Leven van Sinte Clara.
Uit: http://bc.library.uu.nl/nl/node/191
Opgeschreven en vertaald door Nico Koomen.
Hier begint die legende der glorioser
maghet Sinte Clara ende van die bevelinghe ende lovinge haerre oerden ende
die verspreyenghen der oerden ende van haer heilighe maechden. Ortus conclusus soror
mea sponsa ortus conclusus fons signatus, etcetera: een besloten hof, een gheteykende fonteyn, mijn suster, mijn bruyt,
dijn uutsendinghe hemelsche paradijs. Dese woerden bescrivet Salemoen in Canticis
Canticorum. Al eest saeck dat dese voerscreven teghenoecht sijn ende
ghesproken vander heiligher kercken ende vander glorioser Maget Mariën,
nochtan soe mach mense oec spreken vander onbevlecter maghet ende heilige
Clara ende oec van haer heilighe ende openbaer religi ende oerden. Dese
maghet Clara, want sij boven allen uutvercoren Heere Jhesum Christum ghenomen
tot eenen brudegoem ende Hij hevet weder omme sijn bruyt gecroent |1rb|
metter cronen der ontsprekelijcker scoenheit hier boven inder ewicheit. Daer
om die uutvercoren Heere Hem niet onverdienttelijc soe sprect Hij dese
voerscreven woerden van Sijnder bruyt dien Hij int eynde der warelt vercoren
heeft uut duysentden, als oft Hij seggen woude: "O, heilighe
maghet Clara, Mijn suster, Mijn bruyt, dijn oerden is een besloten hof, want
sij vruchtbaer. Ende du beste die gheteykende fonteyn inden hof, want die
heerlijcke teykenen dijnre duechden ende die uutseyndinghen dijnre planten
als dat paradijs metten vruchten der appelen. Soe bringhet ghij tot mi rijpe
vruchten overmits u vochticheit ende groenheit ende heilighe voerganc." In desen hof soe wassen dese vruchten ende
groeyen ende bloeyen ende sonder ophouden soe rijpen |1va| sij ende sij sijn
den lieven brudegoem Jhesum boven allen welriekende cruden seer bequaem ende
sueten, want Hij spreket: "Ic bin neder
gheclomen in mijnen hof om te siene die appelen der dalen." Want die appelen Sijns lieven bruyts Clara
ende haer vruchtbaer vruchten sijn Hem seer behaechlijc. Tot desen hof soe
daelt neder die Heere dagelijcx ende besietse ende voetse. Ende op dat die
bloemkijns - overmits geen sorchvoldicheit - en verdorven ende of en vallen,
soe onthoutse die gheminde Heere overmits die tegenwoerdicheit sijnre
geestelijcker vertroestingen. Ende desen hof en is niet tevergeefts gesloten,
want sij en henget niet dat daer enighe sondige of scandelijcke dingen in
gelaten worden. Ende sij en is niet alleen met een yseren gringel gesloten,
mer oec van alle |1vb| waerlijcken ende besmettende geselscape is sij vremde.
Ende sij es oec ombemuert met hogen mueren, dat es met aflaten ende
vergiffenissen van sonden van bisscoppen, op datmen daer niet over climmen en
sal ende met sulcken voersienicheit is sij oec ombepaelt met hoogen mast
bomen, op dat sij niet lichtelijc metten winde der temptaciën becraftich en
wort. Ende desen hof es die gheteykende fonteyne sonder of laten vloeyt
vanden berch Libano. Want dese fonteyn is levendich ende sij gevet den
dorsten na haer dat leven ende uut haer vloeyen veel vergaderinge van
rievieren ende comen te samen in een water, dat es dat heilighe orden over
alle die werelt vermeert ende verspreyt wort, in welken oerde soe veel
costelijcke margrieten blincken. Ende oec dese hemelsche vrouwen gelijcken
welriekede leliën. Soe leeren sij ende instruëren lichtelijc veel ongeleerde
ende onwetende menschen. Ende alle droecheit des waerlijcken levens wech
geworpen, maken sij alle die werelt vochtich |2ra| met haren heilighen leven.
Ende overmits den brande der minnen, soe maken sij saecht ende bemorwen veel
versteende herten van mannen ende vrouwen tot penitenciën ende totten dienste
Gods. |
Hier begint de legende van de glorieuze maagd
Sint Clara en van de aanbevelingen en liefde voor haar orde en de
verspreiding der orde en van haar heilige maagden.
Ortus conclusus soror mea sponsa ortus conclusus fons signatus,
etcetera: een besloten hof, een verzegelde
fontein, mijn zuster, mijn bruid, uw uitzending naar het hemelse paradijs.
Dit woord beschrijft Salomon in Canticis Canticorum. Al is het zaak
dat deze voor geschreven geneugten zijn en gesproken van de heilige kerk van
de glorieuze Maagd Maria, nochtans zo mag men ze ook spreken van de
onbevlekte maagd heilige Clara en ook van haar heilige en openbare religie en
orde. Deze maagd Clara, want zij is boven allen uitverkoren en door Heer
Jezus Christus genomen tot een bruidegom en Hij heeft wederom zijn bruid
gekroond met de kroon der onuitsprekelijke schoonheid hier boven in de
eeuwigheid. Daarom dat die uitverkoren Heer Zich niet onverdienstelijk
uitspreekt dat Hij deze voor beschreven woorden van Zijn bruid die Hij in het
einde der wereld gekozen heeft uit duizenden alsof Hij zeggen wou: "O, heilige maagd
Clara, Mijn zuster, Mijn bruid, uw orde is een besloten hof, want zij is
vruchtbaar. En u bent die verzegelde fontein in de hof, want die heerlijke
tekens van uw deugden en de uitzendingen van uw planten als dat paradijs met
de vruchten der appelen. Zo brengt gij tot mij rijpe vruchten vanwege uw
vochtigheid en groenheid en heilige voortgang." In deze hof zo groeien deze vruchten en
groeien en bloeien en zonder ophouden zo rijpen zij en zij zijn de lieve
bruidegom Jezus boven alle welriekende kruiden zeer bekwaam en zoet, want Hij
spreekt: "Ik ben neer
geklommen in mijn hof om te zien de appels der dalen." Want die appels van zijn lieve bruid
Clara en haar vruchtbare vruchten zijn Hem zeer behaaglijk. Tot deze hof zo daalt
de Heer dagelijks neer en beziet ze en voedt ze. En zodat die bloempjes -
vanwege geen zorgvuldigheid - bederven
en of vallen, zo behoudt de beminde Heer ze vanwege die tegenwoordigheid van
zijn geestelijke vertroostingen. En deze hof is niet tevergeefs gesloten,
want zij staat niet toe dat daar enige zondige of schandelijke dingen in
gelaten worden. En zij is niet alleen met een ijzeren ring gesloten, maar ook
van alle waarlijk en besmettend gezelschap is zij vreemd. En zij is ook
ommuurd met hoge muren, dat is met aflaten en vergiffenis van zonden van
bisschoppen, zodat men daar niet over klimmen zal en met zulke voorzienigheid
is zij ook ompaald met hoge dennenbomen opdat zij niet lichtelijk met de wind
der verleidingen bekrachtigd wordt. En deze hof is de verzegelde fontein die
zonder aflaten vloeit van de berg Libanon. Want deze fontein is levendig en
zij geeft de dorstige na haar dat leven en uit haar vloeien veel
verzamelingen van rivieren en komen tezamen in een water, dat is dat de
heilige orde over de hele wereld vermeerderd en verspreid wordt in welke orde
zoveel kostbare parels blinken. En ook deze hemelse vrouwen gelijken
welriekende leliën. Zo leren zij en instrueren lichtelijk veel ongeleerde en
onwetende mensen. En alle droogte van het wereldlijke leven weg geworpen
maken zij de hele wereld vochtig met hun heilige leven. En vanwege de brand
van het minnen, zo maken zij zacht en vermurwen veel versteende harten van
mannen en vrouwen tot penitentiën en tot de dienst van God. |
Van Sinte Claren moeder Ortulana. Dat
ander capittel Aan desen
voergenoemden hof soe was die heilighe vrouwe Ortulana die wercster ende een
snelle bewaerster, metten naem ende metten wercken seer salichlijck ende
vruchtbaer. Welcke vrouwe seer edel was van gheslachte, mer veel eeldere
inder heilicheit, want als een goede boem heeft sij gebaert die geteykende
fonteyne ende een rechtverdighe ende salige vrucht als Claren in deser
werelt, die nu alder claerste blinct inden hemel. Ortulana, die
vleeschelijcke moeder van dit overscoen kint, was van edelen gheslachte van
Assise geboren, ende haer man was een edel ridder ende oec haer beyden
broeders. Ende hier |2rb| inder tijt waren sij overvloedich van aertschen
rijcdomme, mer Ortulana - dat veel beeter was - was altijt sorchvoldich om
rijck te worden in duechden, in geestelijcke vruchten ende om dat oncruyt uut
haren hof te plucken. Al was sij gebonden inder echt, ende oeck sorge te
dragen voer haer huysgesinne ende oec om die noetorsticheit des huys te
besorghen, nochtans soe was sij na haer vermogen becommert met godlijcken
diensten ende wrochte die wercken der bermherticheit, want sij begeerde nae
alle haerre cracht die sonden uut te doen ende dat saet der duechden in haer
ende ander menschen te planten ende te vermeerderen. Ende dicwile ginc sij te
kercken om haer gebet te spreken; ende oec in haer selfs huys was sij dicwil
alleen, becommerde haer met godlijcken dingen. |2va| Den weesen ende armen
plach sij al visenteerende te hulpen te comen met grooter minnen ende medelijden
van waerlijcker sorgen. Alst mogelijc was ende bi orlof van haren man plach
sij haer dicke of te trecken; ende al waest dat sij - overmits die
eerweerdicheit van haren man - ghecleet was met riddelijcken cleederen,
nochtan soe bewaerde sij haer met alre naersticheit, dat haer herte daer niet
af besmet en worde van binnen. Die woeninghe der wilder herten versmadese
ende van die oneerlijcke fabulen ende spraken plach sij te vliën als van
levenden venijn. Ende als sij aldus
altijt oec becommert was metter Passiën Ons Heeren ende altoos die in haer
herte droech, soe begheerde sij met vierlijcker minnen, met al haer crachten
die steden die gheheilicht waren metten duerbaren Bloede Christi,
tegenwoerdelijc noch te versoeken. Ende noch de moetheit ende noch
sorch\lijcheit |2vb| des weechs, noch die onsekerheit des gheselscaps, noch
die teederheit haers lichaems, noch die edelheit des gheslachts, noch die
waerdicheit des artschen gloriën en mocht haer minnende herte niet af trecken
van haer opset, maer sij gaf haer blidelijc tot allen periculen ende sij voer
over die zee metten pelgerims devotelijc te Heilighen Lande waert. Ende als
sij die heilige steden versocht hadde, die God selver met Sijn heilighe
voetstappen geheilicht hadde, soe is sij weder met bliscapen ghesont gecomen
tot Assisen. Te hant ginc sij in Sinte-Michaëls kercke om daer te beden. Ende
sij visenteerde met devociën te Roome die kercken der heiligher Appostelen
ende oec ander heilighe steden der heiligen, met grooter innicheit ende
bedructheit des herten versocht sij sonder oflaten. Ende hoe grootelijc
ende heilichlijc dese vrouwe Ortulana wanderde inden wech des Heeren en soude
een corte sermoen niet uut spreken moghen te vollen |3ra|. Doen haer edel man
gestorven was, versmaede sij dese warelt met allen haer cyerheit. Ende inden
hof des Heeren beval sij haer in een strenghe bewaernisse haerre dochter.
Ende aldus volherdende in den dienste Gods blencte sij met veel mirakelen.
Ende doer die verdienten haers levens, soe es sij Gode bequame geweest. |
Van Sint Clara’s moeder Ortulana. Dat
volgende kapittel. Aan deze voorgenoemde
hof zo was de heilige vrouw Ortulana de werkster en een snelle bewaarster met
de naam en met de werken zeer gelukkig en vruchtbaar. Welke vrouw zeer edel
was van geslacht, maar veel edeler in de heiligheid want als een goede boom
heeft zij gebaard die verzegelde fontein en een rechtvaardige en gelukkige
vrucht zoals Clara in deze wereld die nu aller helderst blinkt in de hemel. Ortulana, de
vleselijke moeder van dit over schone kind was van edel geslacht van Assisi
geboren en haar man was een edele ridder en ook haar beide broeders. En hier
in de tijd waren zij overvloedig van aardse rijkdommen, maar Ortulana - dat
veel beter was - was altijd zorgvuldig om rijk te worden in deugden, in
geestelijke vruchten en om dat onkruid uit haar hof te plukken. Al was zij
gebonden in de echt en ook zorg te dragen voor haar huisgezin en ook om de
nooddruft van het huis te bezorgen, nochtans zo was zij naar haar vermogen
bekommerd met goddelijke diensten en wrocht de werken van de barmhartigheid
want zij begeerde naar al haar kracht de zonden uit te doen en dat zaad der
deugden in haar en andere mensen te planten en te vermeerderen. En dikwijls
ging zij ter kerk om haar gebed te spreken en ook in haar eigen huis was zij
dikwijls alleen en bekommerde zich met goddelijke dingen. De wezen en armen
plag zij al visenterende te hulp te komen met grote minnen en medelijden van
ware zorgen. Als het mogelijk was en bij verlof van haar man plag zij vaak te
vertrekken en al was het dat zij - vanwege die waardigheid van haar man -
gekleed was met ridderlijke klederen, nochtans zo bewaarde zij zich met alle
naarstigheid zodat haar hart daar niet van besmet wordt van binnen. De
woningen van de wilde harten versmaadde ze en van die oneerlijke fabels
spreken plag zij te vlieden als van levend venijn. En zoals zij aldus
altijd ook bekommerd was met het lijden van onze Heer en altijd die in haar
hart droeg zo begeerde zij met vurige minnen, met al haar krachten die
plaatsen die geheiligd waren met het duurbaar Bloed Christus tegenwoordig nog
te bezoeken. En nog de vermoeidheid en nog de zorgelijke weg, nog de
onzekerheid van het gezelschap, nog de tederheid van haar lichaam, nog de
edelheid van het geslacht, nog de waardigheid van de aardse gloriën mocht
haar minnende hart niet aftrekken van haar opzet, maar zij gaf zich blijde
tot alle gevaren over en zij voer over de zee met de pelgrims devoot tot het
Heilige Land waart. En toen zij de heilige steden bezocht had die God zelf
met Zijn heilige voetstappen geheiligd had zo is zij weer met blijdschap
gezond gekomen te Assisi. Gelijk ging zij in Sint-Michaëls kerk om daar te
bidden. En zij bezocht met devotie te Rome de kerk der heilige Apostelen en
ook andere heilige plaatsen der heiligen, met grote innigheid en bedruktheid
van het hart verzocht zij bijzondere aflaten. En hoe groot en heilig
deze vrouw Ortulana wandelde in de weg des Heren zou een korte preek niet ten
volle uitspreken mogen. Toen haar edele man gestorven was versmaadde zij deze
wereld met al haar sierheid. En in de hof des Heren beval zij zich in een
strenge bewaring van haar dochter. En aldus volhardend in de dienst God blonk
zij uit met veel mirakels. En door die verdienste van haar leven zo is zij
God bekwaam geweest. |
Van die gheboerte der heiligher maget
Clara, ende hoe sij met wonderlijcken teekenen voerboetscapt wort. Derde
cappittel "Een boem kentmen
bij sijnre vruchten ende vanden boem wort die vrucht gepresen." Want die
Heere sprect: "Een goet boem en
mach geen quade vruchten voert brenghen. In die wortel is voer gegaen die
volheit der godlijcker gaven, opdat in dat telchkijn volgen soude die
overvloedicheit der heilicheit. Ende als dese heylighe
vrouwe aldus beswaert was met vruchten, doen sij dese heilighe pelgrimagiën
al gedaen hadde, soe was sij zeer bevreset voer perikel der vruchten |3rb|
gelijck ander vrouwen. Ende om blijde verlossinghe soe badt sij altijt Onsen
Heere Jhesum Christum. Ende doen sij op een tijt stont inder kercken ende was
opt uuterste metten kinde ende sij badt vierichlijck den Heere om blijde
verlossinghe, soe hoerde sij een stemme tot haer sprekende: "En ontsiet u
niet, o wijf! Ghij sult salichlijc een vrucht voertbrengen dat sal wesen een
licht, dat alle de warelt claerheit verlichten sal." Ende dit mirakel
aensiende ende met bliscappen haer verwonderde ende van deser stemmen zeer
wel vertroestende wesende, soe is sij thuys gegaen ende dancbaer ende loefde
den Heere. Ende doen die tijt
quam, baerde sij een suver maechdekijn. Welc kint doet verboren wert metten
heilighen doopsel, dede sijt noemen Clara, hopende vervult te werden -
overmits die behaechlijcheit des godlijcke willes - die claerheit des beloefden
lichts. Van welcker beloeften soe machmen |3va| claerlijc mercken hoe dat
Clara wesen soude in haer leven, als sij aldus overmits die godlijcke gracie
verclaert wert, noch wesende in haer moeders lichaem. |
Van de geboorte der heilige maagd Clara
en hoe zij met wonderlijke tekens tevoren geboodschapt wordt. Derde kapittel "Een boom kent
men bij zijn vruchten en van de boom wordt die vrucht geprezen." Want de
Heer spreekt: "Een goede boom
mag geen kwade vruchten voortbrengen. In de wortel is voor gegaan de volheid
van de goddelijke gaven zodat in dat twijgje de overvloed der heiligheid
volgen zou. En toen deze heilige
vrouw aldus bezwaard was met vruchten, toen zij deze heilige pelgrimagiës al gedaan
had zo was zij zeer bevreesd voor gevaar van de vrucht gelijk andere vrouwen.
En om blijde verlossing zo bad zij altijd Onze Heer Jezus Christus. En toen
zij op een tijd stond in de kerk en was op het uiterste met het kind en zij
bad vurig de Heer om blijde verlossing zo hoorde zij een stem tot haar
spreken: "Ontzie u niet, o
wijf! Gij zal zalig een vrucht voortbrengen en dat zal wezen een licht
dat de hele wereld helder verlichten
zal." En dit mirakel
aanziende en met blijdschap zich verwonderde en van deze stem zeer goed
vertroost wezende zo is zij thuis gegaan en dankbaar en loofde de Heer. En toen die tijd kwam
baarde zij een zuiver maagdje. Welk kind toen het geboren werd met het heilig
doopsel liet zij het noemen Clara, hopende vervuld te worden - vanwege de
behaaglijkheid van de goddelijke wil - die helderheid van het beloofde licht.
Van welke beloften zo mag men duidelijk merken hoe dat Clara wezen zou in
haar leven toen zij aldus vanwege die goddelijke gratie verlicht werd, nog
wezende in haar moeders lichaam. |
Van haer heilighe ende loeflijcken
conversacie in haers vaders huys. Dat IIII Cappittel Als Clara aldus voert
gecomen was in deser werelt, soe began sij bij tijts een schijnsel des
toecomende lichts uut hare te gane geven. Ende in haer jonghe jaren sceen uut
hare die rijpheit der seden. Ende als sij began te gaen aen stoelen ende
bancken met haer teeder voetkijns, soe gaf sij haer uut teyken der edelheit,
met wat verdienten sij hier na blincken soude voer Gode. Ende aldus wesende in
haer kintsche jaren overmits rijpheit die sij hielt in haer seden, soe
mochtmen mercken dat wat sonderlinghes in haer sculden was. Ende als die
natuer gaf - overmits die godlijcke gracie - dat sij began te spreken ende
|3vb| alleene te gaen, en liep sij niet doer der straten met anderen
maechden, kallende, ydelijc sprekende, noch oec in dans spelen en verblijde
sij haer niet. En sij en bedreef niet kintschelijcx in haren wercken, mer sij
vloet van alle waerlijcke gheselscap als voerden venijnden doot. Ende aldus
was sij altijt naerstich om haer selven te bewaren met alle haer crachten.
Sij was zeer stille van woerden, ende en woude niet horen na onnutte fabulen
ende redenen. Ende als sij hoerde haer ghebueren maechden singhen weerlijcke
liedekijns daer vloet sij van, merckende dat daer veel quaets van onsuverheit
des vleeschs of mocht comen. Sij was oec zeer scamel ende altijt sorchvoldich
met blosender verwen. Ende aldus wanderende onder haer ouders ende vrienden
ende magen onbegrijpelijc ende onberuspelijc, soe was sij zeer van hem allen
gemint. Sij was oec ghehoersam tot allen geboden die godlijc waren. Ende dat
plach sij willichlijc |4ra| met blijden moede te volbringhen. Ende sij en
plach niet te vraghen als die kinderen pleghen: "Wil ic dit oft dat
doen?", noch sij en was nyemant moeylijc van hare wegen. Ende al wort
sij versproken, sij en plach haer niet te onsculdigen, ende oec nyemant
anders te belasten, noch oec op yemant quaet vermoeden, noch oec yet quaets
aen te bringen vanden huysgesinne, tot haer ouders. Ende alle dinc plach sij
ten besten te keeren. Aldus was sij zeer
liefgetal vanden huysgesinne ende sij eerde haer alle als haer vrouwe, al was
sij jonc van jaeren. Ende met grooter blijdelijcker begeerten begeerde sij
haer moeder altijt na te volgen, als sij ter kercken ginc, ende was altijt
gaerne tegenwoerdich inder messen ende ander godlijcke dienste. Ende sij
plach haer handekijns in een teken der devociën te samen te vouwen ende haer
knyën te buygen, ende |4rb| haer oechkijns neder te slaen inder aerden. Ende
soe blef sij onbeweechlijc biddende, als dat diese aensagen meenden meer dat
een belt geweest hadde dan een levende persoen. Ende die heylige vrouwe
Ortulana, een plant alre duechden, began altijt haer geminde kint Clara te
loeven ende te instruëren ende vochtich te maken inder vreesen Gods ende
inder minnen Gods. Ende als sij aldus metten Heiligen Geest vervult was -
overmits die naersticheit harer moeder - began vroech in haer te scijnen dat
namaels in alle naciën openbaerlijc wort. Ende als sij met haer moeder vander
kercken quam ende hadde dat woert Gods gehoert, soe plach sij haer moeder te
vertellen - als een vroede bie - al dat sij goets ghehoert hadde ende leerde
dat haer huysgesinne voert. Ende aldus eerst met leerender herten onfenc sij
eerst van haer moeder die articulen des geloves. |4va| Ende overmits den
Heilighen Geest van binnen leerende, scheen sij te wesen warachtelijc een
puer vat ende een vat vol graciën. |
Van haar heilige en loffelijke
conversatie in haar vaders huis. Dat IIII Kapittel. Toen Clara aldus
voortgekomen was in deze wereld zo begon zij bijtijds een schijnsel van
toekomend licht uit haar te gaan geven. En in haar jonge jaren scheen uit
haar de rijpheid der zeden. En toen zij begon te gaan aan stoelen en banken
met haar tedere voetjes zo gaf zij uit haar tekens van edelheid met welke
verdiensten zij hierna blinken zou voor God. En aldus wezend in haar kindse
jaren vanwege rijpheid die zij behield in haar zeden zo mag men merken dat er
wat bijzonders in haar schuilde. En toen de natuur gaf - vanwege die
goddelijke gratie - dat zij begon te spreken en alleen te gaan liep zij niet
door de straten met andere maagden, teuten, zinloos sprekende, nog ook in
dans spelen verblijdde zij zich niet. En zij bedreef niets kinds in haar
werken, maar zij vloog van alle wereldlijk gezelschap zoals voor de venijnige
dood. En aldus was zij altijd vlijtig om zichzelf te bewaren met al haar
krachten. Zij was zeer stil van woorden en wou niet horen naar onnutte fabels
en redenen. En als zij hoorde haar buren maagden zingen wereldse liedjes daar
vloog zij van, merkte dat daar veel kwaad van onzuiverheid des vlees van
mocht komen. Zij was ook zeer ingetogen en altijd zorgvuldig met blozende
kleuren. En aldus wandelde ze onder haar ouders en vrienden en verwanten
onbegrijpelijk en onberispelijk, zo was zij zeer van hen allen bemind. Zij
was ook gehoorzaam tot alle geboden die goddelijk waren. En dat plag zij
gewillig met blij gemoed te volbrengen. En zij plag niet te vragen zoals de
kinderen plegen: "Wil ik dit of dat doen?", nog zij was niemand
moeilijk vanwege haar. En al wordt zij gescholden, zij plag zich niet te verontschuldigen en ook
niemand anders te belasteren, nog ook van iemand kwaad tevermoeden, nog ook
iets kwaads aan te brengen van het huisgezin tot haar ouders. En alle dingen
plag zij ten besten te keren. Aldus was zij zeer bemind van het
huisgezin en zij eerden haar alle als hun vrouw, al was zij jong van jaren. En
met grote blijde begeerten begeerde zij haar moeder altijd na te volgen als
zij ter kerk ging en was altijd graag tegenwoordig in de mis en andere
goddelijke diensten. En zij plag haar handjes in een teken van devotie
tezamen te vouwen en haar knieën te buigen en haar oogjes neer te slaan ter
aarde. En zo bleef zij onbeweeglijk bidden, allen die haar aanzagen meenden
dat het meer een beeld geweest was dan een levend persoon. En de heilige
vrouw Ortulana, een plant van alle deugden, begon altijd haar geminde kind
Clara te loven en te instrueren en vochtig te maken in de vrees God en in de
minne van God. En toen zij aldus met de Heilige Geest vervuld was - vanwege
die vlijtigheid van haar moeder - begon vroeg in haar te schijnen dat later
in alle naties openbaar wordt. En toen zij met haar moeder van de kerk kwam
en dat woord Gods gehoord had zo plag zij haar moeder te vertellen - als een
verstandige bij - alles dat zij goed gehoord had en leerde dat haar huisgezin
voort. En aldus eerst met lerend hart ontving zij eerst van haar moeder de
artikels van het geloof. En vanwege de Heilige Geest van binnen lerend scheen
zij waarachtig te wezen een puur vat en een vat vol gratiën. |
Hoe dat Clara in haere joecht
ontfermhertich was den armen. Dat V capittel Hier na als Clara meere verstans began
te crigen ende volleert was van haer moeder inder vreesen Gods ende gecroent
metter cierheit der doechden ende der seden, soe was sij sonderlinghe
verciert met drie peerlen der doechden: sij was medelijden inden gebreeken der
armen, sij was volstandich inden gebede ende sober ende strenge haer eyghen
lichaem. Sij reicte alte garne haer handen totten armen, ende van die
overvloedicheit haers huys soe vervulde sij die ghebreken veel armer
menschen. Sij rekende datmen den armen groot onrecht dede als men hen
biddende niet en gaf aelmoesenen. Ende als men den armen niet en gaf ende
lietse gaan, soe was sij seer |4vb| droevich. Ende steelwijs plach sij die
brooden te nemen ende stucken te snyden ende plach altijt bereyt te wesen selver
of duer ander luyden den armen te deylen. Ende op dat haer sacrificie Gode
gracioser ende bequamer mochte sijn, soe plach sij haer lichaem selver te
ontrecken die lecker spijse ende plach daer mede te vermaken den armen
weeskijns. Ende dat sij metten wercken niet doen en mochte, dat plach sij
voer Gode altijt te volbringhen metter goeder gunsten. Aldus van haer
joncheit wies die ontfermherticheit met haer op ende hadde altijt een
medelijdende herte totten armen menschen. |
Hoe Clara in haar jeugd ontferming had
voor de armen. Dat V kapittel. Hierna toen Clara meer verstand begon te
krijgen en volleerd was van haar moeder in vrees Gods en gekroond met de
sierlijkheid der deugden en de zeden zo was zij bijzonder versierd met drie
parels der deugden: zij was medelijdend in de gebreken van de armen, zij was
volstandig in de gebeden en sober en streng voor haar eigen lichaam. Zij
reikte al te graag haar handen tot de armen en van de overvloed van haar huis
zo vervulde zij de gebreken van veel arme mensen. Zij rekende dat men de
armen groot onrecht deed als men hen biddende geen aalmoezen gaf. En als men
de armen niets gaf en liet ze gaan dan was zij zeer droevig. En steelsgewijs
plag zij die broden te nemen en stuk te snijden en plag altijd bereid te
wezen zelf of door andere lieden de armen te delen. En zodat haar opoffering
God gracieuzer en beter mocht zijn zo plag zij haar lichaam zelf te ontnemen
die lekkere spijs en plag daarmee te vermaken de armen weesjes. En dat zij
met de werken niet doen mocht dat plag zij voor God altijd te volbrengen met
goede gunsten. Aldus van haar jeugd groeide de ontferming met haar op en had
altijd een medelijdend hart tot de arme mensen. |
Hoe dat Clara bijtijts alleen begeerde
te wesen ende te beden. Dat VI capittel Si hadde altijt in
haer herte voer een vrient die leeringe der heiliger orden ende daer in
studerende plach sij dicwil een heilich leven te wercken. Ende want sij geen
teykenen en hadde om haer pater noster aen te spreken, soe hadde sij een
|5ra| vergaderinge van steenkens; daer plach sij Gode haer ghebedekens aen te
tellen. Ende als haer huysgesin somtijt uutliepen te dansen ende te singen,
soe was Clara satich inden Heere ende plach haer te bergen in die
heimelijcste stede vanden huyse. Want sij voelde wel dat in die vergaderinge
der menschen buten niet bequaem en was te beden, mer int heimelijcke plach
sij Gode altijt aen te beden. Haer docht dat sij die salicheit harer zielen
vant, want als sij heymelicke steden conste vinden die tot beden bequaem
waren. Sij wiste wel oec dat niet alleen dat gebet metter stemmen, mer dat
metter herten gesciet, Gode bequaem was. Ende soe plach sij te beden Gode
niet te vergeefs, mer betrouwende, ende overmits hoop te vercrigen plach sij
oec hulp der heiligen te soeken. Ende aldus stortte sij met vieriger
begheerten voer Gode haer gebet dat puer was. Sij hielt haer oec altijt vremt
na hare macht van alle waerlijcke geselschap. Mer |5rb| waer datmen van
godlijcke sprac, daer mengede sij haer blijdelijc mede. Ende aldus soe wies
sij op - overmits die godlijcke goetheit - vierigher begheerten tot Jhesum,
haren lieven Brudegoem. Ende sij began alleencken na die honichvloeyende
godlijcken drancken soe te dorstigen, soe dat haer walchde van die blijscap der
waerlijkcker eeren. Ende als sij aldus die werelt eere versmaedde met haer
sierheit, soe began haer te roeren die prekel der minnen. Ende sij seyde dat
alle dese sierheit deser werelt verganckelijc waer. Sij wist oec wel dattet
met ogenblijc tijts verginc dat een mensce inder warelt verblijden mochte,
mer het waer ewich datter pijnigen soude hier na. |
Hoe dat Clara bijtijds alleen begeerde
te wezen en te bidden. Dat VI kapittel Ze had altijd in haar
hart voor een vriend de lering van de heilige orde en daarin studerend plag
zij dikwijls een heilig leven te bewerken. Want zij had geen tekens om haar
rozenkrans aan te spreken zo had zij een
verzameling van steentjes; daar plag zij God haar gebedjes aan te
tellen. En als haar huisgezin somtijds uitliep om te dansen en te zingen dan
was Clara verzadigd in de Heer en plag zich te verbergen in die heimelijkste
plaats van het huis. Want zij voelde wel dat in die verzameling der mensen
buiten het niet bekwaam was te bidden, maar in het heimelijke plag zij God altijd
aan te bidden. Zij dacht dat zij de zaligheid van haar ziel vond als zij
heimelijke plaats kon vinden die tot bidden geschikt was. Zij wist ook wel
dat niet alleen dat gebed met de stem, maar dat het met het hart geschiedt
God bekwaam was. En zo plag zij God niet tevergeefs te bidden, maar
vertrouwend en vanwege hoop te krijgen plag zij ook hulp der heiligen te
zoeken. En aldus stortte zij met vurige begeerten voor God haar gebed dat
puur was. Zij hield zich ook altijd vreemd naar haar macht van alle
wereldlijke gezelschap. Maar waar dat men van god sprak daar mengde zij zich
blijde mede. En aldus zo groeide
zij op - vanwege de goddelijke goedheid - vurige begeerten tot Jezus, haar
lieve bruidegom. En zij begon alleen naar die honing vloeiende goddelijke
dranken zo te dorsten zodat het haar walgde van de blijdschap van de
wereldlijk eer. En toen zij aldus die wereldse eer versmaadde met haar
sierlijkheid zo begon bij haar die prikkel der minnen te roeren. En zij zei
dat al deze sierlijkheid van deze wereld vergankelijk was. Zij wist ook wel
dat het met ogenblik tijd verging dat een mens zich in de wereld verblijden
mocht, maar het was eeuwig dat er komen zou hierna. |
Hoe haer ouders haer wouden bestaden
welcke sij wederstont. VII capittel Ten laesten soe wouden
haer ouders ende haer vrienden haer hijliken |5va| na haerder edelheit, mer
sij en woudet geensins consenteeren. Mer sij sette after wert die sterflijcke
bruloft ende sij beloefde Gode haer reynicheit. Ende haer vrienden gingen
haer eerst met smeken om haer consent te crigen, ende daer na met dreyghen,
mer sij en bedreven niet. Sij bat God altijt om bistant, ende alle troest
sette sij inden Heere ende sij dochte dat menichsins over hoe sij dat of
setten soude. Mer uut der heiliger scriftueren hoerde sij wel dat den Heere
bequaem was al dat den vleesche moeyelijc was. Soe began sij haer selven
altijt meer ende meer onder te worpen der strengheit der penitencie. Sij
socht Dengenen Dien sij inder minnen gehilicht was ende woude Hem naerre
comen overmits quellinghen haers vleischs. Mer om soe ontoech sij haer selven
die smekinge des vleesch ende breyelde haer |5vb| selven met vasten ende
sette after wert die overeten ende overdranc. Ende voert aen alst
naertuerlijc was, soe plach sij te nuttigen die groefste spijse al heimelijc
dattet dat huysgesin niet en mercte. Ende dicwile plach sij meer water te
drincken dan ander dranck. Want sij hadden uten ewangelio vanden rijcken man
wel ghehoert, die dagelijcx leckerlijc plach te eeten, dat hij was begraven
inder hellen. In sparicheit
verblijde sij haer ende nauwelijc gaf sij haer natuere haer behoeflijcheit.
Sij vant bereyde lagen des viants hier tegen, die sij sterckelijc wederstont.
Sij versaecte die wellusten, opdat haer reynicheit niet becrafticht en soude
werden. Sij versmaedde de rijcdomme, opdat haer oetmoedicheit te meere soude
worden. Sij ontsach die ydele fabulen ende spraken, op dat haer warachticheit
niet en soude besmet worden. Sij versaecte inder herten die warelt op dat
haer |6ra| minnen niet vermindert en worde; ende hier om onder haer costelijc
cleeder droech sij een haren cleet vol knopen, als Sinte Cecilia dede; dat
droech sij verborghen. Ende sij blincte van buyten inder warelt, mer van
binnen had sij Christum aengedaen. Sij versmaedde die warelt ende alle haer
cierheit, ende studeerde Hem te wille te sijn Die een ondersoeker is alder
herten. Ende met aldus danigen lovelike tobevelingen soe waren die ierste
vruchten der doechden ende die voerboden der heilicheit van deser jonger
planten Clara. Aldus soe roec sij
suet - overmits deser salven der doechden - als een apoteeck alre welrukender
cruden. Ende uut den monde harer ghebueren plagen haer goede wercken
geopenbaert te worden, al en wist sij des niet. Ende die faem ende dat rumoer
van haer heilicheit wert aldus verspreit onder dat volc. |
Hoe haar ouders haar wilden uitbesteden
wat zij weerstond. VII kapittel. Tenslotte zo wilden
haar ouders en haar vrienden haar uithuwen naar haar edelheid, maar zij wou
het geenszins toestaan. Maar zij verzette zich daarna tegen die sterfelijke
bruiloft en zij beloofde God haar reinheid. En haar vrienden gingen haar
eerst smeken om haar toestemming te krijgen en daarna met dreigen, maar zij
bedreven niets. Zij bad God altijd om bijstand en alle troost zette zij in de
Heer en zij dacht er menigmaal over hoe zij dat zetten zou. Maar uit de
heilige schriften hoorde zij wel dat het de Heer bekwaam was alles dat het
vlees moeilijk is. Zo begon zij zichzelf altijd meer en meer te onderwerpen
aan de strengheid van de penitentie. Zij zocht Diegene die zij in de minnen
geheiligd was en wou Hem na komen vanwege kwelling van haar vlees. Maar
daarom zo ontrok zij zichzelf het smeken van het vlees en bereidde zichzelf
met vasten en zette daarna weg dat overeten en overdrank. En voortaan zoals
het natuurlijk was zo plag zij te nuttigen die grofste spijzen geheel
heimelijk zodat het huisgezin dat niet merkte. En dikwijls plag zij meer
water te drinken dan andere drank. Want zij had uit het evangelie van de
rijke man wel gehoord die dagelijks lekker plag te eten dat hij was begraven
in de hel. In spaarzaamheid
verblijdde zij zich en nauwelijks gaf zij haar natuur haar behoefte. Zij vond
bereide hinderlagen van de vijand hiertegen die zij sterk weerstond. Zij
verzaakte de wellust zodat haar reinheid niet verkracht zou worden. Zij
versmaadde de rijkdom opdat haar ootmoedigheid te meer zou worden. Zij ontzag
de ijdele fabels en spraken opdat haar waarachtigheid niet besmet zou worden.
Zij verzaakte in het hart de wereld opdat haar minne niet verminderd werd en
droeg daaerom onder haar kostbare klederen een haren kleed vol knopen zoals
Sint Cecilia deed; dat droeg zij verborgen. En zij blonk van buiten in de
wereld, maar van binnen had zij Christus aangedaan. Zij versmaadde de wereld
en al haar sierlijkheid en studeerde om Hem ter wille te zijn die een
onderzoeker is van alle harten. En met al dusdanige loffelijke aanbevelingen
zo waren de eerste vruchten der deugden en de voorboden der heiligheid van
deze jonge plant Clara. Aldus zo rook zij zoet - vanwege deze
zalven der deugden - zoals een apotheek van alle welriekende kruiden. En uit
de mond van haar buren plagen haar goede werken geopenbaard te worden, al
wist zij dat niet. En die faam en dat rumoer van haar heiligheid werd aldus
verspreid onder dat volk. |
Van haer kentscap des heiligen vaders
Francisci. Dat VIII capittel Die salighe maget
Clara, betrouwende inden Heere, |6rb| Die bekinde dattet sorchlijcken waer
inden vier te sijn ende niet verbernen, of met pec omme te gaen ende daer of
niet besmet te worden, oft onder waerlijcken luden een geestelijc leven te
leyden. Ende - overmits godlijcke in spreken - hoerde sij seggen van dien
vierlijcke naem haers medeborghers Sinte Franciscus, die welcke als een nyewe
mensche die vergeten wech der volmaectheit weder om overmits sijnen doechden
vernyewen soude, ende den wech des levens die - overmits die traecheit des
menschelijcken gheslachts - onder die voeten ghetreden was, weder om maken
soude, ende die den hemel die gesloten was om sonden der menschen, met sijn
exempel - gelijcke die ander Helias - weder opluken soude. Desen Franciscum
begeerde Sinte Clara, als een herte begeerlijc is totter fonteyne der
wateren, te siene ende met hem te spreken. Ende dit vernemende
die heilige |6va| vader die oec als sij zeer vierich was inder minnen Gods,
doen hadde hij oec groote begeerte dese graciose maghet daer een groote fame
of quam van hare duechden, met haer te spreken. Ende hij die gecomen was ende
geseynt in deser warelt te stryden teghen den duvel om den roef die hij
genomen hadde weder om totten hemel te brenghen, soe dochte hij in hem selven
oft hij desen edelen roef mochte nemen ende verlossen van deser scalcker ende
vercopense den Heer Jhesum Christum. Ende aldus soe visitierden sij dicwil
malcander: nu hij tot haer ende sij weder tot hem. Ende op dat die venijnde
tongen hier om tusschen hem beiden yet of mochten ofspreken, soe matichden
sij haer visitacie tot malcander, om dat daer geen quade suspicie tusschen
hem beyde of soude comen. |6vb| Aldus soe plach sij
tot hem te comen met een gesellinne ende plach te kiesen die heymelijcste
weghen om dien heilighen man te versoeken, wies vierighe woerden boven alle
begrijp des menschen haer seer behaechlijc waren; ende hoe sij dicker tot hem
quam, hoe sij alle tijt meer godlijc ontfunct wert ende altijt meerre
begheerte hadde tot hem te comen. Ende haer dochte in haer selven dat sij
gevonden hadde den enghel des raets ende met alle vliet begheerde sij sijn woerden
te omhelsen. |
Van haar bekendheid met de heilige vader
Franciscus. Dat VIII kapittel. Die zalige maagd Clara
vertrouwde in de Heer die bekende dat het zorglijk is in het vuur te zijn en
niet te verbranden of met pek om te gaan en daarvan niet besmet te worden of
onder wereldlijke lieden een geestelijk leven te leiden. En - vanwege
goddelijke inspraak - hoorde zij zeggen van die vurige naam van haar
medeburger Sint Franciscus die als een nieuw mens de vergeten weg der
volmaaktheid wederom vanwege zijn deugden vernieuwen zou en de weg des levens
die - vanwege de traagheid van het menselijk geslacht - onder de voeten
getreden was wederom maken zou en die de hemel die gesloten was vanwege de
zonden der mensen met zijn voorbeeld - gelijk die andere Helias - weer openen
zou. Deze Franciscus begeerde Sint Clara zoals een hert begeerlijk is tot de
fontein der wateren te zien en met hem te spreken. En dit vernam de
heilige vader die ook zoals zij zeer vurig was in de minnen Gods. Toen had
hij ook grote begeerte deze gracieuze maagd daar een grote faam van kwam van
haar deugden met haar te spreken. En hij die gekomen was en gezonden om in
deze wereld te strijden tegen de duivel om de roof die hij genomen had
wederom tot de hemel te brengen zo dacht hij in zichzelf of hij deze edele
roof mocht nemen en verlossen van deze schalk en verkopen haar aan de Heer
Jezus Christus. En aldus zo bezochten zij elkaar dikwijls: nu hij tot haar en
zij weer tot hem. En zodat de venijnige tongen hierom tussen hen beiden iets
van mochten spreken zo matigden zij hun visite tot elkaar omdat daar geen
kwade verdenking tussen hen beide van zou komen. Aldus zo plag zij tot hem te komen met
een gezellin en plag te kiezen de heimelijkste wegen om die heilige man te
bezoeken wiens vurige woorden boven alle begrip des mensen haar zeer
behaaglijk waren en hoe zij vaker tot hem kwam hoe zij altijd meer goddelijk
ontstoken werd en altijd meer begeerte had tot hem te komen. En ze dacht in
zichzelf dat zij gevonden had de engel des raad en met alle vlijt begeerde
zij zijn woorden te omhelzen. |
Hoe haer Sinte Franciscus vermaende dat
sij de warelt ende haer cierheit laten soude. Dat IX cappittel Sinte Franciscus die
vermaende haer ende tronede tot die versmaetheit deser warelt; ende met
levender reden bewijsende dat die hoepe deser warelt waer bedriechlijc ende
dorre; ende hij toende haer dat die gheluclijcheit van deser warelt met
valscher vruechden over gaet, want haer glorie is |7ra| als een bloeme inden
velde, die een corte tijt vrolijck staet, ende gheringhe soe valt sij of ende
wort dan van elc mensce onder voet getreden. Hij precte haer van die suete
bruloften Christi ende seyde dat sij die margarite der maechdelijcker
reynicheits bewaren soude tot behoef des Hemelscen Brudegoems, Wiens minne
getogen hevet mensce te worden om ons te verlossen. Ende met vierighen
sermoene ende met grooter begeerten des vollen bekeerincs soe leerde hij sijn
uutvercoren discipulinne ende seide met hoe groter hopen ende eeren die
onbevlecte maechdekijns blincken inden hemel voerden Oversten Coninc. Ende
aldus began die heilighe vader Franciscus als een trouwe bode des Heeren
sorchvoldichlijc te wercken. Ende te hant crech hij consent deser heiliger
maget Clara, want daer en es geen vertoevinge int leere daer die Heilighe
Geest Die meester is. Haer wert |7rb| te hant open gedaen dat ghesiechte der
ewiger vruechden, overmits welc haer die warelt soude versmaet wesen. Ende
dat sij tot dier vruechden begeeren soude te comen daer haer die hemelsche
bruloften souden bereyt wesen doer die bernende begheerte haer geminden. Ende als sij aldus
metten hemelschen vier ontsteken was, soe versmaede sij al heel die glorie
des artscen ydelheits, alsoe dat niet van die smekinge der warelt in haer
begeerte stede mochte vinden. Ende sij vreesde ende ontsach die vuylicheit
des vleesch ende die aersche bruloften ende sij begeerde alleen van haren
lichaem Gode eenen tempel te maken. Ende hoe sij verdienen mochte totter
hemelscher bruloften genaken des Ewighen Conincs, nu soe |7va| sette sij in
haer herte den raet des heilighen Francisci tot enen. Ende haer ziele hinc
alleen aen sijn vruchtbaer ende vierige vermaningen. Ende met vieriger herten
ontfenck sij vanden goeden Jhesum al dat hij haer predicte metten woerden.
Ende want die duechden inder crancheit volmaect wort, so woude Franciscus
proven haren stantaftigen geest ende hij vraechde haer oft sij onderdanich
woude sijn. Sij antwoerde: "Ic bin bereet
tot alle herdicheit ende strengheit." Hij sprac: "Lieve suster,
daer en sal nyemant ghecroent worden, ten sij dat hij mannelijcken strijdet.
Ende op dat ic uwen stantaftigen geest wil sterckelijc proeven, soe moet ghij
te hant eenen sack aen trecken ende gaen tot Assisen van door tot dore om u
broot te bidden." Dat dede sij
willichlijc ende volbrachte dat. Ende met die godlijcke leydinghe soe quam
sij weder om thuys, onbekent die te voren van allen menschen bekent was. |
Hoe Sint Franciscus haar vermaande dat
zij de wereld en haar sierlijkheid verlaten zou. Dat IX kapittel. Sint Franciscus die
vermaande haar en toonde die versmaadheid van deze wereld en met levende
reden bewees dat de hoop van deze wereld bedrieglijk en dor was en hij toonde
haar dat het geluk van deze wereld met valse vreugde over gaat want haar
glorie is als een bloem in het veld die een korte tijd vrolijk staat en
gering zo valt zij af en wordt dan van elk mens onder de voet getreden. Hij
preekte haar van de lieve bruiloft Christus en zei dat zij de parel der
maagdelijke reinheid bewaren zou tot behoefte van de Hemelse Bruidegom Wiens
minne getoond heeft mens te worden om ons te verlossen. En met vurige preken
en met grote begeerten van de volle bekering zo leerde hij zijn uitverkoren
discipel en zei met hoe grote hoop en eer de onbevlekte maagd uitblonk in de
hemel voor de Hoogste Koning. En aldus begon de heilige vader Franciscus als
een trouwe bode der Heer zorgvuldig te werken. En gelijk kreeg hij
toestemming van deze heilige maagd Clara, want daar is geen vertoeven in de
leer daar de Heilige Geest de meester is. Haar werd gelijk open gedaan dat
gezicht der eeuwige vreugde waarom vanwege haar de wereld versmaad zou wezen.
En dat zij tot die vreugde begeren zou te komen daar haar de hemelse bruiloft
bereid zou wezen door de brandende begeerte van haar geminde. En toen zij aldus met
het hemelse vuur ontstoken was zo versmaadde zij al geheel de glorie van de
aardse ijdelheid alzo dat niets van het smeken van de wereld in haar begeerte
plaats mocht vinden. En zij vreesde en ontzag de vuilheid van het vlees en de
aardse bruiloft en zij begeerde alleen van haar lichaam een tempel Gods te
maken. En hoe zij verdienen mocht om tot de hemelse bruiloft genaken de
Eeuwige Koning zo zette zij in haar hart de raad van de heilige Franciscus
tot een. En haar ziel hing
alleen aan zijn vruchtbare en vurige vermaningen. En met vurig hart ontving
zij van de goede Jezus alles dat hij haar preekte met het woord. Want de
deugden worden in de ziekte volmaakt en zo wou Franciscus haar standvastige
geest beproeven en hij vroeg haar of zij onderdanig wou zijn. Zij antwoordde: "Ik ben bereid
tot alle hardheid en strengheid." Hij sprak: "Lieve zuster,
daar zal niemand gekroond worden, tenzij dat hij mannelijk strijdt. En op dat
ik uw standvastige geest sterk wil beproeven zo moet gij gelijk een zak
aantrekken en gaan tot Assisi van deur tot deur om uw brood te bidden." Dat deed zij gewillig en volbracht dat.
En met die goddelijke leiding zo kwam zij wederom thuis, onbekend die tevoren
van alle mensen bekend was. |
Hoe dat Clara doer |7vb| vermaningen Sinte
Francisci ginc ter kercken opten palmdach. Dat X capittel. Haestlijc met bliden
moede quam sij tot Franciscum. Ende hij, om dat die spiegel des onbevlecten
herten voert meer metten vulnis der warelt niet en souden worden besmet ende
metten sonden des waerliken levens bevlect, soe haeste hij als een goet
herder om Claram uut te leiden vanden beet der wolven ende van deser duyster
warelt al heel haere te vervremden. Soe was aenstaende die
hoechtijt vanden palm dach ende die maget quam met vierighen begeerten tot
hem ende vraechde van haer bekeringe hoe ende wanneer dattet bequaem sou
wesen dat te volbringhen. Sinte Franciscus geboet haer dat sij comen soude
opten palmdach te kercken geciert costelijc ende bequaem metten menichten
vanden volc om palm te halen metten anderen. Ende dan dat sij des nachts daer
na uuten casteel soude gaen, ende dat sij die waerlijcke vruechde verkeeren
soude in medeliden ende screyen der passiën Ons Heeren Jhesu Christi. |8ra| Doen die sondach aen
quam, soe ghinc dese maget daer onder die scaren der vrouwen zeer costelijc
blinckende ende verciert, vechtende tegen den duvel als Judith tegen
Olifernen, ende quam soe inder kercken. Daer ghesciede een wonderlijc ende
waerdich dinc. Want doen alle dat volc liep om die palmen te halen, soe bleef
Clara, die heilighe maget, alleen op haer stede, van grooter scaemten ende
maechdelijcke scamelheit root wesende inden aensichte. Doen ginc die bisscop
of vander trappen ende quam tot haer ende gaf haer die palm, met sijn eyghen
handen, welc sij zeer waerdelijc ende devotelijc ontfinc. |
Hoe dat Clara door vermaningen van Sint
Franciscus te kerk ging op Palmzondag. Dat X kapittel. Haastig en met blij
gemoed kwam zij tot Franciscus. En hij, omdat die spiegel van het onbevlekte
hart voortaan niet meer met het vuilnis der wereld zou worden besmet en met
de zonden van het wereldlijke leven bevlekt zo haastte hij zich als een goede
herder om Clara uit te leiden van de beet der wolven en van deze duistere
wereld heel haar geheel te vervreemden. Zo was aanstaande de
hoogtijddag van de Palmzondag en de maagd kwam met vurige begeerten tot hem
en vroeg van haar bekering hoe en wanneer dat het bekwaam zou wezen dat te
volbrengen. Sint Franciscus gebood haar dat zij komen zou op de Palmzondag te
kerk en kostbaar versierd en bekwaam met de menigte van het volk om palmen te
halen met de anderen. En dan dat zij ‘s nachts daarna uit het kasteel zou
gaan en dat zij die wereldlijke vreugde veranderen zou in medelijden en
schreien van het lijden van Onze Heer Jezus Christus. Toen die zondag
aankwam zo ging deze maagd daar onder die scharen der vrouwen zeer kostbaar
blinkend en versiert, vechtend tegen de duivel zoals Judith tegen Olifernus
en kwam zo in de kerk. Daar geschiedde een wonderlijk en waardig ding. Want
toen al dat volk liep om de palmen te halen zo bleef Clara, die heilige
maagd, alleen op haar plaats van grote schaamte en maagdelijke beschaamdheid
en was rood in het aanzicht. Toen ging de bisschop van de trappen af
en kwam tot haar en gaf haar de palm met zijn eigen handen wat zij zeer
waardeerde en devoot ontving. |
Hoe dat Sinte Clara quam des anderen
daechs na palm dach tot Sinte Franciscum, ende alle dinc liet sij after; van
welken voer dat altaer van Onser Vrouwen wort haer haer of gescoren. Dat XI
capittel Des nachts daer na
doer dat ghebet des heiligen vaders soe bereyde sij haer totter begherlijcker
vluchten, als uut Egipten in dat Lant van Beloeften. Soe ginc sij met een
eerlijc geselscap. Sij en berade haer niet met haer vleyschelijcke vader,
noch sij en bat haer moeder niet dat sijt |8rb| qualijcken naem of niet, mer
sij nam voer haer dat sij daer mede haere ouders eerde als sij God begeerde
te dienen. Ende sij wiste wel dat die ouders te eeren sijn, mer die Scepper
es boven alle dinc voer te setten. Doen sij aldus
betrouwende inden Heere uuter doren niet en ginc daer sij plach uut te gaen,
mer een ander die bestoept was met steen ende met houte, opende sij selver
met wonderlijcker stercheit. Ende aldus versmadende haer huys ende haer
vrienden ende maghen ende die glorie deser warelt, soe haeste sij haer te
comen inder kercken tot Onser Vrouwen Porciuncula. Het meshaechde haer dicwil
te siene te worden, want sij den Heere studerde te behaghen int heimelijc. Doen sij quam totter
steden die sij sochte, soe vant sij die broeders inden godlijcken dienste
onledich. Welcke broeders - overmits vermaningen van haren vader - quamen
opter selver uren daer om Clara te wachten ende sij ontfingense met groter
blijscapen. Ende sij werp van haer die vullicheit van Babiloniën ende dat
boec der wederspannicheit |8va| liet sij der warelt. Ende daer voerden outaer
Onser Vrouwen inden handen der broederen soe liet sij af sceeren hoer haer,
ende liet after haer sierheit. Sij woude mesmaect wesen der warelt, op dat
sij den Heere Jhesum, Dien sij minde, behaechlijc mochte sijn. Het en waer niet
behoerlijc in eenigen anderen steden verwrect te worden die orden der
bloeyender maechden int laeste der tijden dan in haer kercke, die de eerste
ende alre waerdichste is, alleen maget ende moeder. Dit es die sael inden
welcken overmits salicheit der menschen die nuwe ridderscap der armen daer
Sinte Franciscus die leytman of was, haer beginsel ontfinc, op dattet openbaerlijc
getoent worde dat die Moeder der Ontfermherticheit beyde die orden der mannen
ende der vrouwen in haer kercke hadde gewonnen. Ende als Clara aldus voerden
outaer der glorioser Maget Mariën had ontfangen die teykenen der penitenciën,
ende was mesmaect der warelt, mer Christo, den Heere Die sij getrouwet, was
sij suverlijc, soe wort sij geleit in een ander abijt van Sinte Franciscus
tot Sinte Pauwels kerc daer die susteren van Sinte Benedictus' oerden |8vb|
in woenden, dat sij daer soude bliven ter tijt toe dat die overste Heere wat
anders met haer doen woude. |
Hoe dat Sint Clara de volgende dag na
Palmzondag tot Sint Franciscus kwam en alle ding liet zij na; van haar wordt
voor dat altaar van Onze Vrouw het haar afgeschoren. Dat XI kapittel. ‘s Nachts daarna door
dat gebed van de heilige vader zo bereidde zij zich tot de begeerlijke
vlucht, zoals uit Egypte in dat Land van Belofte. Zo ging zij met een
fatsoenlijk gezelschap. Zij beraadde zich niet met haar vleselijke vader, nog
zij bad haar moeder niet dat zij het kwalijk namen of niet, maar zij nam zich
voor dat zij daarmee haar ouders eerde als zij God begeerde te dienen. En zij
wist wel dat de ouders te eren zijn, maar de Schepper is boven alle dingen
voor te zetten. Toen zij aldus
vertrouwde in de Heer ging ze niet uit de deur daar zij plag uit te gaan,
maar een andere die een stoep had van steen en met hout en die zij zelf
opende met wonderbaarlijke sterkte. En aldus versmaadde ze haar huis en haar
vrienden en verwanten en de glorie van deze wereld, zo haastte zij zich te
komen in de kerk tot Onze Vrouw Porciuncula. Het mishaagde haar dikwijls
gezien te worden want zij de Heer studeerde te behagen in het heimelijke. Toen zij kwam tot de
plaats die zij zocht zo vond zij de broeders in de goddelijke dienste
onledig. Welke broeders - vanwege vermaningen van haar vader - kwamen op
dezelfde uren daar om op Clara te wachten en zij ontving ze met grote
blijdschap. En zij wierp van haar de vuilheid van Babylonië en dat boek der
weerspannigheid liet zij de wereld. En daar voor het altaar van Onze Vrouw in
de handen der broederen zo liet zij afscheren heur haar en liet na haar
sierlijkheid. Zij wou mismaakt wezen voor de wereld zodat zij de Heer Jezus,
die zij minde, behaaglijk mocht zijn. Het was niet behoorlijk in enige andere
plaatsen opgewekt te worden in de orde der bloeiende maagden in het laatste
der tijden dan in haar kerk die de eerste en aller waardigste is, alleen
maagd en moeder. Dit is de zaal waarin vanwege zaligheid der mensen die
nieuwe ridderschap der armen daar Sint Franciscus de leidsman van was en haar
begin ontving zodat het openbaar getoond werd dat de Moeder der Ontferming
beide die orden der mannen en de vrouwen in haar kerk had gewonnen. En toen
Clara aldus voor het altaar van de glorieuze Maagd Maria die tekens der
penitentiën had ontvangen en was mismaakt voor de wereld, maar Christus, de
Heer Die zij getrouwd was, was zij zuiver, zo wordt zij geleid in een ander
habijt van Sint Franciscus tot Sint Paulus kerk daar de zusters van Sint
Benedictus orde in woonden dat zij daar zou blijven tot de tijd toe dat de
overste Heer wat anders met haar doen wou. |
Hoe dat Sinte Claren vrienden ende magen
aerbeyden om haer van haer goede opset te trecken met smekingen ende met
dreygen. Dat XII capittel Doen dat rumoer quam
voer die vrienden ende maghen Claren ende wouden met gestoerden moede dat
opset der maget te niet maken. Ende sij vergarderden in een ende quamen
totter steden daer sij was ende pijnden hem met gewelde ende met smeken ende venijnden
rade te doen dat sij niet volbringen en mochten, ende spraken dat sij haer
ofttrecken soude vander snoetheit welc haer geslachte niet en betaemde, noch
sulken exempel niet en waer onder alle haer geslachte. Mer sij had horen
lesen dattet Rijcke Gods cracht lijdet ende diegeen die hem selven cracht aen
doen, die ontfaen dat. Aldus soe greep sij
die dwale vanden outaer inden hant ende maecte bloet haer hoef ende liet dat
haer haer vervolgers sien. Ende sij sprac tot hem allen: "Al ist dat ic
hier voertijts scoen van aensiecht heb geweest ende heerlijc van staturen
naden lichaem ende edel nader werelt, soe wil ic nu aerbeyden om mijnen
brudegoem Jhesum te |9ra| behagen ende mijn scoenheit te offeren. Ende daer
om en bin ic in gheenre wijs af te trecken van mijnen opsette." Haer gemoede, dat wies
altijt meer ende oec die wreetheit harer vervolgers worde altijt stercker
ende haer minne meer inden aenvechtingen harer magen. Als sij aldus veel
daghen gheleden hadde beletsel inden weghe Gods, soe en es sij overmits
dreyghen harer vervolgers niet geleden van haer heilige opset, noch haer
viericheit en es niet ghelesschet, noch vercout. Mer onder den haet ende
lasterlijcke woerden harer maghen vermaecte sij haer gemoede totter hopen,
alsoe lange dat haer maghen ende vrienden mistroestich worden ende van daer
gingen, ende en hadden niet bedreven. Hier en binnen - een weynich tijts daer
na - soe ginc sij inder kercken des Heilighen Ingels van Panso. |
Hoe dat Sint Clara vrienden en verwanten
arbeiden om haar van haar goede opzet te trekken met smeken en met dreigen.
Dat XII kapittel. Toen dat gerucht kwam
voor de vrienden en verwanten van Clara wilden die met verstoord gemoed de
opzet der maagd te niet maken. En zij verzamelden ineen en kwamen tot de
plaats daar zij was en pijnigden hen met geweld en met smeken en venijnige
raad te doen dat zij het niet volbrengen mocht en spraken dat zij haar
aftrekken zouden van de snoodheid wat haar geslacht niet betaamde, nog zulk
voorbeeld er niet was onder al haar geslacht. Maar zij had horen lezen dat
het Rijk Gods kracht lijdt en diegene die hem zelf kracht aandoen die
ontvangen dat. Aldus zo greep zij de
doek van het altaar in de hand en maakte bloot haar hoofd en liet dat aan
haar achtervervolgers zien. En zij sprak tot hen allen: "Al is het dat ik
hier vroeger schoon van aanzicht ben geweest en heerlijk van staat naar het
lichaam en edel naar de wereld, zo wil ik nu arbeiden om mijn bruidegom Jezus
te behagen en mijn schoonheid te offeren. En daarom ben ik in geen wijze af
te trekken van mijn opzet." Haar gemoed dat
groeide altijd meer en ook die wreedheid van haar achtervolgers wordt altijd
sterker en haar minne meer in de aanvechtingen van haar verwanten. Toen zij aldus veel dagen beletsel
geleden had in de weg Gods, zo is zij vanwege dreigen van haar achtervolgers
niet geweken van haar heilige opzet, nog haar vurigheid is niet gelest, nog
verkoeld. Maar onder de haat en lasterlijke woorden van haar verwanten
vermaakte zij haar gemoed tot de hoop alzo lang dat haar verwanten en
vrienden mistroostig werden en vandaar gingen en hadden niets bedreven.
Hierbinnen - een weinig tijd daarna - zo ging zij in de kerk van de Heilige
Engel van Panso. |
Hoe dat Clara sorchvoldich was om te
bekeeren haer suster Agnes die tot haer gecomen was. Dat XIII capittel Als dese heilige maget
hier een wijl tijts geweest hadde in geestelijcker oefeningen, soe was sij
vierich in haer gebet ende badt God met al harer herten ende crachten voer
die bekeeringhe harer suster die zeer was teeder naden lichaem - gelijc sij -
ende alte suverlijc |9rb|. Ende sij hadde groote begeerten tot harer
bekeringhen ende badt Onsen Gelijcken als haer suster ende sij in deser
werelt een van sinnen geweest hadden, dat sij nu doch een inden wille worden
mochten inden dienst Gods. Sij badt neerstelijc den Vader des Lichts ende die
Moeder der Ontfermherticheit dat haer suster doch meshagen soude crijgen in
deser warelt ende sueticheit ende liefte totten Heere Jhesum Christum. Ende
dat Hij haer sinnen soe trecken woude van die waerlijcke bruloften, op dat
sij met haer - inder reynicheit blivende - trouwen mochte ewelijc den Heere
Jhesum Christum, den Brudegoem der ewigher gloriën. Die godlijcke
moghentheit was haestelijc bij deser heerlijcker bidster, ende dat sij
begeerde, wort haer haestelijc verleent. Want na sestien dagen dat Clara
worde, soe quam Agnes overmits in geven des Heiligen Geest haestelijc tot
haer suster ende hadde alle dinc achter gelaten ende sij gaf haer te kennen
die heimelijcheit haers herten ende seyde dat sij boven alle dinc den Heere
Jhesum begheerde te dienen. Als Clara dit hoerde, als van eenen
zwaren droem |9va| op verrisende, soe omhelsde sij haer suster met grooter
vrolijcheit ende sprac: "O, lieve suster,
ic dancke ende love den almechtighen God die Hem ghewaerdicht heeft mi te
aenhoren, biddende om dijnre bekeeringhe ende salicheit. Die overste Coninc
wil u voert meer bescermen van die laghen des duvels die geene die u leytsman
hier inne geweest es." Een wonderlijcke bescerminge is
ghevolcht na deser wonderlijcker bekeeringhen; want als dese twee susteren
een wijl tijts bijder kercken des Heilighen Enghels begonnen die voetstapen
Christi na te volgen, ende sij die meer vanden Heere smakede, instrueerde
haer nyewe suster, soe quam te hant eenen nyeuwen strijt tegen hem beyden. |
Hoe dat Clara zorgvuldig was om haar
zuster Agnes te bekeren die tot haar gekomen was. Dat XIII kapittel. Toen deze heilige
maagd hier een tijdje geweest was in geestelijke oefeningen zo was zij vurig
in haar gebed en bad God met al haar hart en kracht voor de bekering van haar
zuster die zeer teder was naar het lichaam - gelijk zij - en al te zuiver. En
zij had grote begeerten tot haar bekering en bad Onze Gelijke toen haar
zuster en zij in deze wereld een van zinnen geweest waren dat zij nu toch een
in het wil worden mochten in de dienst van God. Zij bad naarstig de Vader van
het Licht en de Moeder der Ontferming dat haar zuster toch mishagen zou
krijgen in deze wereld en zoetheid en liefde tot de Heer Jezus Christus. En
dat Hij haar zinnen zo trekken zou van die wereldlijke bruiloft zodat zij met
haar – in reinheid blijvend - trouwen mocht eeuwig de Heer Jezus
Christus, de Bruidegom der eeuwige gloriën. Die goddelijke vermogendheid
was gauw bij deze heerlijker bidster en dat zij begeerde wordt haar gauw
verleend. Want na zestien dagen dat Clara het werd zo kwam Agnes vanwege
ingeven van de Heilige Geest gauw tot haar zuster en had alle dingen achter
gelaten en zij gaf haar te kennen de geheimen van haar hart en zei dat zij
boven alle dingen de Heer Jezus begeerde te dienen. Toen Clara dit hoorde, als van een zware
droom oprijzend, zo omhelsde zij haar zuster met grote vrolijkheid en sprak: "O, lieve zuster,
ik dank en loof de almachtige God die Zich verwaardigd heeft mij te aanhoren,
biddend om uw bekering en zaligheid. De overste Koning wil u voorts meer
beschermen van de lagen des duivels die uw leidsman hierin geweest is." Een wonderlijke bescherming is gevolgd
na deze wonderlijke bekering; want toen deze twee zusters een tijdje bij de
kerk van de Heilige Engel begonnen de voetstappen van Christus na te volgen
en zij die meer van de Heer smaakte instrueerde haar nieuw zuster zo kwam
gelijk een nieuwe strijd tegen hen beiden. |
Hoe die vrienden ende maghen van die
heilige maget Clara, mistroestich wesende, quamen om Agnieten van haer goede
opset te trecken. Dat XIIII capittel Doen die vrienden
hoerden dat Agnes oec gelopen was tot haer |9vb| suster Clara, soe quamen des
anderen daechs daer gegaen twaelf mannen van haer naesten vrienden, met
toernicheit ontsteken, ende bewijsden haer toernicheit; ende quamen
vreedsamelijc in, dat sij nochtans niet en meynden. Ende ghingen ter stont
tot Agneeten, want sij wisten wel dat sij aen die heilige maget Clara niet en
hadden, ende spraken: "Waerom soe bestu
tot deser steden gecomen? Haestu gheringe ende gaet met ons weder om te huys.
Waer omme soe volchdij u dwase suster ende laet u stricken overmits haer
boesheit? Laetse gaen, want sij en is haer selfs niet; want dat gene dat ghij
doet en is nyemant van ons ter wille. Mer wij en sullen dit noch niet
qualijck achten, want dat noch verholen is, eest dat ghij op wilt staen ende
gaen met ons weder om thuys?" Ende een van hem allen
sprac met opgeblasender herten ende sprac: "Wat menstu?
Staet gering op ende gaet met ons, oft ic help u daer toe!" Sij antwoerde weder
|10ra|: "Gaet alle ledich
van my weder om, ghi die sijt werckers der boesheit ende dienaers der
quaetheit. Want ghi en smaect niet dat godlic es, noch oec en sijt ghij Gods
dieners niet, mer des duvels. Want hi en dwaelt niet als ghi segt dat ic doe
die om titelike ende aertsche dingen coopt eewighe ende onverganckelike
dinghen. Mijn lieve suster die wort overmits die godlike wijsheit gheleert
Wiens discipulinne ic begheer met alre herten te worden. Daer omme gaet ydel
van my, want ic heb mijn begherde woenstadt ghevonden!" Doe worden si alle vervult met verwoetheit
ende boesheit, als si sagen dese onverwinlike stantachticheit der
joncfrouwen. Soe was daer een ridder van hem allen, die Agneten oem was, die
meest wonderlic van hoofde was, ende en mocht |10rb| dese woerden der maghet
niet verdraghen. Dese als een verwoede hont ende als een wolf onder die
scaepkens ende als een winthont met eenen hase soe viel hi op deser
joncfrouwen ende sloech se dicwil met vyusten, ende stietse onwerdelic met
sinen voeten, ende ten laesten als een brijsschende leu nam hise biden haer
ende sleptese so uten huyse. Ende die ander spraken haer toe met lasterlike
woerden, ende hievense op ende brochtense met crachte uten huyse. Ende als
jonghe maechdeken aldus van dese leuwen ende gripende wolven ghevanghen was
van die hant des Heeren, soe riep si claghelic met luyder stemmen ende seide: "O, mijn alre
liefste suster, hulpt mi ende en wilt niet ghehinghen dat ic dus ghenomen
worde van mijnen Heere, mijnen God, want ghi sijt doch die oersake mijnre
salicheit!" |
Hoe de vrienden en verwanten van de
heilige maagd Clara, die mistroostig waren, kwamen om Agnes van haar goede
opzet af te trekken. Dat XIIII kapittel. Toen de vrienden
hoorden dat Agnes ook overgelopen was tot haar zuster Clara zo kwamen de
volgende dag daar gegaan twaalf mannen van hun naaste vrienden, met
toornigheid ontstoken, en bewezen hun toornigheid en kwamen vreedzaam in, dat
zij nochtans niet meenden. En gingen terstond tot Agnes want zij wisten wel
dat zij aan de heilige maagd Clara niets hadden en spraken: "Waarom zo bent u
tot deze plaats gekomen? Haast u wat en ga met ons wederom thuis. Waarom zo
volg jij uw dwaze zuster en laat u strikken vanwege haar boosheid? Laat haar
gaan want zij is haarzelf niet; want datgene dat gij doet is niemand van ons
ter wille. Maar wij zullen dit nog niet kwalijk achten want dat het nog
verholen is, is het dat gij op wil staan en met ons wederom gaan naar
huis?" En een van hen allen
sprak met opgeblazen hart en sprak: "Wat meent u? Sta
wat op en ga met ons of ik help u daartoe!" Zij antwoordde weer: "Ga allen leeg
van mij weerom, gij die werkers bent der boosheid en dienaars der kwaadheid.
Want gij smaakt niets dat goddelijk is, nog ook bent gij Gods dienaars niet,
maar de duivel. Want hij dwaalt niet zoals gij zegt dat ik doe die om
tijdelijke en aardse dingen koopt eeuwige en onvergankelijke dingen. Mijn
lieve zuster die wordt vanwege die goddelijke wijsheid geleerd wiens discipel
ik begeer met alle hart te worden. Daarom ga leeg van mij want ik heb mijn
begeerde woonplaats gevonden!" Toen worden ze alle vervuld met
verwoedheid en boosheid toen ze deze onoverwinlijke standvastigheid der
jonkvrouwen zagen. Zo was daar een ridder van hen allen die Agnes oom was die
meest wonderlijk van hoofd was en mocht dit woord van de maagd niet verdragen.
Deze was als een dolle hond en als een wolf onder de schaapjes en als een
windhond met een haas zo viel hij op deze jonkvrouwen en sloeg ze dikwijls
met vuisten en stootte ze onwaardig met zijn voeten en tenslotte als een
briesende leeuw nam hij haar bij het haar en sleepte haar zo uit het huis. En
de anderen spraken haar toe met lasterlijke woorden en hieven haar op en
brachten haar met kracht uit het huis. En toen de jonge maagd aldus van deze
leeuwen en grijpende wolven gevangen was van de hand des Heren zo riep zij
klagend met luide stem en zei: "O, mijn allerliefste zuster, help
me en wil niet toestaan dat ik aldus genomen wordt van mijn Heer, mijn God,
want gij bent toch de oorzaak van mijn zaligheid!" |
Hoe dat Agnes - na dat haer aldus veel
lasters aen woert ghedaen - stantachtich bleef totter tijt toe dat Clara tot
haer quam. Dat XV capittel Als aldus die wolven
met dat scaepken om dat te verslinden wech ghinghen ende |10va| als
moerdenaers der boesheit hem verblidende vanden roef, soe stieten si haer
onwillichlijc voert die dienaers des duvels. Ende als dese dienaers haer
aldus onwaerdeliken leiden tot spectakel alder werelt over den berch, ende
hadden haer cleeder, in een scaemte alre goeder vrouwen, ghescoert ende die
cop vanden hoofde overmits trecken vanden haer zeer ghequetst. Als Clara dit hoerde,
so viel si neder in haer ghebet met screyenden oghen ende badt Jhesum, haren
Brudegoem, devotelic aen om die volstanticheit hare suster, ende dat si die
macht der boser menschen overmits Sijn godlike cracht mochte verwinnen. Siet,
daer was te hant die godlike hulpe ende macht bereit; want Hi es altijt bi
den ghenen die bedruct sijn van herten ende die devotelic Sinen naem
aenroepen. Te hant so woert haer lichaem also swaer, dat sijs niet verroeren
en mochten; ende dicwil ghinghen si weder aen, mer si en mochten haer niet
over een cleyn ryvierken brenghen, dat daer bi lach. Doen dit die luyden
saghen die daer ghinghen aerbeiden |10vb| inden acker ende inden wijngaert,
so quamen sij ghelopen enden boden haren dienst om dese maget voert te
trecken. Ende doen si aldus samen vergadert waren in een, so en consten si
dat lichaem niet op heffen vander aerden. Als si aldus vermoeyt
waren ende niet bedriven en consten op dat si niet bespot en souden worden,
soe lieten si van buten oft si vrolic waren, ende spraken in spot: "Ten es geen
wonder al es si swaer, want si alden nacht loot gheten heeft; daer om en
moghen wise niet op bueren hier of." So en worden noch dese
versteende herten niet bemorwet. Mer daer was een van hem allen die hiete
heer Monaldus, ende was Agnieten oem, ende van tornicheit so hief hi sijn
hant ende woudese slaen. Ter stont so crech hi soe grote pijn in die hant dat
hi in langen tijt die hant niet roeren en mochte. Ten was gheen wonder
al es Agnieten strijt swaerder gheweest, ende haer persecucie ende vervolgen
wreeder ende herder dan van Clara. Want Clara en hadde soe grote ghenoechte
|11ra| inder werelt niet ghehadt als Agnes, want si bleef altijt thuys
alleen: al was si seer suverlic ende schone, si en achte gheen titelike
dinghen. Mer Agnes was altijt reaelre ende levender der werelt; daer om was
haren strijt scerper ende wreder. |
Hoe dat Agnes - nadat haar aldus veel
laster aan wordt gedaan - standvastig bleef tot de tijd toe dat Clara tot
haar kwam. Dat XV kapittel. Toen aldus die wolven
met dat schaapje om dat te verslinden weg gingen en als moordenaars der
boosheid zich verblijden van de roof zo stieten ze haar onwillig voort die
dienaars van de duivel. En toen deze dienaars haar aldus onvoorwaardelijk
leiden tot spektakel van de hele wereld over de berg en hadden haar klederen,
in een schaamte van alle goede vrouwen, gescheurd en de kap van het hoofd
vanwege het trekken van het haar zeer gekwetst. Toen Clara dit hoorde
zo viel ze neer in haar gebed met schreiende ogen en bad Jezus, haar
Bruidegom, devoot aan om de volstandigheid van haar zuster en dat ze de macht
van de boze mensen vanwege Zijn goddelijke kracht mag overwinnen. Zie, daar
was gelijk de goddelijke hulp en macht bereid; want Hij is altijd bij
diegenen die bedrukt zijn van hart en die devoot Zijn naam aanroepen. Gelijk
zo werd haar lichaam alzo zwaar zodat zij zich niet verroeren mocht en
dikwijls gingen ze weer aan, maar ze mochten haar niet over een klein
riviertje brengen dat daarbij lag. Toen dit die lieden zagen die daar gingen
arbeiden in de akkers en in de wijngaard zo kwamen zij gelopen en boden hun
dienst om deze maagd voort te trekken. En toen ze aldus samen verzameld waren
ineen zo konden ze dat lichaam niet opheffen van de aarde. Toen ze aldus vermoeid
waren en niets bedrijven konden en zodat ze niet bespot zouden worden zo
lieten ze zich van buiten of ze vrolijk waren en spraken in spot: "Het is geen
wonder dat ze zwaar is want ze heeft de hele nacht lood gegeten; daarom mogen
we haar niet opbeuren hiervan." Zo worden nog deze
versteende harten niet vermurwd. Maar daar was een van hen allen die heette
heer Monaldus en was Agnes oom en van toornigheid zo hief hij zijn hand en
wou haar slaan. Terstond zo kreeg hij zo’n grote pijn in die hand zodat hij
in lange tijd die hand niet verroeren mocht. Het was geen wonder al is Agnes strijd
zwaarder geweest en haar achtervolging en vervolgen wreder en harder dan van
Clara. Want Clara had niet zo’n grote geneugte in de wereld gehad zoals Agnes
want ze bleef altijd thuis alleen: al was ze zeer zuiver en schoon, ze achtte
geen tijdelijke dingen. Maar Agnes was altijd werkelijk en levend ter wereld;
daarom was haar strijd scherper en wreder. |
Hoe dat Agnes opstont blidelic, doen
haer maghen ende vrienden wech ghingen ende Clara tot haer quam; ende toghen
tsamen over totten dienste Gods. Dat XVI capittel Als aldus dat lammeke
metten wolven lange tijt ghestreden hadde, soe quam Clara tot dier stede ende
badt haer naesten, dat si haer doch Agnieten wouden laten nemen, die daer
half doot neder lach opter aerden. Ende sprac, dat si souden aflaten, want si
saghen wel dat si teghen God niet en consten bedriven. Doen si dus verslaghen
ende confuys stonden, so ghingen si droevich wech tot Assise ende lieten haer
susteren daer bliven. Doen stont Agnes
blidelic op ende dancte ende loefde den Heere die haer niet achter ghelaten
en hadde. Ende si ghinc met haer suster inden huyse daer |11rb| si uut
ghenomen was. Nu soe was Clara blide met haer suster ende troestese ende
loefdese, om dat si den yersten strijt heerliken verwonnen hadde. Aldus soe worde Sinte
Agnes inden moet altyt sterker. Al dat haer te voren swaer ende bitter dochte
te wesen, dat begherde si nu met dorstigher herten om te helsen. Ende si
loefde den Heere Jhesum Christum overmits welcken si den yersten strijt
ghewonnen hadde, dat si voert aen altijt in sinen dienst bliven woude. Als Sinte Franciscus
dit hoerde als van eenen nuwen gheest verblijt te wesen, soe noede hi al sijn
broeders dat si met hem vrolic souden wesen. Ende hi vertelde voer hem allen
die heerlike striden deser joncfrouwen: hoe dat die bose laechlegger, die
duvel, sijn roef verloren hadde, ende hoe hi de strijt verloren hadde ende
die maechden haddenen ghewonnen, ende hoe dat si oec heerlic inden strijt
alle drie haer vianden verwonnen hadden, als die werelt, die duvel ende dat
vleechs. Ende Sinte Franciscus - overmits godliker inspiracie - soe voersach
hi dese strijt van Agnieten. Ende als si dus te
|11va| samen waren inder kercke des Heilighen Engels, soe quam Sinte
Franciscus tot Agnieten ende schoer huer haer met sijns selfs handen af ende
maectese der werelt mesmaect, op dat hi se Gode bequaem mocht maken. Ende hi
leerdese ende instrueerdese met haer suster inden godliken dienst ende
vresen. Ende hi dochte Agnieten in een ander woenstadt te bringhen overmits
die gracie Gods. |
Hoe dat Agnes opstond blijde toen haar
verwanten en vrienden weg gingen en Clara tot haar kwam en trokken tezamen
over tot de dienst van God. Dat XVI kapittel. Toen aldus dat
lammetje met de wolven lange tijd gestreden had zo kwam Clara tot die plaats
en bad haar naasten dat ze haar toch Agnes wilden laten nemen die daar half
dood neer lag op de aarde. En sprak dat ze het zouden nalaten want ze zagen
wel dat ze tegen God niets konden bedrijven. Toen ze dus verslagen en confuus
stonden zo gingen ze droevig weg tot Assisi en lieten haar zuster daar
blijven. Toen stond Agnes
blijde op en dankte en loofde de Heer die haar niet achtergelaten had. En ze
ging met haar zuster in het huis daar ze uitgenomen was. Nu zo was Clara
blijde met haar zuster en troostte en loofde haar omdat ze de eerste strijd
heerlijk overwonnen had. Aldus zo wordt Sint
Agnes in het gemoed altijd sterker. Al dat haar tevoren zwaar en bitter dacht
te wezen dat begeerde ze nu met dorstig hart te omhelzen. En ze loofde de
Heer Jezus Christus vanwege dat ze de eerste strijd gewonnen had zodat ze
voortaan altijd in zijn dienst blijven wou. Toen Sint Franciscus
dit hoorde als van een nieuwe geest verblijd te wezen zo nodigde hij al zijn
broeders uit dat ze met hem vrolijk zouden wezen. En hij vertelde voor hen
allen die heerlijke strijd van deze jonkvrouwen: hoe dat die boze
lagenlegger, de duivel, zijn roof verloren had en hoe hij de strijd verloren
had en die maagden hadden gewonnen en hoe dat ze ook heerlijk in de strijd
alle drie haar vijanden overwonnen hadden, zoals de wereld, de duivel en dat
vlees. En Sint Franciscus - vanwege goddelijke inspiratie - zo voorzag hij
deze strijd van Agnes. En toen ze dus tezamen waren in de kerk
van de Heilige Engel zo kwam Sint Franciscus tot Agnes en scheerde heur haar
met zijn eigen handen af en maakte haar voor de wereld mismaakt zodat hij
haar voor God bekwaam mocht maken. En hij leerde haar en instrueerde haar met
haar zuster in de goddelijke dienst en vrees. En hij dacht Agnes in een
andere woning te brengen vanwege de gratie Gods. |
Hoe dat Clara quam met haer suster tot
Sinte-Damiaens kercke ende daer - haer selven besluytende - began si die
oerden aen te nemen. Dat XVII capittel Hyer na een weynich
tijts, soe ghinc Clara met haer suster tot SinteDamiaens kercke, na rade des
heiligen mans Francisci. Ende daer worden si beide in een strenghe bewaernis
ghesloten, met veel ander joncfrouwen die si tot haer toech. Hier soe
vestichte Clara den ancker harer herten, om hier te bliven ende en dochte
nyet meer om verwandelinge der steden te soeken. Si was niet twyfelachtich om
die eenicheit, noch en ontsach die niet, oft oec om die eenic\heit |11vb| der
steden. Dit es die kercke tot
welcker vermakinghe met wonderliker vliet Franciscus begherich was; ende gaf den
priester te dier kercken gelt om die weder te maken. Dit es die kercke, in
welcken doe Franciscus bede soe quam daer een stemme uut dat crucifixum
sprekende tot hem: "O, Francisce,
gaet ende wedermaect Mijn huys, want als ghi siet, soe wortet al gheheel
ghedestrueert." In deser kercken
besloet haer die maget Clara om die minne haers gheminden hemelschen
Brudegoems; in deser kercken verberchde si haer voer die tempeeste deser
werelt. Die wile dat si leefde in deser clusen, so nestelde die schone
vergulden duve ende vergaerderde daer een vergaderinghe van maechden ende
began daer die oerden der armer joncfrouwen. Daer castide si haer leden inden
wech der penitenciën. Hier werp sy uut dat saet der volcomender giericheit;
hier teikende si - met haer selfs voerganc - die voetstappen der geenre die
haer hier na volghen |12ra| souden. In deser nauwer clusen enigher so brac si
veertich jaer lanc dat vat van albasteren haers lichaems metten gheselen der
disciplinnen, op dattet huys der kercken vervult soude werden metten roke der
costeliker salven. Hier heeft si haer volcomelic beroeft vander rijcdommen
der werelt ende haers vaders erve mildelic gedeilt voer den armen. Ende hoe
glorioselic ende vreedsamelic ende oetmoedelic sy hier in ghewandert hevet,
sal hierna allensken gheopenbaert werden in dit boeck. |
Hoe dat Clara kwam met haar zuster tot
Sint-Damianus kerk en daar – ze zelf besloot - begon ze de orde aan te
nemen. Dat XVII kapittel. Hierna een weinig tijd
zo ging Clara met haar zuster tot Sint Damianus kerk, na raad van de heilige
man Franciscus. En daar worden ze beide in een strenge bewaring gesloten met
veel andere jonkvrouwen die ze tot haar trok. Hier zo stichtte Clara het
anker van haar hart om hier te blijven en dacht niet meer om verandering van plaats
te zoeken. Ze was niet twijfelachtig om die eenheid, nog ontzag ze die niet
of ook om die eenheid van de plaats. Dit is die kerk tot
welke vermaking met wonderlijke vlijt Franciscus begerig was en gaf de
priester van die kerk geld om die weer te herstellen. Dit is de kerk waarin
toen Franciscus bad zo daar een stem uit dat kruis kwam spreken tot hem: "O, Franciscus,
ga en vermaak Mijn huis want zoals ge ziet zo wordt het al geheel
vernietigd." In deze kerk besloot zich de maagd Clara
om de minne van haar beminde hemelse Bruidegom; in deze kerk verborg ze haar
voor de tempeest van deze wereld. De tijd dat ze leefde in deze kluis zo
nestelde de schone vergulde duif en verzamelde daar een vergadering van
maagden en begon daar de orde der arme jonkvrouwen. Daar kastijdde ze haar
leden in de weg der penitentiën. Hier wierp ze uit dat zaad van de volkomen
gierigheid; hier tekende ze - met haar eigen voorgang - de voetstappen van
diegene die haar hierna volgen zouden. In een van deze nauwe kluizen zo brak
ze veertig jaar lang dat vat van albaster van haar lichaam met de gesel der
discipline zodat het huis van de kerk vervuld zou worden met de geur van de
kostbare zalven. Hier heeft ze zich volkomen beroofd van de rijkdom der
wereld en haar vaders erfdeel mild gedeeld onder de armen. En hoe glorieus en
vreedzaam en ootmoedig zij hier in gewandeld heeft zal hierna geleidelijk aan
geopenbaard worden in dit boek. |
Hoe dat - overmits haer fame - die
oerden verbreit wort ende veel menschen bekeert worden, ende hoe Agnes verre
gevoert wert te Florens. Dat XVIII capittel Ende want daer niet
gedect en es, dat niet vercundicht en sal worden, noch niet verholen, dat
niet gheweten en sal worden als dat ewangelium sprect, soe quam dan dat
gheruchte van deser maget duer alle die werelt. Veel herten der joncfrouwen
worden daer af bemorwet ende tot Gode bekeert. Met |12rb| groter scaren
quamen si tot haer, als dat si in corter tijt L personen in hare scueren
vergadert hadde. Ende sij wert also vermeert in alle landen, dat inden roke
hare costeliker salven quamen tot haer veel vrouwen ende weduwen ende die
ghehuwet waren ende setten op voert aen haer leven in reynicheit te leiden.
Ende oec veel edel ende machtige menschen quamen tot haer ende versmaden haer
wide ende heerlike paleisen ende timmerden hem enghe ende nauwe cloesteren.
Ende si rekenden dat voer een grote glori, dat si Gode daer in begerden te
dienen in asschen ende in haren clederen. Ende dese heilighe mestersse als
sij haer discipulinnen aldus vergadert ende volleert hadde, soe sendise in
veel plaetsen der werelt te woenen. Ende si ghinghen blidelic, niet met gout
oft met selver geladen oft met ander costelicheit. Mer onder die verdienste
der heiligher ghehoersamheit, soe worpen si al haer ghedachte in Gode den Heere. Ende Agnes die anderde
plante van dese hof, Claren suster, verciert met allen duechden ende
scoenheit |12va| die wort verseynt totter stede van Florens. Daer begreep si
een woenstadt ende timmerde daer een huysken dat nu hiet Monticellis. Daer so
worde si die eerste abdisse in gecoren. Ende als aldus in dit huys wies die
disciplijn des geesteliken levens, soe vergaerderden daer daghelicx een grote
menichte van maechden. Ende hoe dat dese heilige maghet vorderde altijt inden
wech Gods ende voer ander maechden profitelic was, dat en soude men met corte
reden niet moghen vertellen. Ende al eest dat si inder erden niet
ghecanoniseert en es, nochtans hebben haer gloriose wercken ende teikenen
ghetuych ghegeven, dat si waerlic heilich gheweest es inder warelt. Daer wort oec verwect
tot deser onbevlecter striden ende leven der jonghen ende si worden -
overmits die stercke exempelen des wijfliken kunnes - te versmaden die
genoechte deser werelt verwect. Ten laesten veel menschen die inder echtscap
waren, verbonden hem met malcander ende loefden voertaen |12vb| in reynicheit
te leven. Die moeder noede die dochter ende die dochter der moeder, ende die
een nichte der ander ende de moeye der nichte. Dese allegader met eenre
viericheit toghen malcander om Gode te dienen ende begherden dat ingelsche
leven van Sinte Claren na te volghen ende deelachtich te worden. Ende
overmits die gheruchte van Sinte Claren soe waren daer oec veel maechden
omdat si niet te cloester en mochten comen, die in haer ouders huys nader regulen
begonsten te leven geestelic. Aldus soe brocht dese heilige maghet veel
vruchten voert der salicheit ende oec also veel rivieren spronghen uut dese
gheteykende fonteyn, also datmen dat woert van den propheten wel van Clara
mochte spreken: "Veel meer kinderen sijn der geenre die ghelaten es, dan
die een man hevet." |
Hoe dat - vanwege haar faam - de orde
verspreid wordt en veel mensen bekeerd worden en hoe Agnes ver gevoerd wordt
te Florence. Dat XVIII kapittel. En omdat waar niet
bedekt wordt dat niet verkondigt zal worden, nog niet verholen dat niet
geweten zal worden, zoals dat evangelie spreekt, zo kwam dan dat gerucht van
deze maagd door de hele wereld. Vele harten van jonkvrouwen worden daarvan
vermurwd en tot God bekeerd. Met grote scharen kwamen ze tot haar zodat ze in
korte tijd 50 personen in haar schuur verzameld had. En zij werd alzo
vermeerderd in alle landen dat in de geur van haar kostbare zalven kwamen tot
haar veel vrouwen en weduwen en die getrouwd waren en die zetten op om
voortaan hun leven in reinheid te leiden. En ook veel edele en machtige
mensen kwamen tot haar en versmaden hun wijde en heerlijke paleizen en
timmerden hen enge en nauwe kloosters. En ze rekenden dat voor een grote
glorie dat ze God daarin begeerden te dienen in as en in hun klederen. En
deze heilige meesteres toen zij haar discipels aldus verzameld en volleerd
had zo zond ze hen in veel plaatsen ter wereld te wonen. En ze gingen blijde,
niet met goud of met zilver geladen of met andere kostbaarheid. Maar onder de
verdienste der heilige gehoorzaamheid zo wierpen ze al hun gedachte in God de
Heer. En Agnes die andere
plant van deze hof, Clara’s zuster, versiert met alle deugden en schoonheid
die wordt gezonden tot de stad Florence. Daar begreep ze een woonplaats en
timmerde daar een huisje dat nu heet Monticellis. Daar zo wordt ze als eerste
abdis in gekozen. En toen aldus in dit huis groeide de discipel der
geestelijke leven zo verzamelde daar dagelijks een grote menigte van maagden.
En hoe dat deze heilige maagd bevorderde altijd in de weg Gods en voor ander
maagden profijtelijk was dat zou men met korte reden niet mogen vertellen. En
al is het dat ze in de aarden niet gecanoniseerd is, nochtans hebben haar
glorieuze werken en tekens getuige gegeven dat ze waarlijk heilig geweest is
in de wereld. Daar wordt ook opgewekt tot deze
onbevlekte strijd en leven der jongelui en ze worden - vanwege die sterke
voorbeelden van de vrouwelijke kunne - te versmaden de genoegens van deze
wereld verwekt. Tenslotte veel mensen die in de echt waren verbonden zich met
elkaar en beloofden voortaan in reinheid te leven. De moeder node, de dochter
en de dochter der moeder en de ene een nicht van de andere en de moeder van
de nicht. Deze allen met een vurigheid getuigen elkaar om God te dienen en
begeerden dat engelse leven van Sint Clara na te volgen en deelachtig te
worden. En vanwege dat gerucht van Sint Clara zo waren daar ook veel maagden
omdat ze niet te klooster mochten komen die in hun ouders huis geestelijk
naar de regels begonnen te leven. Aldus zo bracht deze heilige maagd veel
vruchten voort der zaligheid en ook alzo veel rivieren ontsprongen uit deze
verzegelde fontein alzo dat men dat woord van de profeten wel van Clara mocht
spreken: "Veel meer kinderen zijn er die verlaten zijn, dan die een man
hebben." |
Hoe dat overmits dat exempel van Sinte
Clare veel menschen bekeert worden ende die conventen vermenichtfuldicht. Dat
XIX capittel Ten lesten op dat dese
ader der benedixtiën |13ra| die daer vloeyde in Spolete nyet verstopt en soude
worden, soe vloeyde dese getide fonteyn overmits die godlike voersienicheit
in so groten water, opdat die druyst des vloeyts verbliden soude alle die
heilige kercke. Want die nuwicheit deser groter dinghen uutspranc lanc ende
breet over alle die werelt, in allen steden ende began over al veel zielen
Christo te ghewinnen, also dat dat voersproken wort al heel in haer vervult
worde. Ende als Clara aldus
besloten was, began si alle der werelt claer te schinen ende die titel des
loefs in haer te blincken, want warachtelic dat gheruchte harer duechden dat
vervulde die cameren der edelre vrouwen. Ende het quam oec inden paleyse der
gravinnen ende het dranc doer die rijcken der coninghinnen ende die edelheit
van desen vrouwen voechden haer om die voetstappen van Sinte Clara na te
volghen. Ende oec veel hertoghinnen ende coninghinnen die inden echtscap
waren, deden oec om |13rb| dese fame grote ende strenge penitencie. Ende oec
die machtighe heeren die ondertrouwet hadden, lieten alle dinc achter ende
volchden die voetstappen van Sinte Claren. Veel steden worden
verciert met dese cloesteren ende die velden ende die berghen worden oec
verciert met deser hemelscher timmeringhen. Ende die grote fame deser
heiligher maget spranc over alle die werelt ende vermaecte veel herten van
mannen ende vrouwen overmits die gracie des Heilighen Gheests. Ende oec soe
en was daer geen stadt in alle Ytaliën, in Tussiën, in Almaniën, in Germanyën
die hem rekende edel te wesen, die van deser oerden geen cloester binnen en
hadden. Die eer der reynicheit worde in alle die werelt vermeerdert overmits
die voerganc Sinte Claren ende die levende oerden der maechden worde wederom
gheroepen int middel der tijden ende van veel menschen worde die werelt
versmaet. |
Hoe dat vanwege dat voorbeeld van Sint
Clara veel mensen bekeerd worden en de conventen vermenigvuldigt. Dat XIX
kapittel. Tenslotte zodat deze
ader der goedheid die daar vloeide in Spoleto niet verstopt zou worden zo
vloeide deze getijden fontein vanwege de goddelijke voorzienigheid in zo’n
groot water zodat de druk van de vloed verblijden zou de hele heilige kerk.
Want de nieuwigheid van deze grote dingen sprong uit lang en breed over de
hele wereld, in alle steden en begon overal veel zielen Christus te winnen
alzo zodat dat voor gesproken woord geheel in haar vervuld wordt. En toen Clara aldus
besloten was begon ze voor de hele wereld helder te schijnen en die titel des
lof in haar te blinken, want waarachtig dat gerucht van haar deugden dat
vervulde de kamer der edele vrouwen. En het kwam ook in het paleis van de
gravinnen en het drong door in de rijken van de koninginnen en de edelheid
van deze vrouwen voegden zich om de voetstappen van Sint Clara na te volgen.
En ook veel hertoginnen en koninginnen die in de echt waren deden ook om deze
faam grote en strenge penitentie. En ook de machtige heren die ondertrouwd
waren lieten alle dingen achter en volgden de voetstappen van Sint Clara. Veel steden worden versierd met dit
klooster en de velden en de bergen worden ook versierd met deze hemelse
betimmeringen. En de grote faam van deze heilige maagd sprong over de hele
wereld en vermaakte veel harten van mannen en vrouwen vanwege die gratie van
de Heilige Geest. En ook zo was daar geen stad in alle Italië, in Toscane, in
Frankrijk en in Germanië die zich rekende edel te wezen die van deze orde
geen klooster binnen had. Die eer der reinheid wordt in de hele wereld
vermeerderd vanwege het voorbeeld van Sint Clara en de levende orde der
maagden wordt wederom geroepen in het midden der tijden en van veel mensen
wordt de wereld versmaad. |
Hoe Agnes die een dochter was des
conincx van Bemen, uutghehilicht was ende si ginc inder oerden. Dat XX
capittel Ende op dat die reden
daer ic af |13va| spraec van deser materiën, nyemant en verdriete diese hoert
oft leset, soe wil ic wat sonderlincs scriven van sommighe telchkens van dese
vruchtbare wijngaert. Want al waest dat Clara dit saet der vruchtbaerheit
ghesaeyt hadde tot Assise, nochtan soe esset op ghegaen ende vruchtbaer
gheweest in veel ander plaetsen. Want daer was een
conincx dochter van Bemen ende hiete Agnes ende was ghehilict aenden edelen
Fredrico, den keyser van Romen die anderde. Mer sij en was hem noch niet
overgelevert, dese dochter, overmits godlike insperaci ende oec om dat si
ghehoert hadde die edel fame van deser heiligher maghet. Soe badt si den
coninc Othricum, haren vader, dat hi doch niet haeste en woude metter
tijteliker bruloften. Van deser spraken wort die coninck zeer verscriecket
ende vervremt ende badt sijn dochter sonder ophouden, dat si hem seggen soude
wat si hier mede meende ende haren sin hem openbaren soude. Mer Agnes tusschen die
tijt der bruloften, soe seynde si boden |13vb| totten broeders die doe ter
tijt woenden in Magonciën ende begherde hare sommige teghenwoerdicheit te
hebben. Hier en tusschen soe was Agnes naerstich ende toech tot haer veel
edel maechden ende bemorwede haer herten tot Gode, ende toechse van die
ydelheit der werelt ende vestichse inden dienst Gods. Als dat si een grote
menichte van edel maechdekens - overmits haer exempel - Gode gewonnen hadde,
doen die broeders quamen. Ende als si saghen desen nyeuwen brant der minnen,
soe sterten sise in Gode ende dancten ende loefden den Heere van deser
wonderliker gaven. Ende si predicten haer van die sparicheit der spisen ende
die strenghicheit der oerden, die si houden moest. Tot welcker vermaninghen
Agnes met bliden moede sprac, dat si bereit was dat mede te volbringhen. Ende si gaf doe haer
vader den coninc te kennen wat si inden sin hadde. Ende want hi een
warechtich eerder was des godliken naems, soe was hi hier niet tegen, mer hi
gaf sijn consent daer toe ende te hant soe |14ra| namen die broeders dese
edele coninghinne ende vrouwe Agnietam - die een keyserinne ende een ghebietster
over alle der werelt mocht gheweest hebben - ende ontdecten haer hoeft ende
scoeren huer haer af ende maectense mesmaect deser broesscher werelt, op dat
si Christo den Heere soude suverlic wesen ende bequaem. Ende soe deden die
broeders oec den anderen edelen gheboren maechdekens, die Agnes met haer
gebracht hadde, ende cledense metten habijt der oerden, die gheconfirmeert
was van den paus van Rome. Ende dese goede
coninc, Agnieten vader, quam tot sijnre dochter ende woude dat cloester
begaven met sekeren renten, op dat si niet bidden en dorsten. Ende Agnes en
woude dat gheensins ghehingen, want si seide hem dattet waer teghen die
statuten harer reghel; want si anders ghenen nootdorst en moesten hebben, dan
sy vander aelmoesen creghen. Ende inder stadt van
Pagensen soe wort sy met |14rb| haer maechden besloten om den Heere te
dienen, dat sij volcomelic deden overmits haer voertganc, want si onder hem
allen nyet eyghens en hadden, mer leefden aermelic vander aelmoesen der
goeder luyden. Doen dit gherucht quam totten oren des keysers soen, haren
brudegoem, soe verwonderde hi hem zeere ende docht in hem selven langhe tijt
wat hi hier toe doen woude. Ten laetsten sprac hi aldus: "Nu ic hoer dat
Agnes ondertrouwet is den Heere, den oversten coninc Jhesu Christo, soe wil
ic dat over setten, mer om gheen dinc en soude ict hinghen dat si eenen
anderen waerliken man ghetrouwet hadde. Mer nu weet ic dat dit werc godlic es
ende niet menscheliken." |
Hoe Agnes, die een dochter was van de
koning van Bohemen, uitgehuwelijkt was en ze ging in de orde. Dat XX
kapittel. En zodat de reden daar
ik van sprak van deze materie niemand verdriet die ze hoort of leest zo wil
ik wat bijzonders schrijven van sommige en telkens van deze vruchtbare
wijngaard. Want al was het dat Clara dit zaad der vruchtbaarheid gezaaid had
te Assisi, nochtans zo is het opgegaan en vruchtbaar geweest in veel andere
plaatsen. Want daar was een
konings dochter van Bohemen en heette Agnes en was gehuwd aan de edele
Fredrico, de keizer van Rome de volgende. Maar zij was hem nog niet
overgeleverd, deze dochter, vanwege goddelijke inspiratie en ook omdat zij
gehoord had van de edele faam van deze heilige maagd. Zo bad ze de koning
Othricum, haar vader, dat hij toch niet haasten wou met de tijdelijke
bruiloft. Van deze spraak wordt die koning zeer verschrikt en vervreemd en
bad zijn dochter zonder ophouden dat zij hem zeggen zou wat zij hiermee
bedoelde en haar zin hem openbaren zou. Maar Agnes tussen de
tijd der bruiloft zo zond ze boden tot de broeders die toentertijd woonden in
Magonciën en begeerde van hen sommige tegenwoordigheid te hebben. Hiertussen
zo was Agnes naarstig en trok tot haar veel edele maagden en vermurwde hun
harten tot God en trok ze van de ijdelheid van de wereld en vestigde ze in de
dienst van God. Toen dat ze een grote menigte van edele maagdjes - vanwege
haar voorbeeld – voor God gewonnen had toen de broeders kwamen. En toen
ze deze nieuwe brand der minnen zagen zo storten ze hen in God en dankten en
loofden de Heer van deze wonderlijke gave. En ze preekten hen van die
spaarzaamheid van de spijzen en de strengheid van de orde die ze houden
moesten. Tot welke vermaningen Agnes met blij gemoed sprak dat ze bereid was
dat mede te volbrengen. En ze gaf toen haar
vader de koning te kennen wat ze in de zin had. En, want hij een waarachtige
eerder was van de goddelijke naam, zo was hij hier niet tegen, maar hij gaf
zijn toestemming daar toe en gelijk zo namen de broeders deze edele koningin
en vrouw Agnes - die een keizerin en een gebiedster over de hele wereld mocht
geweest zijn - en ontbloten haar hoofd en schoren heur haar af en maakte haar
mismaakt voor deze broze wereld zodat ze Christus de Heer zou zuiver wezen en
bekwaam. En zo deden die broeders ook de andere edele geboren maagdjes die
Agnes met haar gebracht had en kleden ze met het habijt der orde die
bekrachtigd was van de paus van Rome. En deze goede koning,
Agnes vader, kwam tot zijn dochter en wou dat klooster begiftigen met zekere
renten zodat ze niet hoefden te bidden. En Agnes wou dat geenszins toestaan,
want ze zei hem dat het was tegen de statuten van haar regel; want ze anders
geen nooddruft moesten hebben dan ze van de aalmoezen kregen. En in de stad van
Pagensen zo wordt zij met haar maagden opgesloten om de Heer te dienen dat
zij volkomen deden vanwege hun voorgangster want ze onder hen allen niets
eigens hadden, maar leefden armoedig van de aalmoezen van de goede lieden.
Toen dit gerucht kwam tot de oren van de keizers zoon, haar bruidegom, zo
verwonderde hij zich zeer en dacht in zichzelf lange tijd wat hij hiertoe
doen zou. Tenslotte sprak hij aldus: "Nu ik hoor dat Agnes ondertrouwd
is aan de Heer, de hoogste koning Jezus Christus, zo wil ik dat overzetten,
maar om geen ding zou ik het toestaan dat ze een andere wereldlijke man
getrouwd had. Maar nu weet ik dat dit werk goddelijk is en niet
menselijk." |
Hoe dat Clara bekinde inden geest die
bekeringhe van Agnieten in Bemen en seynde haer een nap. Dat XXI capittel Doen Clara, die
heilige maghet, vernam die bekeringhe deser saligher telghen Agnieten, soe
dancte ende loefde si Gode den Heere met haer susteren. Ende overmits boden
oversendende met veel godliker vermaninghen ende leeringen gruete si haer die
si inden geest |14va| bekinde mer niet naden aensichte ende seynde haer uut
minnen teykenen der minnen, als een pater noster ende eenen wiel ende een
scotel daer si uut plach te eten ende eenen nap daer si uut plach te
drincken, diemen haers gelic niet en vant. Welcke gaven Agnes ontfinc met
groter waerdicheit ende dancbaerheit ende met groter devociën. Ende overmits
verdienten der heiligher maget Clare, soe gaven dese cleynoten veel ghiften
ende weldaden van ghesontheit den sieken die daer uut aten ende droncken.
Ende niet langhe na dien dach sterf die heilige maget. Om ghehoechnis van
haer soe worden dese ghiften verciert wonderlike scoon met gout ende silver
ende costelike ghesteynten. Ende Agnes leefde
voert aen een heilich leven ende ombesmet, ende seer wijt ende breet spreide
si die telghen van haren edelen wingaert. Als in Bemen, in Ungariën, in
Polen, in Almaniën soe vloech den roeck harer heiliger wercken, want si
conincx dochteren ende hertoghen ende graven ende ridders kinder tot haer
ghetoghen heeft ende veel ver\gaderinghe |14vb| in dese voerscreven
lantscapen ghemaect. Doen dese heilighe maget Agnes Gode veel ghiften ende
offeranden der onbevlectheit hadde gheoffert, quam si totten eynde haers
levens ende den Heere Jhesum haren geest bevelende es si salichlic ghevaren
inde hemelschen troen. Ende oec tot veel
tijden heeft si - overmits miraculen - veel weldaden ghedaen den ghenen die
haer hulp begherden. Want den keyser Karel de Vierde ende die coninc van
Bemen, doen si haer aenriepen, hevet si tweewerven ghevriet vanden perikel
des doots. Welc keyser van dier tijt voert was altijt devoet tot deser
heiligher maghet ende aerbeide zeere om die canonizacie ende verheffinghe
sijnre waerdigher hulpsters. Mer overmits dat hi gheringe daerna sterf, soe
en mochte hi dat niet volbringhen. Mer hi beval sinen soen Wenselao dien hi
sijn croen erfde, dat hi sijn naersticheit toe doen soude. Mer die soen -
overmits becommernis van veel dinghen - so en volbracht hi sijns vaders
|15ra| ghebot niet. Mer Agnes uut haer
coninclike gheslachte heeft si een sonderlinghe, heilighe vergaderinghe daer
ghelaten ende sonderlinge - overmits haer hemelsche conversacie - liet se een
heilighe joncfrou achter die waerdich es gheweest inder memoriën te hebben
ende hiete Salome. Ende hoedanich oft hoe heilich si gheweest es dat bewisen
veel haer miraculen, want si verwecte veel dooden. Ende op een tijt verwecte
sy eenen pau die ghebeten was van enen verwoeden hont. Ende veel sieken
maecte si ghesont ende veel blinden siende ende die ghichtige menschen die
haer leden vercrompen waren, maectese recht gaende. Ende die vrouwen die
swaer waren met vruchte, verloste si. |
Hoe dat Clara bekende in de geest de
bekering van Agnes in Bohemen en zond haar een nap. Dat XXI kapittel. Toen Clara, die
heilige maagd, vernam de bekering van deze zalige twijg Agnes zo dankte en
loofde ze God de Heer met haar zusters. En vanwege boden overzendende met
veel goddelijke vermaningen en leringen begroette ze haar die ze in de geest
bekende maar niet naar het aanzicht en zond haar uit minne tekens der minnen
zoals een rozenkrans en een wiel en een schotel daar ze uit plag te eten en
een nap daar ze uit plag te drinken die men haar gelijke niet vond. Welke
gaven Agnes ontving met grote waardigheid en dankbaarheid en met grote
devotie. En vanwege verdiensten van de heiliger maagd Clara zo gaven deze
kleinoden veel giften en weldaden van gezondheid de zieken die daar uit aten
en dronken. En niet lang na die dag sterf die heilige maagd. Om genoegen van
haar zo worden deze giften versierd wonderlijk schoon met goud en zilver en
kostbare gesteenten. En Agnes leefde
voortaan een heilig leven en onbesmet en zeer wijd en breed verspreidde ze
die twijgen van haar edele wijngaard. Zoals in Bohemen, in Hongarije, in
Polen, in Duitsland zo vloog de geur van haar heilige werken want ze
koningsdochters en hertogen en graven en ridderkinderen tot haar getogen
heeft en veel verzamelingen in deze voor beschreven landschappen gemaakt.
Toen deze heilige maagd Agnes God veel giften en offeranden der onbevlektheid
had geofferd kwam zij tot het eind van haar leven en de Heer Jezus haar geest
aanbevelende is ze zalig gevaren in de hemelse troon. En ook in veel tijden
heeft ze - vanwege mirakels - veel weldaden gedaan diegenen die haar hulp
begeerden. Want keizer Karel de Vierde en de koning van Bohemen toen ze haar
aanriepen heeft ze twee maal bevrijd van het gevaar des doods. Welke keizer
van die tijd voort was altijd devoot tot deze heilige maagd en arbeidde zeer
om die canonisatie en verheffing van zijn waardiger hulpster. Maar vanwege
dat hij gauw daarna stierf zo mocht hij dat niet volbrengen. Maar hij beval
zijn zoon Wenselao die hij zijn kroon erfde dat hij zijn naarstigheid er toe
doen zou. Maar die zoon - vanwege bekommering van veel dingen - zo volbracht
hij zijn vaders gebod niet. Maar Agnes uit haar koninklijk geslacht
heeft een bijzondere, heilige vergadering daar gelaten en bijzonder - vanwege
haar hemelse conversatie - liet ze een heilige jonkvrouw achter die waardig
is geweest in de memorie te hebben en heette Salome. En hoedanig of hoe
heilig ze geweest is dat bewijzen veel van haar mirakels want ze verwekte
veel doden. En op een tijd verwekte ze een pauw die gebeten was van een dolle
hond. En veel zieken maakte ze gezond en veel blinden ziende en die jichtige
mensen die hun leden verkrompen waren maakte ze recht gaan. En de vrouwen die
zwaar waren met vrucht verloste ze. |
Van een heilighe suster Helena hetende,
ende een ander heilighe Clara in Viterbiën. Dat XXII capittel Hyer na als dese
heilighe maghet Clara in die kentscap der werelt aldus ghecomen was ende
claerlic blincte, ende als sy aldus veel herten der |15rb| edelre vrouwen
overmits die hette des gheests ontsteken hadde, ende als alle die werelt daer
mede verlicht was, en soumen dat getal daer af niet moghen scriven, noch
dencken, als ic vermoede. Want het waer onmogelic dat ic dat sterfelike,
onwise menschen al vertellen soude moghen. Nochtan om dat die maechden te
sterckeliker ghemoet souden wesen, soe wil ic een luttel scriven van somighe
sonderlinghe, heilighe maechden. Ende om dat die maechden te willichliker die
strengicheit der oerden aen nemen selen, sal icker af roeren. Bi die stadt van Padua
inden convent der susteren van deser oerden (in welcken cloester een heilige
man, Anthonius hetende, van onser oerden, begraven es) so was daer een
heilighe maecht ende disciplinne Sinte Claren ende was van groter famen ende
hiete Helena. Die welcke als dat gout gheproeft wort inden oven, soe wert si
daghelicx gheproeft met groter paciënciën. Want si lach in haer bedde ende
was wel sestien jaer beroeft van die cracht haers lichaems ende hare tonghe.
Ende alleen doer teikenen der handen dancte ende loefde |15va| si Gode met
groter dancbaerheit. Dese hadde die Heere Jhesus veel dinghen te kennen
gegeven, die den susteren van Padua daer na inden scriftueren openbaert
worden. Wes lichaem noch dagelicx getoent wort vanden ghenen diet begheren te
sien ende tes noch oft levendich waer ende oec welriekende. Haer haer dat
wasset noch daghelicx ende oec die naghelen van haren handen. Ende wie daer
af cryghet - van wat siecten hi begavet es - hi wort gesont. Ende sy hevet
veel miraculen ghedaen, want Bonifacius, die edel mercgrave van Parma, als hi
opt uterste lach van sinen leven ende zeer cranc was, so wort hi ghebrocht
van sijn huysvrou opt graf van deser heiligher maghet Helena ende hi worde te
hant ghesont van sijnre siecten. In Viterbiën was oec
een heilighe maghet ende disciplinne Sinte Claren ende hiet oec Clara ende
blincte oec claerlic overmits veel miraculen. Wiens lichaem oec huden des
daechs suverlic ende schoen ghetoent wort. Ende men merct oec dat huer haer
ende haer nagele |15vb| noch wassen ende gheven oec den sieken veel weldaden,
der ghesontheit daer af begheren te hebben. Ende wantet veel te langhe
waer te vertellen van veel ander heilige maechden deser oerden, soe heb ic
dit cortelic ghescreven tot een ghehuechnis der heiliger oerden. Want ic en
vinde in al kerstenrijc geen conincrijc oft lantscap daer geen plante
ghebleven en es, overmits voersienicheit der heiliger fonteynen Clara. Hier
om soe vloeyt huyden des daechs die heilige kercke met duechden die Clara
ghelaten hevet ende voert ghebrocht, met welcken si beghert verciert te
worden, als si sprect: "Verciert my met
bloemen ende beset mi met mastbomen, want ic van minnen quele." Mer laet ons nu weder
keeren tot onser eerster materiën: hoe dat Sancta Clara conversacie ende
leven heeft gheweest. |
Van een heilige zuster die Helena heette
en een andere heilige Clara in Viterbiën. Dat XXII kapittel. Hierna toen deze
heilige maagd Clara in die kennis der wereld aldus gekomen was en klaar blonk
en toen ze aldus veel harten van de edele vrouwen vanwege de hitte van de
geest ontstoken had en toen de hele wereld daarmee verlicht was zou men dat
getal daarvan niet mogen beschrijven, nog denken zoals ik vermoed. Want het
was onmogelijk dat ik dat sterfelijke, onwijze mensen alles vertellen zou
mogen. Nochtans omdat die maagden te sterk van gemoed zouden wezen zo wil ik
wat schrijven van sommige aparte heilige maagden. En omdat de maagden te
gewillig de strengheid der orde aannemen zullen zal ik er van spreken. Bij de stad van Padua
in het convent van de zusters van deze orde (in welk klooster een heilige
man, die Anthonius heet, van onze orde begraven is) zo was daar een heilige
maagd en discipel van Sint Clara en was van grote faam en heette Helena. Die
zoals dat goud beproefd wordt in de oven zo werd zij dagelijks beproefd met
groot geduld. Want ze lag in haar bed en was wel zestien jaar beroofd van de
kracht van haar lichaam en haar tong. En alleen door tekens van de handen
dankte en loofde ze God met grote dankbaarheid. Deze had de Heer Jezus veel
dingen te kennen gegeven die de zusters van Padua daarna in de schriften
geopenbaard werden. Wiens lichaam nog dagelijks getoond wordt van diegenen
die het begeren te zien en het is nog of het levend is en ook welriekend.
Haar haar dat groeit nog dagelijks en ook de nagels van haar handen. En wie
daarvan krijgt - van welke ziekten hij begeven is - hij wordt gezond. En ze
heeft veel mirakels gedaan want Bonifacius, die edele marktgraaf van Parma,
toen hij op het uiterste lag van zijn leven en zeer ziek was zo wordt hij
gebracht van zijn huisvrouw op het graf van deze heilige maagd Helena en hij
wordt gelijk gezond van zijn ziekte. In Viterbiën was ook
een heilige maagd en discipel van Sint Clara en heette ook Clara en blonk ook
klaar vanwege veel mirakels. Wiens lichaam ook heden des daags zuiver en
schoon getoond wordt. En men merkt ook dat heur haar en haar nagels nog
groeien en geven ook de zieken veel weldaden die er gezondheid daarvan
begeren te hebben. En, want het veel te
lang is om te vertellen van veel andere heilige maagden van deze orde, zo heb
ik dit kort geschreven tot een gedachtenis der heilige orde. Want ik vindt in
geheel christenrijk geen koninkrijk of landschap daar geen plant gebleven is
vanwege voorzienigheid van de heilige fontein Clara. Hierom zo vloeit heden
des daags die heilige kerk met deugden die Clara nagelaten heeft en
voortgebracht waarmee ze begeert versierd te worden als ze spreekt: "Versier mij met
bloemen en bezet me met dennenbomen want ik van minnen kwel." Maar laat ons nu weer keren tot onze
eerste materie: hoe dat Sint Clara conversatie en leven is geweest. |
Van haer oetmoedicheit ende hoe si die
heerscapie vloet ende van haren oetmoedighen dienste. Dat XXIII capittel Dese yerste steen der
|16ra| oerden ende fundament der heiliger oetmoedicheit pijnde haer eerst te timmeren
ende te beghinnen op dat fundament alre duechden. Ende si loefde den heiligen
Francisco onderdanicheit ende si en dwaelde niet van haer beloften. Na drie jaren dat si
wert, so vloet si vanden dienst ende prelaetscap der abdissen ende begherde
meer geregeert te worden dan te regieren ende meer onder te wesen dan boven.
Ende onder die dienstmaechden Gods begherde si meer te dienen dan ghedient te
worden, als haer wercken betuychden. Totten laesten soe
dwanc Sinte Franciscus haer daer toe, dat si dat regment der abdissen
ontfanghen soude. Van welc meer die vreese des Heeren dan verheffinge des
ghemoets in haer herte wies. Ende die vriheit en wort in haer daer van niet
vermeeret, mer die dienstachticheit. Ende hoe si hogher scheen te sijn te
eenigher prelaetscap, hoe sij haer selven meer versmaede van binnen ende
berei\der |16rb| was tot allen dienste. Ende si en versmade niet voertaen
gheen dienstachtighe wercken, mer si halp hem allen in haren wercken. Ende si
plach dicwil water te ghieten op der susteren handen. Ende als si saten, soe
stont si bi hem; ende als si aten, soe diende si hem. Seer noode gheboet si
yemant wat te doene, mer veel willichliker begherde si dat selve te doene dan
die susteren te ghebieden. Al was si teeder van natueren, nochtans en ontsach
si haer niet die onreyne dinghen te tracteren; ende den crancken plach si
dicwil een becken onder te houden om over te geven; ende die etter der
serigher susteren ende vuylnis droech si buten ende die onreyne dinghen der
sieken plach si selver te wasschen ende te droghen ende en ontsach gheen
stinckende dinghen. Ende der susteren voeten die van buten quamen, plach si
selver te wasschen ende - als si ghewasschen waren - te cussen. Ende daer was
een vanden susteren die en woude die grote oetmoedicheit aen haer niet
bewesen hebben van deser heiligher abdissen, mer si toech haren voet na haer
ende onwetende |16va| - oft onverhuets - soe stiet si die voet aen die mont
der heiliger maghet; ende met groter oetmoedicheit des gheests soe nam si die
voet weder op ende maecte een teyken des heilighen cruys ende custen zeer
vriendelic onder aen dat hoel vanden voet. |
Van haar ootmoed en hoe ze de
heerschappij vlood en van haar ootmoedige diensten. Dat XXIII kapittel Deze eerste steen der
orde en fundament van de heilige ootmoedigheid pijnigde haar eerst te
timmeren en te beginnen op dat fundament van alle deugden. En ze loofde de
heilige Franciscus onderdanigheid en ze dwaalde niet van haar beloften. Na drie jaren dat ze
werd zo vlood ze van de dienst en prelaatschap van de abdis en begeerde meer
geregeerd te worden dan te regeren en meer onder te wezen dan boven. En onder
de dienstmaagden God begeerde ze meer te dienen dan gediend te worden, zoals
haar werken getuigen. Tot het laatste zo dwong Sint Franciscus
haar daar toe dat ze dat regiment der abdis ontvangen zou. Waarvan meer de
vrees des Heren dan verheffing van het gemoed in haar hart groeide. En de
vrijheid wordt in haar daarvan niet vermeerderd, maar de dienstbaarheid. En
hoe ze hoger scheen te zijn tot enige prelaatschap, hoe zij zichzelf meer
versmaadde van binnen en bereid was tot alle diensten. En ze versmaadde
voortaan geen dienstachtige werken, maar ze hielp hen allen in hun werken. En
ze plag dikwijls water te gieten op de zusters handen. En als ze zaten zo
stond ze bij hen; en als ze aten zo diende ze hen. Zeer node gebood ze iemand
wat te doen, maar veel gewilliger begeerde zij dat zelf te doen dan de
zusters te gebieden. Al was ze teder van naturen, nochtans ontzag ze zich
niet de onreine dingen te pakken en de zieken plag ze dikwijls een bekken
onder te houden om over te geven en de etter van de bezeerde zusters en
vuilnis droeg ze buiten en de onreine dingen der zieken plag ze zelf te
wassen en te drogen en ontzag geen stinkende dingen. En de zusters voeten die
van buiten kwamen plag ze zelf te wassen en - als ze gewassen waren - te
kussen. En daar was een van de zusters die niet wou die grote ootmoedigheid
aan haar bewezen hebben van deze heilige abdis, maar ze trok haar voet naar
haar en onwetende - of onverhoeds - zo stootte ze die voet aan de mond van de
heilige maagd en met grote ootmoed des geest zo nam ze die voet weer op en
maakte een teken van het heilige kruis en kuste zeer vriendelijk onderaan dat
hol van de voet. |
Van haer sonderlinge begherte totter
heiligher aermoeden. Dat XXIIII capittel In mesmaectheit ende
verworpenheit toende si die aermoede van buten, op dat si vruchtbaer maken
soude den hof hare planten. Ende die aermoede des gheests die de warachtige
oetmoedicheit es, begreep in haer die aermoede alder dinghen. Alsulcken compact ende vasticheit maecte
si metter heiligher aermoeden ende vestichte dat metter minnen, soe dat si op
erterijc gheen dinc en begherde te besitten dan alleen den Heere Jhesum
Christum, ende loefde overmits Hem dat haer dochteren oec niet eyghens hebben
en souden. Ende die Heere en liet nyet achter dese heilighe margarijt in
Sijnre behoeden te nemen. Want se seyde dat die duerbaer |16vb| margariten
der hemelscher begherten die si met vercopinghe alles goets gecocht hadde, in
gheenre wijs te besitten waren metter sorchfuldicheit deser titeliker
dinghen. Sij vermaende dicwil haer susteren, dat si met hare aermoede hem
gheliken souden den armen Christo Dien die arme Moeder - doen Hi een cleyn
kindeken was - inder crebben leide. Met eenre sonderlinghe vasticheit
verciert si haer dochteren - als met een gulden voerspan - dat si die vulnis
des aertschen rijcdoms niet ter herten en souden laten gaen. Sij woude liever
in deser werelt belast wesen ende arm wesen, op dat si niet - overmits den
wicht des tijteliken sorchfuldicheit - dwalen soude vanden wech Gods. Want si
wist uten evangelium dat die rijcdommen den dooren ghelikent waren. Ende om
dat si daer niet af ghequetst en worde, so en woude si daer gheen ghemeenscap
mede hebben. |
Van haar bijzondere begeerte tot de
heilige armoede. Dat XXIIII kapittel. In mismaaktheid en
verworpenheid toonde ze de armoede van buiten zodat ze vruchtbaar maken zou de
hof van haar planten. En die armoede des geest die de waarachtige
ootmoedigheid is greep in haar de armoede van alle dingen. Al zulke compactheid en vastheid maakte
ze met de heilige armoede en vestigde dat met de minnen zodat ze op aardrijk
geen ding begeerde te bezitten dan alleen de Heer Jezus Christus en geloofde
vanwege Hem dat haar dochters ook niets eigens hebben zouden. En de Heer liet
niets achter deze heilige parel in Zijn behoeden te nemen. Want ze zei dat de
dierbare parel der hemelse begeerten
die zij met verkopen van alle goederen gekocht had in geen wijs te bezitten
waren met de zorgvuldigheid van deze tijdelijke dingen. Zij vermaande
dikwijls haar zusters dat ze met hun armoede hen vergelijken zou met de arme
Christus Die de arme Moeder - toen Hij een klein kindje was – in de
kribbe legde. Met een bijzondere standvastigheid versiert ze haar dochters -
zoals met een gouden voerspaan - zodat ze het vuilnis van de aardse rijkdom
niet ter harte zouden laten gaan. Zij wou liever in deze wereld belast wezen
en arm wezen zodat ze niet - vanwege het gewicht van de tijdelijke
zorgvuldigheid - dwalen zou van de weg Gods. Want ze wist uit het evangelie
dat de rijkdommen de dorens gelijk waren. En omdat ze daar niet van gekwetst
wordt zo wou ze daar geen gemeenschap mee hebben. |
Hoe dat Clara badt om die previlegie der
armoeden ende si |17ra| versaecte alle tijtelike dinghen. Dat XXVst capittel Ten lesten woude dese
heilige maghet haer religi ghenoemt hebben metten titel der aermoeden vanden goeden
paus Innocencio den vierden. Soe badt si om die prevelegie der aermoeden.
Welcke waerdige vader verblide hem van die viericheit der maghet; met
screyende oghen seide hi dattet waer een sonderlinghe opset, welc nye vanden
stoel van Romen begeert oft ghebeden en wort. Ende om dat der onghewoenliker
beden te moet soude gaen die onghewoenlike gunst, so screef die goede paus
met sijn selfs hant die yerste tijtel der gebeden der previlegiën. Ende die
paus Gregorius die IXde - ghelikerwijs als hi waerdich was den stoel te
besitten ende oec groot van verdienten - soe minde hi utermaten zeere dese
heilige maghet Claram doer die minne ende liefde Gods, ende riet haer dat si
doch - om die verwandelinghe der tijden ende |17rb| om perikel deser werelt -
consenteren soude wat erffenissen te besetten, die welcke hi haer mildelic
gheven ende gunnen woude. Mer si weder stont dat met stercken ghemoede, ende
en woude dat gheen sins consenteren. Die paus sprac: "Ist saec, lieve
maghet, dat ghi die beloftenisse ontsiet? Wij selen u daer af
absolveren." Sy antworde
onversaechlic: "Ic en begheer in
gheenre wijs van die navolghinge mijns brudegoems Jhesu Christi gheabsolveert
te worden inder eewicheit. Mer ic begeer wel van uwer groter mogentheit
gheabsolveert te worden van mijnen sonden, mer anders niet." Ende want si dan om
die minne des Heeren niet titelics en begherde, soe loefde haer die Heere der
heeren haer nootdorst te besorghen. Die stucken der aelmoessen die de
susteren in brochten, ontfinc si blidelijc. Ende si bedroefde haer vanden
heelen broode, mer si verblide haer van den stucken. Ende alle
overvloedicheit scuwede si soe seere bi haer, dat si mende dat God daer niet
teghenwoerdich en waer, als daer gheen aermoede en was. Aldus was si
sorchfuldich ende aerbeide, |17va| om den armen, naecten, gecruysten Heere
ghelyc te worden in aermoeden, op dat gheen verganckelic goed de minnerssen
vanden gheminden Heer en souden sceiden, oft beletten haren loep totten
Heere. Siet, hier ghesciede
twee wonderlike dinghen, die de minnersse der aermoeden verdiende te wercken. |
Hoe dat Clara bad om het privilegie der
armoede en ze verzaakte alle tijdelijke dingen. Dat XXVste kapittel. Tenslotte wou deze
heilige maagd haar religie genoemd hebben met de titel van de armoede van de goede
paus Innocencius de vierde. Zo bad ze om het privilegie van de armoede. Welke
waardige vader zich verblijdde van die vurigheid der maagd met schreiende
ogen en zei dat het was een bijzondere opzet welke niet van de stoel van Rome
begeert of gebeden wordt. En omdat de ongewoonlijke bede tegemoet zou gaan
die ongewoonlijke gunst zo schreef die goede paus met zijn eigen hand de
eerste titel der gebeden der privilegiën. En die paus Gregorius die 11de
- gelijkerwijze zoals hij waardig was de stoel te bezitten en ook groot van
verdiensten - zo beminde hij uitermate zeer deze heilige maagd Clara door de
minne en liefde Gods en raadde haar aan dat ze toch - om de verandering van
de tijden en om gevareb van deze wereld - bevestigen zou welke erfenis te
bezitten die hij haar mild geven en gunnen wou. Maar ze weerstond dat met
sterk gemoed en wou dat geenszins bevestigen. De paus sprak: "Is het zaak,
lieve maagd, dat gij de beloften ontziet? Wij zullen u daarvan
absolveren." Ze antwoordde
onversaagd: "Ik begeer op
geen manier van de navolging mijn bruidegom Jezus Christus geabsolveerd te
worden in de eeuwigheid. Maar ik begeer wel van uw grote mogendheid
geabsolveerd te worden van mijn zonden, maar anders niet." Want ze dan om de
minne des Heren niets tijdelijks begeerde zo loofde haar de Heer der Heren
haar nooddruft te bezorgen. De stukken van de aalmoezen die de zusters in
brachten ontving ze blijde. En ze bedroefde zich van de hele broden, maar ze
verblijdde zich van de stukken. En alle overvloedigheid schuwde ze zo zeer
bij haar zodat ze mende dat God daar niet tegenwoordig was als daar geen
armoede was. Aldus was ze zorgvuldig en arbeidde om de arme, naakte,
gekruisigde Heer gelijk te worden in armoede zodat geen vergankelijk goed de
minnaressen van de beminde Heer zouden scheiden of beletten haar loop tot de
Heer. Zie, hier geschiedde twee wonderlijke
dingen die de minnares der armoede verdiende te werken. |
Hoe overmits Sinte Claren ghebet een
broot vermeerdert wert datter vijftich menschen af versaedt worden. Dat XXVI
capittel In haer cloester en
was op eenen tijt maer een broot ende doen den honger vermeerderde ende die
tijt nakede datmen eten soude ende die heilighe maghet hadde dit vernomen, sy
was inden moede niet verstoert, noch si en vertorende haer nyet van die
onsorchlike provisie vander procuratrix. Mer si riep so tot haer ende gheboet
dat si dat broot deylen soude, ende dat si dat een deel den broeders senden
soude, ende dat ander deel houden soude voer den susteren. Van die helft die
si hielt voer die susteren, gheboet sij |17vb| datmen die breken soude in L
stucken naden getael der joncfrouwen, ende datmense legghen soude opten
tafelen der aermoeden. Die devote procuratrix sprac: "Lieve moeder,
het waer van groten node dat die oude miraculen Christi hier bi waren,
soudemen dit cleyn deel broots in L stucken breken." Die moeder die
betrouwende was inden Heere, antworde: "Doet vrilijc,
dochter, dat ic u segghe." Doen voldede si dat ghebot
der heiliger maget. Ende die onbevlecte moeder haeste haer voer haer
dochteren Gode die vierighe ghebeden met suchten te senden. Ende hier en
binnen - overmits die godlike gaven - soe wies dat broot inder susteren
handen, als dat een ieghelic ghenoech creech ende versaedt wort. Ende alst
wies biden susteren, soe ghesciedet oec by den broederen. Ende op een tijt, soe
ghebrac den maechden olie, als dat daer niet en was, noch oec voer den
siecken. Die heilighe |18ra| vrouwe Clara nam dat vat ende wiesschet met haer
selfs handen ende sette dat aent sijde op dattet die aelmis haeldere nemen
soude om olie te gaen. Die devote broeder haeste hem om te hulpte deser
grooter armoeden der susteren, ende ghinc om dat vat te nemen. Mer het en es
niet inden mensche diet wil, noch in dien daer loept, mer tys inden
ontfermhertigen God, overmits dat vierighe ghebet deser heiliger maget. Ende
dat vat wort vol oliën gevonden van den broeder. Ende al murmurrerende sprac
hij: "Om met mi te
spotten, hebben mi dese wiven geroepen, want dit vat vindick al vol
oliën." |
Hoe vanwege Sint Clara’s gebed een brood
vermeerderd werd zodat vijftig mensen er van verzadigd worden. Dat XXVI
kapittel. In haar klooster was
op een tijd maar 1 brood en toen de honger vermeerderde en de tijd naakte dat
men eten zou en de heilige maagd had dit vernomen was ze in het gemoed niet
verstoord, nog vertoornde ze zich niet van die zorgelijke provisie van de
procuratie. Maar ze riep zo tot haar en gebood dat ze dat brood verdelen zou
en dat ze een deel de broeders zenden zou en dat andere deel houden zou voor
de zusters. Van die helft die ze hield voor de zusters gebood zij dat men die
breken zou in 50 stukken naar het getal der jonkvrouwen en dat men ze leggen
zou op de tafel der armoede. De devote procurator sprak: "Lieve moeder,
het is van grote nood dat dit oude mirakel van Christus hier bij was zou men
dit kleine deel brood in 50 stukken breken." De moeder die
vertrouwde in de Heer, antwoordde: "Doe vrijwillig,
dochter, dat ik u zeg." Toen voldeed ze dat
gebod der heilige maagd. En die onbevlekte moeder haastte zich voor haar
dochters God de vurige gebeden met zuchten te zenden. En hierbinnen - vanwege
de goddelijke gaven - zo groeide dat brood in de zusters handen zodat
iedereen genoeg kreeg en verzadigd werd. En toen het groeide bij de zusters,
zo gebeurde het ook bij de broeders. En op een tijd zo
ontbrak de maagdenolie, omdat het daar niet was, nog ook voor de zieken. De
heilige vrouw Clara nam dat vat en waste het met haar eigen handen en zette dat
aan de zijde zodat de aalmoes haler het nemen zou om olie te gaan. De devote
broeder haastte hem om te helpen deze grote armoede der zusters en ging om
dat vat te nemen. Maar het is niet in de mens die het wil, nog in die daar
loopt, maar het is in de ontferming Gods vanwege dat vurige gebed van deze
heilige maagd. En dat vat wordt vol olie gevonden van de broeder. En al
mopperende sprak hij: "Om met mij te
spotten hebben deze wijven me geroepen, want dit vat vind ik geheel vol
olie." En zij brachten dat vat voor Sint Clara
en zij dankte en loofde God. |
Van haer wonderlijcke magherheit des
lichaems ende strengicheit des levens. Dat XXVII capittel Van die wonderlijcke
castiënghe haers lichaems waer nutter |18rb| te swighen dan te spreken, want sij
sulcke dinghen dede in welcken die wonderheit des horens soude kyven met die
waerheit der dinghen. Want een eenvoudigen roc ende een grove mantel van
snode laken droech sij, meer om haer lichaem te decken dan te verwermen, want
dat laken was grof ende ruuch ende vele groover dan Sint Franciscus' cleeder.
Ende sij en hadde oec nye eenighe gebruykinge der scoenen aen haer voeten,
mer altijt ginc sij metten bloten voeten. Ten was haer niet
groet dat sij alle dage vaste ende dat sij een bedde ghebruycte sonder
pluymen. In desen dinghen dede sij gelijck den anderen susteren, ende daer om
en had sij hier geen sonderlinge verdiente of. Mer laet nu die herten
der horres bevresen ende die oren verwaren. Och, wat overdrach was des
maechdelijcke vleische metten verkens huyt! Dese heilighe maghet hadde eenen
roc van een verkens huut haere laten maken, welc sij |18va| verborghen onder
haeren roc droech, daer sij dat sachste af ghesneden hadde. Dit droech sij,
dat scarp aen haren bloete lichaem. Ende som tijden soe droech sij een cleet
van peerden haer dat met cnopen te samen geweven was, dat sij tot veel tijden
met haren banden gorde om haer naecte lichaem. Dit cleet hadde sij een van
haren dochteren geleent, die daer om gebeden hadde. Welc doe sijt aengetogen
hadde ende began die herdicheit ende scarpicheit te voelen, sij en hadt soe
begeerlijc niet ghebeden; sij en gaef noch blijdelijker weder om. Die bloete aerde ende
somtijt die herde wijngaert rancken waren haer bedde ende een groet haert
hout leydese onder haer hoeft voer haer oerkussen. Ende in lancheit van
tijden - overmits crancheit haers lichaems - soe ghebructe sij somtijts onder
haer lichaem ghecapt stroe, ende onder haer hoeft wat hoys ende cafs. |18vb|
Ende als sij haer lichaem aldus strengelijc gequelt hadde, soe began sij een
groote siechte te crighen. Ende overmits dat gebot van Sinte Franciscus soe
gebruycte sij een wijl tijts eenen sac met caf ghevult. |
Van haar wonderlijke magerheid van
lichaam en strengheid van het leven. Dat XXVII kapittel. Van die wonderlijke
kastijdingen van haar lichaam was het nuttiger te zwijgen dan te spreken want
zij zulke dingen deed waarin de verwondering van het te horen zou kijven met
de waarheid van de dingen. Want een eenvoudige rok en een grove mantel van
snood laken droeg zij, meer om haar lichaam te bedekken dan te verwarmen,
want dat laken was grof en ruig en veel grover dan Sint Franciscus klederen.
En zij had ook niet enige gebruikelijke schoenen aan haar voeten, maar altijd
ging zij met blote voeten. Het was haar niet te
groot dat zij alle dage vastte en dat zij een bed gebruikte zonder pluimen.
In deze dingen deed zij gelijk de andere zusters en daarom had zij hier geen
bijzondere verdienste van. Maar laat nu de harten
van haar bevrezen en de oren verwarren. Och, welke overdracht was dat
maagdelijke vlees met een varkenshuid! Deze heilige maagd had zich een rok
van een varkenshuid laten maken die zij verborgen onder haar rok droeg daar
zij dat zachtste afgesneden had. Dit droeg zij dat scherp was aan haar blote
lichaam. En sommige tijden zo droeg zij een kleed van paardenhaar dat met
knopen tezamen geweven was dat ze in veel tijden met haar banden gordde om
haar naakte lichaam. Dit kleed had zij van een van haar dochters geleend die
daarom gebeden had. Die toen zij het aangetrokken had en begon de hardheid en
scherpheid te voelen, zij had zo begeerlijk niet gebeden; zij gaf het nog
blijer wederom. De blote aarde en soms de harde
wijngaardranken waren haar bed en een groot hard hout legde ze onder haar
hoofd voor haar oorkussen. En op den duur - vanwege zwakheid van haar lichaam
- zo gebruikte zij soms onder haar lichaam gekapt stro en onder haar hoofd
wat hooi en kaf. En als zij haar lichaam aldus streng gekweld had zo begon
zij een grote ziekte te krijgen. En vanwege dat gebod van Sint Franciscus zo
gebruikte zij een tijdje een zak met kaf gevuld. |
Van haer wonderlijcke vasten ende hoe
sij somtijde niet en besichde met dallen. Dat XXVIII capittel Int vasten soe gebruycte sij soe groten strengicheit
dat sij nauwe van der cleynre daghelijcxer spijsen dat leven onthouden mocht
hebben, ten ware dat haer geen ander cracht op gehouden en hadde. Ende als
sij gesont was, soe vaste sij die XL daghen ende Sinte-Martens vasten onder
wijlen met water ende broet, ende alleen des sondaechs plach sij een weynich
wijns te proven, als sijse hadde. Ende dat uter maten te wonderen es, soe en
plach sij in die groote vasten des maendaechs, des woensdaechs ende des
vrydaechs niet metdallen te besighen in spijsen. Aldus |19ra| soe vervolchden
hem daghen der soberre spijsen ende die daghen der scerper abstinenciën ende
stervinghen als sij dien dach der volmaecter vasten dede met broet ende
water, oft haer hoechtijt geweest hadde. Hier om en waest geen wonder dat -
overmits dese groote strengicheit die Clara langhe tijt dede - haer met
grooter siecten onder die voet hielt, ende haer craft verteerde ende haer
lichamelijcke stercheit vernielde. Haer susteren hadden groot medelijden met
hare moeder overmits desen strengen dooden die sij dagelijcx leet, ende
bescreyden haer dicwil met rouweghen tranen. Ten laesten, Sinte
Franciscus ende die bisscop van Assissen verboden Sinte Clara dese grote
strengen vasten van die drie daghen ende bevalen haer dat sij geenen dach en
soude laten voerbi gaen, sij en soude onder half uncie broets nemen tot haer
nootdorst, ende want die swaer castidinge haers lichaems plach te maken
quetsinge der ghemoeden. |19rb| Mer het scheen al anders in Clara, want in al
haer strenghe castijnghe ende abstinenciën hielt sij altoes haer aensicht
vrolijc, als dat sij scheen die niet te ghevoelen, ende oec of sij bespot
hadde die lijflycke quellinghe. Waer uut men verstaen mach dat die heylighe
vrolijcheit die van binnen scheen, overvloedelijc hem van buyten openbaerde.
Want die minne des herten, die saftige die ghesel des lichaems. |
Van haar wonderlijke vasten en hoe zij
soms niets gebruikte. Dat XXVIII kapittel. In het vasten zo gebruikte zij zo’n
grote strengheid dat zij nauwelijks van de kleine dagelijkse spijzen dat
leven onthouden mocht hebben, tenzij dat haar geen ander kracht opgehouden
had. En als zij gezond was zo vastte zij die 40 dagen en Sint-Maartens vasten
soms met water en brood en alleen zondags plag zij een weinig wijn te
proeven, als zij het hadden. En dat uitermate te verwonderen is, zo plag zij
in de grote vasten ‘s maandags, ‘s woensdags en de vrijdag geheel niets te
bezigen in spijzen. Aldus zo vervolgden zich dagen met sobere spijzen en de
dagen der scherpe abstinentie en verstervingen als zij die dag de volmaakte
vasten deed met brood en water of het haar hoogtijd geweest was. Hierom was het geen wonder dat - vanwege
deze grote strengheid die Clara lange tijd deed - haar met grote ziekten
onder de voet hield en haar kracht verteerde en haar lichamelijke sterkte
vernielde. Haar zusters hadden grote medelijden met hun moeder vanwege deze
strengheide gedoogden zij dagelijks leed en beschreiden haar dikwijls met
berouwde tranen. Tenslotte, Sint Franciscus en de
bisschop van Assisië verboden Sint Clara deze grote strenge vasten van die
drie dagen en bevalen haar dat zij geen dag zou laten voorbij gaan, zij zou
anderhalf ons brood nemen tot haar nooddruft want die zware kastijding van
haar lichaam plag te maken kwetsing van het gemoed. Maar het scheen geheel
anders in Clara, want in al haar strenge kastijdingen en abstinentie hield
zij altijd haar aanzicht vrolijk zodat zij die niet scheen te voelen en ook
of zij bespot die lijfelijke kwelling had. Waaruit men verstaan mag dat die
heilige vrolijkheid die van binnen scheen overvloedig zich van buiten
openbaarde. Want de minne van het hart die verzachtte de gesel van het
lichaam. |
Van haer sonderlinghe oefeninghe inden
gebede. Dat XXIX capittel Inder gelijcker wijs als
sij haer doode inden vleysche, soe was sij oec al heel vreemde der warelt,
want haer ziele was altijt becommert met stadighen gebeden ende met godlijcke
love. Ende sij had alrede bevesticht die scaerpheit der inwendiger begeerten
in lichte, ende als sij overgetreden had die aertsce dinghen, soe spreyde sij
wijt uut haren scoet inden regen der graciën. Nader completen vertoech sij
lange haer bedinghen ende met haer overvloedighe tranen verwecte sij die
|19va| ander mede tot screyen. Ende als die ander susteren haer vermoede
leden te rusten droeghen, dan bleef sij wakende ende onverwinnelijc in haren
gebede, opdat sij dan ontfanghen soude die verborgentheit der godlijcker
insprekinghe als die ander susteren laghen ende sliepen. Dicwil als sij lach
opter aerden gestrect in haer ghebeden, soe was sij seer vochtich van tranen
ende bestortte die arde metten screyen. Alsoe dat sij altoes scheen haren
brudegoem Jhesus te houden in haren armen, in Wies tegenwoerdicheit die
tranen gheoffert worden. Doen sij op een tijt
aldus overgoten was met tranen, soe openbaerde haer die duvel in een form van
een zwaert kint ende sprac tot haer ende seyde: "En wilt aldus
vele niet screyen, want ghij sult daer of blint worden." Clara antworde hem
haestelijc: "Hij en sal niet
blint worden die den Heere sien sal." Als hij dat hoerde,
vloet |19vb| hij confuys van haer. Ende opten selven nacht als Clara aldus in
haer gebet lach ende bestortte met tranen, soe quam die valsche bedriegher
weder tot harer ende seyde: "En screyt niet
aldus vele, op dattet breyn des hoefts niet van een en sceide ende uut dijn
nose crighen." Sij antworde
haesstelijc: "Hij en sal geen
siericheit lijden die den Heere dient." Rechte voert sceyde
hij van haer. Hoe groote bevestinghe
haers selfs sij ontfinc in den vierighen oven des gebets, hoe grootelijc haer
began te verlanghen in die ghebruykinge der goetheit Gods, dat proeven haer
godlijcke wercken ende mirakelen. Ende als sij aldus blijdelijc vanden gebede
op stont soe sprac sij vierighe ende vlammige woerden, die die herten der
susteren doerginghen ende ontstaken, welcke woerden sij ontfinc vanden outaer
des godlijckes viers want sij verwonderden hem dat soe grooten sueticheit uut
haeren mont quam |20ra| ende dat sij soe claerlijc scheen buten ander tijden
warachtelijc. God hadde in Sijnre sueticheit den armen bereyt ende dat herte,
dat waer aldus vervult, hadde dat lichte des gelijcs lijflijcken van buten in
den ghebede. Aldus soe was sij in dese verganckelijcke warelt met haren
brudegoem alsoe vereenicht, dat sij altoes haer welden ende haer lusticheit
inden Oversten hadden. Ende aldus in deser verganckelijcke werelt verciert
met stantaftighen doechden, hielt sij den scat der gloriën in een eerden vat
besloten ende bleef metten vleesche inder aerden ende metter herten inden
hemel. Sij hadde voer een
sede dat sij altijt die eerste was inder metten ende sij plach die jonge
susterkijns overmits teykenen al swigende te wecken ende te vermanen ende te
leeren totten dienste Gods. Dicwil als die ander susterkens sliepen, plach
sij die lampen |20rb| te ontsteken ende die cloecken met haren handen te
luyden. Die traecheit en vant geen stede noch die luyheit geen stoel. Mer dat
slot Gods was omset tegen die laghen des bedriegers metter timmeringhe des
devoten ghebets. |
Van haar bijzondere oefeningen in het
gebed. Dat XXIX kapittel. Op de gelijke wijze
zoals zij haar doodde in het vlees zo was zij ook geheel vreemd van de wereld
want haar ziel was altijd bekommerd met gestadige gebeden en met goddelijke
lof. En zij had alreeds bevestigd de scherpte der inwendige begeerten in
lichte en toen zij vertreden had de aardse dingen zo spreidde zij wijdt uit
haar schoot in de regen van de gratiën. Na de gebeden van 7 uur toonde zij
lang haar bidden en met haar overvloedige tranen verwekte zij die van andere
mede tot schreien. En als die andere zusters haar vermoeide leden te rusten
droegen dan bleef zij wakend en onoverwinnelijk in haar gebed zodat zij dan
ontvangen zou de verborgenheid van de goddelijke inspreking als de andere zusters
lagen en sliepen. Dikwijls als zij lag
op de aarde gestrekt in haar gebeden zo was zij zeer vochtig van tranen en
bestortte de aarde met het schreien. Alzo dat zij altijd scheen haar
bruidegom Jezus te houden in haar armen in Wiens tegenwoordigheid die tranen
geofferd werden. Toen zij op een tijd
aldus overgoten was met tranen zo openbaarde haar de duivel in een vorm van
een zwart kind en sprak tot haar en zei: "Wil aldus veel
niet schreien want gij zal daarvan blind worden." Clara antwoordde hem
haastig: "Hij zal niet
blind worden die de Heer zien zal." Toen hij dat hoorde
vlood hij confuus van haar. En op dezelfde nacht toen Clara aldus in haar
gebed lag en bestortte zich met tranen zo kwam die valse bedrieger weer tot
haar en zei: "Schrei niet aldus
veel zodat het brein van het hoofd niet vaneen scheidt en uit uw neus
krijgt." Zij antwoordde
haastig: "Hij zal geen
zeerheid lijden die de Heer dient." Recht voort scheidde
hij van haar. Hoe grote bevestiging
van haar zelf zij ontving in de vurige oven van het gebed, hoe groot ze begon
te verlangen in het gebruiken van de goedheid God dat bewijzen haar
goddelijke werken en mirakels. En toen zij aldus blijde van het gebed opstond
zo sprak zij vurige en vlammende woorden die de harten der zusters doorgingen
en ontstaken, welke woorden zij ontving van het altaar van het goddelijke
vuur want zij verwonderden hen dat zo’n grote zoetheid uit haar mond kwam en
dat zij zo helder scheen buiten ander tijden waarachtig. God had in Zijn
zoetheid de armen bereid en dat hart dat was aldus vervuld dat had het licht
desgelijks lijfelijk van buiten in het gebed. Aldus zo was zij in deze
vergankelijke wereld met haar bruidegom alzo verenigd dat zij altijd haar
weelde en haar lustigheid in de Overste had. En aldus in deze vergankelijke
wereld versiert met standvastige deugden hield zij de schat der gloriën in
een aards vat besloten en bleef met het vlees in de aarde en met het hart in
de hemel. Zij had voor een zede dat zij altijd de
eerste was in de metten en zij plag de jonge zustertjes vanwege tekens al
zwijgend te wekken en te vermanen en te leren tot de dienst God. Dikwijls als
die andere zustertjes sliepen plag zij de lampen te ontsteken en de klokken
met haar handen te luiden. De traagheid vond geen plaats nog de luiheid geen
stoel. Maar dat slot Gods was omzet tegen die hinderlagen van de bedriegers
met de betimmering van devoot gebed. |
Hoe dat overmits Claren ghebet die
Sarazijnen wonderlijc verjaecht werden. Dat XXX capittel Het es behoerlijc, dat
wij vertellen vander grootheit haers gebeths, welc grootheit als sij inder
waerheit warachtich sijn, soe sijn sij oec alre eeren waerdich. In dier
tempeest, doen die Heilige Kercke ghedoechde vele wederstoets inder werelt,
onder der keyser Frederijco soe dranc dat dal van Spoleten dicwil vanden kelc
des wederstoets. Doen waren daer - overmits dat gebot des keysers - veel
scaren van ridders ende Sarazijnen ende scutters gesonden om die steden te
bevechten. Alsoe veel als een swaelm van biën, soe dic quamen sij in een. Ende
als sij die stadt van |20va| Assise verderven wouden, op een tijt daer voer
quamen, welc stadt die Heere uutvercoren hadde, ende als sij bij der poorten
quamen, die Zarazijnen zeer boes ende quaet volc was, welc zeere dorstich was
na dat kersten volc ende naecten bijden cloester der heiliger maechden tot
Sinte-Damiaens. Die ombesmette herten der susteren worden seer vervaert ende
beefden van anxte ende sij quamen met jammerlijcken suchten ende screyen
lopen totter heiliger abdissen Clara. Met onbevreesder herten troeste sij
haer dochteren ende seyde dat die ontfermherticheit Gods nakende was. Ende
sij gheboet datmen haer draghen soude voer die porte, want sij seer siec was,
ende datmen haer reyken soude een busse van elpen been gemaect die zeer
costelijc verciert was ende hadden in grooter waerden, want dat Heilighe
Sacrament daer in besloten was. Ende als sij dus daer |20vb| devotelijc lach
in haer gebeden, soe sprac sij devotelijcken tot haren brudegoem: "O, mijn Heer,
ist U behaechlijc dat dese ongewapende maechden die ic in Uwer minnen
opgevoet heb, gelevert selen worden inden handen der wreder Sarazijnen? O,
lieve Heer, bewaert doch dese heilighe maechden, die ic alte hants in deser
tijt niet bewaren en can." Siet, nu hoert een
wonderelijc dinc dat daer ghesciede. Daer was te hants bereyt die
goedertierenheit Gods. Daer quam - overmits die barmherticheit Gods - een
stemme uuter bussen als een jonc kindekijn ende seyde: "Ic sal u altijt
bewaren." Sij antwoerde: "Mijn lieve
Heere, ist U behaechlijc, soe bescermt oec dese stadt, die ons overmits U
minne voedet ende op hout." Die Heere sprac: "Sij sal wat
swaricheiden lijden overmits haer verdienten, mer ic salse met mijn |21ra|
beschermenis bewaren." Doen rechte sij haer op,
dese heilighe maghet, haer screyende aensicht ende strecte ende troeste die
screijende susteren, seggende: "Ic love u bij
trouwen, lieve dochteren, ghij en selt geen quaet lijden, daer ghij voer
ghesorcht hebt; alleen betrouwet inden Heere." Ende rechtevoert
bevreesde haer die vreetheit ende coenheit der quader honden ende clommen
haestelijc over die mueren daer sij over gecomen waren ende zeer verstoert
worden sij overmits dat vierige ghebet Clara. Ende sij beval den genen, die
dit gesien ende ghehoert hadden dat sij dit mirakel doch niet openbaeren en
souden, alsoe langhe als sij leefde. |
Hoe dat vanwege Clara’s gebed de
Sarasijnen wonderlijk verjaagd werden. Dat XXX kapittel. Het is behoorlijk dat
wij vertellen van de grootheid van haar gebeden welke grootheid zoals zij in
de waarheid waar zijn zo zijn zij ook alle eren waardig. In die tempeest toen
de Heilige Kerk gedoogde veel weerstand in de wereld onder keizer Frederik zo
dronk dat dal van Spoleta dikwijls van de kelk der weerstand. Toen waren daar
- vanwege dat gebod van de keizer - veel scharen van ridders en Sarasijnen en
schutters gezonden om die steden te bevechten. Alzo veel als een zwerm van
bijen zo vaak kwamen zij bijeen. En toen zij de stad van Assisi bederven
wilden en op een tijd daarvoor kwamen, welke stad de Heer uitverkoren had, en
toen zij bij de poorten kwamen, de Sarasijnen een zeer boos en kwaad volk was
die zeer dorstig waren naar dat christenvolk, en naakten bij het klooster der
heilige maagden tot Sint-Damianus. Die ombesmette harten der zusters worden
zeer bang en beefden van angst en zij kwamen met jammerlijke zuchten en
schreien lopen tot de heilige abdis Clara. Met onbevreesd hart troostte zij
haar dochters en zei dat de ontferming Gods nakende was. En zij gebood dat
men haar dragen zou voor de poort, want zij zeer ziek was, en dat men haar
reiken zou een bus van ivoor gemaakt die zeer kostbaar versierd was en had
een grote waarde want dat Heilige Sacrament was daarin besloten. En toen zij
aldus daar devoot lag in haar gebeden zo sprak zij devoot tot haar bruidegom: "O, mijn Heer, is
het U behaaglijk dat deze ongewapende maagden die ik in Uw minnen opgevoed
heb geleverd zullen worden in de handen van de wrede Sarasijnen? O, lieve
Heer, bewaar toch deze heilige maagden die ik al te hand in deze tijd niet
bewaren kan." Zie, nu hoor een
wonderlijk ding dat daar geschiedde. Daar was gelijk bereid de
goedertierenheid God. Daar kwam - vanwege de barmhartigheid God - een stem
uit de bus zoals een jong kindje en zei: "Ik zal u altijd bewaren." Zij antwoordde: "Mijn lieve Heer,
is het U behaaglijk, zo bescherm ook deze stad die ons vanwege Uw minne voedt
en ophoudt." De Heer sprak: "Zij zal wat
zwarigheden lijden vanwege hun verdiensten, maar ik zal ze met mijn
bescherming bewaren." Toen richtte zij zich
op, deze heilige maagd, haar schreiende aanzicht en strekte en troostte de
schreiende zusters en zei: "Ik beloof u bij
vertrouwen, lieve dochters, gij zal geen kwaad lijden daar gij voor gezorgd
hebt; alleen te vertrouwen in de Heer." En recht voort bevreesde haar de
wreedheid en koenheid van de kwade honden en ze klommen weer haastig over die
muren daar zij over gekomen waren en zeer verstoord werden zij vanwege dat
vurige gebed van Clara. En zij beval diegenen die dit gezien en gehoord hadden
dat zij dit mirakel toch niet openbaren zouden alzo lang als zij leefde. |
Hoe dat sij oec verlossede die stede van
Assisen overmits haer gebet die vanden boesen menschen beleghen was. Dat XXXI
capittel Op een tijt soe was daer
een ende hiete Vitalis van Averse. Desen was ghierich der ydelre gloriën ende
moedich inden strijde ende was |21rb| een capiteyn, gecomen van des keysers
heer ende quam daer tegen die stadt van Assise. Dese man maecte die eerde al
bloet vanden bomen die daer bij stonden ende quam sterckelijcken aen om die
stadt te belegghen. Ende hij swoer dat hij van daer niet trecken en soude,
hij en sach eerst die stadt gewonnen ende bedorven. Het was soe verre
gecomen, dat sij die stadt verliesen soude. Doen dat dese heilighe maghet
Clara vernam, soe versuchte sij swaerlijc ende riep die susteren tot haer
ende sprac met screyenden oghen: "Mijn alder
liefste dochteren, ghij weet wel dat wij van dese stede dagelijcx veel goeder
aelmissen ontfanghen. Ende ten waer niet redelijcken dat wijse niet te hulpen
en quamen na onsen vermoghen." Sij gheboet datmen
halen soude asschen ende dat sij haer hoefden bloet souden maken. Ende sij
maecte ierst haer hoeft bloet ende bestroeyde dat met asschen ende dat dede
sij oec den susteren op thoeft ende sprac tot hem allen: "Trect |21va|
alle gader metter herten tot Onsen Heere ende bidt Hem met alre innicheit
voer die verlossinghe van deser steden." Wat ict al met
sonderheid vertellen? Wat wil ic segghen van die vierighe tranen der maechden
ende vanden weldighen ghebeden? Des anderen daechs
wrocht die bermhertighe God oerberlijc metter becoringhen, die niet en
versmaet dat gebet der armer. Dat heer wort al heel ghesceyden ende die
hoverdige Vitalis die vloet confuust van daer teghen sijn beloeftenis. Ende
hij en quelde die stadt niet meer ende na drie daghen soe worde hij
verslaghen metten swaerde. |
Hoe dat zij ook verloste de stad van
Assisi vanwege haar gebed die van de boze mensen belegerd was. Dat XXXI
kapittel. Op een tijd zo was daar
een en heette Vitalis van Averse. Deze was gretig de ijdele gloriën en moedig
in de strijd en was een kapitein gekomen van keizers leger en kwam daar de
stad van Assisi tegen. Deze man maakte de aarde geheel bloot van de bomen die
daarbij stonden en kwam sterk aan om die stad te belegeren. En hij zwoer dat
hij vandaar niet vertrekken zou, hij zag eerst die stad overwonnen en
bedorven hebben. Het was zover gekomen dat zij die stad verliezen zouden.
Toen dat deze heilige maagd Clara vernam zo zuchtte zij zwaar en riep de
zusters tot haar en sprak met schreiende ogen: "Mijn
allerliefste dochters, gij weet wel dat wij van deze stad dagelijks veel
goede aalmoezen ontvangen. En het is niet redelijk dat wij ze niet te hulp
kwamen naar ons vermogen." Zij gebood dat men
halen zou as en dat zij hun hoofden bloot zouden maken. En zij maakte eerst
haar hoofd bloot en bestrooide dat met as en dat deed zij ook de zusters op
het hoofd en sprak tot hen allen: "Trek alle
tezamen met de harten tot Onze Heer en bidt Hem met alle innigheid voor de
verlossing van deze stad." Wat ik al met
bijzonderheid vertel? Wat wil ik zeggen van die vurige tranen der maagden en
van de weldadige gebeden? De volgende dag wrocht de barmhartige
God oorbaarlijk met de bekoringen die niet versmaadde dat gebed der armen.
Dat leger wordt al geheel gescheiden en de hovaardige Vitalis die vlood
confuus van daar tegen zijn belofte. En hij kwelde die stad niet meer en na
drie dagen zo werd hij verslagen met het zwaard. |
Hoe sij - overmits haer gebet - een vrou
verloste van V duvelen. Dat XXXII capittel Ten es gheen wonder
dat dat ghebet Sinte Clara teghen die vreetheit der menschen crachtich es,
wanttet oec die vianden verbrande. Want daer was een devote vrouwe uter stede
van Pijsanen ende quam op een tijt tot deser steden opdat sij Gode ende Sinte
Claren dancken soude ende |21vb| loven voer dier weldaet dat sij overmits
Sinte Claren gebet verlost was van V duvelen ende die boese geesten riepen in
haer uutscheiden dat sij van dat vierighe ghebet Sinte Clara voerden ende van
dat beseten vat moesten sceyden. Ten was geen wonder
dat die vianden haer ontsagen, welc God - overmits die verdienst haers levens
ende hare gebeden - veel heymelijcheden openbaerde ende wat van noode was dat
sy begheerde wort haer verkundicht. Ende oec hoe dat die opiniën haers gebets
bijden menschen was, dat laet ons vertellen. Want sonder saec en hadde die
heilighe paus Gregorius groot betrouwen in haer ghebeden. Ende oec sette hij
wonderlijc sijn gelove, want hij daer een nyewe cracht uut bevoelt hadde als
hem eenighe droefheit aen quam. Ende want hy bisscop Ostiënsen was ende wort
daerna gecoren totter hoecheit des pauselijcken staets ende altijt was hij
devoet tot deser maget ende plach dicke haer minnelijcke brieven te scriven
haer hulp begeerende welc hij |22ra| sonder twifel vernam ende als dit was
een dinc vol oetmoedicheits, alsoe eest oec met ganser vliet nae te volgen,
want dese stadhouder Gods bidt hulp van die dienst maecht des Heeren ende bevelt
hem in hare doechden ende ghebeden. Hij wist wel wat die minne werckende
conde ende wat vriën toeganc die suver maechden hebben totten stoel der
overster mogentheit Gods. Want eest dat die Coninc der gloriën Hem selven
gevet den geenen die Hem puerlijc minnen, wat ist dat Hi niet en gevet den
genen die Hem devotelijc bidden, eest sake dattet nut is, dat sij bidden.
Ende Sinte Franciscus hadde oec groot betrouwen in dat ghebet sijnder devoter
dochter, dat hier na allensken declareren sal. Want als Sinte
Franciscus inden beginsel sijnre bekeringhe, in welcken hij Gode een devoten
dienst bewijsde, soe dochte hij inden sinne dat die godlijcke wille te
versoeken waer doer die verdiente van |22rb| Sinte Clara. Ende als sij
devotelijcken ghebeden had overmits godlijcke insperacie, sprac sij tot hem,
dat hij haer niet alleen profitelijc te wesen, maer dat hij gesent waer om
alle dese werelt nut te wesen. Ende Sinte Franciscus hadde oec soe groote
betrouwen in haer ghebeden, dat hij dicwil die sieken tot haer plach te
senden, op dat sij doer haer gebet ghesontheit mocht vercrigen. Hij hadde oec eenen
broeder, die Steven, ende was onvroet geworden, soe datmen binden moest ende
sinden tot haer, op dat sij hem een teken des Heilighen Cruces soude maken.
Dat dede sij als een dochter der ghehoersaemheit ende niet toe scrivende haer
volmaectheit. Ende sij nam desen broeder inder stadt daer sij gewoenlijc was
te bidden ende lieten een weynich slapen. Ende vlucs daer na, als hij
ontwaect worde, soe stont hij op gesont ende ghinc alleen ende los tot
Franciscum, uut welcken men openbaerlijc mercken mach: was die stede der
bedinghen van sulcker cracht |22va|, hoe crachtig waren dan haer vierighe
ghebeden. |
Hoe zij - vanwege haar gebed - een vrouw
verloste van 5 duivels. Dat XXXII kapittel. Het is geen wonder dat
dat gebed van Sint Clara tegen de wreedheid der mensen krachtig is want het
ook de vijanden verbrandde. Want daar was een devote vrouw uit de stad van
Pisana en kwam op een tijd tot deze stad opdat zij God en Sint Clara bedanken
zou en beloofde voor die weldaad dat
zij vanwege Sint Clara’s gebed verlost was van 5 duivels en die boze geesten
riepen in haar uitscheiden dat zij van dat vurige gebed van Sint Clara
voerden en van dat bezeten vat moesten scheiden. Het was geen wonder
dat de vijanden haar ontzagen welke God - vanwege die verdienste van haar
leven en haar gebeden - veel heimelijkheden openbaarde en wat van node was
dat zij begeerde wordt haar verkondigd. En ook hoe dat die opinie van haar
gebed bij de mensen was, dat laat ons vertellen. Want zonder zaak had de
heilige paus Gregorius groot vertrouwen in haar gebeden. En ook zette hij
wonderlijk zijn geloof want hij daar een nieuwe kracht uit gevoeld had toen
hem enige droefheid aankwam. Want hij bisschop van Ostiënsen was en werd
daarna gekozen tot de hoogheid van de pauselijke staat en altijd was hij
devoot tot deze maagd en plag vaak haar minnelijke brieven te schrijven haar
hulp begerende welke hij zonder twijfel vernam en zoals dit was een ding vol
ootmoedigheid alzo is het ook met ganse vlijt na te volgen want deze
stadhouder God bid hulp van die dienstmaagd des Heren en beveelt hem in haar
deugden en gebeden aan. Hij wist wel wat die minne bewerken kon en welke
vrije toegang de zuivere maagd heeft tot de stoel van de overste mogendheid
God. Want is het dat de Koning der gloriën Hem zelf geeft diegene die Hem
puur beminnen, wat is het dat Hij niet geeft diegenen die Hem devoot bidden,
is het zaak dat het nuttig is dat zij bidden. En Sint Franciscus had ook groot
vertrouwen in dat gebed van zijn devote dochter dat hierna geleidelijk aan
verklaard zal worden. Want toen Sint
Franciscus in het begin van zijn bekeringen waarin hij God een devote dienst
bewees zo dacht hij in de geest dat die goddelijke wil te verzoeken was door
de verdienste van Sint Clara. En toen zij devoot gebeden had vanwege
goddelijke inspiratie sprak zij tot hem dat hij haar niet alleen profijtelijk
is, maar dat hij gezonden was om deze hele wereld nuttig te wezen. En Sint
Franciscus had ook zo’n groot vertrouwen in haar gebeden zodat hij dikwijls
de zieken tot haar plag te zenden zodat zij door haar gebed gezondheid
mochten verkrijgen. Hij had ook een broeder, Steven, en die was
onverstandig geworden zodat men hem binden moest en zond hem tot haar opdat
zij hem een teken van het Heilige Kruis zou maken. Dat deed zij als een
dochter der gehoorzaamheid en niet toeschrijvende aan haar volmaaktheid. En
zij nam deze broeder in de plaats daar zij gewoonlijk was te bidden en liet
hem een weinig slapen. En vlug daarna toen hij ontwaakte zo stond hij op
gezond en ging alleen en los tot Franciscus waaruit men openbaar merken mag:
was die plaats van het bidden van zulke kracht, hoe krachtig waren dan haar
vurige gebeden. |
Van haer wonderlijcke devocie sij hadde
totten Heilighen Sacramente. Dat XXXIII capittel Hoe groote begheerte
der devociën Clara hadde totten Heilighen Sacramente des outaers, dat
bewijsen wel haer wercken. Eerst in die
wechjaginge der Zarasijnen; doen die stemme eens jonghen kints daer uter
bussen sprac. Want in die sware siecte daer sij om te bedde lach, liet sij
haer op rechten ende wat achter den rugghe leggen dat haer op hielt. Ende
alsoe sittende, span sij zeer cleyn laken, alsoe veel, daer wel L corporalen
af dede maken, die sij in sijden ende purpere sacxkens besloet, ende sijnde
se in allen kercken die omtrent Assisen gheleghen waren. Ende als sij dat
lichaem Ons Heeren ontfanghen soude, soe maecte sij haer eerst voechtich met
heeten tranen. Ende soe ginc sij voert - al bevende ende al scrumende - ende
sij en ontsach niet min Den Genen |22vb| Die inden Sacramente verborghen
lach, dan Den Genen Die hemel ende aerde regeert. |
Van haar wonderlijke devotie die zij had
tot het Heilige Sacrament. Dat XXXIII kapittel. Hoe grote begeerte tot
de devotie Clara had tot het Heilige Sacrament des altaar dat bewijzen wel
haar werken. Eerst in het wegjagen
van de Sarasijnen; toen de stem van een jong kind dat daar uit de bus sprak.
Want in de zware ziekte daar zij om te bed lag liet zij zich oprichten en wat
achter de rug leggen dat haar ophield. En alzo zittende spon zij een zeer
klein laken, alzo veel dat men daar wel 50 corporalen van liet maken die zij
in zijden en purperen zakjes besloot en zijn ze in alle kerken die omtrent
Assisë gelegen zijn. En toen zij dat
lichaam van Onze Heer ontvangen zou zo maakte zij zich eerst vochtig met hete
tranen. En zo ging zij voort - al bevend en al schreiend - en zij ontzag niet
minder Diegenen Die in het Sacrament verborgen lag dan Diegene Die hemel en
aarde regeert. |
Hoe sij op eene nacht vander gheboerten
Gods hoerde den sanc inder kercken, doen sij sieck was. Dat XXXIIII capittel Mer als sij in haer siecte
ghedachtich was Christum, haren Heere, also visenteerde Hijse weder in hare
siecten. Inder nacht als al die werelt vrolijc was metten ingelen vander
gheboerte des cleynen Kindekijns, soe waren alle die susteren ter kercken om
te bidden ende lieten die sieke moeder daer alleen ligghen. Ende als sij -
dus daer alleen wesende - honich vloeyende ghedachten began te crighen van
dat cleyne Kindeken Jhesu, ende creech groote bedructheit in haer herte, dat
sij metten anderen susteren in Sijnen love niet teghenwoerdich en mochte
wesen ende sprac met grooten suchten: "O, mijn Heere,
mijn God, ic bin hier alleen ghelaten in deser steden." Siet, vlus daer na
alle die sanc ende |23ra| lof die daer ghedaen woerden in die kercke Sancti
Francisci, die hoerde sij volcomelijc met haren oren, ende oec die
vrolijcheit ende groote jubilacie der broderen ende oec dat geluyt der
orgelen. Want die stede was soe verre van daer, dat sij niet menschelijc was,
dat te hooren, oft sij mocht boven alle ander creatueren sceerp ghehoert
hebben. Ende noch sach sij een ander, dat boven al gaet, want sij was
waerdich die cribbe des Heeren te sien ende die wort haer inden visioen
ghetoent. Des morghens, als die
susteren weder quamen tot haer, soe seide sij: "Ghebenedijt soe
moet sijn die Heere Jhesus Christus, Die mij niet achter ghelaten en heeft
als ghij dedet, want ic heb warachtelijc - overmits Sijn gracie - ghehort
alle die godlike loven die van deser nacht SinteFranciscus kercke ghesciet
sijn." |
Hoe zij op een nacht van de geboorte van
God hoorde het gezang in de kerk toen zij ziek was. Dat XXXIIII kapittel. Maar toen zij in haar
ziekte dacht aan Christus, haar Heer, alzo visiteerde Hij haar weer in haar
ziektes. In de nacht toen de hele wereld vrolijk was met de engelen van de
geboorte van het kleine Kindje zo waren alle zusters ter kerk om te bidden en
lieten de zieke moeder daar alleen liggen. En toen zij - dus daar alleen
wezend - honing vloeiende gedachten begon te krijgen van dat kleine Kindeke
Jezus kreeg ze grote bedruktheid in haar hart dat zij met de andere zusters
in Zijn lof niet tegenwoordig mocht wezen en sprak met grote zuchten: "O, mijn Heer,
mijn God, ik ben hier alleen gelaten in deze plaats." Zie, vlug daarna de
hele zang en lof die daar gedaan wordt in de kerk van Sint Franciscus die
hoorde zij volkomen met haar oren en ook de vrolijkheid en het grote jubelen
van de broeders en ook dat geluid van het orgel. Want die plaats was zover
vandaar dat het niet menselijk was dat te horen of zij mocht boven alle ander
creaturen scherp gehoord hebben. En nog zag zij een andere dat boven alles
gaat want zij was waardig de krib des Heren te zien en die wordt haar in het
visioen getoond. ‘s Morgens toen de
zusters weer kwamen tot haar zo zei zij: "Gebenedijd zo
moet zijn de Heer Jezus Christus die mij niet achter gelaten heeft zoals gij
deed want ik heb waarachtig - vanwege Zijn gratie - gehoord al die goddelijke
lof die van deze nacht Sint Franciscus kerk geschied zijn." |
Van haer barnende minne die sij |23rb| hadde
totten ghecruysten Jhesum. Dat XXXV cappittel Sonderlinghe plach sij
te bescreyen dat lijden Ons Heeren ende uut Sijn heilighe wonden plach sij te
putten bitter begeerten. Ende nu suect sij daer uut suete bliscapen. Die
tranen Christi, die Hij stortte in Sijnen leven ende in Sijn lijden, vervulde
sij crachtelijc, ende docht altijt opten Genen Die die diepe minne geprint
hadde in haer herte. Sij leerde die
novissiën ende jonghe susterkins, dat sij den gecruysten Christum bescreyen
souden. Ende dat sij hem leerde metten woerden, dat vervulde sij metten
wercken. Want dicwil als sijse int heimelijc vermaende tot alsoe danighen
dingen, began sij te screyen, eer sij die woerden uutbroecht. Tusschen sexte tijt
ende noen tijt plach sij altijt meere devocie te hebben tot Sijnre passiën
ende bitter lijden, op dat sij den ombevlecten Heer een sacrificie daer mede
offeren woude. Op eenen tijt als sij
te noen |23va| tijt in grooter devociën lach in haer celle, soe quam die
duvel ende sloechse aen haer wanghe wreedelijc, soe dat haer oege bloedende
wert ende liep over al dat maechdelijcken aensiecht. Ende op dat sij haer altijt sonder
ophouden mocht voeden wellusten des ghecruysten Christi, soe plach sij altijt
devotelijc te spreken een gebet vanden V wonden Christi ende dat officium
vanden Heiligen Cruys. Alsoe dat die minner des Cruys haer geleert hadde,
plach sij te oefenen met grooter begeerten. Sij gorde op haer naecte lijf een
corde van XV knopen, gemaect ter eeren der wonden Ons Heeren Jhesum. |
Van haar brandende minne die zij had tot
de gekruisigde Jezus. Dat XXXV kapittel. Bijzonder plag zij te
beschreien dat lijden van Onze Heer en uit Zijn heilige wonden plag zij te
putten bittere begeerten. En nu zoekt zij daaruit zoete blijdschap. De tranen
Christus die Hij stortte in Zijn leven en in Zijn lijden vervulde zij
krachtig en dacht altijd op diegene die de diepe minne geprint had in haar
hart. Zij leerde de novicen
en jonge zustertjes dat zij de gekruisigde Christus beschreien zouden. En dat
zij hen leerde met de woorden dat vervulde zij met de werken. Want dikwijls
als zij ze in het heimelijke vermaande tot alzo dusdanige dingen begon zij te
schreien eer zij die woorden uitbracht. Tussen zes uur en noen
tijd plag zij altijd meer devotie te hebben tot Zijn passies en bitter lijden
opdat zij de onbevlekte Heer een sacrificie daarmee offeren wou. Op een tijd toen zij
te noen in grote devotie lag in haar cel zo kwam de duivel en sloeg aan haar
wang wreed zodat haar oog bloedende werd en liep over dat hele maagdelijke
aanzicht. En zodat zij zich
altijd zonder ophouden mocht voeden met de wellust der gekruisigde Christus
zo plag zij altijd devoot te spreken een gebed van de 5 wonden Christus en
dat officium van het Heilige Kruis. Alzo dat de minnaar van het Kruis haar
geleerd had plag zij te oefenen met grote begeerten. Zij gordde op haar
naakte lijf een koord van 15 knopen gemaakt ter eren van de wonden Onze Heer
Jezus. |
Hoe sij eens op getoghen was inden geest
- inden dage des avontmaels - van haer selven, overmits medelijden der
passiën Ons Heeren, twee dagen lanc. Dat XXXVI capittel Op een tijt als
nakende was den dach des godlijcken avontmaels, inden welcken die Heere Sijn
jongheren spijse met Sijn |23vb| heilighe lichaem ende duerbaer bloet ende
die Hij minde int eynde der werelt. Ende als die tijt nakende was als die
strijt des Heeren began, soe worde Clara zeer bedruct ende ginc ende sloet
haer selven in haer celle. Ende als sij den biddende Heer volgen woude, soe
was sij droevich met Hem ter doot toe ende docht over - daer sij dus sat -
die gevangenis ende al Sijn bespottingen die Hij gheleden hadde in vaster
memoriën. Ende alden nacht over ende den naevolgenden dach bleef sij soe
vervreemt van haer selven - ende altijt haer ogen open opten ghecruysten
Jhesum - ende scheen al om bevoelt te wesen. Ende een van haer
dochteren quam tot haer - om te besien of sij iet woude - ende sij vantse
altoes alleens sittende. Ende als die nacht vanden saterdaghe aen quam, soe
quam |24ra| die devote dochter weder tot haer ende ontstac een keers,
vermanende die heilighe maghet dat gebot Francisci, want hij hadde geboden
datter geen dach voer bi en soude gaen, sij en soude wat eten. Ende als dese
suster dus bi haer stont, sprac sij, als of sij van vreemder steden gecomen
waer: "Wat noot eest
deser keersen? En eest niet dach?" Die suster sprac: "Mater, die nacht
is verbi gegaen ende die dach es gheleden ende die ander nacht is weder
gecomen." Clara antwoerde: "Ghebenedijt soe
is dese slaep, mijn lieve dochter, ende want ic se langhe begeert hebbe, soe
is sij mi nu verleent. Mer alsoe lange als ic leve, soe en wiltet doch niet
voert seggen." Uut welcken mach men
mercken met hoe grooter begeerten dat minnende herte doerwont was. Ende
overmits grote medelijden, soe hoerde sij uutermaten garne predicken vanden
ghecruys\ten |24rb| Heere. Op een tijt als Sinte
Franciscus predicte vander passiën Ons Heeren ende hij noemde devotelijc den
honichvloeyenden naem Jhesu, soe creech Clara sulcke godlijcke soeticheit
daer of in haer herte, soe dat van dier tijt voert geen tribulacie, geen
tempeest, geen siecte hoer swaer en waren om dien sueten naem wil. |
Hoe zij eens opgetogen was in de geest
– in de dagen van het avondmaal - van zichzelf vanwege medelijden van
de passie van Onze Heer twee dagen lang. Dat XXXVI kapittel. Op een tijd toen
nakende was de dag van het goddelijke avondmaal waarin de Heer Zijn jongeren
spijst met Zijn heilige lichaam en duurbaar bloed en die Hij minde in het
einde der wereld. En toen die tijd nakende was toen de strijd des Heren begon
zo wordt Clara zeer bedrukt en ging en sloot zichzelf op in haar cel. En toen
zij de biddende Heer volgen wou zo was zij droevig met Hem ter dood toe en
dacht over - daar zij dus zat - de gevangenis en al Zijn bespottingen die Hij
geleden had in vaste memorie. En de hele nacht over en de navolgende dag
bleef zij zo vervreemd van zichzelf - en altijd haar ogen open op de
gekruisigde Jezus - en scheen alom gevoeld te wezen. En een van haar
dochters kwam tot haar - om te bezien of zij iets wou - en zij vond haar
altijd alleen zitten. En toen die nacht van de zaterdag aankwam zo kwam die
devote dochter weer tot haar en ontstak een kaars, vermanende de heilige
maagd dat gebod van Franciscus want hij had geboden dat er geen dag voorbij
zou gaan, zij zou wat eten. En toen deze zuster dus bij haar stond sprak zij
alsof zij van vreemde plaatsen gekomen was: "Welke nood is
het deze kaarsen? En is het niet dag?" Die zuster sprak: "Moeder, de nacht
is voorbij gegaan en de dag is geleden en de andere nacht is weer
gekomen." Clara antwoordde: "Gebenedijd zo is
deze slaap, mijn lieve dochter, want ik het lang begeerd heb zo is zij mij nu
verleend. Maar alzo lang als ik leef zo wil het toch niet voort zeggen." Waaruit men mag merken
met hoe grote begeerten dat minnende hart doorwond was. En vanwege groot
medelijden zo hoorde zij uitermate graag prediken van de gekruisigde Heer. Op een tijd toen Sint
Franciscus predikte van het lijden van Onze Heer en hij noemde devoot de
honing vloeiende naam Jezus zo kreeg Clara zulke goddelijke zoetheid daarvan
in haar hart zodat van die tijd voort geen moeilijkheden, geen tempeest, geen
ziekte hoe zwaar waren vanwege die lieve naam. |
Hoe Sinte Franciscus ende sijn gesellen
waren op getoghen inder stede tot Sinte Mariën der Engelen. Dat XXXVII
capittel Franciscus, die knecht
des oversten Gods, als hij stont tot Assise ende dicwil die heilighe bruyt
Christi Claren met sijn heilige vermaninge versoecht, ende sij badt weder om
met groeter begeerten hem, dat sij doch eens met malcander eeten mochten,
welc Sinte Franciscus altijt versmade, waer of Sinte Franciscus' gesellen -
aenmerckende die groote begeerte deser heiliger joncfrouwen - seyden tot hem: "Vader, ons dunc
dat dese strengicheit van u en comt |24va| niet uut godlijcker minne, dat
ghij deser heiligher maget Clara niet en verhoert, welc - bij sonder overmits
u predicacie - u eerste dochter is geweest ende heeft alle dinc versmaet om
den Heer te dienen. En mach sij niet eens met u comen te eeten? Want had sij
bij avontuer grooten dinghen begeert van u, sij soudese vercreeghen hebben.
Sij eest doch wel waerdich dat ghij haer hier in consenteert?" Sinte Franciscus
antwoerde: "Eest dattet u
oerboer dunct, ic consenteert mede. Ende op dat sij te meer vertroest sij,
soe wil ic dattet ghesciede tot Sinte Mariën der Enghelen, want sij heeft
langhe tijt Sinte-Damiaens ghesloten gheweest ende als sij dan comt totter
eerster steden harer bekeringhen, soe sal haer geest wat vernuwen dat sij
daer met ons eeten mach." Ende doen die tijt
daer toe geordineert was, soe quam Clara met een ghesellinne, om dat gebot
|24vb| des heilighen Francisci te voldoen, ende Franciscus met twee broeders.
Ende doen sij ter steden quam daer die heilighe man was, soe gruete hijse
vriendelijc, mer sij socht - naden woerden Gods - eerst dat rijc der hemelen
inder kercken. Ende doen sij haer reverencie gedaen hadde voer dat belde der
ombevlecter Maghet Maria ende alle die steden daer sij die beginsel
bekeringhe ghenomen hadde, versichte sij met haren gebede. Hier en binnen soe
naecte die ure des eetens ende soe aten sij nader manieren des heilighen
Vaders - die tafel liggende opter aerden - als die arme luyden plaghen ende
hij sat eerst met sijnen gesellen ende Sinte Clara met haer gesellinne. Ende
alle die ander broeders saten aen een ander oetmoedighe tafel. Voer dat eerste
geestelijc gerecht began Sinte Franciscus soe suetelijc ende hoochlijc te
spreken van Gode, soe dat die heilighe Vader ende Sinte Clara met haer
gesellinne |25ra| ende alle die ander die aen die tafel saten alte samen
inden geest op ghetoghen worden. Ende als sij dus saten metten oghen inden
hemel ende die handen ghevouwen ende ten hemel gerect, soe wies die vlamme
des godlijcken viers alsoe opt huys sienlijc, soe dattet volc van Assise ende
voert alle dat volc dat daer omtrent woende quamen gelopen ende meenden dat
die kercke ende tcloester van Onser Vrouwen ten Engelen ende oec dat bosch
dat daer bi lach gebeernt hadde ende daer om quamen sij gelopen om hem te
baten te comen ende den brant te blusschen. Doen sij quamen totter steden
daer sij saten, die dit ghesien hadden, soe vonden sij ende sagen alle dinc
onverbrant ende ongequest. Ende sij ghinghen binnen int huys al verwonderende
ende vonden daer dese heilige menschen sitten aender tafelen ende dat sij
alheel op getoghen |25rb| waren tot Gode inden geest ende dat sij alle om
gecleet waren metter godlijcker claerheit, uut welcken sij vermoeden dattet
geen materiael vier en was dat sij saghen, mer om dat heilige ende vierige
gheselscap dat daer bij een was, soe was dat een godlijcke vlamme geweest.
Sij ginghen weder thuys ende waren daer mede zeer ghestichticht ende
vertelden den menschen die wonderen Gods die sij ghesien hadden. Ende als
dese heilighe Franciscus ende Sinte Clara metten anderen aldus vermaect waren
metter godlijcker spijsen, soe proefden sij luttel oft niet veel van
lichamelijcker spijsen. Ende ten laesten soe
is Sinte Clara, met haer gesillinne weder tot Sinte-Damiaens gegaen ende doen
die susteren haer saghen comen, waren sij zeere verblidet, want sij sorchden
datse Sinte Franciscus setten souden in een ander cloester om dat regiment
aen te nemen gelijc hij te voren gedaen hadde met haer suster Agnes. Want hij
sprac |25va| somtijden tot Claram: "Bereyt u altijt
of ic bi aventuren u senden woude tot een ander stede daer ict u
gebiede." Ende sij antwoerde
altijt als een dochter der ghehoorsamheit: "Vader, ic bin
berijt onderdanighe te wesen tot allen dinghen daer ghij mi toe
ghebiet". Ende van dier tijt
voert soe bleef sij daer besloten tot dat sij sterf. |
Hoe Sint Franciscus en zijn gezellen
waren opgetogen in de plaats tot Sint Maria der Engelen. Dat XXXVII kapittel. Franciscus, de knecht
van de overste God toen hij stond te Assisi en dikwijls de heilige bruid
Christus Clara met zijn heilige vermaningen verzocht en zij bad wederom hem
met grote begeerten dat zij toch eens met elkaar eten mochten wat Sint
Franciscus altijd versmaadde waarvan Sint Franciscus gezellen - aanmerkende
de grote begeerte van deze heilige jonkvrouw - zeiden tot hem: "Vader, ons lijkt
dat deze strengheid van u komt niet uit goddelijke minne dat gij deze heilige
maagd Clara niet verhoort, welke - bijzonder vanwege uw predikatie - uw
eerste dochter is geweest en heeft alle dingen versmaad om de Heer te dienen.
En mag zij niet eens met u komen te eten? Want had zij bij avontuur grote dingen
begeerd van u, zij zou ze verkregen hebben. Zij is het toch wel waard dat gij
haar hier in bevestigt?" Sint Franciscus
antwoordde: "Is het dat het u
oorbaar lijkt, ik bevestig het mede. En opdat zij te meer vertroost zij zo
wil ik dat het gebeurt tot Sint Maria der Engelen want zij heeft lange tijd
Sint-Damianus gesloten geweest en als zij dan komt tot de eerste plaats van
haar bekering zo zal haar geest wat vernieuwen dat zij daar met ons eten
mag." En toen die tijd daar
toe geordineerd was zo kwam Clara met een gezellin om dat gebod van de
heilige Franciscus te voldoen en Franciscus met twee broeders. En toen zij
ter plaatse kwam daar die heilige man was zo begroette hij haar vriendelijk,
maar zij zocht – naar het woord God - eerst dat rijk der hemelen in de
kerk. En toen zij haar reverentie gedaan had voor dat beeld der onbevlekte
Maagd Maria en alle plaatsen daar zij het begin van bekering genomen had,
verzuchte zij met haar gebed. Hierbinnen zo naakte
het uur van het eten en zo aten zij naar de manier van de heilige Vader - de
tafel liggend op de aarde - zoals de arme lieden plegen en hij zat eerst met
zijn gezellen en Sint Clara met haar gezellin. En alle andere broeders zaten
aan een andere ootmoedige tafel. Voor dat eerste
geestelijke gerecht begon Sint Franciscus zo zoet en hoog te spreken van God
zodat de heilige Vader en Sint Clara met haar gezellin en alle anderen die
aan die tafel zaten alle tezamen in de geest opgetogen worden. En toen zij
dus zaten met de ogen in de hemel en de handen gevouwen en ten hemel gereikt
zo groeide de vlam van het goddelijke vuur alzo dat het op het huis te zien
was zodat het volk van Assisi en voort al dat volk dat daar omtrent woonde
kwamen aangelopen en meenden dat die kerk en het klooster van Onze Vrouwen
ten Engelen en ook dat bos dat daarbij lag gebrand had en daarom kwamen zij
aangelopen om hen te baten te komen en de brand te blussen. Toen zij kwamen
tot de plaats daar zij zaten die dit gezien hadden zo vonden zij en zagen
alle ding niet verbrand en ongekwetst. En zij gingen binnen in het huis
geheel verwonderd en vonden daar deze heilige mensen zitten aan de tafelen en
dat zij al geheel opgetogen waren tot God in de geest en dat zij alle omkleed
waren met de goddelijke klaarheid waaruit zij vermoeden dat het geen
materiaal vuur was dat zij zagen, maar om dat heilige en vurige gezelschap
dat daar bijeen was zo was dat een goddelijke vlam geweest. Zij gingen weer
thuis en waren daarmede zeer gesticht en vertelden de mensen de wonderen God
die zij gezien hadden. En toen deze heilige Franciscus en Sint Clara met de
anderen aldus vermaakt waren met de goddelijke spijzen zo proefden zij weinig
of niet veel van lichamelijke spijzen. En tenslotte zo is
Sint Clara, met haar gezellin weer tot Sint-Damianus gegaan en toen de
zusters haar zagen komen waren zij zeer verblijd want zij bezorgden zich dat
ze Sint Franciscus haar zetten zou in een ander klooster om dat regiment aan
te nemen gelijk hij tevoren gedaan had met haar zuster Agnes. Want hij sprak
soms tot Clara: "Bereid u altijd
of ik bij avonturen u zenden wil tot een andere plaats daar ik het u
gebied." En zij antwoordde
altijd als een dochter der gehoorzaamheid: "Vader, ik ben
bereid onderdanig te wezen tot alle dingen daar gij mij toe gebied". En van die tijd voort
zo bleef zij daar besloten tot dat zij stierf. |
Hoe dat sij geerne hoerde die prekinghe
der broederen des woert Gods ende hoe op een tijt haer oppenbaerde onder een
sermoen een suverlijc kindeken. Dat XXXVIII capittel Ende want dan waerdelijcken
die comtemplaciën gevoet wort overmits die woerden Gods, soe socht Clara
altijt vierlijc dat woert Gods te soeken, waer om soe en besorchde sij haer
niet alleen, mer sij was oec sorchfoudich voer die geestelijcke spijse haerre
dochteren overmits devote predikaers des woert Gods, die sij haer besoerchde
van welcker prekinghe haer deel dat snoetste niet en was. Want sij worde met
soe grooter |25vb| blijscap bevaen int hooren vanden sermone ende sij
vercreech soe grooten welde int overdincke haers brudegoems, dat sij op eenen
tijt als broeder Philiphs van Adria predicte, soe openbaerde haer een scoen
jonc kint ende stont bi haer ende gaf haer groote ghenoechte met sijnre
lusticheit onder dat welcke openbaringhe ghevoelde oec een vanden susteren die
dit sach vander mater ende wort vervult met grooter bliscapen. Want al waest
dat sij niet ongeleert en was, nochtan soe verblijde sij haer een gheleert
sermoen te hooren vanden gheleerden predikare. Want sij wist wel dat die
carle scuulde onder den scael der woerden, welcke carle sij subtilijcken
vercreech ende met meere smaeck smakede. Ende sij conste als een vroede bie
uut yeghelijcker predicaers sermoen trecken, dat der zielen alre nutste
|26ra| was ende vruchtbaerste. Ende oec wist sij wel dattet niet min
vroetheit en was een bloem van eenen groven doerne te plucken, dan die vrucht
van eenen edelen boem te eten. Doen op een tijt die
paus Gregorius verboden hadde dat nyemant sonder oerlof en soude gaen int
cloester der susteren vanden broederen, soe bedroefde haer zeere die milde
moeder om dat sij die spijse harer zielen te selden soude ontfaen ende sprac
met suchten totten susteren: "Laet hem nu alle
die broeders van ons halen nu hijse ons af neemt die gevers des geestelijcken
voetsels." Ende te hant soe sende
sij die broeders alle weder om, want sij en woude geen broeders bi haer
hebben, die haer dat lichamelijcke broet besoerchden, als sij geen hebben en
soude die haer dat geestelijcke broet souden minnesteren. Doen dat die paus
hoerde, riep hij dat gebot weder om ende gaeft inden handen haers |26rb|
generaels minnisters. Als aldus die heilige
maget aldus devoet was met vieriger begeerten totten heilighen cruys, soe
verdiende sij dat sij doer dat heilige teyken veel wonderlijcke dinghen
wrochte ende sij die die verholentheit des cruces met sonderlingher minnen
omhelsde, soe worde sij overmits die crachte des Heiligen Cruces verlicht met
teykenen ende mirakelen ende van veel mirakelen wil ic sommich vanden
sekersten cortelijc vertellen. Daer was een kint van
drie jaren ende hiet Mathiolus vander stadt van Spoleten geboren ende had een
steen onverhoets in sijn nose ghesteken, welc nyemant noch oec dat kint met
eeniger listicheit uut en conste gecrighen. Dit kint aldus wesende in grooter
bangicheit wort gebrocht tot Sinte Claren ende doen sij dat |26va| teyken des
Heilighen Cruces over hem gheslaghen hadde, soe viel die steen uuten nose
ende dat kint wort verlost. Daer was oec een ander
kint van Perusiën gheboren, dat een vlecke had aen sijn oghe, soe dattet dat
heel oge bedecte. Dit kint woert gebrocht tot Sinte Clara ende sij taste dat
oech aen ende sloech dat Heilighe Cruys daer over ende seyde: "Gaet ende brinct
dit kint tot mijnre moeder opdat sij dat Heilighe Cruce daer mede over
slaet." Ende die heilighe
vrouwe Ortulana, als een goede gardenesse, volchde hier in haer plant ende
seghende dat kint metten teykene des Heilighen Cruys. Ende die vlecke ginc
wech ende dat kint began claerlijc te sien ende Clara seide dat dat kint
overmits verdienten haerrer moeder verlost was, op dat sij haer moeder eeren
woude. Ende die moeder screef haer dochter toe ende seyde dat sij des groten
teykens onwaerdich waer. Daer was een vanden
|26vb| susteren ende hiete Benvenuta. Dese was bevaen metter siecten der
festelen, dat sij bi na XII jaren lanc hadde ende tot V loepende gaten, soe
liep die ettere daer uut met welcker suster Clara medelijden hadde ende
sloech daer over dat teyken des Heilighen Cruys ende te hant, soe worde sij
gesont van harer sericheit. Een ander vanden susteren
ende hiete Amata was XIII maenden watersuchtich ende oec hadde sij die cors
ende den hoest ende mede dat lanc evel over welc suster Clara
ontfermherticheit hadde ende ginc totter toevlucht tot harer edelre medecine
ende teykendese metten teyken des Heiligen Cruces ende sij woerde ghesont. Een ander dienstmaecht
Gods van Parusiën geboren hadde haer stemme twee jaer lanc verloren, alsoe
datmense nauwe horen of verstaen mocht. Op eenre nacht van Onser Vrouwen
Assumpcie wort haer in een visioen toe gesproken dat die heilighe maghet
Clara haer wel verlossen soude ende |27ra| sij worde ontwaect ende verbeide
den dach met grooten verlanghe. Ende des smorgens vro soe haeste sij haer tot
haer moeder ende begeerde van haer ghesegent te sijne metten teyken des Heiligen
Cruys, welc haer geboerde ende sij wort gesont ende creech haer stemme weder. Daer was een ander
suster ende hiete Cristina die was langhe tijt doef ende hadde wel veel raets
ende medicine te vergeefs hier toe gedaen, wiens hoeft die heilighe maget
Clara segende ende taste dat oer aen ende sij woert gesont. Daer waren oec in haer
cloester veel susteren die met menigerhande siecte beswaert waren. Doen Clara
daer int siechuys quam, soe sloech sy V werf over die zieken dat teyken des
Heiligen Cruys ende daer worter V gesont. Uut welcken mirakelen men
merckelijc mercken mach dat inder herten der maget Clara geplant was den boem
des Heiligen Cruys Wies vrucht als sij haer ziele spijsde, soe gaven |27rb|
die bladeren van buten die medicine. |
Hoe dat zij graag hoorde de prediking
van der broeders het woord van God en hoe op een tijd haar openbaarde onder
een preek een zuiver kindje. Dat XXXVIII kapittel. Want omdat de ware
contemplatie gevoed wordt vanwege het woord God zo zocht Clara altijd vurig
dat woord God te zoeken waarom zo bezorgde zij zich niet alleen, maar zij was
ook zorgvuldig voor de geestelijke spijs van haar dochters vanwege devote
predikaars van het woord Gods die zij hen bezorgden van welke preken haar
deel dat snoodste niet was. Want zij wordt met zo’n grote blijdschap bevangen
in het horen van de sermoen en zij kreeg zo’n grote weelde in het overdenken
van haar bruidegom zodat zij op een tijd toen broeder Philiphs van Adria
preekte zo openbaarde haar een schoon jong kind en stond bij haar en gaf haar
grote geneugte met zijn lustigheid en die openbaring werd ook gevoeld van een
van de zusters die dit zag van de moeder en wordt vervuld met grote
blijdschap. Want al was het dat zij niet geleerd was, nochtans zo verblijde
zij zich een geleerd preek te horen van de geleerde prediker. Want zij wist
wel dat de kern schuilde onder de schaal der woorden, welke kern zij subtiel
verkreeg en met meer smaak proefde. En zij kon als een verstandige uit elke
prediker preek trekken dat de zielen aller nuttigst was en vruchtbaarste. En
ook wist zij wel dat het niet minder verstandig was een bloem van een grove
doren te plukken dan die vrucht van een edele boom te eten. Toen op een tijd paus
Gregorius verboden had dat niemand zonder verlof zou gaan in het klooster der
zusters van de broeders zo bedroefde zich zeer die milde moeder omdat zij de
spijs van haar zielen te zelden zou ontvangen en sprak met zuchten tot de
zusters: "Laat hem nu al
die broeders van ons halen nu hij ze ons af neemt de gevers van het
geestelijke voedsel." En gelijk zo zond zij
de broeders alle wederom want zij wou geen broeders bij haar hebben die haar
dat lichamelijke brood bezorgden als zij er geen hebben zou die haar dat
geestelijke brood zouden regelen. Toen dat de paus hoorde herriep hij dat
gebod wederom en gaf het in de handen van haar generaal ministers. Toen aldus die heilige
maagd aldus devoot was met vurige begeerten tot het heilige kruis zo
verdiende zij dat zij door dat heilige teken veel wonderlijke dingen wrocht
en zij die de verholenheid van het kruis met bijzondere minnen omhelsde zo
wordt zij vanwege die kracht Van het Heilige Kruis verlicht met tekens en
mirakels en van veel mirakels wil ik sommige van de zekerste kort vertellen. Daar was een kind van
drie jaren en heet Mathiolus van de stad Spoleto geboren en had een steen
onverhoeds in zijn neus gestoken die niemand nog ook dat kind met enige
listigheid er uit kon krijgen. Dit kind aldus wezende in grote bangheid wordt
gebracht tot Sint Clara en toen zij dat teken van het Heilige Kruis over hem
geslagen had zo viel die steen uit de neus en dat kind wordt verlost. Daar was ook een ander
kind van Perusië geboren dat een vlek had aan zijn ogen zodat dat het hele
oog bedekte. Dit kind wordt gebracht tot Sint Clara en zij taste dat ook aan
en sloeg dat Heilige Kruis daar over en zei: "Ga en breng dit
kind tot mijn moeder opdat zij dat Heilige Kruis daarmede over slaat." En de heilige vrouw
Ortulana, als een goede tuinier, volgde hierin haar plant en zegende dat kind
met het teken van het Heilige Kruis. En de vlek ging weg en dat kind begon
helder te zien en Clara zei dat dit kind vanwege verdiensten van haar moeder
verlost was zodat zij haar moeder eren zou. En die moeder schreef haar
dochter toe en zei dat zij die grote tekens onwaardig waar. Daar was een van de
zusters en heette Benvenuta. Deze was bevangen met de ziekte der inwendige
zweren dat zij bijna 12 jaren lang had en tot 5 lopende gaten, zo liep de
etter daaruit met welke zuster Clara medelijden had en sloeg daarover dat
teken des Heilige Kruis en gelijk zo wordt zij gezond van haar zeerheid. Een andere van de
zusters heette Amata en was 13 maanden waterzuchtig en ook had zij de koorts
en de hoest en mede dat lange euvel (vallende ziekte?) over welke zuster
Clara ontferming had en ging tot de toevlucht tot hare edele medicijnen en
tekende deze met het teken des Heilige Kruis en zij wordt gezond. Een andere dienstmaagd
Gods van Parusië geboren had haar stem twee jaar lang verloren alzo dat men
haar nauwelijks horen of verstaan mocht. Op een nacht van Onze Vrouw
Assumpion wordt haar in een visioen toegesproken dat de heilige maagd Clara
haar wel verlossen zou en zij wordt ontwaakt en verwachtte de dag met groot
verlang. En ‘s morgens vroeg zo haastte zij zich tot haar moeder en begeerde
van haar gezegend te zijn met het teken des Heilige Kruis wat haar gebeurde
en zij wordt gezond en kreeg haar stem weer. Daar was een andere
zuster en heette Cristina die was lange tijd doof en had wel veel raad en
medicijnen tevergeefs hier toe gedaan, wiens hoofd de heilige maagd Clara
zegende en taste dat oor aan en zij wordt gezond. Daar waren ook in haar
klooster veel zusters die met vele soorten ziekten bezwaard waren. Toen Clara
daar in het ziekenhuis kwam zo sloeg ze 5 maal over die zieken dat teken des
Heilige Kruis en daar worden er 5 gezond. Uit welke mirakels men opmerkelijk
merken mag dat in het hart van de maagd Clara geplant was de boom des Heilige
Kruis. Wiens vrucht als zij haar ziel spijsde zo gaven die bladeren van
buiten die medicijn. |
Hoe dat Clara dat Cruce overmits mirakel
printe inden broode inder tegenwoerdicheit vanden paus. Dat XL capittel Clara, een devote
maget Christi ende een dienstastighe discipulinne des Cruces ende een plante
des heilighen Francisci zeer costelijc ende van sulcker grooter famen der
heilicheit, soe was sij vermeert onder den volc, soe dat niet alleen die
bisscoppen ende cardinalen, mer oec die paus selve, onse eertsche vader,
begerdese te sien met grooter affectiën ende te horen ende met haer te
spreken. Op een tijt soe quam
Gregorius die negende paus totten cloester Sinte Clara op dat hij van haer
die daer was een cijborie des Heilighen Geests, horen soude godlijcke ende
hemelsche spraken. Ende als sij aldus te samen vanden godlijcken love ende
vander salicheit der zielen langhe tracteerden ende oec vander reynicheit des
herten, soe dede Clara beyde die |27va| tafelen der susteren een broet daer
op legghen, want sij begeerde die broeden vanden vicarijo Christi gebenedijt
te hebben. Ende doen haer godlijcke colacie gedaen was, soe viel die heilighe
maghet Clara op haer knyën devotelijc ende badt den paus oetmoedelijc dat hij
hem ghewarighen woude die brooden te gebenedijen die daer opter tafelen
laghen. Die paus antwoerde: "Mijn alre
liefste suster Clara, ic wil dat ghijse benedijt ende slaen daerover dat
Cruys des ghebenediden Christi Wien du di selven alheel in een sacrificie
gheoffert hebste." Clara antwoerde: "Alre heilichste
vader, en laet dat niet gesciën, want ic soude zeer onneerbaer ende
begrijpelijcke gheheeten worden, dat ic die een snode vrouwen persoen bin, mi
vermeten soude sulcke benedictie te geven in tegenwoerdicheit eens
stadthouders Jhesu Christi." Die paus sprac: "Op dat ghij niet
vermetelen selt worden gheheten, mer om dat ghij sult hebben verdienst der
ghehoersamheit dat ghij dese broeden gebenedijt |27vb| ende slaet daer over
dat teyken des Heilighen Cruys inden naem des Heeren." Ende sij, als een
dochter der ghehoersamheit, sloech een cruys over die broden ende benedidese
devotelijc. Een wonderlijc teken ghesciede daer,
want te hant soe sceen in elcke broot een scoen teyken des Heilighen Cruys
gheprint alleens oft in deech gedruct geweest hadde eer dattet ghebacken
worde. Als dit dat volc sach, verwonderden sij hem zeer ende sij aten veel
van dien brooden uut devociën ende veel wortter ghehouden om dat mirakel te
tugen. Ende die paus hem verwonderende van dit vruchtbaer Cruys der heiligher
Clare, soe dancte hij ende loefde Gode den Heere ende daer soe gebenedide hij
troestelijc Sinte Clara ende reysde blijdelijc met sijn gesinne van daen hij
gecomen was. |
Hoe dat Clara dat Kruis vanwege mirakel
prentte in het brood in de tegenwoordigheid van de paus. Dat XL kapittel. Clara, een devote
maagd Christus en een dienstbare discipel des Kruis en een plant des heilige
Franciscus zeer kostbaar en van zulke grote faam van heiligheid zo was zij
vermeerderd onder het volk zodat niet alleen de bisschoppen en kardinalen,
maar ook de paus zelf, onze aardse vader, begeerde haar te zien met grote
affectie en te horen en met haar te spreken. Op een tijd zo kwam
Gregorius de negende paus tot het klooster van Sint Clara op dat hij van haar
die daar was een ciborie van de Heilige Geest horen zou goddelijke en hemelse
spraken. En toen zij aldus tezamen van de goddelijke lof en van de zaligheid
der zielen lang spraken en ook van de reinheid van het hart zo liet Clara op
beide tafels van de zusters een brood daarop leggen, want zij begeerde die
broeden van de vicaris Christus gezegend te hebben. En toen haar goddelijke
goedheid gedaan was, zo viel die heilige maagd Clara op haar knieën devoot en
bad de paus ootmoedig dat hij zich gewaardigen zou die broden te gebenedijde
die daar op de tafels lagen. De paus antwoordde: "Mijn allerliefste
zuster Clara, ik wil dat gij ze zegent en sla daarover dat Kruis der
gebenedijde Christus die u uzelf al geheel in een sacrificie geofferd
hebt." Clara antwoordde: "Aller heiligste vader
laat dat niet geschieden want ik zou zeer oneerbaar en begrijpelijk geheten
worden dat ik, die een snode vrouwspersoon ben, mij vermetel zou zulke zegen
te geven in tegenwoordigheid van een stadhouder Jezus Christus." Die paus sprak: "Op dat gij niet
vermetel zal worden geheten, maar omdat gij zal hebben verdiend de
gehoorzaamheid dat gij deze broeden gebenedijd sla daarover dat teken des
Heilige Kruis in de naam des Heren." En zij, als een
dochter der gehoorzaamheid, sloeg een kruis over die broden en zegende ze
devoot. Een wonderlijk teken
geschiedde daar want gelijk zo verscheen in elk brood een schoon teken des
Heiligen Kruis geprent al ineens of het in deeg gedrukt geweest was eer dat
het gebakken wordt. Toen dit dat volk zag verwonderden zij zich zeer en zij
aten veel van die broden uit devotie en veel woorden gehouden om dat mirakel
te getuigen. En die paus zich verwonderende van dit vruchtbaar Kruis van de
heilige Clara zo dankte hij en loofde God de Heer en daar zo gebenedijde hij
grotelijks Sint Clara en reisde blijde met zijn gezin vandaan hij gekomen
was. |
Hoe Clara haer susteren vermaende totter
discipline des gheregelden levens |28ra| ende oec Sinte Franciscus. Dat XLI
capittel Ende want dese heilige
maget Clara was een meestersse der ongheleerder ende recht als in een groot
conincs palaes een vorstinne der maechden, soe stichte sijse tot so groter
disciplinen ende thoechse tot haer met soe groter minnen der goddienstichen,
dat geen sermoen te volle uut spreken mach. Ten eersten soe leerde
sij hem dat sij alle onlede souden verdriven uut haer herten, op dat sij Hem
alleen inwendelijc met Gode soude becomeren. Sij leerde oec hem dat sij hem
niet en souden becommeren met onledicheit der vleeschelijcker vrienden ende
maghen, mer dat sij alleen souden hopen minnen Christi, des ghecruysten
Heere, ende in Sijn gracie. Sij leerde hem oec dat sij die tijtlijcke dinghen
vergeten souden ende oefenen inder passiën haers Brudegoems. Sij leerde hem
oec hoe dat soe souden versmaden die begheerten des broeschen vleesches, ende
dat sij dat |28rb| vleesch met sijn bedriechlijcheit bedwinghen souden metten
gheboden der reden. Sij bewijsde hem hoe dat die bedriegende viant sijn
verborghen stricken in die puer herten plach te worpen ende dat hij in andere
manieren becoort die gheestelijcke mensche dan die waerlijcke. Ende alsoe
woude sij dat sij in sekeren tijden souden wercken met haer handen, op dat
sij haestelijc - overmits oefening des ghebets - te vierigher souden worden
totter oefeninghe haers Sceppers, ende dat sij achter souden laten die
traecheit der vergetelheit, ende - overmits dat vier der minnen - onder die
voet souden trecken die coutheit der devociën. In geen stede en was grooter
silencium gehouden noch meerre bewaringhe alre eerbaerheit; daer en worde uut
dat vloeyende herte geen overtallighe woerden ghesproken, noch daer en
meengede niet die lichtveerdicheit des woerts die ydelheit der begeerten.
Want die meestersse was zeer spaer\lijc |28va| inden woerden, ende sij
bedwanc met cortheit der woerden die begeerte des overvloeyenden herten. Dit was die leere der
heiligher abdissen. Mer die leere des heilighen meesters Francisci - overmits
siecten - soe en leerde hij hem niet veel meer, overmits die broeders dat
boetscappeden. Want hij altijt met grooter begeerten minne hadde tot dese
heilige vrouwen, want hij ontboet hem dat sij souden altijt puerlijc leven,
ende sonder veel sprekens, ende oetmoedelijc te wanderen, ende eendrachtich
te wesen inder liefden. Want hij mercte dat haer conversacie heilich was,
ende met een stichtige ende verblidinghe der broederen, mer oec een claer
toecomende schijnsel ende een glorie der Heiliger Kercken. Ende hij ontboet
hem oec gelijcker wijs - alsse God vergadert had uut veel lantscappen der
warelt - dat sij hem vastelijc verbinden souden totter minnen der
ghehoersamheit, ende dat sij altijt leven souden |28vb| totter minnen, totter
aermoeden ende totter ghehoersamheit, ende dat sij altijt leven souden alsoe
sij sterven wouden ende daer haer leven in eynden onghebreckelijc, ende dat
sij vander aelmissen der tafelen met dancbaerheit ende met discrecie haer
lichaem voeden souden, ende dat sij die siecten die hem God aen sinde,
lijdsaemlijc ontfangen souden. |
Hoe Clara haar zusters vermaande tot het
discipline van het geregelde leven en ook Sint Franciscus. Dat XLI kapittel. Want deze heilige
maagd Clara was een meesteres van de ongeleerde en recht als in een groot
konings paleis een vorstin der maagden, zo stichtte zij ze tot zo’n grote
discipline en toog ze tot haar met zo’n grote minnen van godsdienstigheid zodat geen sermoen dat ten
volle uitspreken mag. Ten eersten zo leerde
zij hen dat zij alle onledigheid zouden verdrijven uit hun harten zodat zij
Hem alleen inwendig met God zouden bekommeren. Zij leerde ook hen dat zij
zich niet zouden bekommeren met onledigheid van de vleselijke vrienden en
verwanten, maar dat zij alleen zouden hopen de minnen van Christus, de
gekruisigde Heer en in Zijn gratie. Zij leerde hen ook dat zij die tijdelijke
dingen vergeten zouden en oefenen in de passies van hun Bruidegom. Zij leerde
hen ook hoe dat ze zouden versmaden de begeerten van het broze vlees en dat
zij dat vlees met zijn bedrieglijkheid bedwingen zouden met de geboden der
reden. Zij bewees hen hoe dat die bedriegende vijand zijn verborgen strikken
in de pure harten plag te werpen en dat hij in andere manieren bekoort de
geestelijke mens dan de wereldlijke. En alzo wou zij dat zij in zekere tijden
zouden werken met hun handen op dat zij gauw - vanwege oefening des gebed -
te vuriger zouden worden tot de oefening van haar Schepper en dat zij achter
zouden laten de traagheid der vergetelheid en - vanwege dat vuur der minnen -
onder de voet zouden treden de koudheid der devotie. In geen plaats was
grotere stilzwijgendheid gehouden en nog meer bewaring van alle eerbaarheid;
daar wordt uit dat vloeiende hart geen overtallig woord gesproken, nog daar
mengde niet die lichtvaardigheid van het woord de ijdelheid der begeerten.
Want de meesteres was zeer spaarzaam in de woorden en zij bedwong met
kortheid de woorden de begeerte van de overvloeiende harten. Dit was de leer van de
heilige abdis. Maar de leer van de heilige meester Franciscus - vanwege
ziekten - zo leerde hij hen niet veel meer, vanwege de broeders dat
boodschapten. Want hij altijd met grote begeerten minne had tot deze heilige
vrouwen, want hij ontbood hen dat zij zouden altijd puur leven en zonder veel
spreken en ootmoedig te wandelen en eendrachtig te wezen in de liefde. Want
hij merkte dat hun conversatie heilig was en met een stichtige en verblijding
der broeders, maar ook een klaar toekomend schijnsel en een glorie van de
Heilige Kerk. En hij ontbood hen ook gelijkerwijze – zoals God ze
verzameld had uit veel landschappen ter wereld - dat zij hen vast verbinden
zouden tot de minnen der gehoorzaamheid en dat zij altijd leven zouden tot de
minnen, tot de armoede en tot de gehoorzaamheid en dat zij altijd leven
zouden alzo zij sterven wilden daar hun leven in eindigen zou zonder gebreken
en dat zij van de aalmoezen van de tafel met dankbaarheid en met discretie
hun lichaam voeden zouden en dat zij de ziekten die hen God zond lijdzaam
ontvangen zouden. |
Van haer grooter sorchfoldicheit ende
goedertieren provisiën voer den susteren. Dat XLII capittel Dese heilighe,
eerwaerdige abdisse en minde niet alleen die zielen harer dochteren die oec
haer lichamen met wonderlijcker naersticheit dienden. Want sij dicwil inder
coutheit des nachts decte met haer handen die coude susteren die sliepen.
Ende die sij onmachtich sach totter gemeender strengheit der oerden te
houden, die sette sij saechter maticheit te houden. Waest oec dat eenige
susteren beswaert was metter becoringhen |29ra| ende bedructheit onvangen,
die ontboet sij heimelijc ende troestese met tranen der minnen. Ende somtijt
viel sij neder voer die voeten der bedructer susteren ende - als een moeder
met smeken - soe matichde sij die cracht der droefheit. Ende die dochteren en
waren niet ondancbaer dier weldaden haerrer moeder, mer sij gaven hem selven
over met alre devociën tot haer te dienen. Die dochteren grepen die gunste
der minnen inder moeder ende inder meersterssen omgrepen sij die officie der
prelaetscap ende volchden nae inder voerganster den voerganc der gherechticher,
verwonderden hem inder bruyt Christi die previlegiën der gheheelder
heilicheit. |
Van haar grote zorgvuldigheid en
goedertieren provisies voor de zusters. Dat XLII kapittel. Deze heilige,
eerwaardige abdis beminde niet alleen de zielen van haar dochters die ook hun
lichamen met wonderlijke naarstigheid dienden. Want zij bedekte ze vaak in de
koude van de nacht met haar handen de
koude zusters die sliepen. En die zij onmachtig zag tot de algemener strengheid
van de orde te houden die zette zij zachter matigheid te houden. Was het ook
dat enige zusters bezwaard waren met de bekoringen en bedruktheid ontvangen,
die ontbood zij heimelijk en troostte ze met tranen der minnen. En soms viel
zij neer voor die voeten der bedrukte zusters en - zoals een moeder met
smeken - zo matigde zij de kracht der droefheid. En de dochters waren niet
ondankbaar die weldaden van hun moeder, maar zij gaven zichzelf over met alle
devotie tot haar te dienen. De dochters grepen die gunst der minnen in de
moeder en in de meesteres begrepen zij die officie van het prelaatschap en
volgden na in de voorgangster de voorgang der gerechtigde, verwonderden hen
in de bruid Christus de privilegiën der gehele heiligheid. |
Van haer menigerande siecten ende
wonderlijcke lijsamheit. Dat XLIII capittel Dertich jaer lanc
hadde sij gelopen inden weder loep der hoechster armoeden, ende als sij
overmits menigherande siecten ten laesten quam totten eynde des oversten roepens
der ewiger salicheit - want die cracht des lichaems |29rb| was in haer vander
strengicheit der penitenciën seer ongevallich geworden - soe becommerden haer
die siecke inder lester tijt haers levens, op dat sij als sij ghesont was,
rijckelijc was begaeft metten verdienten der wercken dat sij - doen sij siec
was - worde rijckelijc begaeft naden verdienten des lijdens. Want die doecht
wort volmaect inder siecten. Hoe danich haer
wonderlijcke doecht wort volmaect inder crancheit, dat wort hier in meest geopenbaert.
Soe dat in harer siecten die sij hadde XXVIII jaer lanc geen murmureringhe
oft clagingen en ginc uut der herten. Mer uut hare monde ginc altoes
godlijcke sprake ende dancbaerheit. Ende nochtans metten last der siecten dus
beswaert soe scheen sij te haesten totten eynde. Het was Gode
behaechlijc haren doot te vertrecken tot dier tijt toe in welcker sij met
waerdiger eeren vander Roemscher Kercken daer sij een toecomende dochter of
was, ja een geestelijcke dochter, verhoecht soude worden. Want als |29va| die
paus een wile tijts toefde tot Luchdunen met sijn cardinalen ende als die
siecte Claram stercker ende meer begonste te dwinghen, soe worden die herten
der susteren metten sweerde der droefheit doerwont. Rechte voert soe worde
eenre devoter suster Sinte-Pauwels van Sinte-Benedict orden aldusdanighen
visioen vertoent, haer dochte dat sij met haer susteren tot Sinte-Damiaens
stont bider heiliger abdissen Sinte Claren die zeer siec was ende dat sij
lach in een costelijc bedde. Ende als sij al screyende ende met uutstortten
der tranen verbeyden dat eynde van Sinte Clara, soe openbaerde daer totten
hoefden eynde vanden bedde een suverlijcke schoen vrouwe ende sprac totten
susteren die daer screyden: "O, dochteren, en
wilt niet bescreyen die genen die noch leven sal, want sij en sal niet
sterven thent die Heere Jhesus tot haer comt met Sijnen discipulen." Siet, na corter tijt,
soe quam dat hof van Roomen te Parusiën. Ende als die bisscop van Oestiënsen
vernam dat dat haer |29vb| siecte altoes vermeerderde, soe haeste hij hem van
Perusiën om die bruyt Christi te sien, welcker hij inder officiën een vader
was, ende inder besorginge een voeder, ende inder puerrer minne een devoet
vrient. Hij voede haer metten
Heiligen Sacrament, ende die ander susteren spijsde hij metter vermaninge der
heiliger leeren. Ende Clara badt den heiligen vader dat hij haer ziele ende
der zielen der susteren besorghen ende bedencken soude voerden Heere. Ende
boven alle dinc badt sij hem dat hij die previlegiën der armoeden die sij verworven
hadde, vanden paus souden bidden conformeert te worden ende vanden
cardinalen. Welc die hulper der geestelijcheit, als hijt haer loefde metten
worden, soe vervuldet hijt metten wercken. Als een jaer geleden
was, soe quam die paus met sijn cardinalen van Parusiën tot Assisiën opdat
dat voergaende visioen vanden |30ra| sterfdach van Sinte Claren vervult soude
werden. Want als dese paus die boven den menschen was ende neven God wesende,
wijsde die persoen Ons Heeren tot welcken inden tempel der vechtender
kercken, soe hadden hem die cardinalen als discipulen. |
Van haar vele ziektes en wonderbaarlijke
lijdzaamheid. Dat XLIII kapittel. Dertig jaar lang had
zij gelopen in het weer om te lopen in de hoogste armoede en als zij vanwege
vele ziekten tenslotte kwam tot het einde van de hoogste roep der eeuwige
zaligheid - want de kracht van het lichaam was in haar van de strengheid der
penitenties zeer ongevallig geworden - zo bekommerden haar de ziekte in de
laatste tijd van haar leven, opdat zij als zij gezond was rijkelijk was
begaafd met de verdiensten der werken dat zij - toen zij ziek was - werd
rijkelijk begaafd naar de verdiensten van het lijden. Want die deugd wordt
volmaakt in de ziekte. Hoedanig haar
wonderlijke deugd wordt volmaakt in de ziekte dat wordt hierin meest
geopenbaard. Zodat in haar ziekten die zij had 38 jaar lang geen mopperen of
klagen ging uit het hart. Maar uit haar mond ging altijd goddelijke spraak en
dankbaarheid. En nochtans met de last der ziekten aldus bezwaart zo scheen
zij te haasten tot het einde. Het was God behaaglijk
haar dood te verlengen tot die tijd toe waarin zij met waardige eer van de
Roomse Kerk daar zij een toekomende dochter van was, ja een geestelijke
dochter, verhoogd zou worden. Want toen de paus een
tijdje vertoefde te Luchdunen met zijn kardinalen en toen de ziekte Clara
sterker en meer begon te bedwingen, zo worden de harten van de zusters met
het zwaard der droefheid doorwond. Recht voort zo wordt een devote zuster
Sint-Paulus van Sint-Benedictus orde al dusdanige visioen vertoont zodat ze
dacht dat zij met haar zusters tot Sint-Damianus stond bij de heilige abdis
Sint Clara die zeer ziek was en dat zij lag in een kostnaar bed. En toen zij
al schreiend en met uitstorten van tranen verspreidde dat einde van Sint
Clara, zo openbaarde daar aan het hoofdeinde van het bed een zuivere schone
vrouw en sprak tot de zusters die daar schreiden: "O, dochters, wil
niet beschreien diegene die nog leven zal, want zij zal niet sterven tot de
Heer Jezus tot haar komt met Zijn discipels." Zie, na korte tijd zo
kwam dat hof van Rome te Parusiën. En toen de bisschop van Oestiënsen vernam
dat haar ziekte altijd vermeerderde zo haastte hij zich van Perusiën om de
bruid Christus te zien die hij in de officie een vader was en in de verzorging
een voeder en in de pure minne een devoot vriend. Hij voedde haar met
het Heilig Sacrament en de andere zusters spijsde hij met de vermaning van de
heilige leer. En Clara bad de heilige vader dat hij haar ziel en de zielen
der zusters verzorgen en gedenken zou voor de Heer. En boven alle ding bad
zij hem dat hij die privilegiën der armoede die zij verworven had van de paus
zouden bidden bevestigd zou worden en van de kardinalen. Welke hulp van de
geestelijkheid, zoals hij het haar beloofde met de woorden zo vervulde hij
het met de werken. Toen een jaar geleden
was zo kwam de paus met zijn kardinalen van Parusiën tot Assisi zodat dat
voorgaande visioen van de sterfdag van Sint Clara vervuld zou worden. Want
toen deze paus, die boven de mensen was en naast God is, onderwees die
persoon Onze Heer tot welke in de tempel der vechtende kerk zo had hij de
kardinalen als discipels. |
Hoe dat Sinte Franciscus dien Sinte
Clara seer begeert had te sien, quam tot haer, niet in sijn leven meer na
sijn doot. Dat XLIIII capittel In dier weke doen
Sinte Franciscus voer totten Heere Jhesum, soe was die heilighe maget Clara
die eerste plante der armer susteren ende een sonderlinghe navolchster inder
volmaecheit der leeren des heilighen evangelijs, Sinte Francisci seer
sorchfoudich dat sij meende voer hem te sterven, want sij op die tijt beyde
zeer siec waren. Ende sij screyde bitterlijc ende nijemant moechtsse
troesten, want sij meende voer haer doot niet te sien haren eenigen vader
naest Gode, den heiligen Franciscum haren troester |30rb| ende leeren ende
iersten fundator inder graciën Christi. Ende daerom ontboet sij - bij eenen
broeder - oetmoedelijc Francisco haer bitterheit des herten vander grooter
begeerten tot hem. Doen dit die heilige vader hoerde, ende want haer
sonderlinge minde, soe hadde hij groote mededoghen met haer met vaderlijcker
gunsten. Mer merckende dattet niet wesen en mochte dat sij van hem begeerde
om hem te sien, soe screef hij haer eenen brief tot haer vertroestinge. Ende
alle den susteren gaf hij sijn benedictiën, ende hij absolveerdese van alle
gebrechkelijcheit of sij iet mesdaen mochte hebben tegen sijn vermaningen of
tegen die geboden ende den raet Gods. Ende dat sij alle druck ende droefheit
of leggen souden, want sij en mocht hem niet spreken of sien. "Mer sij sal
inder waerheit weten dat sij ende haer susteren mi sien sellen eer sij
sterft, ende selen daer van zeer vertroest wesen." Corts daer nae eest
ghesciet dat Sinte Franciscus in dier selver weken gestorven |30va| was. Ende
alle dat volc ende die clercken van Assisiën quamen daer ende sij verkeerden
die droevighe sanc inden sanc der vrolijcheden, ende brochten dat lichaem tot
Sinte-Damiaens op dattet wort vervolt dat die Heere gesproken hadde doer den
mont Franciscus: "Mijn dochteren
selen mi sien tot harer vertroestinghen nae mijn doot." Ende die yseren
traliën wort opgedaen, daer sij dat woert Gods doer plaghen te horen ende te
comuniceren. Ende die broeders namen dat heilige lichaem vander baren ende
rechtent op tusschen haer armen ende hildent soe om hoech een lange tijt,
thent Sinte Clara met haer susteren waren zeer daer mede vertroest. Al waest
dat sij vervult waren met droefheit ende nat van tranen, want sij rekenden
hem voert aen beroeft te wesen van sijnre godlijcker ende goedertieren
vermaninghen. Och, daer wort
ghetoent dat vleysch dat te voren overmits grote penitencie zwaert was bi na
ende verdroecht! Dat |30vb| was nu zeer gracelijcken ende weec ende levendich
als een jonc kint dat weldichlijc op gevoet is. Daer was die edel balsem die
een sonderlinghe roek gaf boven alle welriekende cruden. Daer worden oec
ghehandelt ende ghesien die V wonden die godlijc in hem geprent waren die den
susteren grote vertroestinge gaven. Ende met grooter reverenciën namen sij
dat lichaem weder of. Ende die tralie wert weder ghesloten. |
Hoe dat Sint Franciscus die Sint Clara
zeer begeerd had te zien kwam tot haar, niet in zijn leven meer na zijn dood.
Dat XLIIII kapittel. In die week toen Sint Franciscus
voer tot de Heer Jezus zo was de heilige maagd Clara de eerste plant van de
arme zusters en een bijzondere navolgster in de volmaaktheid der leer van de
heilige evangelist Sint Franciscus zeer zorgvuldig zodat zij meende voor hem
te sterven want zij op die tijd beide zeer ziek waren. En zij schreide bitter
en niemand mocht haar troosten want zij meende voor haar dood niet te zien
haar enige vader naast God, de heilige Franciscus, haar vertrooster en leraar
en eerste vestiger in de gratie van Christus. En daarom ontbood zij - bij een
broeder - ootmoedig Franciscus haar bitterheid van het hart van de grote
begeerten tot hem. Toen dit de heilige vader hoorde, want hij haar bijzonder
beminde, zo had hij groot mededogen met haar met vaderlijke gunsten. Maar
merkende dat het niet wezen mocht dat zij van hem begeerde om hem te zien zo
schreef hij haar een brief tot haar vertroosting. En alle zusters gaf hij
zijn zegeningen en hij absolveerde ze van alle gebreken als zij iets misdaan
mochten hebben tegen zijn vermaningen of tegen de geboden en de raad God. En
dat zij alle druk en droefheid af leggen zouden want zij mocht hem niet
spreken of zien. "Maar zij zal in
de waarheid weten dat zij en haar zusters me zien zullen eer zij sterft en
zullen daarvan zeer vertroost wezen." Kort daarna is het
geschied dat Sint Franciscus in dezelfde week gestorven is. En al dat volk en
de klerken van Assisi kwamen daar en zij veranderden de droevige zang in de
zang der vrolijkheden en brachten dat lichaam te Sint-Damianus zodat het
woord vervuld wordt dat de Heer gesproken had door de mond van Franciscus: "Mijn dochters
zullen me zien tot hun vertroostingen na mijn dood." En de ijzeren traliën
werden open gedaan daar zij dat woord God door plegen te horen en te
communiceren. En de broeders namen dat heilige lichaam van de baar en richten
het op tussen haar armen en hielden het zo omhoog een lange tijd totdat Sint
Clara met haar zusters zeer daar waren mede vertroost. Al was het dat zij
vervuld waren met droefheid en nat van tranen want zij rekenden hen voortaan
beroofd te wezen van zijn goddelijke en goedertieren vermaningen. Och, daar wordt
getoond dat vlees dat tevoren vanwege grote penitentie zwart was bijna en
verdroogd! Dat was nu zeer gracieus en week en levendig als een jong kind dat
weldadig opgevoed is. Daar was die edele balsem die een bijzondere reuk gaf
boven alle welriekende kruiden. Daar worden ook gehandeld en gezien die 5
wonden die goddelijk in hem geprent waren die de zusters grote vertroosting
gaven. En met grote reverentie namen zij dat lichaam weer af. En de tralie
werd weer gesloten. |
Hoe die paus Innocencius haer visiteerde
ende absolveerdese ende ghebenedidese in haerrer siecten. Dat XLV capittel Die godlijcke voersienicheit
haeste haer nu te vervollen sijn propositum ende opset van Clara, ende
Christus haestede Hem Sijn arme pelgrimster te verhoghen inden palase Sijns
hemelschen rijcx. Ende sij begeerde oec met alre herten verlost te worden
vanden lichame deser doot ende Christus te sien regnerende inder hemelscher
woeninghen, Dien sij met alder herten |31ra| inder armoeden armelijc nae
gevolcht is. Hier om als die heilighe leden metter ouder siecten vercranct
waren, soe wort in haer vergadert een nyewe siecte, welc haer kundichde dat
haer roepinghe totten Heere nakende was, bereidende haer den wech der
salicheit. Die paus Innocencius
die vierde haeste hem met sijn cardinalen te visenteren die dienst maecht
Christi wiens leven Hij beproeft hadde boven ander vrouwen. Doer om en
twifelde hem niet haren doot en waer metter reverenciën des paus te eeren.
Ende als hij int cloester quam, soe ginc hij tot dat bedde der siecker
Claren. Ende sij nam die hant aen haer mont ende custe die weerdichlijc ende
sij badt oetmoedelijc sijn voeten te cussen met grooter reverenciën. Die paus
clam op een houten banc ende gaf haer sijn voeten te cussen om haer begeerte
te voldoen. Ende sij nam die voet met grooter reverenciën ende custe die
boven ende onder. Ende sij badt vanden paus |31rb| met een enghelsche
aenschijn vergiffenis van al haer sonden. Hij sprac: "Of ic selcke
genade behoefde?". Recht of hij segghen woude: "Soe en hadde icx
niet te doen." Ende hij gaf haer die
gave der volcomenre absoluciën ende deylde haer die gracie der wijder
benedixiën. Ende doen sij weder alle wech waren gegaen. Ende want sij dat
Heilighe Sacrament ontfangen hadde van haer provinciael, soe sloech sij haer
oghen op ten hemel ende met gevouden handen ende met innighen tranen sprac si
totten susteren: "O, mijn
dochteren, lovet den Heere met mi, want die Heere Jhesus Christus heeft Hem
geweerdicht huden mi soe groten gaven te geven dat hemel ende eerde niet
vergelden en moghen. Ic heb huden ontfaen den oversten Jhesum ende waerdich
gheweest te sien Sijnen stadthouder, den paus." |
Hoe die paus Innocentius haar visiteerde
en absolveerde en gebenedijde haar in haar ziekte. Dat XLV kapittel. De goddelijke
voorzienigheid haastte zich nu te vervullen zijn propositum en opzet van
Clara en Christus haastte zich Zijn arme pelgrimster te verhogen in het
paleis van Zijn hemelse rijk. En zij begeerde ook met geheel haar hart
verlost te worden van het lichaam deze dood en Christus te zien regenen in de
hemelse woning die zij met al haar hart in de armoede arm na gevolgd is.
Hierom als die heilige leden met de oude ziekten verzwakt waren zo wordt in
haar verzameld een nieuwe ziekte die haar verkondigde dat haar roeping tot de
Heer nakende was, bereidende haar de weg der zaligheid. Paus Innocentius die
vierde haastte zich met zijn kardinalen te visiteren de dienstmaagd Christus
wiens leven Hij beproefd had boven andere vrouwen. Daarom twijfelde hij niet
dat haar dood was met de reverentie
van de paus te eren. En toen hij in het klooster kwam zo ging hij tot dat bed
van de zieke Clara. En zij nam de hand aan haar mond en kuste die waardig en
zij bad ootmoedig zijn voeten te kussen met grote reverentie. Die paus klom
op een houten bank en gaf haar zijn voeten te kussen om haar begeerte te
voldoen. En zij nam die voet met grote reverentie en kuste die boven en
onder. En zij bad van de paus met een engelen aanschijn vergiffenis van al
haar zonden. Hij sprak: "Of ik zulke
genade behoef?". Recht of hij zeggen wou: "Zo had ik niet
te doen." En hij gaf haar de gave
der volkomen absolutie en deelde haar de gratie der gewijde wijdingen. En
toen zijn zij weer alle weg gegaan. Want zij dat Heilige Sacrament ontvangen
had van haar provinciaal zo sloeg zij haar ogen op ten hemel en met gevouwen
handen en met innige tranen sprak ze tot de zusters: "O, mijn
dochters, loof de Heer met mij, want de Heer Jezus Christus heeft Zich
verwaardigt heden me zo’n grote gave te geven dat hemel en aarde niet
vergelden mogen. Ik heb heden ontvangen de overste Jezus en waardig geweest te
zien Zijn stadhouder, de paus." |
Hoe dat die susteren droevich stonden
biden bedde ende sij troeste haer sustere Agniete. XLVI capittel Die droevighe susteren
stonden biden bedde harer moeder wiens |31va| herten dat sweert des rouwe
doersneet, want noch slaep noch hongher en toech se van daen, mer vergetende
der bedden ende der tafelen genoechten ghenoechde hem alleen nacht ende dach
te screyen, onder welcken Agnes, die devote maghet, vervult met bitterheit.
Ende sij was van Florens daer gecomen ende met bitteren tranen ende bat haer
Claram dat sij haer niet achter en liete. Clara antwoerde: "Lieve suster,
het is Gode behaechlijc dat ic sterve. Laet of u screyen, want cortelijnge na
sult ghi totten Heere comen met mi ende die Here sal u een groote vertroestinge
laten gescien, eer ghij sterft." Ende Agnes gelovede
vastelijc die woerden harer suster. Nae Sinte Claren doot soe bleef sij daer
ende tot hare geminde susteren bi Florens, soe sende sij daer, in een
ghehuechnis van haer suster, Sinte Claren swaerten wiel dat noch huden des
daechs blivet soe geheel ende sonder smette ghevarwet als of rechtevoert
gever\wert |31vb| waer ende het gevet veel weldaden den genen die dat begeren
te sien. Ende die mantel van Sinte Franciscus is daer oec ende gevet ghesontheit
den sieken int hoeft ende oec die haer memorie verloren hebben, als men dit
cleet oetmoedelijc op hem leit. |
Hoe dat die zusters droevig stonden bij
het bed en zij troosten hun zuster Agnes. XLVI kapittel. De droevige zusters stonden
bij het bed van hun moeder wiens hart dat zwaard van rouw doorsneed, want nog
slaap nog honger toog ze er vandaan, maar vergaten het bed en tafel geneugten
vergenoegde hen alleen ‘s nachts en dag te schreien waaronder Agnes, de
devote maagd, vervult met bitterheid. En zij was van Florence daar gekomen en
met bittere tranen en bad haar Clara dat zij haar niet achterliet. Clara antwoordde: "Lieve zuster,
het is God behaaglijk dat ik sterf. Laat af uw schreien want kort hierna zal
gij tot de Heer komen met mij en de Heer zal u een grote vertroosting laten
geschieden eer gij sterft." En Agnes geloofde vast
die woorden van haar zuster. Na Sint Clara ‘s dood zo bleef zij daar en tot
haar geminde zusters bij Florence zo zond zij daar, in een gedachtenis van
haar zuster, Sint Clara’s zwarte wiel dat nog heden des dags blijft zo geheel
en zonder smet gekleurd alsof net geverfd is en het geeft veel weldaden
diegenen die dat begeren te zien. En de mantel van Sint Franciscus is daar
ook en geeft gezondheid de zieken in het hoofd en ook die hun memorie
verloren hebben als men dit kleed ootmoedig op hen legt. |
Van haer uterste eynde ende van veel
dinghen die daer ghescieden. Dat XLVII capittel Die heilige maget
Clara sceen te lesten veel dagen te arbeyden in haer versceyden. Daer van
wies dat gelove der heiden ende die devocie des volcx. Ende die cardinalen
ende prelaten, met ander stadiger visenteringen eerden sij den genen die voer
waer heilich was. Mer dat wonderlijc te horen is: als sij dus XVII daghen
lanc geen spise ontfaen en mochte, soe worde sij vanden Heere met soe grooter
stercheit begavet, dat sij alle die geene die tot haer quamen stercte inden
dienste Christi. Want doe die goede broeder Reynaldus haer, in soe grooter
siecten leggende, vermaende |32ra| tot lijdsamheit, soe antwoerde sij hem met
vriër stemmen blijdelijc: "Nae dien dat ic
- overmits den knecht Gods Franciscum - bekende die graci Ons Heeren Jhesu
Christi, soe en was mi geen lijde of pijn moelijc, geen penitencie swaer,
gheen siecte hert." Als dan die Heere meer
nakende was ende bi nae voerder doore stont, doen begeerde sij geestelijcke
broederen bij haer te hebben, die haer die passiën Ons Heeren ende godlijcke
woerden voerspraken. Onder welcken soe was daer een broeder, hiete Juniperus,
een groot predicaer des altijt plach te spreken vierighe woerden vanden Heer.
Desen vraechden sij met nyewer vrolijcheit of hij yet nyewes en hadde inder
tegenwoerdicheit vanden Heere, welc broeder op dede sijn vierighe herte ende
sprac met sijn mont vlammighe woerden daer die maghet Christi groote solaes
of |32rb| ontfinc. Ten lesten soe keerde
die maghet haer totten screyenden dochteren ende prijsde hem die armoede ende
beval hem dat sij Gode altijt dancken souden van sijn gaven. Sij benedide die
devote bruederen ende susteren ende alle joncfrouwen inden armen cloesteren
beyde tegenwoerdich of toecomende verwerf. Sij melde graciën der benedictie
des Heeren. Och, wie soude die ander navolgende dingen uut spreken moghen
sonder screyen? Bi haer soe stonden
twee devote broeders van Sinte Franciscus gesellen, van welcke die een was
gheheten Angelus ende troeste met screyen den susteren. Die ander hiet Leo.
Die custe dat bedde der stervender maghet. Die gelaten dochteren bescreyden
den doot harer milde moeder ende dien sij niet meer sien en souden,
bescreyden sij doen sij sterf. Die susteren bedroefden hem zeere dat al haer
troest met haer wech ginc ende dat sij in dat dal der tranen niet mee
getroest en souden worden van haer meestersse. Nauwe en |32va| scoerden sij
niet haer lichaem, en hadde die scaemte gedaen. Ende dat verwecte in hem
scerpe droefheit, dat sij van buten niet genoch screyen en mochten - die
statuten des cloesters gheboden hem te swighen - die cracht der droefheit uut
persende dat suchten dat aenschijn wort gheven van tranen, die druust des vol
screyenden herten uut brocht noch nyewe tranen. Dese maghet in haer
selven gaende, soe sprac sij int heymelijc harer zielen toe: "Gaet,"
seyde sij, "vrilijc van hem, want ghij hebt eenen goeden leider des wechs." "Gaet,"
sprac sij, "want Die dij gemaect heeft, sij gheheilicht, ende u altijt
bewarende als een moeder haer eenich kint, heeft Hij u altijt utermaten zeere
gemint. Heere, gebenedijt soe moet Ghij sijn die mi ghescapen hebt ende ic
segge U gracie ende dancbaerheit Die mi hier toe ghebroecht hebt, mijn Heere,
mijn God. Amen." |
Van haar uiterste einde en van veel
dingen die daar geschieden. Dat XLVII kapittel. De heilige maagd Clara
scheen tenslotte veel dagen te arbeiden in haar verscheiden. Daarvan groeide
dat geloof der heidenen en de devotie van het volk. En de kardinalen en
prelaten, met andere stadige visites eerden zij diegenen die voor waar heilig
was. Maar dat wonderlijk te horen is: toen zij dus 17 dagen lang geen spijs
ontvangen mocht zo wordt zij van de Heer met zo’n grote sterkte begaafd zodat
zij al diegene die tot haar kwamen versterkte in de dienst Christus. Want
toen de goede broeder Reynaldus haar in zo’n grote ziekte liggend vermaande
tot lijdzaamheid, zo antwoordde zij hem met vrije stem blijde: "Nadat ik -
vanwege de knecht God Franciscus - beken de gratie van Onze Heer Jezus
Christus zo was me geen lijden of pijn moelijk, geen penitentie zwaar, geen
ziekte hard." Toen dan de Heer meer
nakende was en bijna voor de deur stond toen begeerde zij geestelijke
broeders bij haar te hebben die haar die passie van Onze Heer en goddelijke
woorden voorspraken. Onder die zo was daar een broeder, heette Juniperus, een
groot predikant die altijd plag te spreken vurige woorden van de Heer. Deze
vroeg zij met nieuwe vrolijkheid of hij iets nieuws had in de
tegenwoordigheid van de Heer, welke broeder open deed zijn vurige hart en
sprak met zijn mond vlammende woorden daar de maagd Christus grote
verlichting van ontving. Tenslotte zo keerde de
maagd haar tot de schreiende dochters en prees hen de armoede en beval hen
dat zij God altijd danken zouden van zijn gaven. Zij gebenedijde de devote
broeders en zusters en alle jonkvrouwen in de arme kloosters beide
tegenwoordig of toekomende malen. Zij vermelde gratiën der benedictie des
Heren. Och, wie zou die andere navolgende dingen uitspreken mogen zonder
schreien? Bij haar zo stonden
twee devote broeders van Sint Franciscus gezellen waarvan de ene was geheten
Angelus en troostte met schreien de zusters. De andere heet Leo. Die kuste
dat bed der stervende maagd. De gelaten dochters beschreien de dood van hun
milde moeder die zij niet meer zien zouden, beschreien zij toen zij stierf.
De zusters bedroefden zich zeer dat al hun troost met haar weg ging en dat
zij in dat dal der tranen niet meer getroost zouden worden van hun meesteres.
Nauwelijks scheurden zij niet hun lichaam, had de schaamte dat niet gedaan.
En dat verwekte in hen scherpe droefheid dat zij van buiten niet genoeg
schreien mochten - de statuten van het klooster geboden hen te zwijgen - die
kracht der droefheid uit te persen, dat zuchten, dat aanschijn wordt geheven
van tranen, die dorst dus vol schreiende harten dat uitbracht nog nieuwe
tranen. Deze maagd in zichzelf
gaande zo sprak zij in het heimelijk haar zielen toe: "Ga," zei
zij, "vrij van hem, want gij hebt een goede leider van de weg." "Ga," sprak
zij, "want Die gij gemaakt heeft is geheiligd en u altijd bewarende als
een moeder haar enig kind heeft Hij u altijd uitermate zeer gemind. Heer,
gezegend zo moet Gij zijn die me geschapen hebt en ik zeg U gratie en
dankbaarheid Die me hiertoe gebracht hebt, mijn Heer, mijn God. Amen." |
Hoe Onse Heere Jhesus Christus ende Sijn
lieve moeder Maria quam om haer ziel te halene. Dat XLVIII capittel |32vb| Ende als dit sij
ghesproken hadde, soe vraechde haer een suster wien sij dus sprac. Sij antwoerde: "Ic spreke tot mijnre
ghebenedider zielen welc dat gloriose choer der overster borgheren haren
uutganc wachten ende oec die gloriose leitsman en stont niet verre van
mi." Ende sij keerde haer
tot een vanden susteren ende seyde: "Och dochter, en
siet ghij mede den Coninc der gloriën, Dien ic sie?" Ende met dier suster
wrocht die hant Gods ende sach met lichamelijcke oghen geestelijcke dinghen,
want sij met bedructen ogen haer keerde totter dooren des huys. Ende siet,
daer quam in gegaen een scare van suverlike maechden in witten cleederen,
welc alle droegen op haer hoefden gulden croonen. Ende onder hem soe ginc een
die veel schoenre was dan die ander, wies croen van boven gescapen was als
een gheveynsterde wieroecs vat, daer soe |33ra| grooten claerheit van scheen
dattet den nacht omkeerde binnen den huyse inde licht des daechs. Ende sij
ginc totten bedden daer die bruyt haers lieven kints op lach ende neychden
haer soe minlijc op haer ende namse zeer suetelijc inden armen ende gaf haer
een vriendelijck cussen. Die maechden brochten haer een mantel van
wonderlijcker scoenheit ende sij dienden haer alle bij sonder ende bedecten
daer dat heilich lichaem van Sinte Clara mede ende cierden die slaepcamer met
wonderlijcker scoenheit. Des anderen dachs nae
Sinte-Laureijns, soe ginc uut die alre heilichste ziele, gecroent metten
ewighen loen ende nader verstoringhe des tempels haers lichaem voer die geest
salichlijc ten hemel. Gebenedijt sij desen
uutganc van dat dal der tranen ende der onsalicheit, die Claren een inganc is
geworden ten leven. Nu voer |33rb| die cleyn sober spise verblijt sij haer
inder tafelen der borgeren. Nu voer sij voer die snoetheit der asschen is sij
verciert inden hemel metter gloriën der heilighen. |
Hoe Onze Heer Jezus Christus en Zijn
lieve moeder Maria kwam om haar ziel te halen. Dat XLVIII kapittel. En toen zij dit
gesproken had zo vroeg haar een zuster wie zij dus aansprak. Zij antwoordde: "Ik spreek tot
mijn gebenedijde ziel welke dat glorieuze koor der overste burchtheren dat op
haar uitgang wacht en ook de glorieuze leidsman staat niet ver van mij." En zij keerde zich tot
een van de zusters en zei: "Och dochter,
ziet gij mede de Koning der gloriën die ik zie?" En die zuster wrocht
de hand Gods en zag met lichamelijke ogen geestelijke dingen want zij met
bedrukte ogen haar keerde tot de deur van het huis. En zie, daar kwam
ingegaan een schaar van zuivere maagden in witte klederen welke alle droegen
op hun hoofden gouden kronen. En onder hen zo ging een die veel schoner was
dan de andere wiens kroon van boven geschapen was als een wierookvat met
vensters daar zo´n grote klaarheid van scheen zodat het de nacht omkeerde
binnen het huis in het licht van de dag. En zij ging tot het bed daar de
bruid haar lieve kind op lag en neeg zo minnelijk op haar en nam haar zeer
zoet in de armen en gaf haar een vriendelijke kus. De maagden brachten haar
een mantel van wonderlijke schoonheid en zij dienden haar alle bijzonder en
bedekten daar dat heilig lichaam van Sint Clara mee en sierden de slaapkamer
met wonderlijke schoonheid. De volgende dag na
Sint-Laurentius zo ging uit de allerheiligste ziel gekroond met het eeuwige
loon en na de verstoring van de tempels van haar lichaam voer die geest zalig
ten hemel. Gezegend is deze
uitgang van dat dal der tranen en de onzaligheid die Clara een ingang is
geworden ten leven. Nu voor de kleine sobere spijs verblijde zij zich aan de
tafels van de burgers. Nu voor zij voor de snoodheid van de as is zij
versierd in de hemel met de gloriën der heiligen. |
Hoe dat tot haer uutvaert dat hoef van
Roomen quam met veel volcs. Ende die paus woude dat officium vanden maechden
ghesonghen hebbe. Dat XLIX capittel Dat gheruft vander
doot deser maghet bract rechtevoert uut ende beroerde alle dat volc met
grooten verwonderen. Ende daer quamen die mannen ende vrouwen totten cloester
ende soe groote scare van volc, dattet scheen dat die stadt ledich ghebleven
waer. Ende sij riepense al heilich te wesen ende ghemint. Ende onder die
woerden des loves screijden haerer sommich. Die heerlijcheit metter scaren
der ridderen quam daer toe loepen met veel ghewapender menschen ende waecten
dien avont ende den ghehelen nacht op dat van dien costelijcken scat die daer
inden velde lach geen scade en soude ghescien. Des andere daechs |33va|
wort dat ganse hof van Romen beroert. Die paus metten cardinalen quam totten
cloester ende haeste hem met alle den volc tot Sinte-Damiaens ende die tijt
naecte datmen misse soude singhen. Ende doen die broeders begonsten te
singhen ende dat officiën vanden dooden, rechtevoert gheboet die paus datment
officium vanden maechden soude singhen ende niet van den dooden, als dat hij
se eer scheen te canoniseren dan dat lichaem begraven soude worden. Die
bisscop van Ostiënsiën, die een hoech edel man was, seyde datmen daer soe
seer niet mede souden haesten. Aldus soe sancmen eerst dat officium vanden
dooden. Daer nae ghinghen te
samen sitten die paus, die cardinalen ende die prelaten. Ende die bisscop van
Ostiënsen began een materie te spreken van die ydelheit der ydelheit. Hi
prijsde die versmaetster der ydelheit met een edel sermoen. Ende siet,
rechtevoert soe ginghen die pries\teren |33vb| ende cardinalen om dat bedde
staen devotelijcken ende vervulden eerwaerdelijc dat officium dat sij
begonnen hadden. Ten lesten, want sijs
niet seker en oerdelden te weten dat die costelijcke scat soe verre geleit
soude worden vanden borgeren, soe brochten sij dat heilige lichaem overmits
raet der wiser mannen met love ende met sanghe ende met trompetten ende
grooter jubilaciën tot SinteJorijskercke eerwaerdelijc. Want dit was die
stede daer die heilighe vader Franciscus ten eersten begraven was, op dat hij
noch levende haer den wech des levens geleert had, dat hij haer noch, doe sij
gestorven was, met een wonderlijc voerbetekenisse bereyden soude die stede
daer sij begraven soude worden. Ende ghesciede een
groote toe loep van volc die met luyden stemmen riepen ende seyden: "Waerlijcken, sij
es heilich glorioes ende regneert metten engelen inden hemel, die vanden
menscen dus grootelijc geëert wort |34ra| inder eerden. Bidt voer ons
Christum Heere, o voerganster der armer joncfrouwen, die veel ontallijcke
menschen tot penitenciën ghebroecht hebste ende totten ewighe leven." Binnen corten dagen
daer na, doen worde Agnes gheroepen totter brulofte des Ombevlecten Lams
inden ewighen leven ende is haer suster ghevolcht totter eewigher bliscap. Daer beyde dochteren
van Syon ende vander natueren ende vander graciën ende vanden rijc nu
jubileeren in Gode sonder eynde ende waerlijcken, soe ontfinc Agnes die
vertroestinghe die Clara haer suster geloeft hadde dat sise ontfaen soude.
Want als sij haer suster na gevolcht hadde vander werelt totten Crucen, alsoe
als Clara blincte met teykenen ende mirakelen, alsoe volchde Agnes haer na
van deser verganckelijcken lichte tot Gode ende beval haer ziel inden handen
haers brudegoems Jhesu Christi. Ende tot Assise, van daer sij geboren was,
wort sij eerlijcken begraven. |
Hoe dat tot haar uitvaart dat hof van
Rome kwam met veel volk. En de paus wou dat officium van de maagden gezongen
hebben. Dat XLIX kapittel. Dat gerucht van de
dood van deze maagd brak recht voort uit en beroerde al dat volk met grote
verwondering. En daar kwamen de mannen en vrouwen tot het klooster en zo´n
grote schaar van volk zodat het scheen dat de stad leeg gebleven was. En zij
riepen haar al heilig te wezen en gemind. En onder die woorden van lof
schreiden sommige van hen. De heerlijkheid met de scharen der ridders kwam
daar toegelopen met veel gewapende mensen en waakten die avond en de gehele
nacht zodat van die kostelijke schat die daar in het veld lag geen schade zou
geschieden. De volgende dag wordt
dat ganse hof van Rome beroerd. De paus met de kardinalen kwam tot het
klooster en haastte hen met al het volk tot Sint-Damianus en de tijd naakte
dat men mis zou zingen. En toen de broeders begonnen te zingen dat officie
van de doden, recht voort gebood de paus dat men het officium van de maagden
zou zingen en niet van de doden alsof dat hij haar eerder scheen te
canoniseren dan dat lichaam begraven zou worden. De bisschop van Ostiënsiën,
die een hoge edele man was, zei dat men daar zo zeer niet mee zou haasten.
Aldus zo zong men eerst dat officium van de doden. Daarna gingen tezamen
zitten de paus, de kardinalen en de prelaten. En de bisschop van Ostiënsen
begon een materie te spreken van de ijdelheid der ijdelheid. Hij prees de
versmaatster der ijdelheid met een edel sermoen. En zie, recht voort zo
gingen de priesters en kardinalen om dat bed staan devoot en vervulden
eerbiedwaardig dat officium dat zij begonnen hadden. Tenslotte, want zij
het niet zeker oordeelden te weten dat die kostbare schat zo ver geleid zou
worden van de burgers, zo brachten zij dat heilige lichaam vanwege raad der
wijze mannen met lof en met zang en met trompetten en groot gejubel tot Sint
Joriskerk eerbiedwaardig. Want dit was de plaats daar de heilige vader
Franciscus ten eerste begraven was omdat hij nog levend haar de weg des
levens geleerd had en dat hij haar nog toen zij gestorven was met een wonderlijke
voorbetekenis bereiden zou de plaats daar zij begraven zou worden. En er gebeurde een
grote toeloop van volk die met luide stemmen riepen en zeiden: "Waarlijk, zij is
heilig glorieus en regeert met de engelen in de hemel die van de mensen dus groot
geëerd wordt in de aarde. Bidt voor
ons Christus Heer, o voorgangster der arme jonkvrouw die veel ontelbare
mensen tot penitentie gebracht heeft en tot eeuwig leven." Binnen korte dagen
daarna toen werd Agnes geroepen tot de bruiloft des Onbevlekte Lam in het
eeuwige leven en is haar zuster gevolgd tot de eeuwige blijdschap. Daar wacht de dochter
van Sion en van de natuur en van de gratie en van het rijk nu jubelend in God
zonder einde en waarlijk zo ontving Agnes de vertroosting die Clara haar
zuster beloofd had dat zij ze ontvangen zou. Want toen zij haar zuster
nagevolgd had van de wereld tot het Kruis alzo zoals Clara blonk met tekens
en mirakels alzo volgde Agnes haar na van dit vergankelijke licht tot God en
beval haar ziel in de handen van haar bruidegom Jezus Christus. En te Assisë,
vandaar zij geboren was, werd zij eerlijk begraven. |
Van haer mirakelen int gemeyn ende
|34rb| van die sonderlinghe wedermakinge der orden. Dat L capittel Die Heer die sprect
inde ewangelio: "Teikent de genen
die geloven, want wonderlijcke dingen sellen hem volgen." Dit machmen merckelijc
in Clara mercken. Nochtans als die Heere seit, soe en maken die mirakelen den
mensche niet heiligher dan hij es. Ende Hij seit oec: "En wilt u niet
verblijden, want die geesten u onderworpen worden, mer verblijt u dat u namen
gescreven sijn inden hemel." Mer dat sijn die
warachtighe teykenen der heilighen ende die eerwaerdighe ghetuychnissen der
mirakelen die daer staen inder heilicheit der seden ende volmaectheit der
wercken. Want Johannes Baptista, die die heilichste was van vrouwen gheboren,
nochtan soe en dede hij geen mirakelen noch teykenen ende daer om en sijn sij
te heiligher niet die veel mirakelen doen der heilicheit. Daer om waest
ghenoech der heiligher maget Clara tot een getuych der heilicheit haer
volmaecte leven. Mer om die lauheit der
menschen te verwackeren |34va| ende om die devociën des volcx te
vermeerderen, soe sijn veel tekenen van haer gesciet. Hier om wort Clara,
doen sij noch leefde, inder oerden verclaert in groten verdienten ende nu
wort sij inder ewigher claerheit ghenomen ende wonderlijcken verclaert over
alle die warelt metten lichte der mirakelen. Want die claerheit ende gesworen
waerheit dwinghet nu veel daer af te scriven ende te vergaderen. Ende die
menichfuldicheit dwinget mi veel achter te laten. Waert dattet niet meer
en waer dan huden des daechs die tijt uut wijst van eenre goedertieren moer,
ende heiligher vrouwen Clara, ende haer menichfuldighe telghel der heiligher
maechden over alle die warelt, ende in menigherande conventen ende heilighe
steden daermen dach ende nacht den Heere behoerlijc lof singhet. In welcken
al esset dat in sommighen - overmits outheit der tijden - ofghehaelt wort die
eerste moederlijcke vermaninghen der disciplinen, soe dat in sommige herten -
overmits des duvels ingeven - lauheit in gewassen is, nochtans soe en woude
die god\lijcke |34vb| goedertierenheit niet ghehenghen dat die brant
alsulcker eerster hitten al heel uut gedaen soude worden. Want die Heere
hevet die twee nyewe lichten inder warelt gemaect als die sonne ende die
maen. Dat sijn die heilighe Bernardinus ende die salighe maget Coleta,
overmits welcker sorchvoldiger voersienicheit wijt ende breet die cloesteren
vermaect sijn ende oec van nyeus gefondeert. Van wes wonderlijcke dinghen die
menichfuldich sijn, sal ic een luttel scriven die doer Claram ghesciet sijn
met corten sermoen. |
Van haar mirakels in het algemeen en van
de bijzonder herstel van de orde. Dat L kapittel. De Heer die spreekt in
het evangelie: "Teken diegenen
die geloven, want wonderlijke dingen zullen hen volgen." Dit mag men
opmerkelijk in Clara merken. Nochtans zoals de Heer zegt zo maken die
mirakels de mens niet heiliger dan hij is. En Hij zegt ook: "Wil u niet
verblijden, want de geesten u onderworpen worden, maar verblijd u dat uw naam
geschreven is in de hemel." Maar dat zijn de
waarachtige tekens van de heiligen en die eerbiedwaardige getuigenissen van
de mirakels die daar staan in de heiligheid van de zeden en volmaaktheid van
werken. Want Johannus de Doper, die de heiligste was van vrouwen geboren,
nochtans zo deed hij geen mirakels nog tekens en daarom zijn zij niet
heiliger die veel mirakels doen van heiligheid. Daarom was het genoeg de
heilige maagd Clara tot een getuige van heiligheid haar volmaakte leven. Maar om die lauwheid
der mensen op te wekken en om die devotie van het volk te vermeerderen zo
zijn veel tekens van haar geschied. Hierom wordt Clara,
toen zij noch leefde, in de orde verklaard in grote verdiensten en nu wordt
zij in de eeuwige klaarheid genomen en wonderlijk verklaard over de hele
wereld met het licht der mirakels. Want de klaarheid en gezworen waarheid
dwingt het nu veel daarvan te schrijven en te verzamelen. En de hoeveelheid
dwingt me veel achter te laten. Was het dat het niet
meer was dan heden des dags de tijd uitwijst van een goedertieren moeder en
heilige vrouw Clara en haar menigvuldig getal der heilige maagden over de
hele wereld en in vele conventen en heilige steden daar men dag en nacht de
Heer behoorlijk lof zingt. Waarin, al is het dat in sommigen - vanwege
oudheid der tijden - afgehaald wordt de eerste moederlijke vermaningen der
discipels, zodat in sommige harten - vanwege de duivels ingeven - lauwheid in
gegroeid is, nochtans zo wou die goddelijke goedertierenheid niet toestaan
dat die brand van al zulke eerste hitte al geheel uitgedaan zou worden. Want
de Heer heeft die twee nieuwe lichten in de wereld gemaakt zoals de zon en de
maan. Dat zijn de heilige Bernardus en de zalige maagd Coleta, vanwege welke
zorgvuldige voorzienigheid wijdt en breed de kloosters vermaakt zijn en ook
opnieuw gefundeerd. Van wiens wonderlijke dingen die menigvuldig zijn zal ik
een luttel schrijven die door Clara geschied zijn met kort sermoen. |
Exempel Daer was op een tijt
een kint van Parusiën gheboren ende hiete Jacobin ende was zeer siec ende oec
vanden duvel beseten. Want somtijt werp hij hem selven int vier, somtijts
opter eerden, ende oec soe beet hij somtijt inden steenen dat hem die tanden
bloeden ende scoerden bi na; ende quetste zeere sijn hoef ende maecte sijn
lichaem al bloedich ende die tonghe uut den mont hanghende. Ende |35ra|
somtijt soe vonden hij sijn lichaem soe cort van pijnen, dat hij sijn beenen
op sijn scouderen leyden. Twee werf des daechs soe quelde hem dese
verwoetheit. Men sochte raet van gheleerden medecijn meesters ende hulp. Mer
daer en wort nyemant ghevonden die hier tegens raet wist te doen. Sijn vader
Gwidolitus - doen hij onder den menschen geen hulp en conste vinden van dit
grote ongeval sijns kints - soe keerde hij hem totten verdienten der
heiligher maghet Clara ende sprac aldus: "O, heilige
Clara, eerweerdige maghet der warelt, ic offer u mijn arme allendighe kint, ende
ic bidde u met alder devociën ende ynnicheit om sijn gesontheit ende
verlossinge." Hij haeste hem met
grooten betrouwen metten kinde ende brochten opt graf Sinte Claren, ende te
hant dat hij badt, dat vercreech hij ende dat kint worde ghesont ende worde
verlost ende en ghevoelde niet meer sulcke quelnissen vanden duvel. |
Voorbeeld. Daar was op een tijd
een kind van Parusiën geboren en heette Jacobin en was zeer ziek en ook van
de duivel bezeten. Want soms wierp hij zichzelf in het vuur, soms op de aarde
en ook zo beet hij soms in de stenen zodat hem de tanden bloeden en scheurden
bijna en kwetste zeer zijn hoofd en maakte zijn lichaam geheel bloederig en
de tong uit de mond hangend. En soms zo vond hij zijn lichaam zo kort van
pijnen dat hij zijn benen op zijn schouders legde. Twee maal per dag zo
kwelde hem deze dolheid. Men zocht raad van geleerde dokters, meesters en
hulp. Maar daar werd niemand gevonden die hiertegen raad wist te doen. Zijn
vader Gwidolitus - toen hij onder de mensen geen hulp kon vinden van dit
grote ongeval van zijn kind - zo keerde hij zich tot de verdiensten van de
heilige maagd Clara en sprak aldus: "O, heilige
Clara, eerwaardige maagd der wereld, ik offer u mijn arme ellendige kind en
ik bid u met alle devotie en innigheid om zijn gezondheid en
verlossing." Hij haastte hem met
groot vertrouwen met het kind en bracht hem op het graf van Sint Clara en
gelijk dat hij bad dat kreeg hij en dat kind werd gezond en werd verlost en
voelde niet meer zulke kwellingen van de duivel. |
Noch een exempel |35rb| Alexanderina uuten
bisdom van Parusiën gheboren, die was gequelt vanden boesen, scalcke geest.
Ende die duvel hadse alsoe in sijnre gheweldicheit, dat hijse somtijt dede
vlieghen boven op een clippe die biden water lach als een vogel, ende plach
somtijt - soe een telgerkijn vanden bomen viel - int water te swemmen. Ende
dit ghesciede overmits verdienten harer sonden. Ende als sij dus van groote
pijn haer luchter zijde bij na verloren hadde ende haer hant lam was, ende
sij sochte raets vanden meesters der medecijnen ende sij en vant geen bate.
Ten lesten quam sij tot dat graf van Sinte Clara met berouwe van haer sonden.
Ende badt - overmits haer heilighe verdienten - om ghesontheit van haer drie
quellenissen. Ende ter stont worde sij verloest: die hant crech sijn macht
weder, haer sijde woert gesont, ende vanden viant worde sij verlost. |
Noch een voorbeeld. Alexanderina die uit
het bisdom van Parusiën geboren was die was gekweld van de boze, schalkse geest.
En die duivel had har alzo in zijn geweld zodat hij haar soms liet vliegen
boven op een klip die bij het water lag als een vogel en plag soms - zo een
twijgje van de bomen viel – in het water te zwemmen. En dit geschiedde
vanwege verdiensten van haar zonden. En toen zij aldus van grote pijn haar
linkerzijde bijna verloren had en haar hand lam was en zij zocht raad van de
meesters der medicijnen en zij vond geen baat. Tenslotte kwam zij tot dat
graf van Sint Clara met berouw van haar zonden. En bad - vanwege haar heilige
verdiensten - om gezondheid van haar drie kwellingen. En terstond werd zij
verlost: de hand kreeg zijn macht weer, haar zijde werd gezond en van de
vijand werd zij verlost. |
Exempel Een ander vrouwe was oec inder selver
stadt zeere gequelt vanden duvel, die oec doer verdienten van Sinte Claren
wert verlost |35va| vanden viant. |
Voorbeeld. Een andere vrouw was
ook in dezelfde stad zeer gekweld van de duivel die ook door verdiensten van
Sint Clara werd verlost van de vijand. |
Exempel Het was op een tijt
een kint uut Vranckerijc, dat dat hoef van Roomen plach te volghen, die
verwoede siecten zeer quelden, dat hij sijn spraec verloes ende oec sijn
lichaem mesmaect worde ende onrustelijc maecte, dattet nyemant houden en
mochte mer ontbrac altijt. Ten laesten wort hij ghebonden van veel luden met
craft ende wort soe onwillichlijc ghebrocht tot dat graf Sinte Claren. Ende
terstont - overmits dat gelove der geenre die hem hilden - soe worde hij
verlost ghehelijcken. |
Voorbeeld. Er was op een tijd een
kind uit Frankrijk dat dat hof van Rome plag te volgen die verwoede ziekten
zeer kwelden zodat hij zijn spraak verloor en ook zijn lichaam mismaakt werd
en onrustig maakte zodat niemand zich ophouden mocht maar ontbrak altijd.
Tenslotte werd hij gebonden van veel lieden met kracht en werd zo onwillig
gebracht tot dat graf van Sint Clara. En terstond - vanwege dat geloven van
diegenen die hem hielden - zo werd hij verlost geheel. |
Exempel Daer waren op een tijt
luyden van Pijsa geboren ende reysden te sceep tot Sardijnen. Ende inder
nacht soe quam daer een vervaerlijc onweer op ende een grote storm, dat sij
bi na verdroncken waren, soe dat - overmits dat smiten van den water - dien
boijm vant scep brac ende dat water quam daer in loepen. Ende in dese groote
last soe tracteerden sij allen van haren doot. Ende sij riepen met screyende
stemmen hulp van veel heiligen aen, mer sij en vercreghen |35vb| niet. Ten
laesten - overmits ingeven van Gode - dochten sij om die nyewe santinne Clara
ende riepen met groter begheerten haer hulp aen. Ende loefden haer, waert dat
sake dat sij gesont mochten comen te lande, sij souden haer innichlijc
versoeken in harer kercken, bloets hoefs, naect in haer hemde, den riem aen
haren hals ende elck een kerse van een pont in haer hant hebbende. Daer
ghesciede een wonderlijc teken. Ende die hulp die sij begheerden, vercreghen
sij. Alsoe geringhe als sij dit geloeft hadden, soe openbaerde daer. Drie
keersen, met wonderlijcker claerheit bernende, stonden hem bi tot een hulpe.
Die een stont voer int scep, die ander stont opt roer ende die derde stont
beneden int scep ende stopten dat gat daer dat water doer quam. Ende dat
onweder ginc wech ende voerden wint soe quamen sij in haven daer si
begeerden. Ende als dat scip ontlast was vanden menschen ende van haer
comenscap |36ra|, soe ghinghen die keersen wech ende dat scip versanc inden
gront als een steen. Ende dat volc ghinc te hant ende betaelden blijdelijc
haer geloeften die sij geloeft hadden. |
Voorbeeld. Daar waren op een tijd
lieden van Pisa geboren en reisden te scheep tot Sardinië. En in de nacht zo
kwam daar een vervaarlijk onweer op en een grote storm zodat zij bijna
verdronken waren zo dat - vanwege dat smijten van het water - de bodem van
het schip brak en dat water kwam daarin gelopen. En in deze grote last zo
trakteerden zij allen van hun dood. En zij riepen met schreiende stemmen hulp
van veel heiligen aan, maar zij verkregen die niet. Tenslotte - vanwege
ingeven van God - dachten zij om de nieuwe sint Clara en riepen met grote
begeerten haar hulp aan. En loofden haar was het zaak dat zij gezond mochten
komen te land, zij zouden haar innig verzoeken in haar kerk, blootshoofds,
naakt in hun hemd, de riem aan hun hals en elk een kaars van een pond in hun
hand hebbende. Daar geschiedde een wonderlijk teken. En de hulp die zij
begeerden verkregen zij. Alzo gering zoals zij dit geloofd hadden zo
openbaarde daar. Drie kaarsen die met wonderlijke klaarheid branden stonden
hem bij tot een hulp. De ene stond voor in het schip, de andere stond op het
roer en de derde stond beneden in het schip en stopte dat gat daar dat water
door kwam. En dat onweer ging weg en voor de wind zo kwamen zij in haven daar
ze begeerden. En toen dat schip ontlast was van de mensen en van haar
koopmanschap zo gingen die kaarsen weg en dat schip zonk in de grond als een
steen. En dat volk ging gelijk en betaalden blijde hun beloften die zij
beloofd hadden. |
Exempel Daer was op een tijt
een die hiet Valencius van Spoleten gheboren. Dese was seer ghequelt vander
siecten die heet dat vallende evel, soe dat hij tot veel tijden des daechs
dicwil neder viel in deser quellenisse. Ende sijn beenen waren oec gecrompen
dat hij niet gaen en mochte. Hij wort gevoert op een ezel tot Sinte Claren
graf. Daer lach hij twee daghen lanc ende drie nachten. Ende des derden
daechs soe began dat been te craken, ende nyemant en roerde dat. Ende hi wort
vluchs van beide die plaghen verlost ende ginc vri van daer. |
Voorbeeld. Daar was op een tijd
een die heet Valencius van Spoleto geboren. Deze was zeer gekweld van de
ziekte die heet dat vallende ziekte zodat hij op veel tijden van de dag vaak
neer viel in deze kwelling. En zijn benen waren ook gekrompen zodat hij niet
gaan mocht. Hij werd gevoerd op een ezel tot Sint Clara ´s graf. Daar lag hij
twee dagen lang en drie nachten. En de derde dag zo begon dat been te kraken
en niemand roerde dat. En hij werd vlug van beide die plagen verlost en ging
vrij van daar. |
Exempel Daer nae was enen die
hiete Jacobellus van Spoleten gheboren ende was XII jaer out ende was blint,
soe dat hij ginc altijt met eenen leytsman |36rb| ende anders niet. Ende op
een tijt wort hij alleen ghelaten van sijn leitsman een luttel, ende hij
began alleen te gaen, ende viel ter neder ende brac sijnen armen ende viel
een grote wonde in sijn hoeft. Dese mensche als hij
op een tijt worde slapende bider brugghen hiete Narijn, soe openbaerde hem in
sijnen droem een suverlijcke vrouwe. Ende sprac tot hem: "Jacobelle,
waerom en quaemste niet tot mi te Assise op dat ghij verlosset mocht
worden?" Doe hij ontwaect worde
des smorghens, vertelde hij twee ander blinde die hi bi hem hadde, wat hij
ghehoert hadde, met bevende herten ende stemme. Ende die ander spraken tot
hem: "Wi hebben wel
ghehoert dat cortelinghe een heilighe vrouwe te Assise gestorven is, tot wies
graf die Almachtighe Heere ontellighe veel mirakelen laet ghescieden, in
haren eeren." Doen Jacobellus dit
hoerde, soe en was hij niet traech, mer haestelijc spoede hij hem derwert
ende was gheherbercht des nachts bi Spoleten. Ende daer wort hem |36va| noch
dat selver visioen vertoent. Hij quam tot Assise haestelijc, overmits
verlanghen des ghesiechts. Ende hij vant daer soe veel volcx daer ghecomen
was om hulp ende troest vander heiligher maghet, soe dat hij daer inder
kercken niet comen en moecht. Soe worde hij zeere droevich ende leyde sijn
hoeft op een steen, ende van vermoetheit began hij daer buten te slapen. Ende
derdewerf soe quam die stemme tot hem: "Jacobelle, die
Heere soude u wel doen, waert saec dat ghij in mocht comen." Doen hij ontwaect
worde, soe badt hij met screyende oghen den volc ende roepende dubbelde hij
sijn begheerte dat sij hem om die minne Gods inne wouden laten gaen. Ende dat
wort hem ghegunt ende hij werp sijn scoen van sijn voet ende toech sijn
clederen uut ende nam sijn riem om sijnen hals, ende ginc soe oetmoedelijc
totten grave. Ende van vermoetheit des roepens totten volc wort hij een
weinich slapende. Sinte Clara sprac tot hem: "Toe, staet op,
du best verlost." Ende alle die
blintheit wech |36vb| ghedaen ende donckerheit der oghen, soe sach hij doer
Claram claerlijc dat claer licht. Ende hij glorificeerde Gode ende loefde van
soe grooten wonderlijcheit des wercks, ende noede alle die ander menschen
totten love Gods ende Sinte Clare. |
Exempel Daarna was er een die
heette Jacobellus van Spoleto geboren en was 12 jaar oud en was blind zodat
hij ging altijd met een leidsman en anders niet. En op een tijd werd hij
alleen gelaten van zijn leidsman een luttel en hij begon alleen te gaan en
viel ter neder en brak zijn armen en viel een grote wonde in zijn hoofd. Deze mens toen hij op
een tijd werd slapend bij de brug, heet Narijn, zo openbaarde hem in zijn
droom een zuivere vrouw. En sprak tot hem: "Jacobelle,
waarom kwam ge niet tot mij te Assisi zodat gij verlost mocht worden?" Toen hij ontwaakte ´s
morgens vertelde hij twee ander blinden die hij bij hem had wat hij gehoord had,
met bevend hart en stem. En die andere spraken tot hem: "Wij hebben wel
gehoord dat net een heilige vrouwe te Assisi gestorven is tot wiens graf de
Almachtige Heer ontelbaar veel mirakels laat geschieden in haar eer." Toen Jacobellus dit
hoorde zo was hij niet traag, maar haastig spoedde hij zich derwaarts en was
geherbergd ´s nachts bij Spoleto. En daar wordt hem nog datzelfde visioen
vertoond. Hij kwam te Assisi haastig vanwege het verlangen van het gezicht.
En hij vond daar zoveel volk dat daar gekomen was om hulp en troost van de
heilige maagd zodat hij daar in de kerk niet komen mocht. Zo werd hij zeer
droevig en legde zijn hoofd op een steen en van vermoeidheid begon hij daar
buiten te slapen. En voor de derde keer zo kwam die stem tot hem: "Jacobelle, de
Heer zou u wel doen, was het zaak dat gij er in mocht komen." Toen hij ontwaakte zo
bad hij met schreiende ogen het volk en riep dubbel zijn begeerte dat zij hem
om de minne Gods in wilden laten gaan. En dat wordt hem gegund en hij wierp
zijn schoen van zijn voet en toog zijn klederen uit en nam zijn riem om zijn
hals en ging zo ootmoedig tot het graf. En van vermoeidheid van het roepen
tot het volk wordt hij een weinig slapende. Sint Clara sprak tot hem: "Toe, sta op, u
bent verlost." En al die blindheid
weg gedaan en donkerheid van de ogen zo zag hij door Clara klaar dat klare
licht. En hij glorificeerde God en loofde van zo´n grote wonderlijkheid van
het werk en noodde alle andere mensen tot lof God en Sint Clara. |
Exempel Te Perusiën was een
ende hiete Jan Martens soen. Dese toech eens uut met sijn borghers om te
strijden tegens die Fulgiënten. Ende als sij aldus begonnen te vechten ende
als die strijt vermeerderde, soe quam daer een swaer val van een steen op
sijn hant, soe dat die hant brac. Hij hadde veel gelts gegeven den surgijn
meester om genesen te worden, ende hij en const geen hulp crighen, ende oec
noch vanden meesters van medicine. Sij seiden oec allegader dat die hant lam
most bliven ende onmachtich tot allen wercken. Hij was zeer droevich hier om
ende hij en mochte die seericheit niet verdraghen. Ende bat dicke den |37ra|
meesters dat sij die hant of souden houden. Ten laetsten soe hoerde hij
segghen van die wonderlijcke mirakelen die Onse Heere gheweerdichde te doen
doer die verdienten Sinte Claren. Hij loefde daer een loeffenis, dat hi soude
gaen tot dat graf der heiligher maget ende offeren haer een wassen hant. Ende
hij dede alsoe ende quam daer ende rustende een weynich op dat graf. Ende eer
hij uuter kerken ginc, soe was hij gesont ende machtich in der hant. |
Voorbeeld. Te Perusiën was er een
en heette Jan Martens zoon. Deze toog eens uit met zijn burgers om te
strijden tegen de Fulgiënten. En toen zij aldus begonnen te vechten en toen
de strijd vermeerderde zo kwam daar een zware val van een steen op zijn hand
zodat die hand brak. Hij had veel geld gegeven aan de chirurg meester om
genezen te worden en hij kon geen hulp krijgen en ook nog van de meesters van
medicijnen. Zij zeiden ook allen dat die hand lam most blijven en onmachtig
tot alle werken. Hij was zeer droevig hierom en hij mocht die zeerheid niet
verdragen. En bad vaak de meesters dat zij die hand af zouden houwen.
Tenslotte zo hoorde hij zeggen van de wonderlijke mirakels die Onze Heer
verwaardigde te doen door de verdiensten van Sint Clara. Hij beloofde daar
een belofte dat hij zou gaan tot dat graf van de heilige maagd en offeren
haar een wassen hand. En hij deed alzo en kwam daar en rustte een weinig op
dat graf. En eer hij uit de kerken ging zo was hij gezond en machtig in de
hand. |
Exempel Daer was een ende
hiete Petrolus vanden borch Vitranië. Dese was bi nae al heel verteert van
grooter siecten ende was al droech gheworden overmits daghelijcx quellinghe.
Van wies groote cracht soe was hij zere ghecrompen inden lenden ende crom
geworden ende ginc metten hoefde bocken ter eerden, dat hij nauwe met een
stoc voert conste comen. Die vader sochte veel raets der meesteren van
medecijnen, mer het |37rb| was alte vergeefs. Ende sonderlinc soe sochte hij
die meesters die die const hadden om ghebroken benen te meesteren. Hij was
bereyt al sijn goet uut te geven om ghesontheit te crighen van sijn kint. Die
meesters antwoerden allegader, datter geen const toe en waer om die siecte te
ghenesen. Doen keerde hij hem tot Sinte Claren daer hij veel wonderlijcker
dinghen af hadde horen segghen die God doer haer wrochte. Ende hij brochte
sijn kint met groter innicheit tot dat graf daer dese heilighe maghet
begraven was. Aldus knyelende een wijle tijts voere dese heilighe reliquiën,
soe vercreech die jongelinc volmaecte ghesontheit, ende stont op blijdelijc
ende ginc recht op sijn lijf. Ende hij dancte Gode ende noede dat volc totten
love der heiliger maghet Clara. |
Voorbeeld. Daar was er een en
heette Petrolus van de burcht Vitranië. Deze was bijna geheel heel verteerd
van grote ziekten en was al droog geworden vanwege dagelijkse kwelling. Van
wiens grote kracht zo was hij zeer gekrompen in de lendenen en krom geworden
en ging met het hoofd bukken ter aarden zodat hij nauwelijks met een stok
voort kon komen. De vader zocht veel raad van de meesters van medicijnen,
maar het was alles tevergeefs. En bijzonder zo zocht hij die meesters die de
kunst hadden om gebroken benen te behandelen. Hij was bereid al zijn goed uit
te geven om gezondheid te krijgen van zijn kind. Die meesters antwoorden
allen dat er geen kunst toe was om die ziekte te genezen. Toen keerde hij
zich tot Sint Clara daar hij veel wonderlijke dingen van had horen zeggen die
God door haar wrocht. En hij bracht zijn kind met grote innigheid tot dat
graf daar deze heilige maagd begraven was. Aldus knielde hij een tijdje voor
deze heilige relikwieën zo verkreeg die jongeling volmaakte gezondheid en
stond op blijde en ging recht op zijn lijf. En hij dankte God en noodde dat
volk tot de lof der heilige maagd Clara. |
Exempel Daer was een kint van
tien jaren van Sinte Quiritus dorp gheboren onder dat bisdom van Assisen,
ende was crepel uut sijnre moeder lichaem. Ende hij hadde seer crancke
scheenen |37va| soe dat die voeten overdweers uut smeten als hij voert ghinc
ende met grooter pijnen ginc hij. Ende als hij voert ghinc ende als hij viel,
en mochte hij bij hem selven niet op staen. Ende sijn moeder badt Sinte
Franciscum dicwil menichwerf gebeden dat hij om ghesontheit haers kints den
Heere soude bidden, mer sij en vernam geen baet haers kints. Mer doen sij
hoerden van Sinte Claren dat sij blincte met veel nyewer mirakelen, soe
brocht sij haer kint op Sinte Claren graf. Ende na luttel daghen soe gaven
die beenen een gheluyt ende die leden der scheenen worden tot haer
natuerlijcke rechtheit ende stercheit ghebrocht. Ende dat Sinte Franciscus
met veel gebeden niet vercrighen en mocht, dat verleende die godlijcke cracht
doer die verdienten Sinte Clara. |
Voorbeeld. Daar was een kind van
tien jaren van Sint Quiritus dorp geboren onder dat bisdom van Assisi en was
kreupel uit zijn moeders lichaam. En hij had zeer zwakke schenen zodat de
voeten dwars uitgingen als hij voort ging en met grote pijn ging hij. En als
hij voort ging en als hij viel kon hij van zichzelf niet opstaan. En zijn
moeder had Sint Franciscus vaak menige keer gebeden dat hij om gezondheid van
haar kind de Heer zou bidden, maar zij vernam geen baat van haar kind. Maar
toen zij hoorde van Sint Clara dat zij uitblonk met veel nieuwe mirakels zo
bracht zij haar kind op Sint Clara´s graf. En na luttel dagen zo gaven die
benen een geluid en de leden der schenen worden tot hun natuurlijke rechtheid
en sterkheid gebracht. En dat Sint Franciscus met veel gebeden niet
verkrijgen mocht dat verleende de goddelijke kracht door de verdiensten van
Sint Clara. |
Exempel Het was een wijf
vanden borch Mananij geboren ende hiete Plenaria. |38ra| Ende hadde eenen langhen
tijt gheleden die krimpinghe harer leden met groter pijnen, soe dat sij niet
gaen en conde dan met een stoc. Nochtans en mocht sij - overmits haer hulp
des stoecks - haer cromme lichaem niet op rechten, mer al strompelende soe
ghinghen die voeten ende die stoc. Op een vridach soe dedese haer bringhen op
dat graf des heilighen maechts Clara. Ende devotelijcke haer gebet daer
storttende soe vercreegh sij haestelijc daer sij trouwelijc om bat. Des
saterdaechs daer nae - als sij volle ghesontheit vercreghen hadde - soe ghinc
sij op haer voeten thuys, sonder stoc, die te voren daer ghebrocht was van
anderen luden. |
Voorbeeld . Het was een wijf van
de burcht Mananij geboren en heette Plenaria.
En had een lange tijd geleden de krampen van haar leden met grote
pijnen zodat zij niet gaan kon dan met een stok. Nochtans mocht zij - vanwege
haar hulp van de stok - haar kromme lichaam niet oprichten, maar al
strompelende zo gingen de voeten en de stok. Op een vrijdag zo liet ze haar
brengen op dat graf van de heilige maagd Clara. En stortte devoot haar gebed
daar en zo verkreeg zij haastig daar zij trouw om bad. De zaterdag daarna -
toen zij volle gezondheid verkregen had - zo ging zij op haar voeten naar
huis, zonder stok, die tevoren daar gebracht was van andere lieden. |
Exempel Daer was een maget
gheboren van Parusiën. Dese hadde een grote swellinghe aenden hals ende was
een aposteem ende hiet strophula inden gemeen sprac. Welc aposteem sij |38rb|
langhe tijt met grooter pijnen droech ende daer waren aen XX clieren, soe dat
den hals der maghet groover wort dan haer hoet. Ende die moeder brocht dicwil
haer dochter tot dat graf der heiligher maghet Clara ende badt haer
oetmoedelijc om hulp ende troest van harer dochter. Ende als dese dochter op
eenre nacht lach voer dit heilighe graf Clara, soe began haer dat sweet uut
te breken ende die clieren begonsten saecht te worden ende van haer stede te
gaen sitten. Ende corts daer nae - overmits verdienten Sinte Claren - soe
ginc dat groot zwel metten anderen siecten, als datmen geen litteken daer of
sien en mochte. |
Voorbeeld. Daar was een maagd
geboren van Parusiën. Deze had een grote zwelling aan de hals en dat was een
zweer en heet scrophula in de algemene spraak. Welke zweer zij lange tijd met
grote pijnen droeg en daar waren aan 20 klieren zodat de hals van de maagd
grover werd dan haar hoofd. En de moeder bracht vaak haar dochter tot dat
graf van de heilige maagd Clara en bad haar ootmoedig om hulp en troost van
haar dochter. En toen deze dochter op een nacht lag voor dit heilige graf van
Clara zo begon bij haar dat zweet uit te breken en de klieren begonnen zacht
te worden en van hun plaats te gaan. En kort daarna - vanwege verdiensten
Sint Clara - zo ging dat grote gezwel met de andere ziekten zodat men geen
litteken daarvan zien mocht. |
Exempel Een vanden susteren,
Adriane heetende, die droech dit selver quaet van quellinge aen haren hals,
doen Clara noch levende was. Het was seer te verwonderen dat onder die
vierighe lampen soe couden ziel mocht sculen ende onder die vroede, wijse
maechden soe sotten persoen mochte wesen. Op eenere nacht soe bant |38va|
dese suster haer keel soe vast toe - bi nae totten worghen toe - ende woude
die clont vanden geswel ter keelen uut douwen, ende woude met haer selve
boven gaen die godlijcke wille. Te hant bekende dit die heilighe maghet Clara
inden geest ende sprac tot een vanden susteren: "Gaet gheringhe
beneden int huys ende brinct die sieke suster Adriane een heet ey om dat te
supen. Ende brinct se met u tot mi." Ende dese haeste haer
om dat gebot der moeder te voldoen. Ende sij vant dese suster sitten ende en
mocht niet spreken overmits haer eyghen hantwerc ende oec bi na verworghet
was. Ende die suster hiefse op als sij best mochte ende presenteerdese der
moeder. Ende die dienstmaecht Gods Clara sprac haer toe, seggende: "O arme
creatuere, beliet den Heere u ghedachten die ic wel bekint heb, ende siet dat
ghij bij u selven genesen woutste, dat sal die Heer Jhesus ghenesen. Mer van
die ander siecten sult ghij niet op staen, |38vb| die ghij oec hebt, hier om
soe bekeert u leven in een beter." Tot welcken woerden wort sij zeer
becommert van binnen ende began weder te spreken, ende sij beterde merckelijc
haer leven. Ende een corte tijt daer na wort sij ghenessen van die
swellinghe, mer van die ander siecte sterf sij ende voer totten Heere. |
Voorbeeld. Een van de zusters,
Adriane hetende, die droeg ditzelfde kwaad van kwelling aan haar hals toen Clara
nog levend was. Het was zeer te verwonderen dat onder die vurige lampen zo´n
koude ziel mocht schuilen en onder die verstandige, wijze maagden zo´n zot
persoon mocht wezen. Op een nacht zo bond deze zuster haar keel zo vast toe -
bijna tot wurgen toe - en wou die klont van het gezwel ter keel uitduwen en
wou met haar zelf boven gaan de goddelijke wille. Gelijk bekende dit de
heilige maagd Clara in de geest en sprak tot een van de zusters: "Ga wat naar beneden
in het huis en breng die zieke zuster Adriane een heet ei om dat te zuipen.
En breng haar met u mee tot mij." En deze haastte haar
om dat gebod van de moeder te voldoen. En zij vond deze zuster zitten en
mocht niet spreken vanwege haar eigen handwerk en ook bijna gewurgd was. En
die zuster hief haar op zoals zij het beste mocht en presenteerde haar de
moeder. En de dienstmaagd Gods Clara sprak haar toe en zei: "O arme creatuur,
belijdt de Heer uw gedachten die ik goed herkend heb en zie dat gij bij uw
zelf genezen wou, dat zal die Heer Jezus genezen. Maar van de ander ziekten
zal gij niet opstaan die gij ook hebt,
hierom zo bekeer uw leven in een betere." Tot welke woorden
wordt zij zeer bekommerd van binnen en begon weer te spreken en zij verbeterde
merkelijk haar leven. En een korte tijd daarna wordt zij genezen van die
zwelling, maar van die ander ziekte stierf zij en voer tot de Heer. |
Exempel Die wrede wreetheit
der gripender wolven plach den menschen zeer te quellen, ende dicwil vallende
menschen soe plaghen sij hem te voeden met menschen. Soe was op een tijt een
vrouwe ende hiet Bona ende was geboren vanden berch Galem onder dat bisdom
van Assise, ende hadde twee sonen, ende die een wort ghegrepen vanden wolve.
Ende als sij dus droevich was ende screyde om de eenen soen, soe liep sij uut
ende sorchde voer die ander ende bij nae soe was die wolf hem nakende. Ende
als sij dus soe liep nae dat laeste, soe nam die wolf dat eerste kint achter
inden necke ende liep daer mede enwech. Die luden |39ra| die inden velde ende
inden wijngaert wrochten - horende dat roepen, kermen ende schreyen vanden
kinde - riepen sij totter moeder vanden kinde: "Siet, oft ghij u
kint noch hebt, want wij hebben te hant ghehoert onghewoenlijcke hulen ende
screyen." Doen die moeder vernam
dat haer kint was die vande wolf ghenomen, soe riep sij met luyder stemmen
inden hemel. Ende met huylen vervullende die locht, soe riep sij aen die
heilighe maghet Clara, seggende: "O heilighe ende
gloriose Clara, geeft my arme mensche mijn kint weder ende mi onsalighe
bedructe moeder mijn soen. Ende eest dat saec dat ghij niet en doet, soe sal
ic mi selven verdrencken inden water." Die ghebueren liepen
nae den wolf ende sij vonden dat kint inden bosch van den wolf laten leggen,
ende vonden een hont biden kinde die sijn wonden leckede. Want die eerste
beet had die wolf geset inden necke des kindes, op dat hij te sekere souden
draghen, soe greep hijt inden neck, |39rb| daer na inden lenden met sijn
kinnebacken, ende tot dier twee steden groote littekene gemaect. Ende dese
vrouwen met haer ghebueren ginc totter hulpster Claram ende toende haer dat
kint, dat soe jammerlijc mesmaect was, ende het woerde ghesont. Ende sij
loefden ende dancten Gode ende Sinte Clare ende ghinghen weder thuys. |
Voorbeeld. De wrede wreedheid van
de grijpende wolven plag de mensen zeer te kwellen en dikwijls met vallende
mensen zo plagen zij zich te voeden met mensen. Zo was er op een tijd een
vrouw en heette Bona en was geboren van de berg Galem onder dat bisdom van
Assisi en had twee zonen en de ene wordt gegrepen van de wolf. En toen zij
aldus droevig was en schreide om de ene zoon zo liep zij uit en zorgde voor
de andere en bijna zo was de wolf hem nakende. En als zij dus zo liep naar de
laatste zo nam die wolf dat eerste kind achter in de nek en liep daarmee weg.
De lieden die in het veld en in de wijngaard wrochten - horende dat roepen,
kermen en schreien van het kind - riepen zij tot de moeder van het kind: "Zie of gij uw
kind nog hebt want wij hebben het gelijk gehoord ongewoon huilen en
schreien." Toen de moeder vernam
dat het haar kind was die van de wolf genomen was zo riep zij met luide stem
in de hemel. En met huilen vervulde die lucht zo riep zij aan de heilige
maagd Clara en zei: "O heilige en
glorieuze Clara geef mij arm mens mijn kind weer en mij onzalige bedrukte
moeder mijn zoon. En is het zaak dat gij het niet doet zo zal ik mezelf
verdrinken in het water." De buren liepen naar
de wolf en zij vonden dat kind in het bos van de wolf laten liggen en vonden
een hond bij het kind die zijn wonden likte. Want de eerste beet had die wolf
gezet in de nek van het kind zodat hij te zeker zou dragen, zo greep hij het
in de nek en daarna in de lenden met zijn kinnebak en tot die twee plaatsen
groot litteken gemaakt. En deze vrouw met haar buren ging tot de helpster
Clara en toonde haar dat kind dat zo jammerlijk mismaakt was en het werd
gezond. En zij loofden en dankten God en Sint Clara en gingen weer naar huis. |
Exempel Daer was een maghet
gheboren vanden berch Cananij ende sat bi scoonen daghe inden velde. Siet
daer quam een wolf, een verslinder der menschen, ende quam daer om een roef
te halen. Als dese maecht dit sach, meende sij dat een hont gheweest hadde
ende en was daer af niet vervaert. Ende als dese maghet haer haer ontwant
ende siende den wolf aen, soe quam die wolf ende greep haer hoot al heel in
sijn kinnebacken ende liepen soe met sinnen roef inden bosch. Een vrouwe daer
bij wesende sach dit aen ende riep met luyder stemmen. Ende denckende om die
heilighe verdienten Sinte |39va| Claren, seide sij: "O heilighe
maghet, ic bevele u dese maghet in deser uren." Een groet wonder
gesciede daer, want Clara die onderliep den wolf, die dese maghet in sijnen
tanden droech, ende quam hem teghen, segghende: "O ghij, wrede
bloedighe beesten! Sult ghi langer draghen dien gene die mi bevolen is te
bewaren?" Overmits welcke
gheruchte soe liet hij saechtelijc dese maghet neder vallen, sonder quetsen,
ende ghinc wech als een mordenaer die beruspet wort van sijn mesdaet. Doen die alre
saechtmoedichste prince Alexander de Vierde sat inden stoel van Sinte Peeter
welcke een vrient was alre heilicheit ende een bescermer der gheestelijcker
menschen, ende een vaste columme der heilicher gheestelijcheit. Alsoe dat
gheruft deser wonderlijcker dinghen vander heiligher maghet Clara ende van
daech tot daghe |39vb| breder ende meerre wort, soe wachte die met grooter
begheerten na die canonisaciën der heiligher maget Clara. Te laesten dese
voerseyde paus - overmits die woerde deser grooter teykenen verwect - soe
began hij eenen rijpen raet te houden metten cardinalen van deser materiën.
Daer worden toeghecoren besceyden ende discreete ende heilige personen om dese
mirakelen te onder soeken ende die grootheit haers levens. Soe wort dan Clara
ghevonden die alre claersten in haer leven, inder oefeninghe alder doechden.
Sij wort oec ghevonden nae haer doot te verwonderen met warachtighen ende
wonderlijcken gheproefden mirakelen. Ende eenen dach wort daer ghesciect, dat
die cardinalen metten paus ende die eertsche bisscoppen ende bisscoppen
souden vergaren. Ende oec die clercken - geestelijc ende waerlijc - ende die
menichte van wijsen ende machtighen mannen souden daer bi wesen. Doe die paus
die salighe werc\ken |40ra| der heiligher maghet Clara voer hem allen
openbaerde, soe consenteerden sijt allegader met bereider oetmoedicheit ende
gunsten. Ende seiden dat Clara weerdich was verclaert te worden opter eerden,
die God verclaert hadde inden oversten hemel. Mer doen de dach was aenstaende
dat sij varen soude totten Heere, twee jaren na haer sterfdach, soe dede dese
goede paus Alexander voer alle die prelaten ende claergiën die daer vergadert
waren, een scoen sermoen, ende deden haer eerweerdelijc met grooter
reverenciën scriven in die calengier onder dat ghetal der heilighen. Want hem
dese gracie van Gode nae gehouden was ende hij gheboet haer hoechlijc te
vieren over alle kerstenheit. Ende dit es ghesciet
bi Anagina in die groote kercke int jaer Ons Heeren MII ende LV, int eerste
jaer des heilighen paus Alex\ander, |40rb| totten loven ende eere Ons Heeren
Jhesum Christe, Die metten Vader ende den Heilighen Geest. Ende oec totter
gloriën ende eeren der heiligher maghet Clara ende totter stichticheit des
volcx, ende tot een stercheit ende een solaes ende voertganc allen susteren
deser orden. Van welcken ic,
onwaerdighe ende ongheleerde, scriven begheer, dat sij trouwelijc voer mi
bidden wille den Heere, Die ons allen van sonden bewaren wil, ende dat Hij
Hem weerdighen wil ons na dit leven met Sinte Claren te ontfanghen in Sijn
eewighe tabernaculen. Amen. |
Voorbeeld. Daar was een maagd
geboren van de berg Cananij en zat bij schone dagen in het veld. Zie daar
kwam een wolf, een verslinder van de mensen, en kwam daar om een roof te
halen. Toen deze maagd dit zag meende zij dat het een hond was en was daarvan
niet bang. En toen deze maagd zich omdraaide en zag de wolf aan zo kwam die
wolf en greep haar hoofd al geheel in zijn kinnebak en liep zo met zijn roof
in het bos. Een vrouw die daarbij was zag dit aan en riep met luide stem. En
denkende om de heilige verdiensten van Sint Clara zei zij: "O heilige maagd,
ik beveel u deze maagd aan in deze uren." Een groot wonder
geschiedde daar want Clara die onderliep de wolf die deze maagd in zijn
tanden droeg en kwam hem tegen, zeggende: "O gij, wreed
bloedig beest! Zal gij langer dragen diegene die mij aanbevolen is te
bewaren?" Vanwege welk gerucht
zo liet hij zacht deze maagd neer vallen zonder te kwetsen en ging weg als
een moordenaar die berispt wordt van zijn misdaad. Toen die aller
zachtmoedigste prins Alexander de Vierde zat in de stoel van Sint Peter die
een vriend was alle heiligheid en een beschermer der geestelijke mensen en
een vaste kolom van de heilige geestelijkheid. Alzo dat geroep van deze
wonderlijke dingen van de heilige maagd Clara van dag tot dag breder en meer
wordt zo wachtte die met grote begeerten naar de canonisatie van de heilige
maagd Clara. Tenslotte, deze voor
vermelde paus - vanwege de woorden die deze grote tekens verwekte - zo begon
hij een rijp beraad te houden met de kardinalen van deze materie. Daar worden
toe gekozen bescheiden en discrete en heilige personen om deze mirakels te
onderzoeken en de grootheid van haar leven. Zo wordt dan Clara gevonden de
aller klaarste in haar leven in de oefening van alle deugden. Zij wordt ook
gevonden na haar dood te verwonderen met waarachtige en wonderlijke beproefde
mirakels. En een dag wordt daar geschikt dat de kardinalen met de paus en de
aardse bisschoppen en bisschoppen zouden vergaderen. En ook de klerken -
geestelijk en wereldlijk - en de menigte van wijzen en machtige mannen zouden
daarbij wezen. Toen die paus de zalige werken van de heilige maagd Clara voor
hen allen openbaarde zo bevestigden zij het allen met bereide ootmoedigheid
en gunsten. En zeiden dat Clara waard was verklaard te worden op de aarde die
God verklaard heeft in de hoogste hemel. Maar toen de dag was aanstaande dat
zij varen zou tot de Heer, twee jaren na haar sterfdag, zo liet deze goede
paus Alexander voor al die prelaten en klerken die daar vergaderd waren een
schoon sermoen en liet haar eerwaardig met grote reverentie schrijven in de
kalender onder dat getal der heiligen. Want hen deze gratie van God
nagehouden was en hij gebood haar hoog te vieren over het gehele
christenrijk. En dit is geschied bij
Anagina in de grote kerk in het jaar Ons Heren 1255 in het eerste jaar van de
heilige paus Alexander tot lof en eer van Onze Heer Jezus Christus met de
Vader en de Heilige Geest. En ook tot de gloriën en eer van de heilige maagd
Clara en tot de stichtigheid van het volk en tot een sterkte en een solaas en
voortgang van alle zusters van deze orden. Waarvan ik, onwaardige
en ongeleerde te schrijven begeer zodat zij getrouw voor mij bidden wil de
Heer Die ons allen van zonden bewaren wil en dat Hij Hem verwaardigen wil ons
na dit leven met Sint Clara te ontvangen in Zijn eeuwige tabernakels. Amen. |
TEKST Leven
van Sinte Clara
Auteur: Onbekend
Aard: Proza
BRON Sint-Truiden,
Instituut voor Franciskaanse Geschiedenis, a 51
Datum: 1500-1520
Omvang: 24151 woorden
Opm.: Papieren
handschrift van 40 bladen, 2 kolommen per bladzijde, 33 tot 38 regels per
kolom.
EDITIE L.
Jongen (ed.): Het leven van de zalige maagd Sint Clara. De Middelnederlandse
bewerking van de 'Legenda Sanctae Clarae Virginis' opnieuw naar het handschrift
uitgegeven, vertaald en ingeleid. Megen, 1998.
Status: Kritisch
BRONNEN Sint-Truiden, Instituut voor Franciskaanse
Geschiedenis, a 51
Zie
verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl
en : http://www.volkoomen.nl/