeft En weer in
zich keert dus was het
ook wijs en geleerd de materie
van alle dieren van alle
kruiden van manieren 115 van
bomen, van Adams vlees mede bracht ze
voor haar daar ter plaatse Maar niet
nee maakte ze God nog toen hier later
maakt hij ze en hoor hoe de vier
elementen, water, vuur. 120 Aarde,
lucht, die waren hier Gemaakt al
daar men de aarde noemt nu merk hoe
de reden komt Wereld en
tijd zijn even oud aldus
spreekt de waarheid ons behoudt 125 van
niets maakte God in het begin de hemel en
de engelen daarin En die
andere elementen mede De aarde was
van haar schoonheid Nog toe
geheel zonder naar de natuur 130 dus heet
ze leeg de schrift En met
duisterheid bedekt de schrift
die verhaalt dat de Heilige
Geest onze Heer dat is Gods
wil dus zal men het keren 135 die werd
op water gedragen dat woord
mag ons wel behagen daar werd
betekent en aangeduid dat doopsel
dat men nu pleegt. Toen maakte
God met zijn woorden 140 dat
licht zoals ik het beschrijven hoorde het woord
Gods dat is de verzoening die ons
verloste dat is diegene die vlees in
Maria ontving dat licht
van haar de zon opging 145 was een
zwerk helder en mooi Gelijk de
dageraad aan de troon de zon
ongelijk van licht aldus
beschrijven ons Gods knechten toen zag God
dat het licht was goed 150 En
scheidde daar met een spoed dat licht
van de duisterheid al hier
verstaan we te deze plaatse dat Lucifer
en zijn schaar gescheiden
worden openbaar 155 Om hun
overdadige zonden |
[fol.2r] van
den jnghelen die wlstonden diere
staende bleuen heet die boec dlecht Ende diere
vielen na al recht Moghen wel
heeten demsterede 160 daer
noemde god dus leest men mede dat lecht bi
namen ende hiet dach die tiit
daer deemsterede ane lach hiet onse
here nacht bi namen Ende dit was
alse wi vernamen 165 Een
sondach ende dalreste dach die ter
weerelt oint ghelach Des ander
daghes dus eist bekent Maecte god
dat firmament Jnt water
ter middewarde recht 170 van
watere so maecte hi echt hart ende
vast gheliic kerstale Claer
ghescepen alse dei scale Die sterren
dit es bekent Die staen in
dit firmament 175
firmament hetet bi namen. Omme da hem
vaste hout te samen Ende het die
watre alsoe hout Die bouen
hem siin met ghewoud dat sii niet
ne commen needer 180 wat sii
da<er> doen antwordic weeder dat ne weet
niemene dan god ons here Sonder dat
sulc in sine leere Seghet dat
die dau danen coemt dit
firmament heuet hi ghenoemt 185 Spreket
die boec hemel bi namen Omme dat
beaect al te samen Ende
verhemelt die weerelt al Water. vier.
berch ende dal. DEn
derdendaghe leese wi van gode 190 dat hi
met sinen ghebode dwater
uersaemde in een couent dat es onder
tfirmament dat hare die
droecheit openbaerde die
droecheit noemde god doe harde 195 Ende des
waters versaminghen daer sii
alle te samene ghinghen dat hiet hi
bi namen zee Ende daer
naer so maecte hi mee God besach
dat het was goet 200 Ende hi
seide metter spoet hic wille di
gheuen cruut Ende hare
groeneit comme vt. daer af
comen moeghe saet Ende datter
gheboemte up staet 205 dat
appelle draghe na siere maniere Ende vrucht
oec meneghertiere al dat hi
seide was wl daen Want siin
wille moeste wlgaen DEen
vierdendaghe macte der ane 210 Onse
here sonne ende mane Ende die
sterren die hi ghesent Ende gheseet
heft int firmament verre
beneden sterren staen Sonne ende
mane sonder waen 215 Ende
alle die planeeten mede derde heft
de nederste stede van al den
sterren. ende als hic wane Ende alse men
leesende vint de mane es de minste
van den sterren 220 die ons
lichten noch van verren die vroede
liede segghen al bloet die sonne
achtwaruen alse groet alse die
erde es al gheheel Ende die
mane es meerre een deel 225 dan die
erde dus eist bescreuen Mane ende
sterren siin ghegheuen dat sii dien
naect maken clare want hi
anders te leeliic ware Ende omme
dat die nachts in watere pinen 230 Ende die
oec wandelen in wostinen daer bi
souden ghetroest weesen Ende alre
meest oec alse wi leesen van libien
int groete sant daer een
clene wint alte hant 235 die
weghe verwait soe dat se man altoes neghen
bekennen can [fol.2v] Ne
daden die sterren men ne vonde Niemene
diere gheghaen in conde Noch men ne
vonde nemmermee 240 Niemene
die voere in de zee Oec leesmen
dat men voghele vint die vander
sonnen niet en tuint Die clareit
ghedoghen connen Nachts
moetsi vlieghen ende ronnen 245 Ende hem
bi den sterren voeden dat suldi
mede wel ghevroeden dat niet
alleene dor die sconeede Noch allene
dort leecht mede Sonne.
sterre. ende mane. 250 Sijn
gheseet. maer om te verstane Scone weder
ende quaet der bi Ende om dat
die minste des vroet sii dat si
sceden dach ende nacht Weke ende
maent ende dees jaers cracht 255 lentin.
somer. heerfst. ende winter. die van
dompeiden ghenen splinter Stekende
heeft in sinen siin die magher
vele leeren in versta wi so
merken conne 260 dat
ghemaect was die sonne Jnt oesten
tilike te haren up ganghe des auons
der na. dan was niet langhe doe soe was
ten onderen gane Maecte god
risende de mane 265 Ende soe
was wl van haren lechte dus proeuent
mesters al bi rechte DEs .v.
daghes versierde god ons here wende lucht.
met groeter ere Der lucht
gaf hi dat vlieghen conde 270 Ende dat
suemmende ghinc ten gronde vissche en
voghele dat es waer Maecte hi
beede van watre daer God maecte
alle dinc die roet Clene ende
groet diet water voet 275 Ende wat
so gaet oec ende vlieghet bedi mesdoet
hi ende lieghet die seghet
dat sij iet maken conden die quade
gheeste dane sonden doe seinde
hise ende benedide 280 Om dat
hi wilde dat siin wille diide DEn sesten
daghe versierde god De erde ende
hiet na siin ghebod dat soe
beesten brochte voerd hi wiste wel
merct ende hoert 285 dat de
mensche vallen soude maer doer
sine dueghet so woude hi den
mensche beesten gheuen Omme te
verlichtene dat suare leeuen beesten
merct dit wordelike saen 290 het si
om dat sii ons bi staen Nv vraegt
men of die goedertiere God. maecte
die felle diere Ende de
gheueninde voer adaems sonden die redene
hebbic al vonden 295 dat alle
diere sonder waen Ghemaect
waren onderdan den mensche
te sine emmermeere adde hi
gheoert na onsen here Maer na de
mesdaet alst wel sciint 300 word sii
fel ende gheueniint Ende staende
na siine scade Oec mede om
siine mesdade Segghen ons
die eleghe lude dat die
boeme ende die crude 305 die nu
wassen vruchte loes dat elc siine
cracht verloes van der
mesdaet van adame Sonne ende
mane van groeter scame Sterren ende
diere steene 310 Ne
behilden nemmeer alleene van hare
cracht dan zeeuende deel te voeren
adden sii se al gheel. |
van de
engelen die volstonden die er staan
bleven heet dat boek het licht En die er
vielen naar al recht Mogen wel
heten duisterheid 160 daar
noemde God, aldus leest men mede dat licht
bij namen en heet het dag de tijd daar
duisterheid aan lag heet onze
Heer nacht bij namen En dit was
zoals we vernamen 165 Een
zondag en de allereerste dag die ter
wereld ooit lag De andere
dag aldus is het bekend Maakte God
dat firmament In het water
ter midden waart recht 170 van
water zo maakte hij echt hard en vast
gelijk kristal Helder
geschapen als een eierschaal De sterren
dit is bekend Die staan in
dit firmament 175
firmament heet het bij naam. Omdat het vast
houdt tezamen En het dat
water alzo houdt Die boven
hen zijn met geweld dat ze niet
nee komen neer 180 wat ze
er doen antwoord ik weer dat nee weet
niemand dan God onze Heer Uitgezonderd
dat sommige in zijn leer Zeggen dat
de dauw er vandaan komt dit
firmament heeft hij genoemd 185 Spreekt
dat boek hemel bij namen Omdat het
bedekt al tezamen En
verhemelte de wereld al Water, vuur,
berg en dal. De derde dag
lezen we van God 190 dat hij
met zijn gebod het water
verzamelde in een convent dat is onder
het firmament dat zich de
droogte openbaarde die droogte
noemde God toen aarde 195 En de
water verzameling daar ze alle
tezamen gingen dat heet hij
bij namen zee En daarna zo
maakte hij meer God zag dat
het was goed 200 En hij
zei met een spoed ik wil u
geven kruid En hun
groenheid komt uit. Waarvan
komen mag zaad En dat er
geboomte op staat 205 dat
appels draagt naar zijn manier En vrucht
ook menigerhande al dat hij
zei was goed gedaan Want zijn
wil moest volgaan De vierde
dag maakte daaraan 210 Onze
Heer zon en maan En de
sterren die hij gezonden En gezet
heeft in het firmament ver beneden
sterren staan Zon en maan
zonder waan 215 En al
die planeten mede de aarde
heeft de laagste plaats van al de
sterren en zo ik waan En zoals men
lezende vindt de maan is de
kleinste van de sterren 220 die ons
lichten nog van verre die
verstandige lieden zeggen al bloot de zon acht
maal alzo groot als de aarde
is al geheel En de maan
is maar een deel 225 van de
aarde, aldus is het beschreven Maan en
sterren zijn gegeven dat ze die
nacht maken helder want die
anders te lelijk was En omdat die
s nachts in water werken 230 En die
ook wandelen in woestijnen daarbij
zouden getroost wezen En
allermeest ook, zoals we lezen van Libi in
het grote zand daar een
klein wind gelijk 235 de weg
wegwaait zodat ze de man altijd nee
geen bekennen kan Nee, deden
die sterren men niet vond Niemand die
er gaan kon Nog men nee
vond nimmermeer 240 Niemand
die voer in de zee Ook leest
men dat men vogels vindt die van de
zon niet iets Die
helderheid gedogen kunnen s Nachts
moeten ze vliegen en rennen 245 En hen
bij den sterren voeden dat zal ge
mede wel bevroeden dat niet
alleen door die schoonheid Nog alleen
door het licht mede Zon, sterren
en maan. 250 Zijn
gezegd, maar om te verstaan Mooi weer en
kwaad daarbij En omdat de
minste dus bekend is dat ze
scheiden dag en nacht Week en
maand en de jaar kracht 255 lente,
zomer, herfst en winter. die van
domheid geen splinter Steken heeft
in zijn zin die mag er
veel leren in versta we zo
merken kunnen 260 dat
gemaakt was de zon In het oosten
tijdig in haar opgang De avond
daarna, dat was niet lang Toen ze was
ten onder gegaan Maakte God
rijzende de maan 265 En ze
was wel van haar licht aldus beproeven
het meesters al bij recht De 5de
dag versierde God onze Heer wendende
lucht met grote eer De lucht gaf
hij dat vliegen kon 270 En dat
zwemmende ging te gronde vissen en
vogels dat is waar Maakte hij
beide van water daar God maakte
alle ding die goed Klein en
groot die het water voedt 275 En wat
zo gaat ook en vliegt daarom
misdoet hij en liegt die zegt dat
zij iets maken konden de kwade
geest dan zonden toen zegende
hij ze en benedijde 280 Omdat
hij wilde dat zijn wil gedijde De zesde dag
versierde God De aarde en
zei naar zijn gebod dat ze
beesten bracht voort hij wist
wel, merk en hoor 285 dat de
mens vallen zou maar door
zijn deugd zo wou hij de mens
beesten geven Om te
verlichten dat zware leven beesten merk
dit woordje gelijk 290 hetzij
omdat ze ons bijstaan Nu vraagt
men of die goedertieren God maakte
die felle dieren En de
venijnige voor Adams zonden die reden
heb ik al gevonden 295 dat alle
dieren zonder waan Gemaakt
waren onderdanig de mens te
zijn immermeer had hij gehoord
naar onze Heer Maar na de
misdaad, zoals het wel schijnt 300 worden
ze fel en venijnig En staan
naar zijn schade Ook mede om
zijn misdaden Zeggen ons
de heilige lieden dat de bomen
en de kruiden 305 die nu
groeien vruchteloos dat elk zijn
kracht verloor van de
misdaad van Adam Zon en maan
van grote schaamte Sterren en
dure stenen 310 Nee,
behielden nimmer alleen van hun
kracht dan het zevende deel tevoren hadden
ze die al geheel. |
[fol3r] DOe
sprac god make wi den man Nu merct
ende verstaet hier an 315 tote
wien seide hi maken wie der persone
so siin drie de
drieuoudecheit spreect ghemeene dits den
mensche ene here niet cleene dattene god
makede met voerrade 320 al
maecti met siire ghenade al de andre
creaturen hine sprac
niet van hare naturen alse hi tote
des menschen dede Nochtan was
hi ghemaket mede 325 Na der
zielen des gods ghebelde dit was den
mensche groete welde Na den
lichame wildit horen heft hiis
vele te voren want hi es
van meester werden 330 den
besten staet dat oeft ter erden Ende den
mensche te hemele waert Jn drien
saken openbaert God des
menschen weerdechede dat hi niet
alleene mede 335 Ghemaect
was omme hertsche welde Maer na der
zielen gods ghebelde Dander es
als ic erst seide datter god
sinen raet toe leide Ende seide
maken wi den man 340 de derde
waerdecheit der an dats dat hi
ghemaect was alse here van allen
dieren met groeter ere dat sine
voeden na den sonden Ende cleden
souden tallen stonden 345 Ende
helpen sinen arbeit draghen vor de
mesdaet hoer ic ghewaghen Gaf god den
mensche ende den dieren vruucht
tetene van manieren want derde
brochte niet dan goet 350 Mensche
marc of du bes vroet du heues
verloren in den meesten dine herscap
in den besten an draken
ende an liebarde an tigren
ende an luparde 355 dit was
groete waerdechede an die
mintste hef stu mede Ghewelt
verloren om diin lieghen dats an
messien ende an vlieghen an die
middelste hefstu ghewout 360 om dat
tu marken sout dattu here
altoes wars bleuen der beesten
atstu niet begheuen tgebod dat
di god gheboet dus vielstu
in groeter noet 365 God
benedide den man ende seide
deese woert der an wasset ende
wert menech vout dit woert
dat men ghescreuen hout Gaet jeghen
die buggheren die spraken 370
valschelike in haren traken dat huwelic
te gherestonde Ne mach
weesen sonder sonde die daet
waent hem weert suaer pardoen God en hiet
noint sonde doen 375 God sach
al dat hi adde ghemaect al waest
goet ende wel gheraect Uulmaect es
nu hemel ende erde Ende al hare
sierheit met groeter werde Des .vi.
daghes verwldi mede 380 al werc
daer hi neerenst toe dede Ende ruste
up den .vij. dach Niet dat hem
eneghe pine verwach Maer dat hi
siin maken liet Jn sulken ne
market niet 385 hine
maect noch alle daghe vele dincs
dins ghene saghe Maer hine
maecte niet hier na Sine materie
die ne was daer Ghemaect of
hare ghelike 390 an adame
was sekerlike die materie
van alden lieden dit willic an
siin vlesch bedieden van sinen
vlessche esset al dat es ende
was ende commen sal 395 Ende
mensche voerme heuet ontfaen van der
zielen suldi verstaen dat daer
ghene ziele af cam Maer wie so
vlesch van hem nam [fol.3v] God
gaf hem ziele ghelic adame 400 de
zeuende dach die heet die name daer god up
ruste saterdach Ende in
ebreus eist alse ict sach heetent die
iueden sabaet dats ruste
gods daert al ane staet 405 [ende hi
benedidene dats waer] Sint
vierdemenne menech jaer Duus alse
ghiit hier hebt vernomen So eist ons
van Moysesse comen dat got
maecte hemel ende erde 410 Ende al
dat boerde thare werde al benediide
hiit ende seinde dit was eer
dat noint reinde want eene
fontejne van groeten prijse die quam
uten paradyse 415 gaf
natheit in groeter tiit al omme ende
omme der weerelt tparadys
bediet marien de fonteine
ihesus den vrien die al met
duegeden maket nat 420 hier
naer sal hict verclaren bat wat
riiuieren der ute quamen Ende oe dat
sii heeten bi namen hoert van
adame dat besceet God maectene
alse hier voren steet 425 van der
herden van den lime Na den
vlesche eist dat ic riime Ende die
ziele maecti van niete weet weel
dat hi achter liete de wareit
die niet gheloueden dies 430 de
lettre spreect dat hi in blies hem den
leuenliken gheest dat bediet
recht alre meest dat hi die
ziele sende in vat plato dolde in
deeser stat 435 die
edelste clerc van ogher name die seide
dat ten lachame die inghele
maecten ende god den gheest dat segghen
sulke hebbe ic ghevreest dat de ziele
ware meede 440 ghemaect
vander goddeliichede ware dat
waer sone mochte dan Niet ghene
sonde doen de man Niechtemeer
dan onse here Noch oec
steruen nemmermeere 445 DE man
was ghemaect vander moude dat merct.
recht in manliker oude wlcommen in
crachte in wlre jueghet wl maect van
leeden jn sulker dueghet wilde hi
tghebot gods niet begheuen 450 dat hi
mochte eweelike leuen verbrake
hiit oec doer eneghe noet Dat hire
omme smaken soude de doet Duus was hem
wl wille ghegheuen Weder hi
steruen wilde ofte leeuen 455 God die
milde es ende wiis die maecte
dat paradys ten derden
daghe doe hi vt Comen dede bome
ende cruut al daer die
weerelt es an beghin 460 dat es
ten oesten no meer no min al daer
heuet hiit gheseet het
bescriuet die heleghe weet dat et es
die scoenste stede die es onder
den emel mede 465 beede bi
berghen ende bi landen vte onser
wanderinghen ghestanden Jof so
gheuest metter zee dat man ne
ghewonne nemmermee Noch ne
gheen came in de stede 470 Met
neghere bendechede het was
toter manen oech Bedi bleeft
vander loeuien droech Jnt paradys
sette onse here god alt hout want
het was siin ghebod |
Toen sprak
God maken we de man Nu merk en
versta hieraan 315 tot wie
zei hij te maken wie de personen
zo zijn drien de
Drievuldigheid spreekt algemeen (1) dit is de
mens, een heer niet klein dat hem God
maakte met voorberaad 320 al
maakte hij met zijn genade al de andere
creaturen hij sprak
niet van hun naturen zoals hij
tot de mens deed Nochtans was
hij gemaakt mede 325 Naar de
ziel van Gods beeld dit was de
mens grote weelde Naar het
lichaam wilde ge het horen heeft hij
veel te voren want hij is
van grootste waarden 330 de
beesten staat dat hoofd ter aarde En de mens
te hemel waart In drie
zaken openbaart God de
mensen waardigheid dat hij niet
alleen mede 335 Gemaakt
was om de aardse weelde Maar naar de
ziel Gods beeld De andere is
zoals ik eerst zei Dat er God
zijn raad toe legde En zei maken
we de man 340 de derde
waardigheid daaraan dat is dat
hij gemaakt was als heer van alle
dieren met grote eer dat ze hem
voeden na de zonde En kleden
zouden te alle stonden 345 En helpen
zijn arbeid dragen voor de
misdaad hoor ik gewagen Gaf God de
mens en de dieren vrucht te
eten van manieren want de aarde
bracht niets dan goeds 350 Mens
merk als u bent verstandig u hebt
verloren in de meeste uw
heerschappij in de beesten aan draken
en aan leeuwen aan tijgers
en aan luipaarden 355 dit was
grote waardigheid aan de
minste heeft u mede Geweld
verloren om uw liegen Dat is aan
muggen en aan vliegen van de
middelste hebt u geweld 360 omdat u
merken zou dat u heer
altijd was gebleven de beesten
had u begeven het gebod
dat u God gebood dus viel u
in grote nood 365 God
zegende de man en zei dit
woord daaraan groei en
wordt menigvuldig dit woord
dat men geschreven houdt Ga tegen die
ketters die spreken 370 vals in
hun streken dat huwelijk
te gene stonde Nee, mag
wezen zonder zonde die daad
waant hen waard zwaar pardon God zei
nooit zonde te doen 375 God zag
al dat hij had gemaakt al was het
goed en goed geraakt Volmaakt is
nu hemel en aarde En al haar
sierlijkheid met grote waarde De 6de
dag vervulde mede 380 al werk
daar hij vlijt toe deed En ruste op
de 7de dag Niet dat hem
enige pijn verwachte Maar dat hij
zijn maken liet In zulke nee
merk niet 385 hij
maakt nog alle dagen vele dingen
en dat is geen sage Maar hij maakte
niet hierna Zijn materie
die nee was daar Gemaakt of
haar gelijke 390 aan Adam
was zeker de materie
van al de lieden dit wil ik aan
zijn vlees beduiden van zijn vlees
is het al dat is en
was en komen zal 395 En mens
vorm heeft ontvangen van de ziel
zal ge verstaan dat daar
geen ziel van kwam Maar wie zo
vlees van hem nam God gaf hem
ziel gelijk Adam 400 de
zevende dag die heeft de naam daar God op
rustte zaterdag En in
Hebreeuws is het zoals ik het zag Heten het de
Joden sabbat Dat is rust
God daar het al aan staat 405 [en hij
zegende dat is waar] Sinds vierde
men het menig jaar Dus zoals ge
hier hebt vernomen Zo is het
ons van Mozes gekomen dat God
maakte hemel en aarde 410 En al
dat behoorde tot haar waarde al benedijde
hij het en zegende dit was eer
dat nooit regende want een
fontijn van grote prijs die kwam uit
het paradijs 415 gaf
natheid in grote tijd alom en om
de wereld het paradijs
betekent Maria de fontein
Jezus de vrije die al met
deugden maakte nat 420 hierna
zal ik het verklaren beter wat rivieren
daaruit kwamen En ook ze
heten bij namen hoort van
Adam dat bescheidt God maakte
hem zoals hier voren staat 425 van de
aarde van de leem Naar het
vlees is het dat ik rijm En de ziel
maakte hij van niets weet wel dat
hij achter liet de waarheid
die niet geloofden dit 430 de
letter spreekt dat hij in blies hem de
levende geest dat betekent
recht allermeest dat hij de
ziel zond in het vat Plato doolde
in deze plaats 435 de
edelste klerk van hoge naam die zei dat
het lichaam de engelen
maakten en God de geest dat zeggen
sommige heb ik gevreesd dat de ziel
was mede 440 gemaakt
van de Goddelijkheid was dat waar
zo mocht dan Nee, geen
zonde doen de man Niet meer
dan onze Heer Nog ook
sterven nimmermeer 445 De man
was gemaakt van de modder dat merk
recht in mannelijke ouderdom volkomen in
kracht in hun jeugd volmaakt van
leden in zulke deugd wilde hij
het gebod God niet begeven 450 dat hij
mocht eeuwig leven verbrak hij
het ook door enige nood Dat hij er
om smaken zou de dood Dus was hem
wel wil gegeven Weder hij
sterven wilde of leven 455 God die
mild is en wijs die maakte
dat paradijs te derde dag
toen hij uit Komen deed
bomen en kruid al daar de
wereld is aan het begin 460 dat is
ten oosten nog meer of min aldaar heeft
hij het gezet het
beschrijft de heilige wet dat het is
de schoonste plaats die is onder
de hemel mede 465 beide
bij bergen en bij landen uit onze
veranderen bevinden Of ze geeft
het met de zee dat man nee
gewint nimmermeer Nog nee geen
kwam in de plaats 470 Met nee
geen handigheid het was tot
de maan hoog Daarom bleef
het van de zondvloed droog In het
paradijs zette onze Heer God Al het hout
want het was zijn gebod |
(1) In het
Hebreeuws staat 25: en de Goden zagen dat het goed was. Een probleem met 1
God. Daarom wordt hier de Drievuldigheid gemaakt. Dat was met Marias
maagdelijkheid nogal een strijd vroeger van verschillende theologische
groeperingen en vooral Arianen die er maar 1 God in zagen. Die werden ketters
genoemd wat tienduizenden mensen het leven heeft gekost. Nu staat er alleen;
God zag dat het goed was. Is dan ook de Drievuldigheid verdwenen?
[fol.4r] 475
dat scone was ende smaken soechte omme dat den
man ghenoeghen mochte bede de
smake ende dat up sien jn die
middewarde van dien sette hi des
leeuens hout 480dat heuet
die cracht ende die ghewout die de
vruucht et soe mach hem gheuen ghesonde
ende langhe leeuen Oec segghen
sulke boeke meer dat hi mach
leuen emmermeer |