Fysionomie.
(61) NOTA, nota. Meester
ypocras hiet sinen discipulen dat si hen souden wachten (62) iegen die gene die hebben naturelike bleecheit. want si
siin gereet ter quaetheit enten sonden. Ende sonderlinge vore die gene die
verminct siin in enech let. want si siin nidech in allen dingen. ende quaet
sprekende achter die gene die wel haer vrient wanen sijn. Ende oec
sonderlinge vore die vleyen ende smeken ¶ Nu
wijst ypocras den mensce te bekenne bi vele tekenen. ende ierst biden hare
ende seit aldus. So wies haer slecht ende lanc es. bediet van quader
onthoudenissen. ende van cranken herssenen. Ende dicke haer an den top ende
achter dunne. bediet sotheit ende gusheit. Dic haer ende haren alse
borstelen. b. simpelheit ende onachtsamheit alre dinge. Vele haers ane die
borst hebbende .b. ondadech ende luttel ontsiende te doene .1. quade bedarve.
ende starc van leden. ende minnende die onsuverheit. Swart haer .b. minne te
wiven. ende in allen dingen gerechtech. ¶
Rode varwe. es .1. teken van dulheiden. ende van gramscapen ende van
scalcheiden ende van verradenissen. Die tusscen roet ende swart siin sonder
bleecheit wel blosende .b. paysibel ¶ Die
grote ogen heeft pullende uutwert ende van leleker gedane hi es nidech.
onscamel. ende ongehorsam Ogen die te maten siin. no te groet no te cleine
binnen wit alse wolken met enen cleinen ommeringe ende swart. bediet goede
verstannisse ende hoefsch ende getrouwe. Die den scedel van den ogen wijt
heeft. ende .1. lanc ansichte .b. malicioes ende quaet. Die dogen gelijc den
ezel heeft. hi es sot ende hard van naturen (63) Dien die ogen hart siin met
ere scarper zie roerende .b. dief. ongetrouwe ende loes. Die rode berrende
ogen heeft .b. quaetmoedech ende luxurieus. Die dogen root heeft ende swartte
plecken daer in .b. smekende roemachtech ende quaet van hertten ¶ Witte wintbrauwen ende dicke van hare .b.
onbequemelecheit van spraken Wintbrauwen die siin in die middewert opwert
streckende .b. nidecheit. gierechheit ende vergetelheit. Wintbrauwen te maten
dunne ende slecht .b. hoefscheit getrouwecheit. ende goede verstennisse ¶
Scerpe naze voren .b. lichte gram wesen. Lange nazen over den mont hangende
.b. scalcheit. hoverde ende stoutheit. Camuse neze .b. subtile malicie.
druustecheit in gramscapen ende haestecheit van sinne. Die de nezegate lanc
heeft ende niet wijt. hi es goet van sinne ende van verstennissen. Die den
neze breet heeft. hijs logenachtech ende vele clappende ¶ Die dat ansichte
mager heeft ende bleec .b. cregel. overmoedech. ende gerne vechtende ende
minnere der valscheit. ende onsuverheit van lichamen. Die dansichte ront
heeft niet te mager no niet te vet .b. vroetheit. waerachtech. ende minnende.
ende hem selven wel verstaende. hoefsch ende wel gemaniert. Die vette lieren
heeft. hi es sot ende van ruder naturen. Die danschijn herde cleine heeft .b.
smekere ende quaet. Die danschijn lelijc heeft. hine mach nemmermeer wesen
wel gemaniert noch van goeden seden. Die danschijn lanc heeft .b. scamel.
blode ende haestech ¶ Die
den (64) mont groet ende wijt heeft .b. vechtere stout. ende bedriegere. Die
de lippen groet heeft .b. sot ende in allen dingen trage. ¶ Die
de oren groet of lanc heeft .b. dul ende onverstendech. maer dat hi ontfaet
dat hout hi wel ¶ Die
de oren herde cleine heeft .b. dief ende luxurieus ¶ Die
de stemme groet of lude clijsterende heeft .b. clappende. vechtere. ende wel
geredent Die de stemme no te claer no te donker en heeft .b. vroet.
waerachtech ende gerne gerechtech. Die haestech es in sinen worden eist dat
hi heeft cleine stemme .b. dul. onnutte ende onscamel. Clijstrende stemme .b.
nidecheit ende niement wel betrouwende. ende ydel van sinne. ende van sconen
gelate. ende quaet peinsende. Die de stemme heeft claer sonder clijstren .b.
sot ende in vele dingen onscamel ende roekeloes ¶ Die
sine hande roert alse hi sprect .b. nidech. bedriechlijc ende achter
sprekende. Ende die niet en roert hande als hi sprect noch oec ander lede hi
es volmaect in verstennissen. ende wel gedisponeert ende van goeden vasten
rade. ¶ Die den hals heeft lanc ende smal .b. sot.
vergetel. blode. ende vervaert. Die den hals crom heeft .b. behendech ende van
vele sins. Maer hi es .1. deel crigel Die den hals cort heeft .b. malicieus
bedriegere ende quaet. Die den hals cort ende dicke heeft .b. sot ende cranc
van herssenen. van sterker borst. ende groet eetere. ende hi mach wel pinen ¶ Die
den buuc groet heeft van naturen .b. dul ende onbehendech ende oec luxurieus.
Die den buuc te maten heeft .b. verstendech ende van gansen rade ¶ Die
nauwe es tusscen sine .2. mammen .b. van edelre naturen te sine ende hoefsch in
al siin doen. Wijtheit van borsten bediet edelheit ende stoutheit ende
(65) goede verstannisse ende wijsheit.
Die hoge borst heeft .b. starc ende getrouwe ende milde van sinen goede ¶
Dien die scouderen breet opheffende siin. bediet fel. vrec. wantrouwel ¶ Die
de arme heeft reckende toten knien. bediet stout ende milde ende edel van
sinne. Sijn die arme dicke ende stijf ende cort. dat bediet. piinlec ende
onwetende ¶ Die
de palmen lanc heeft .b. wel gedisponeert tote vele consten ende van goeden
hantgedade ende vroet in allen sinen werken ¶
Vingere die cort siin .b. sotheit ende zere minnende gerechtecheit ¶ Die
cleine voeten heeft .b. hartheit ende starcheit van naturen ¶ Die
de been groet heeft. bediet stout ende starc van lichamen ende van naturen ¶ Die
de knien ront ende vet heeft. hi es cranc in dogeden ende moru van
complexien. ¶ Die
den ganc wijt ende snel heeft .b. geluckech in al siin doen. Ende wies ganc
trage es ende cort of nauwe. hi es bedruftech twivelec ende onmachtech in
allen stucken ende geerne van quaden wille ¶ Die donker swart es of
eerdachtech. bediet heldende ten gebreken ende ter luxurien sonderlinge |
[61] NOTA. Meester Hippocrates zegt tegen zijn
discipelen dat ze zich zouden wachten [62] voor diegene die een natuurlijke bleekheid
hebben want ze zijn gereed voor kwaadheid en zonden. En vooral voor diegene
die in enig lid verminkt zijn want ze zijn nijdig in alle dingen en spreken
kwaad achter diegene die menen dat ze hun vriend zijn. En ook vooral voor die
vleien en smeken. Nu
wijst Hippocrates de mens te herkennen aan vele tekens en als eerste bij het haar en
zegt aldus; Zo wiens haar recht en lang is betekent van slecht te onthouden
en van zwakke hersens. En dik haar aan de top en achter dun betekent zotheid
en gekheid. Dik haar en haren als borstels betekent gebrek aan ontwikkeling
en onachtzaamheid in alle dingen. Die veel haar aan de borst hebben betekent
niet daadkrachtig en weinig ontziend in het doen om een kwade behoefte en
sterk van leden en bemint de onzuiverheid. Zwart haar betekent minne tot
vrouwen en in alle dingen gerechtigheid. Rode
kleur is een teken van dolheid en van gramschap en van schalksheid en van
verraad. Die tussen rood en zwart zijn zonder bleekheid en goed blozen
betekent vreedzaam. Die
grote ogen heeft die uitpuilen en van lelijke gedaante, hij is nijdig,
schaamteloos en ongehoorzaam. Ogen die de maat hebben en niet te groot en
niet te klein en van binnen wit als wolken met een kleine pupil en zwart
betekent goed verstand en hoofs en getrouw. Die de schedel van de ogen wijd
heeft en een lang aangezicht betekent gemeenheid en kwaad. Die de ogen heeft
gelijk een ezel is zot en hard van naturen. [63] Die de ogen hard zijn met
een scherp zicht bewegen betekent een dief, ontrouw en vals. Die rode brandende
ogen heeft betekent kwaadaardig en onkuis. Die de ogen rood heeft en zwarte
plekken er in betekent smekend roemzucht en kwaad van hart. Witte
wenkbrauwen en dik van haar betekent onbekwaamheid van spreken. Wenkbrauwen
die zich in het midden naar boven strekken betekent nijdigheid, gierigheid en
vergeetachtigheid. Wenkbrauwen die in de maat dun en recht zijn betekenen
hoofsheid, trouwheid en goed verstand. Scherpe
neus voor betekent dat die gauw gram is. Lange neuzen die over de mond hangen
betekenen schalksheid, hovaardigheid en dapperheid. Platte neuzen betekenen
subtiele boosheid, onstuimigheid in gramschap en haastigheid van geest. Die
het neusgat lang heeft en niet wijd is goed van geest en van verstand. Die de
neus breed heeft is leugenachtig en kletst veel. Die
het aanzicht mager en bleek heeft betekent koppig, overmoedig en vecht graag
en bemint de valsheid en onzuiverheid van lichaam. Die het aanzicht rond
heeft, niet te mager en niet te vet, betekent kennis, waarachtig en minnend
en die zichzelf goed begrijpt, hoofs en goed gemanierd. Die vette wangen
heeft is zot en van ruwe natuur. Die het aanschijn zeer klein heeft betekent
een smeker (mooiprater) en kwaad. Die het aanschijn lelijk heeft mag
nimmermeer goed gemanierd zijn of van goede zeden. Die het aanschijn lang
heeft betekent beschaamd, bang en haastig. Die
de [64] mond groot en wijd heeft betekent een dappere vechter en bedrieger.
Die de lippen groot heeft betekent zot en in alle dingen traag. Die
de oren groot of lang heeft betekent dol en onverstandig, maar dat hij
ontvangt dat behoudt hij goed. Die
de oren zeer klein heeft betekent een dief en onkuis. Die
de stem groot of luid klinkend heeft betekent een kletser, vechter en goed
bespraakt. Die de stem niet helder en niet te zwaar heeft betekent kennis,
waarachtig en graag rechtvaardigheid. Die haastig is in zijn woorden en als
hij een zachte stem heeft betekent dol, onnut en schaamteloos. Klinkende stem
betekent nijdigheid en niemand vertrouwt en leeg van geest en van mooi gelaat
en slecht denkt. Die de stem helder heeft zonder schelheid betekent zot en in
vele dingen onbeschaamd en roekeloos. De
zijn handen beweegt als hij spreekt betekent nijdig, bedrieglijk en dat hij
achter de rug spreekt. En die zijn handen niet beweegt als hij spreekt is ook
in de andere leden niet volmaakt in verstand en in een goede toestand en van
goede vaste raad. Die
de hals lang en smal heeft betekent zot, vergeetachtigheid, bang en bevreesd.
Die de hals krom heeft betekent behendig en van vele geesten. Maar hij is
voor een deel koppig. Die de hals kort heeft betekent kwaadachtig, bedrieger
en kwaad. Die de hals kort en dik heeft betekent zot en zwak van hersens, van
sterke borst en een grote eter en hij kan goed werken. Die
de buik van naturen groot heeft betekent dol en onhandig en ook onkuis. Die
de buik in de maat heeft betekent verstandig en van gezonde raad. Die
nauw is tussen zijn 2 borsten betekent van edele naturen te zijn en hoofs in
al zijn doen. Wijdheid van borsten betekent edelheid en dapperheid en [65]
goed verstand en wijsheid. Die een hoge borst heeft betekent sterk en trouw
en mild van zijn goed. Die
de schouders breed opheffend heeft betekent fel, vrek en wantrouwend. Die
de armen heeft die tot de knieën strekken betekent dapperheid en mild en edel
van geest. Zijn die arme dik en stijf en kort dat betekent pijnlijk en
onwetend. Die
de handpalmen lang heeft betekent goed gedisponeerd tot vele kunsten en een
goede handswerkman en verstandig in al zijn werken. Vingers
die kort zijn betekent zotheid en zeer beminnend de gerechtigheid. Die
kleine voeten heeft betekent hardheid en sterkte van naturen. Die
de benen groot heeft betekent dapperheid en sterk van lichaam en van natuur. Die
de knieën rond en vet heeft, hij is zwak in deugden en murw van
samengesteldheid. Die
de gang wijd en snel heeft betekent gelukkig in al zijn doen. En wiens gang
traag is en kort of nauw, hij is behoeftich, twijfelachtig en onmachtig in
alle stukken en graag van kwade wil. Die
donker zwart is of aardachtig betekent dat hij overhelt naar gebreken en
vooral tot onkuisheid. |
TEKST Fysionomie
(proza) Auteur: Onbekend Aard: Proza BRON Brussel,
Koninklijke Bibliotheek, 15624-41 Datum: 1351 Omvang: 930 woorden Opm.: Handschrift van 148 bladen, 2 of 3 kolommen per bladzijde,
50 tot 53 regels per kolom. De tekst bevindt zich op fol. 48r-49r; het hs.
bevat verder o.a. nog de Natuurkunde van het geheelal (fol. 1-6r), de Leringhe
van orinen (fol. 22r-28r), het Liber Magistri Avicenne (fol.
28v-45v), Van de vier elementen en complexiën (fol. 46r-47v), de Medicina
van Jan Yperman (fol. 54r-73r), uittreksels uit Jacob van Maerlants Heimelijcheit
der heimelijcheden en Der naturen bloeme (fol. 75v-77r), Der
mannen ende vrouwen heimelijcheit (fol. 77v85r), een tekst over
handwaarzeggerij (zie Chiromantie (proza) (fol. 85r-88v), de Herbarijs
(fol. 91r-107r) en Jan Ypermans Cyrurgie (fol. 108r-147v). EDITIE L.
J. Vandewiele (ed.): ‘Een Middelnederlands traktaat over fysiognomiek’. In: Scientiarum
Historia 6 (1964), 49-65 (61-65). Status: Diplomatisch MNW-nr: 56.32 (andere editie) Opm.: De editie biedt deze tekst samen met en onmiddellijk na
een traktaatje over de vier complexiën bij de mens, zonder daarbij de
regelnummering opnieuw te laten beginnen; deze eerste tekst wordt hier, in
tegenstelling met de ed.-Vandewiele, niet vooraf gegeven, men zie daarvoor Van
de vier elementen en complexiën. De regelnummering van de editie werd
hier achterwege gelaten. BRONNEN
Brussel, Koninklijke Bibliotheek,
15624-41 Uit
Cd-rom Middelnederlands. N. Koomen. |
Zie
verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl
en : http://www.volkoomen.nl/