Tristan en Isolde.
Uit; www.gutenberg.org/files/14244/14244-h/14244-h.htm#link2H_PART
Door Nico Koomen.
THE CHILDHOOD OF TRISTAN My lords, if
you would hear a high tale of love and of death, here is that of Tristan and
Queen Iseult; how to their full joy, but to their sorrow also, they loved
each other, and how at last they died of that love together upon one day; she
by him and he by her. Long ago, when
Mark was King over Cornwall, Rivalen, King of Lyonesse, heard that MarkÕs
enemies waged war on him; so he crossed the sea to bring him aid; and so
faithfully did he serve him with counsel and sword that Mark gave him his
sister Blanchefleur, whom King Rivalen loved most marvellously. He wedded her
in Tintagel Minster, but hardly was she wed when the news came to him that
his old enemy Duke Morgan had fallen on Lyonesse and was wasting town and
field. Then Rivalen manned his ships in haste, and took Blanchefleur with him
to his far land; but she was with child. He landed below his castle of Kano‘l
and gave the Queen in ward to his Marshal Rohalt, and after that set off to
wage his war. Blanchefleur
waited for him continually, but he did not come home, till she learnt upon a
day that Duke Morgan had killed him in foul ambush. She did not weep: she
made no cry or lamentation, but her limbs failed her and grew weak, and her
soul was filled with a strong desire to be rid of the flesh, and though
Rohalt tried to soothe her she would not hear. Three days she awaited
re-union with her lord, and on the fourth she brought forth a son; and taking
him in her arms she said: ÒLittle son, I
have longed a while to see you, and now I see you the fairest thing ever a
woman bore. In sadness came I hither, in sadness did I bring forth, and in
sadness has your first feast day gone. And as by sadness you came into the
world, your name shall be called Tristan; that is the child of sadness.Ó After she had
said these words she kissed him, and immediately when she had kissed him she
died. Rohalt, the
keeper of faith, took the child, but already Duke MorganÕs men besieged the
Castle of Kano‘l all round about. There is a wise saying: ÒFool-hardy was
never hardy,Ó and he was compelled to yield to Duke Morgan at his mercy: but
for fear that Morgan might slay RivalenÕs heir the Marshal hid him among his
own sons. When seven
years were passed and the time had come to take the child from the women,
Rohalt put Tristan under a good master, the Squire Gorvenal, and Gorvenal
taught him in a few years the arts that go with barony. He taught him the use
of lance and sword and Õscutcheon and bow, and how to cast stone quoits and
to leap wide dykes also: and he taught him to hate every lie and felony and
to keep his given word; and he taught him the various kinds of song and
harp-playing, and the hunterÕs craft; and when the child rode among the young
squires you would have said that he and his horse and his armour were all one
thing. To see him so noble and so proud, broad in the shoulders, loyal,
strong and right, all men glorified Rohalt in such a son. But Rohalt
remembering Rivalen and Blanchefleur (of whose youth and grace all this was a
resurrection) loved him indeed as a son, but in his heart revered him as his
lord. Now all his
joy was snatched from him on a day when certain merchants of Norway, having
lured Tristan to their ship, bore him off as a rich prize, though Tristan
fought hard, as a young wolf struggles, caught in a gin. But it is a truth
well proved, and every sailor knows it, that the sea will hardly bear a felon
ship, and gives no aid to rapine. The sea rose and cast a dark storm round
the ship and drove it eight days and eight nights at random, till the
mariners caught through the mist a coast of awful cliffs and sea-ward rocks
whereon the sea would have ground their hull to pieces: then they did
penance, knowing that the anger of the sea came of the lad, whom they had
stolen in an evil hour, and they vowed his deliverance and got ready a boat
to put him, if it might be, ashore: then the wind, and sea fell and the sky
shone, and as the Norway ship grew small in the offing, a quiet tide cast
Tristan and the boat upon a beach of sand. Painfully he
climbed the cliff and saw, beyond, a lonely rolling heath and a forest
stretching out and endless. And he wept, remembering Gorvenal, his father,
and the land of Lyonesse. Then the distant cry of a hunt, with horse and
hound, came suddenly and lifted his heart, and a tall stag broke cover at the
forest edge. The pack and the hunt streamed after it with a tumult of cries
and winding horns, but just as the hounds were racing clustered at the
haunch, the quarry turned to bay at a stones throw from Tristan; a huntsman
gave him the thrust, while all around the hunt had gathered and was winding
the kill. But Tristan, seeing by the gesture of the huntsman that he made to
cut the neck of the stag, cried out:
ÒMy lord, what would you do? Is it fitting to cut up so noble a beast
like any farm-yard hog? Is that the custom of this country?Ó And the
huntsman answered: ÒFair friend, what startles you? Why yes, first I take off
the head of a stag, and then I cut it into four quarters and we carry it on our
saddle bows to King Mark, our lord: So do we, and so since the days of the
first huntsmen have done the Cornish men. If, however, you know of some
nobler custom, teach it us: take this knife and we will learn it willingly.Ó Then Tristan
kneeled and skinned the stag before he cut it up, and quartered it all in
order leaving the crow-bone all whole, as is meet, and putting aside at the
end the head, the haunch, the tongue and the great heartÕs vein; and the
huntsmen and the kennel hinds stood over him with delight, and the Master
Huntsman said: ÒFriend, these are good ways. In what land learnt you them?
Tell us your country and your name.Ó |
HET EERSTE DEEL. Lang geleden toen Mark koning was
over Cornwall hoorde Rivalen, koning van Lyon, dat Marks vijanden oorlog
tegen hem voerden; zo stak hij de zee over om hem te helpen; en zo trouw
diende hij hem met raad en het zwaard zodat Mark hem zijn zuster Blanchefleur
gaf die koning Rivalen wonderbaarlijk lief had. Hij trouwde haar in Tintagel Minster, maar nauwelijks was
hij getrouwd toen hem het nieuws kwam dat zijn oude vijand de hertog Morgan
ingevallen was te Lyon en vernielde stad en veld. Toen bemande Rivalen in
haast zijn schepen en nam Blanchefleur mee naar zijn verre land; maar zij was
zwanger. Hij landde onder zijn kasteel Kanoel en gaf de koningin in bewaring
aan zijn maarschalk Rohal en vertrok daarna om zijn oorlog te voeren. Blanchefleur wachtte voortdurend op hem, maar hij kwam
niet thuis, totdat ze op een dag hoorde dat hertog Morgan hem gedood had in
een vuile hinderlaag. Ze huilde niet: ze maakte geen geschreeuw of weeklagen,
maar haar ledematen faalden en ze werd zwak en haar ziel was vervuld van een
sterk verlangen om van het vlees af te komen ofschoon Rohalt haar probeerde
te kalmeren, maar ze wilde het niet horen. Drie dagen wachtte zij op
hereniging met haar heer en op de vierde bracht zij haar zoon voort; en nam
hem in haar armen en zei: ÒMijn zoon, ik heb ernaar verlangd om je te zien en
nu zie ik het lieflijkste ding dat ooit een vrouw droeg. In droefheid bracht
ik je voort en in droefheid zijn je eerste dagen gegaan en omdat je in
droefheid in de wereld kwam zo zal je naam Tristan zijn; dat is een kind van
droefheid. Nadat ze die woorden gezegd had kuste ze hem en
onmiddellijk nadat ze hem had gekust stierf ze. Rohalt, de behoeder van het geloof, nam het kind, maar
hertog Morgan belegerde
het kasteel Kano‘l geheel. Er is een wijs gezegd; Ògekken hardheid is nooit
hardheid en hij was gedwongen om hertog Morgen aan zijn genade op te geven;
maar vanwege de angst dat Morgan RivalenÕ s leger mocht slaan verborg de
maarschalk hem onder zijn eigen zoons. Toen er zeven
jaar voorbij waren en de tijd gekomen was om het kind bij de vrouwen weg te
halen zette Rohalt Tristan bij een goede meester, de schildknaap Gorvenal en
die leerde hem in een paar jaar de kunst die met een baron gaan. Hij leerde
hem het gebruik van de lans en zwaard en het wapenschild met de boog: en hoe
te maken werpstenen en wijde dijken te laten springen alzo: en hij leerde hem
om elke leugen en zware misdaad te haten en zijn gegeven woord te houden; en
hij leerde hem verschillende liedjes en het spelen op de harp en het jagers
ambacht; en toen het kind tussen de jonge schildknapen reed zou je zeggen dat
hij en zijn paard en zijn uitrusting 1 ding was. Om hem zo nobel en trots te
zien, breed in de schouders, loyaal, sterk en rechtvaardig zodat alle mannen
Rohalt verheerlijkten met zoÕn zoon. Maar Rohalt herinnerde Rivalen en
Blanchefleur (waarvan zijn hele
jeugd en sierlijkheid een gelijkenis was) en hield van hem als een zoon, maar
in zijn hart vereerde hij hem als
zijn heer. Nu werd op een
dag al zijn vreugde weggenomen toen zekere kooplui van Noorwegen Tristan in
hun schip lokten en als een rijke prijs zagen, hoewel Tristan zeer hard vocht
zoals een jonge wolf vecht in een net. Maar het is een beproefde waarheid en
elke zeeman weet het dat de zee nauwelijks een misdadig schip draagt en geeft
geen hulp aan rovers. De zee rees en er kwam een zware storm rondom het schip
en het dreef willekeurig acht dagen en nachten totdat de zeelui door de mist
een kust van afschuwelijke kliffen en naar de zee uitstekende rotsen zagen
waarop de zee hun romp in stukken geslagen zou hebben; toen deden ze
boetedoening wetende dat de kwade zee van de jongen kwam die ze hadden
gestolen in een kwaad uur en ze beloofden zijn bevrijding en maakten een boot
klaar om hem er in te zetten, als het kon, aan wal; toen viel de zee en de
wind en de hemel werd mooi en toen het Noorse schip in een kleine opening
kwam wierp een rustige tijding Tristan en de boot op een zandbank. Pijnlijk
klom hij op een klif en zag om op eenzame golvende heide en een bos dat zich
eindeloos uitstrekte. En hij huilde en herinnerde zich Gorvenal, zijn vader en
het land van Lyon. Toen kwam plotseling van ver een gehuil van een jacht met
paard en honden dat zijn hart verheugde
en een groot hert brak
door de bedekking van de bosrand. Het peloton en de jacht kwamen er achterna
met een tumult van geschreeuw en draaiende horens, maar net toen de honden
samenkwamen bij de jacht, draaide de steenhoop bij de baai naar de stenen die
door Tristan gegooid waren; een jager gaf hem de stoot, terwijl alles rond de
jacht was verzameld en gedraaid om te doden. Maar Tristan, die het gebaar van
de jager zag dat hij een snee in de nek van het hert maakte, riep uit: ÒMijn
heer, wat doe je? Is het passend om zoÕ n nobel beest te snijden als een
boeren varken? Is dat het gebruik van dit land?Ó En de jager
antwoorde: Ò Eerlijke vriend, waarvan schrik je? Waarom ja, eerst neem ik het
hoofd van het hert en dan snij ik het in vier delen en we brengen het op onze zadels naar
koning Mark, onze heer: Zo doen we en sinds de dagen van de eerste jagers
hebben de mannen van Cornwall het zo gedaan. Als je echter een edeler gebruik
weet, leer het ons; neem dit mes en we zullen het graag leren.Ó Toen knielde
Tristan en vilde het hert voordat hij het opensneed en verdeelde alles en
liet het kraaienbeen
(ruggenmerg?) heel, zoals het is, en deed het opzij bij het eind van
het hoofd, de bout, de tong en de grote hartader; en de jager en de
herderskennel stonden met verrukking bij hem en de meester jager zei:
ÒVriend, dit zijn goede manieren. In welk land heb je dat geleerd? Vertel ons
uw land en uw naam.Õ |
THE MORHOLT OUT OF IRELAND When Tristan
came back to that land, King Mark and all his Barony were mourning; for the King
of Ireland had manned a fleet to ravage Cornwall, should King Mark refuse, as
he had refused these fifteen years, to pay a tribute his fathers had paid.
Now that year this King had sent to Tintagel, to carry his summons, a giant
knight; the Morholt, whose sister he had wed, and whom no man had yet been
able to overcome: so King Mark had summoned all the barons of his land to
Council, by letters sealed. On the day
assigned, when the barons were gathered in hall, and when the King had taken
his throne, the Morholt said these things: ÒKing Mark, hear for the last time
the summons of the King of Ireland, my lord. He arraigns you to pay at last
that which you have owed so long, and because you have refused it too long
already he bids you give over to me this day three hundred youths and three
hundred maidens drawn by lot from among the Cornish folk. But if so be that
any would prove by trial of combat that the King of Ireland receives this
tribute without right, I will take up his wager. Which among you, my Cornish
lords, will fight to redeem this land?Ó The barons
glanced at each other but all were silent. Then Tristan
knelt at the feet of King Mark and said: ÒLord King, by your leave I will do
battle.Ó And in vain
would King Mark have turned him from his purpose, thinking, how could even
valour save so young a knight? But he threw down his gage to the Morholt, and
the Morholt took up the gage. On the
appointed day he had himself clad for a great feat of arms in a hauberk and
in a steel helm, and he entered a boat and drew to the islet of St. SamsonÕs,
where the knights were to fight each to each alone. Now the Morholt had
hoisted to his mast a sail of rich purple, and coming fast to land, he moored
his boat on the shore. But Tristan pushed off his own boat adrift with his
feet, and said: ÒOne of us only will go hence alive. One boat will serve.Ó And each
rousing the other to the fray they passed into the isle. No man saw the
sharp combat; but thrice the salt sea-breeze had wafted or seemed to waft a
cry of fury to the land, when at last towards the hour of noon the purple
sail showed far off; the Irish boat appeared from the island shore, and there
rose a clamour of Òthe Morholt!Ó When suddenly, as the boat grew larger on
the sight and topped a wave, they saw that Tristan stood on the prow holding
a sword in his hand. He leapt ashore, and as the mothers kissed the steel
upon his feet he cried to the MorholtÕs men: ÒMy lords of Ireland, the
Morholt fought well. See here, my sword is broken and a splinter of it stands
fast in his head. Take you that steel, my lords; it is the tribute of
Cornwall.Ó Then he went
up to Tintagel and as he went the people he had freed waved green boughs, and
rich cloths were hung at the windows. But when Tristan reached the castle
with joy, songs and joy-bells sounding about him, he drooped in the arms of
King Mark, for the blood ran from his wounds. The MorholtÕs
men, they landed in Ireland quite cast down. For when ever he came back into
Whitehaven the Morholt had been wont to take joy in the sight of his clan
upon the shore, of the Queen his sister, and of his niece Iseult the Fair.
Tenderly had they cherished him of old, and had he taken some wound, they
healed him, for they were skilled in balms and potions. But now their magic
was vain, for he lay dead and the splinter of the foreign brand yet stood in
his skull till Iseult plucked it out and shut it in a chest. From that day
Iseult the Fair knew and hated the name of Tristan of Lyonesse. But over in
Tintagel Tristan languished, for there trickled a poisonous blood from his
wound. The doctors found that the Morholt had thrust into him a poisoned
barb, and as their potions and their theriac could never heal him they left
him in GodÕs hands. So hateful a stench came from his wound that all his
dearest friends fled him, all save King Mark, Gorvenal and Dinas of Lidan.
They always could stay near his couch because their love overcame their
abhorrence. At last Tristan had himself carried into a boat apart on the
shore; and lying facing the sea he awaited death, for he thought: ÒI must
die; but it is good to see the sun and my heart is still high. I would like
to try the sea that brings all chances. É I would have the sea bear me far
off alone, to what land no matter, so that it heal me of my wound.Ó He begged so
long that King Mark accepted his desire. He bore him into a boat with neither
sail nor oar, and Tristan wished that his harp only should be placed beside
him: for sails he could not lift, nor oar ply, nor sword wield; and as a
seaman on some long voyage casts to the sea a beloved companion dead, so
Gorvenal pushed out to sea that boat where his dear son lay; and the sea drew
him away. For seven days
and seven nights the sea so drew him; at times to charm his grief, he harped;
and when at last the sea brought him near a shore where fishermen had left
their port that night to fish far out, they heard as they rowed a sweet and
strong and living tune that ran above the sea, and feathering their oars they
listened immovable. In the first
whiteness of the dawn they saw the boat at large: she went at random and
nothing seemed to live in her except the voice of the harp. But as they
neared, the air grew weaker and died; and when they hailed her TristanÕs
hands had fallen lifeless on the strings though they still trembled. The
fishermen took him in and bore him back to port, to their lady who was
merciful and perhaps would heal him. It was that
same port of Whitehaven where the Morholt lay, and their lady was Iseult the
Fair. She alone,
being skilled in philtres, could save Tristan, but she alone wished him dead.
When Tristan knew himself again (for her art restored him) he knew himself to
be in the land of peril. But he was yet strong to hold his own and found good
crafty words. He told a tale of how he was a seer that had taken passage on a
merchant ship and sailed to Spain to learn the art of reading all the
stars,—of how pirates had boarded the ship and of how, though wounded,
he had fled into that boat. He was believed, nor did any of the MorholtÕs men
know his face again, so hardly had the poison used it. But when, after forty
days, Iseult of the Golden Hair had all but healed him, when already his
limbs had recovered and the grace of youth returned, he knew that he must
escape, and he fled and after many dangers he came again before Mark the
King. |
Morholt uit Ierland. Toen Tristan
terug kwam in dat land treurde koning Mark en al zijn mannen; want de koning van
Ierland had een vloot bemand om Cornwall te verwoesten, zou koning Mark
weigeren zoals hij al vijftien jaar had geweigerd om tribuut te betalen dat
zijn vaders hadden betaald. Nu dit jaar had de koning naar Tintagel om zijn
eis te herhalen een grote reus gezonden, Morholt, met wiens zuster hij
getrouwd was en die nog niemand had kunnen overwinnen: dus had koning Mark
alle baronnen van zijn land voor raad gedagvaard met gezegelde brieven. Op de
toegewezen dag toen de baronnen in de hal bijeen kwamen en de koning zijn
troon had ingenomen zei Morholt deze dingen; ÒKoning Mark, hoor voor de
laatste keer de dagvaarding van de koning van Ierland, mijn heer. Hij vermaant u om eindelijk te
betalen wat u al zo lang verschuldigd bent en omdat u het al lang hebt geweigerd
zegt hij via mij dat u me vandaag driehonderd jongeren en drie honderd
maagden overhandigt die door loting uit het volk van Cornwall worden
getrokken. Maar is het alzo dat iemand door recht van strijd bewijzen wil dat
de koning van Ierland dit eerbetoon zonder recht ontvangt dan zal ik dat
recht op me nemen. Wie van jullie, mijne heren uit Cornwall, zal vechten om
dit land te verlossen? De baronnen wierpen een blik op
elkaar, maar allen waren stil. Toen knielde Tristan aan de voeten van koning
Mark en zei: ÒHeer koning, met uw toestemming zal ik de strijd aangaan.Ó En tevergeefs wilde koning Mark hem
van zijn voornemen afbrengen en dacht hoe kan zoÕ n jonge ridder hem redden?
Maar hij gooide zijn handschoen naar Morholt en Morholt nam de handschoen op. Op de afgesproken dag kleedde hij
zichzelf voor dit wapenfeit in een mali‘nkolder en stalen helm en ging naar
een boot en vertrok naar het eilandje Sint Samson waar de ridders elkaar
moesten bevechten. Nu had Morholt een zeil van rijk purper aan zijn mast
gehesen en kwam snel aan land en meerde zijn boot aan de kust af. Maar
Tristan duwde zijn eigen boot met zijn voeten op drift en zei: ÒEen van ons
zal hier alleen maar levend weggaan. Een boot zal dienen.Ó En elk joeg de ander op tot de strijd
toen ze het eiland binnen gingen. Niemand zag de scherpe strijd; maar
driemaal waaide de zoute zeewind en toen leek er een kreet van furie naar het
land te zweven, toen slotte rond 1 uur zich het purperen zeil ver liet zien;
de Ierse boot verscheen aan de kust van het eiland en er steeg een geroep op
van ÒMorholt!Ó. Toen plotseling, toen de boot groter werd en er een golf
sloeg, zagen ze dat Tristan op de boeg stond met een zwaard in zijn hand. Hij
sprong aan land en terwijl de moeders het staal op zijn voeten kusten riep
hij de mannen van Morholt toe: ÒMijn heren van Ierland, Morholt vocht goed.
Zie hier, mijn zwaard is gebroken en een splinter ervan staat vast in zijn
hoofd. Neem dat staal, mijne heren, het is de tribuut van Cornwall.Ó Toen ging hij naar Tintagel en toen
hij ging wuifden de mensen met groene takken en rijke kleren waren aan de
vensters gehangen. Maar toen Tristan met vreugde het kasteel bereikte klonken
liederen en vreugde klokken hem tegemoet, hij zakte in de armen van koning
Mark want het bloed stroomde uit zijn wonden. De mannen van Morholt landden in
Ierland behoorlijk terneergeslagen. Want als hij ooit in Whitehaven terugkwam
had Morholt vreugde genoten in de ogen van zijn stam aan de kust, van de
zuster van de koningin en van zijn nicht Isolde de mooie. Teder hadden ze hem vroeger
gekoesterd en als hij gewond was genazen ze hem want ze waren bekwaam in
balsems en drankjes. Maar nu was hun magie ijdel want hij was dood en de
splinter van het vreemde teken stond nog in zijn schedel totdat Isolde het er
uit plukte en het in een kist opsloot. Vanaf die dag haatte Isolde de mooie
de naam van Tristan van Lyon. Maar in Tintagel kwijnde Tristan weg,
want er druppelde giftig bloed uit zijn wond. De artsen ontdekten dat Morholt
een giftig weerhaak er in had gestoken en omdat hun drankjes en teriakel hem
nooit konden genezen lieten ze hem in Gods handen. Er kwam zoÕ n hatelijke
stank uit zijn wond dat al zijn dierbaarste vrienden van hem vluchtten, allen
behalve koning Mark, Gorvenal en Dinas van Lidan. Zij konden altijd in de
buurt van zijn bank blijven omdat hun liefde die van de stank overwon.
Tenslotte wist Tristan zichzelf in een boot aan de kust te brengen om bij de
zee de dood af te wachten want hij dacht: ÒIk moet sterven; maar het is goed
om te zon te zien en mijn hart is nog steeds goed. Ik zou graag de zee
proberen die alle kansen brengtÉ. Ik zou willen dat de zee me alleen ver
droeg, naar welk land dan ook zodat het me genas van mijn wond.Õ Hij smeekte zo lang zodat koning Mark
zijn verlangen accepteerde. Hij droeg hem in een boot zonder zeil en zonder
roeispanen en Tristan wenste dat alleen zijn harp naast hem zou worden
geplaatst: om te zeilen kon hij niet tillen, nog roeien, nog een zwaard
hanteren; en als een zeeman op zoÕ n lange reis een geliefde dode gezel werpt
zo duwde Gorvenal de boot waar zijn dierbare zoon in lag naar de zee en de
zee trok hem weg. Zeven dagen en zeven nachten trok de
zee hem; soms om zijn verdriet te betoveren harpte hij en toen de zee hem
eindelijk naar een kust bracht waar vissers die nacht hun haven hadden
verlaten om ver te vissen hoorden ze toen ze roeiden hoe een lieflijk en
levendig deuntje dat uitsteeg boven de zee en bewoog in hun oren en ze
luisterden onbeweeglijk. Met het dagen van de dageraad zagen
ze tenslotte de boot; ze ging willekeurig en er scheen niets in te leven,
uitgezonderd het geluid van de harp. Maar toen ze dichterbij kwamen werd de
lucht dunner en stierf; en toen ze het naderde waren Tristan handen levenloos
geworden aan de snaren, hoewel ze nog steeds beefden. Het was dezelfde haven van Whitehaven
waar Morholt lag en hun dame was Isolde de mooie. Zij alleen die bekwaam was in dranken
kan Tristan redden, maar alleen zij wenste hem dood. Toen Tristan zichzelf
weer kende (want haar kunst herstelde hem) wist hij wel dat hij in een
gevaarlijk land was. Maar hij was nog niet sterk genoeg om zijn mannetje te
staan en vond goede sluwe woorden. Hij vertelde een verhaal over hoe hij een
ziener was op een kopvaardijschip en naar Spanje reisde om de kunst van het
lezen van alle sterren te leren en hoe piraten aan boord van het schip waren
gekomen en hoe hij, ofschoon gewond, ontsnapt was in een boot. Hij werd
geloofd en ook de mannen van Morholt herkende zijn gezicht niet meer, zo zeer
had het gif bewerkt. Maar toen na veertig dagen Isolde met het gouden haar
hem geheel geheeld had, toen zijn ledematen geheel hersteld waren en de
gratie van de jeugd terug gekeerd was toen wist hij dat hij moest ontsnappen
en hij vluchtte en na vele gevaren kwam hij weer voor koning Mark. |
THE QUEST OF THE LADY WITH THE HAIR OF GOLD My lords,
there were in the court of King Mark four barons the basest of men, who hated
Tristan with a hard hate, for his greatness and for the tender love the King
bore him. And well I know their names: Andret, Guenelon, Gondo•ne and
Denoalen. They knew that the King had intent to grow old childless and to
leave his land to Tristan; and their envy swelled and by lies they angered
the chief men of Cornwall against Tristan. They said: ÒThere have been too
many marvels in this manÕs life. It was marvel enough that he beat the
Morholt, but by what sorcery did he try the sea alone at the point of death,
or which of us, my lords, could voyage without mast or sail? They say that warlocks
can. It was sure a warlock feat, and that is a warlock harp of his pours
poison daily into the KingÕs heart. See how he has bent that heart by power
and chain of sorcery! He will be king yet, my lords, and you will hold your
lands of a wizard.Ó They brought
over the greater part of the barons and these pressed King Mark to take to
wife some kingÕs daughter who should give him an heir, or else they
threatened to return each man into his keep and wage him war. But the King
turned against them and swore in his heart that so long as his dear nephew
lived no kingÕs daughter should come to his bed. Then in his turn did Tristan
(in his shame to be thought to serve for hire) threaten that if the King did
not yield to his barons, he would himself go over sea serve some great king.
At this, King Mark made a term with his barons and gave them forty days to
hear his decision. On the
appointed day he waited alone in his chamber and sadly mused: ÒWhere shall I
find a kingÕs daughter so fair and yet so distant that I may feign to wish
her my wife?Ó Just then by
his window that looked upon the sea two building swallows came in quarrelling
together. Then, startled, they flew out, but had let fall from their beaks a
womanÕs hair, long and fine, and shining like a beam of light. King Mark took
it, and called his barons and Tristan and said: ÒTo please you, lords, I will
take a wife; but you must seek her whom I have chosen.Ó ÒFair lord, we
wish it all,Ó they said, Òand who may she be?Ó ÒWhy,Ó said
he, Òshe whose hair this is; nor will I take another.Ó ÒAnd whence,
lord King, comes this Hair of Gold; who brought it and from what land?Ó ÒIt comes, my
lords, from the Lady with the Hair of Gold, the swallows brought it me. They
know from what country it came.Ó Then the barons saw themselves mocked and
cheated, and they turned with sneers to Tristan, for they thought him to have
counselled the trick. But Tristan, when he had looked on the Hair of Gold,
remembered Iseult the Fair and smiled and said this: ÒKing Mark, can you not
see that the doubts of these lords shame me? You have designed in vain. I
will go seek the Lady with the Hair of Gold. The search is perilous: never
the less, my uncle, I would once more put my body and my life into peril for
you; and that your barons may know I love you loyally, I take this oath, to
die on the adventure or to bring back to this castle of Tintagel the Queen
with that fair hair.Ó He fitted out
a great ship and loaded it with corn and wine, with honey and all manner of
good things; he manned it with Gorvenal and a hundred young knights of high
birth, chosen among the bravest, and he clothed them in coats of home-spun
and in hair cloth so that they seemed merchants only: but under the deck he
hid rich cloth of gold and scarlet as for a great kingÕs messengers. When the ship
had taken the sea the helmsman asked him: ÒLord, to what land shall I steer?Ó
ÒSir,Ó said he, Òsteer for Ireland, straight for Whitehaven harbour.Ó At first
Tristan made believe to the men of Whitehaven that his friends were merchants
of England come peacefully to barter; but as these strange merchants passed
the day in the useless games of draughts and chess, and seemed to know dice
better than the bargain price of corn, Tristan feared discovery and knew not
how to pursue his quest. Now it chanced
once upon the break of day that he heard a cry so terrible that one would
have called it a demonÕs cry; nor had he ever heard a brute bellow in such
wise, so awful and strange it seemed. He called a woman who passed by the
harbour, and said: ÒTell me, lady, whence comes that voice I have heard, and
hide me nothing.Ó ÒMy lord,Ó
said she, ÒI will tell you truly. It is the roar of a dragon the most
terrible and dauntless upon earth. Daily it leaves its den and stands at one
of the gates of the city: Nor can any come out or go in till a maiden has
been given up to it; and when it has her in its claws it devours her.Ó ÒLady,Ó said
Tristan, Òmake no mock of me, but tell me straight: Can a man born of woman
kill this thing?Ó ÒFair sir, and
gentle,Ó she said, ÒI cannot say; but this is sure: Twenty knights and tried
have run the venture, because the King of Ireland has published it that he
will give his daughter, Iseult the Fair, to whomsoever shall kill the beast;
but it has devoured them all.Ó Tristan left
the woman and returning to his ship armed himself in secret, and it was a
fine sight to see so noble a charger and so good a knight come out from such
a merchant-hull: but the haven was empty of folk, for the dawn had barely
broken and none saw him as he rode to the gate. And hardly had he passed it,
when he met suddenly five men at full gallop flying towards the town. Tristan
seized one by his hair, as he passed, and dragged him over his mountÕs
crupper and held him fast: ÒGod save you, my lord,Ó said he, Òand whence does
the dragon come?Ó And when the other had shown him by what road, he let him
go. As the monster
neared, he showed the head of a bear and red eyes like coals of fire and
hairy tufted ears; lionÕs claws, a serpentÕs tail, and a griffinÕs body. Tristan
charged his horse at him so strongly that, though the beastÕs mane stood with
fright yet he drove at the dragon: his lance struck its scales and shivered.
Then Tristan drew his sword and struck at the dragonÕs head, but he did not
so much as cut the hide. The beast felt the blow: with its claws he dragged
at the shield and broke it from the arm; then, his breast unshielded, Tristan
used the sword again and struck so strongly that the air rang all round
about: but in vain, for he could not wound and meanwhile the dragon vomited
from his nostrils two streams of loath-some flames, and TristanÕs helm
blackened like a cinder and his horse stumbled and fell down and died; but
Tristan standing on his feet thrust his sword right into the beastÕs jaws,
and split its heart in two. |
DE ZOEKTOCHT
VAN DE DAME MET HET GOUDEN HAAR. Mijne heren,
er waren in de hof van koning Mark vier baronnen, de meest laagste van de
mannen die Tristan haatten met een grote haat vanwege zijn grootheid en de
tedere liefde die de koning hem droeg en goed weet ik hun namen: Andret,
Guenelon, Gondo•ne en Denoalen. Ze wisten dan de koning van plan was om oud
kinderloos te worden en zijn land aan Tristan te laten; en hun afgunst zwol
en door leugens maakten ze de opperhoofden van Cornwall kwaad tegenover
Tristan. Ze zeiden: Ò Er zijn te veel wonderen in het leven van deze man
geweest. Het is wonderlijk genoeg dat hij Morholt versloeg, maar met welke
toverij probeerde hij alleen op de zee op het punt van de dood, of wie van
ons, mijne heren, kan zonder mast of zeil reizen? Ze zeggen dat duivels dat
kunnen. Het was zeker duivels vet
en dat is een duivelse harp dat dagelijks vergif in het hart van de koning
giet. Ziet hoe hij dat hart heeft gebogen door de kracht en ketting van
toverij! Hij zal nog koning zijn mijne heren en u zal een land van een
tovenaar houden. Ze brachten
het grootste deel van de baronnen ertoe zodat die koning Mark dwongen om een
of andere koningsdochter tot vrouw te nemen die hem een erfgenaam zou
schenken of anders dreigden ze dat elke man terug zou keren tot zijn goed en
met hem oorlog te voeren. Maar de koning keerde zich tegen hen en zwoer in
zijn hart dat zo lang als zijn dierbare neef leefde er geen konings dochter
in zijn bed zou komen. Op zijn beurt dreigde Tristan (in zijn schande om te
dienen voor huur) dat als de koning niet aan de baronnen toegaf dat hij over
zee zou gaan om een andere grote koning te dienen. Hierop maakte koning Mark
een termijn met zijn baronnen en gaf hen veertig dagen om zijn beslissing te
horen. Op de afgesproken dag wachtte hij alleen in zijn kamer en peinsde
treurig: ÒWaar zal ik zoÕ n mooie en toch zo ver een koningsdochter vinden
die ik kan veinzen om mijn vrouw te wezen?Ó Net toen hij bij dat raam naar de zee
keek kwamen er twee huiszwaluwen met elkaar ruzie maken. Toen schrokken ze en
vlogen weg maar lieten uit hun bek een vrouwen haar vallen, lang en fijn en
glanzend als een lichtstraal. Koning Mark nam het en riep zijn baronnen en
Tristan en zei: ÒOm u te behagen heren, ik zal een vrouw nemen; maar je moet
haar zoeken die ik heb gekozen.Ó ÓLieve heer, dat wensen we allemaal, Ò
zeiden ze, Ò en wie kan ze zijn?Ó ÓwelÓ, zei hij, Òzij van wie dit haar is,
ik zal ook geen andere nemen.Ó ÒEn vanwaar, heer koning, komt dit
gouden haar; wie heeft het gebracht en uit welk land?Ó ÒHet komt, mijne heren, van de dame
met het gouden haar, de zwaluw bracht het me. Zij weten van welk land het
komt.Ó Toen zagen de baronnen zich bespot en bedrogen en ze keken met een
spotlach naar Tristan want ze dachten dat hij de truc geadviseerd had. Maar
toen Tristan naar het gouden haar had gekeken herinnerde hij zich Isolde de
mooie en lachte en zei: ÒKoning Mark, kan u niet de twijfels van deze heren
zien die me beschamen? Je hebt tevergeefs gezocht. Ik zal de dame met het
gouden haar gaan zoeken. De zoektocht is gevaarlijk; niettemin zal ik, mijn
oom, mijn lichaam en mijn leven opnieuw voor u in gevaar brengen; en dat uw
baronnen weten dat ik u loyaal lief heb neem ik deze eed, of te sterven
tijdens het avontuur of om terug te komen naar dit kasteel Tintagel en de
koningin met het mooie haar terug te brengen. Hij rustte een groot schip uit en
laadde het met koren en wijn, met honing en allerlei goede dingen; hij
bemande het met Governal en honderd jonge ridders van hoge geboorte en
gekozen uit de dapperste en hij kleedde hem in thuis gesponnen jassen en in
haren kleed zodat ze geheel op kooplui leken: maar onder het dek verstopte
hij rijke gouden kleden en scharlaken als van een boodschapper van een grote
koning. Toen het schip op zee kwam vroeg een
roerganger hem: ÒHeer, naar welk land zal ik sturen?Ó ÒMijnheer,Ó zei hij.
Òstuur naar Ierland, recht door naar de haven van Whitehaven. Aanvankelijk liet Tristan de mensen
van Whitehaven geloven dat zijn vrienden kooplui uit Engeland waren die
vreedzaam kwamen om te ruilen; maar toen deze vreemde handelaren de dag
doorbrachten met nutteloze spelletjes als schaak en dobbelen en de stukken
beter te lekken kennen dan de spotprijs van koren was Tristan bang voor
ontdekking en wist niet hoe hij zijn zoektocht voort moest zetten. Nu gebeurde het bij het aanbreken van
de dag dat hij zoÕ n verschrikkelijke kreet hoorde dat men het een
duivelskreet zou noemen: hij had ook nooit zoÕ n bruut gebulder gehoord, zo
verschrikkelijk en vreemd dat het leek. Hij riep een vrouw die langs de haven
liep en zei: ÒVertel me, dame, van waar komt die stem die ik heb gehoord en
verberg me niets.Ó ÒMijn heer, Ò zei ze, Òik zal het u echt vertellen. Het is
het gebrul van een draak, de meest verschrikkelijke en onverschrokken op
aarde. Dagelijks verlaat het zijn hol en staat aan een van de poorten van de
stad; niemand kan er in komen of uitgaan aan geen stadspoort totdat er een
maagd aan gegeven is en wanneer het haar in zijn klauwen heeft dan verslindt
het haar.Õ ÒDameÓ, zei Tristan, Òmaak geen spot
met mij, maar vertel me echt: kan een man uit een vrouw geboren dit ding
doden?Ó ÒAardige en zachtaardige heerÓ, zei
ze; ik weet het niet; maar dit is zeker: Twintig ridders hebben het op zich
genomen en beproefd omdat de koning van Ierland publiceerde dat hij zijn
dochter, Isolde de mooie, geven zal aan wie het beest zal doden; maar het
heeft hen allen verslonden.Ó Tristan verliet de vrouw en bij zijn
terugkomst in het schip wapende hij zich in het geheim en het was een mooi
gezicht zoÕ n nobele strijder en zoÕn goede ridder uit zoÕ n handelschip te
zien komen; maar de haven was leeg van mensen want de dageraad was nauwelijks
aangebroken en niemand zag hem toen hij naar de poort reed. En nauwelijks was
hij er langs gekomen toen hij plotseling vijf mannen ontmoette die in volle
galop naar de stad vlogen. Tristan greep er een bij de haren toen hij voorbij
ging en sleepte hem over de staart van zijn paard en hield hem vast: ÒGod red
u, mijn heer,Ó zei hij: en waar komt de draak vandaan?Ó En toen de ander hem
getoond op welke weg liet hij hem gaan. Toen het monster naderde zag hij een
berenhoofd en rode ogen als kolen van een vuur en harige bossige oren;
leeuwenklauwen, de staart van een slang en het lichaam van een griffioen. Tristan draaide zijn paard zo hard op
hem, hoewel de manen van het beest van schrik stonden en toch naar het beest
reed; zijn lans sloeg op de schubben en trilde. Toen trok Tristan zijn zwaard
en sloeg op het hoofd van de draak, maar dat deed niet zoveel als de huid wat
te snijden. Het beest voelde de slag: met zijn klauwen sloeg hij naar het
schild en brak het van de arm; dan is zijn borst niet beschermd en Tristan
gebruikte weer zijn zwaard en sloeg zo sterk zodat de lucht overal rond
vloog: maar tevergeefs, want hij kon het niet verwonden en ondertussen
braakte de draak uit zijn neusgaten twee stromen van walgelijke vlammen en
Tristan Õs helm werd zwart zoals een sintel en zijn paard struikelde en viel
neer en stierf: maar Tristan stond op zijn voeten en stootte zijn zwaard recht in de kaken
van het beest en spleet zijn hart in twee‘n. |
Then he cut
out the tongue and put it into his hose, but as the poison came against his
flesh the hero fainted and fell in the high grass that bordered the marsh
around. Now the man he
had stopped in flight was the Seneschal of Ireland and he desired Iseult the
Fair: and though he was a coward, he had dared so far as to return with his
companions secretly, and he found the dragon dead; so he cut off its head and
bore it to the King, and claimed the great reward. The King could
credit his prowess but hardly, yet wished justice done and summoned his
vassals to court, so that there, before the Barony assembled, the seneschal
should furnish proof of his victory won. When Iseult
the Fair heard that she was to be given to this coward first she laughed
long, and then she wailed. But on the morrow, doubting some trick, she took
with her Perinis her squire and Brangien her maid, and all three rode
unbeknownst towards the dragonÕs lair: and Iseult saw such a trail on the
road as made her wonder—for the hoofs that made it had never been shod
in her land. Then she came on the dragon, headless, and a dead horse beside
him: nor was the horse harnessed in the fashion of Ireland. Some foreign man
had slain the beast, but they knew not whether he still lived or no. They sought
him long, Iseult and Perinis and Brangien together, till at last Brangien saw
the helm glittering in the marshy grass: and Tristan still breathed. Perinis
put him on his horse and bore him secretly to the womenÕs rooms. There Iseult
told her mother the tale and left the hero with her, and as the Queen
unharnessed him, the dragonÕs tongue fell from his boot of steel. Then, the
Queen of Ireland revived him by the virtue of an herb and said: ÒStranger, I
know you for the true slayer of the dragon: but our seneschal, a felon, cut
off its head and claims my daughter Iseult for his wage; will you be ready
two days hence to give him the lie in battle?Ó ÒQueen,Ó said
he, Òthe time is short, but you, I think, can cure me in two days. Upon the
dragon I conquered Iseult, and on the seneschal perhaps I shall reconquer
her.Ó Then the Queen
brewed him strong brews, and on the morrow Iseult the Fair got him ready a
bath and anointed him with a balm her mother had conjured, and as he looked
at her he thought, ÒSo I have found the Queen of the Hair of Gold,Ó and he
smiled as he thought it. But Iseult, noting it, thought, ÒWhy does he smile,
or what have I neglected of the things due to a guest? He smiles to think I
have for— gotten to burnish his armour.Ó She went and
drew the sword from its rich sheath, but when she saw the splinter gone and
the gap in the edge she thought of the MorholtÕs head. She balanced a moment
in doubt, then she went to where she kept the steel she had found in the
skull and she put it to the sword, and it fitted so that the join was hardly
seen. She ran to
where Tristan lay wounded, and with the sword above him she cried: ÒYou are that Tristan of the Lyonesse,
who killed the Morholt, my motherÕs brother, and now you shall die in your
turn.Ó Tristan strained to ward the blow, but he was too weak; his wit,
however, stood firm in spite of evil and he said: ÒSo be it, let me die: but
to save yourself long memories, listen awhile. KingÕs daughter, my life is
not only in your power but is yours of right. My life is yours because you
have twice returned it me. Once, long ago: for I was the wounded harper whom
you healed of the poison of the MorholtÕs shaft. Nor repent the healing: were
not these wounds had in fair fight? Did I kill the Morholt by treason? Had he
not defied me and was I not held to the defence of my body? And now this
second time also you have saved me. It was for you I fought the beast. ÒBut let us
leave these things. I would but show you how my life is your own. Then if you
kill me of right for the glory of it, you may ponder for long years, praising
yourself that you killed a wounded guest who had wagered his life in your
gaining.Ó Iseult
replied: ÒI hear strange words. Why should he that killed the Morholt seek me
also, his niece? Doubtless because the Morholt came for a tribute of maidens
from Cornwall, so you came to boast returning that you had brought back the
maiden who was nearest to him, to Cornwall, a slave.Ó ÒKingÕs
daughter,Ó said Tristan, ÒNo. É One day two swallows flew, and flew to
Tintagel and bore one hair out of all your hairs of gold, and I thought they
brought me good will and peace, so I came to find you over-seas. See here,
amid the threads of gold upon my coat your hair is sown: the threads are
tarnished, but your bright hair still shines.Ó Iseult put
down the sword and taking up the Coat of Arms she saw upon it the Hair of
Gold and was silent a long space, till she kissed him on the lips to prove
peace, and she put rich garments over him. On the day of
the baronsÕ assembly, Tristan sent Perinis privily to his ship to summon his
companions that they should come to court adorned as befitted the envoys of a
great king. One by one the
hundred knights passed into the hall where all the barons of Ireland stood,
they entered in silence and sat all in rank together: on their scarlet and
purple the gems gleamed. When the King
had taken his throne, the seneschal arose to prove by witness and by arms
that he had slain the dragon and that so Iseult was won. Then Iseult bowed to
her father and said: ÒKing, I have here a man who challenges your seneschal
for lies and felony. Promise that you will pardon this man all his past
deeds, who stands to prove that he and none other slew the dragon, and grant
him forgiveness and your peace.Ó The King said,
ÒI grant it.Ó But Iseult said, ÒFather, first give me the kiss of peace and
forgiveness, as a sign that you will give him the same.Ó Then she found
Tristan and led him before the Barony. And as he came the hundred knights
rose all together, and crossed their arms upon their breasts and bowed, so
the Irish knew that he was their lord. But among the
Irish many knew him again and cried, ÒTristan of Lyonesse that slew the
Morholt!Ó They drew their swords and clamoured for death. But Iseult cried:
ÒKing, kiss this man upon the lips as your oath was,Ó and the King kissed
him, and the clamour fell. Then Tristan
showed the dragonÕs tongue and offered the seneschal battle, but the
seneschal looked at his face and dared not. Then Tristan
said: ÒMy lords, you have said it, and it is truth: I killed the Morholt. But
I crossed the sea to offer you a good blood-fine, to ransom that deed and get
me quit of it. ÒI put my body
in peril of death and rid you of the beast and have so conquered Iseult the
Fair, and having conquered her I will bear her away on my ship. ÒBut that
these lands of Cornwall and Ireland may know no more hatred, but love only,
learn that King Mark, my lord, will marry her. Here stand a hundred knights
of high name, who all will swear with an oath upon the relics of the holy
saints, that King Mark sends you by their embassy offer of peace and of
brotherhood and goodwill; and that he would by your courtesy hold Iseult as
his honoured wife, and that he would have all the men of Cornwall serve her
as their Queen.Ó When the lords
of Ireland heard this they acclaimed it, and the King also was content. Then, since
that treaty and alliance was to be made, the King her father took Iseult by
the hand and asked of Tristan that he should take an oath; to wit that he
would lead her loyally to his lord, and Tristan took that oath and swore it
before the knights and the Barony of Ireland assembled. Then the King put
IseultÕs right hand into TristanÕs right hand, and Tristan held it for a
space in token of seizin for the King of Cornwall. So, for the love of King Mark,
did Tristan conquer the Queen of the Hair of Gold. |
Toen sneed hij
de tong eruit en deed het in zijn laars, maar toen het gif aan zijn vlees
kwam viel de held flauw en viel in het hoge gras dat rond het moeras stond. Nu de man die hij tijdens zijn vlucht
had tegen gehouden was de gouverneur van Ierland en hij wenste Isolde de
mooie; en ofschoon hij een lafaard was durfde hij het toch aan in het geheim
met zijn metgezellen terug te keren en vond de dode draak; zo sneed hij zijn
hoofd af en droeg het naar de koning en claimde de grote beloning. De koning kon zijn bekwaamheid maar
nauwelijks erkennen, maar wenste eerst gerechtigheid te doen en daagde zijn
vazallen bij het hof zodat daar voordat de baronnen bijeen kwamen de
gouverneur het bewijs van zijn gewonnen overwinning moest leveren. Toen Isolde de mooie hoorde dat ze
aan een lafaard was gegeven lachte ze eerst lang en dan jammerde ze. Maar de
volgende dag twijfelde ze aan een of andere truc en nam ze met haar mee
Perinis, haar schildknaap, en Brangien, haar meid, en alle drie reden zonder
het medeweten naar het drakenhol; en Isolde zag zoÕ n spoor op de weg
waardoor ze zich afvroeg-want de hoeven die het gemaakt hadden waren nooit in
haar land gemaakt. Toen kwam ze bij de draak, zonder hoofd, met een dood
paard naast hem; het paard was niet geharnast op de manier van Ierland. Een
buitenlandse man had het beest gedood, maar ze wisten niet of hij nog leefde
of niet. Ze zochten hem lang, Isolde en
Perinis en Brangien tezamen totdat tenslotte Brangien de helm zag glinsteren
in het moerasachtige gras; en Tristan ademde nog steeds. Perinis zette hem op
zijn paard en droeg hem heimelijk naar de vrouwen kamers. Daar vertelde Isolde haar moeder het
verhaal en liet de held bij haar en toen de koningin hem het harnas afdeed
viel de tong van de draak uit de stalen laars. Toen herstelde de koningin van
Ierland hem door de kracht van een kruid en zei: ÒVreemdeling, ik ken jou
voor de echte doder van de draak; maar onze gouverneur, een misdadiger, sneed
zijn hoofd af en claimt mijn dochter Isolde als loon; zal je in twee dagen
klaar zij om hem de leugen in de strijd te geven?Ó ÒKoningin,Ó zei hij, Ò de tijd is
kort maar u, denk ik, kan me in twee dagen genezen. Op de draak veroverde ik
Isolde en op de maarschalk zal ik haar misschien heroveren.Õ Toen brouwde de
koningin voor hem een sterk brouwsel en op de morgen gaf Isolde de mooie hem
een bad en zalfde hem met een balsem die haar moeder had samen gesteld en
toen hij naar haar keek dacht hij: Dus ik heb de vrouw met het gouden haar
gevondenÓ en hij glimlachte toen hij het dacht. Maar Isolde die het opmerkte
dacht: ÒWaarom glimlacht hij of wat heb ik verwaarloosd van de dingen die men
een gast aan te bieden heeft? Hij lacht omdat hij denkt dat ik vergeten heb
zijn wapenuitrusting te polijsten.Õ Ze ging en trok het zwaard uit de
rijke schede, maar toen ze zag dat de splinter verdwenen was en de opening
aan de rand dacht ze aan het hoofd van Morholt. Ze balanceerde een moment in
twijfel, toen ging ze naar de plaats waar ze de staal had bewaard die ze in
de schedel gevonden had en legde het op het zwaard en het paste zo goed dat
de verbinding nauwelijks te zien was. Ze rende naar de plek waar Tristan
gewond lag en met het zwaard boven hem riep ze: Jij bent die Tristan van Lyon
die Morholt doodde, de broer van mijn moeder en nu zal je op jouw beurt
sterven.Õ Tristan spande zich in om de slag op te vangen, maar hij was te
zwak; zijn verstand standvastig ondanks het gevaar en hij zei: ÔLaat maar, ik
zal sterven, maar om lange herinneringen te besparen luister eens. Konings
dochter, mij leven is niet alleen in jouw macht, maar is ook van jou. Mijn
leven is van jou omdat je het me twee keer hebt terug gegeven. Eens, lang
geleden: want ik was de gewonde harpist die je hebt genezen van het gif van
de schacht van Morholt. Nog berouw van de genezing; waren deze wonden niet in
een eerlijk gevecht: Heb ik Morholt gedood door verraad? Had hij me niet
getart en was ik niet gehouden om mijn lichaam te verdedigen? En nu de tweede
keer heb je me ook gered. Het was voor jou, ik vocht tegen het beest. ÒMaar laten we deze dingen achter
laten. Ik wilde je alleen maar laten zien dat mijn leven van jou is. Als je
me dan van rechtswege doodt voor de glorie er van kan je lang nadenken en je
zelf prijzen dat je een gewonde gast gedood hebt die zijn leven had ingezet
voor jouw winst. Isolde antwoorde: ÒIk hoor vreemde
woorden. Waarom zou hij die Morholt doodde mij alzo zoeken, zijn nicht?
Zonder twijfel omdat Morholt kwam voor de tribuut van maagden uit Cornwall,
zo kwam u om zich beroemen dat u de maagd terug bracht die het dichts bij hem
was naar Cornwall als een slaaf.Ó ÒKonings dochterÓ zei Tristan ÒNeeÉ
op een dag vlogen twee zwaluwen en vlogen naar Tintagel en droegen een haar
uit je gouden haren en ik dacht dat ze me goed en vrede brachten zo kwam ik
over zee om je te vinden. Zie hier, te midden van de gouddraden op mijn
schild op de jas is jouw haar gezaaid; de draden zijn bezoedeld, maar jouw
heldere haar schijnt nog steeds.Õ Isolde legde het zwaard neer en nam
de schild van de jas en zag er op het Gouden Haar en was een lange tijd stil,
totdat ze hem op de lippen kuste om vrede te bewijzen en ze legde rijke
kleren op hem. Op de dag van de vergadering van de
baronnen stuurde Tristan Perinis heimelijk naar zijn schip om zijn
metgezellen op te roepen dat ze naar de rechtbank moesten komen en gekleed
zoals bij de gezanten van een grote koning. Een voor een gingen de honderd
ridders de hal binnen waar alle baronnen van Ierland stonden, ze gingen
zwijgend naar binnen en zaten allemaal in rijen tezamen, op hun scharlaken en
paars blonken de edelstenen. Toen de koning op zijn troon zat
stond de gouverneur op om met getuigen en met wapens te bewijzen dat hij de
draak gedood had en dat zo Isolde gewonnen was. Toen boog Isolde zich naar
haar vader en zei: ÒKoning, ik heb hier een man die uw gouverneur uitdaagt
vanwege leugens en misdrijven. Beloof dat je deze man al zijn vroegere daden
vergeven zal, die staat om te bewijzen dat hij en geen ander de draak
verslagen heeft en dat je hem vergiffenis en je vrede schenkt.Ó De koning zei: ÒIk vergun het.Ó Maar
Isolde zei: ÒVader geef me eerst de kus van vrede en vergeving als een teken
dat u hem hetzelfde zal geven.Õ Toen vond ze Tristan en leidde hem
voor de baronnen. En toen hij kwam stonden de honderd ridders allemaal op en
strekten hun armen op hun borst en bogen zodat de Ieren wisten dat hij hun
heer was. Maar onder de Ieren kenden veel hem
en riepen: ÒTristan van Lyon die Morholt sloeg.Ó Ze trokken hun zwaarden en
schreeuwden om dood. Maar Isolde riep: ÒKoning, kus deze man op de lippen
zoals uw eed was,Õ en de koning kuste hem en het geroep hield op. Toen toonde Tristan de drakentong en
bood de gouverneur een strijd, maar de gouverneur keek naar zijn gezicht en durfde
niet. Toen zei Tristan: ÒMijne heren u hebt
gezegd en het is waar: Ik doodde Morholt. Maar ik stak de zee over om u een
bloed boete te doen om die daad te vergen en ermee op te houden. ÒIk zette
mijn lichaam in gevaar van de dood en hebt u van het beest bevrijd en zo
Isolde de mooie veroverd en wil haar meenemen op mijn schip. ÒMaar dat deze
landen, Cornwall en Ierland, geen haat meer kennen maar alleen liefde, leer
dat koning Mark, mijn heer, met haar zal trouwen. Hier staan honderd ridders
van hoge naam en die allen zullen met een eed zweren op de relikwie‘n van de
heilige heiligen dat koning Mark u zendt met het aanbod van hun ambassade van
vrede en van broederschap en goede wil: en dat hij door uw beleefdheid Isolde
als zijn ge‘erde vrouw zal houden en dat hij wil dat alle manen van Cornwall
haar als hun koningin zullen dienen.Ó Toen de heren van Ierland dit hoorden
juichten zij het toe en de koning was ook tevreden. Toen dat verdrag en de alliantie was
gesloten nam haar vader de koning Isolde bij de hand en vroeg Tristan dat hij
een eed zou afleggen; te getuigen dat hij haar loyaal naar zijn heer zou
brengen en Tristan deed de eed en zwoer het voor de ridders en de verzamelde
baronnen van Ierland. Toen plaatste de koning de rechterhand van Isolde in
Tristan zijn rechterhand en Tristan hield het voor een plaats als teken van
inbeslagneming voor de koning van Cornwall. Dus, uit liefde voor koning Mark,
veroverde Tristan de koningin met het haar van goud. |
THE TALL PINE-TREE As King Mark
came down to greet Iseult upon the shore, Tristan took her hand and led her
to the King and the King took seizin of her, taking her hand. He led her in
great pomp to his castle of Tintagel, and as she came in hall amid the
vassals her beauty shone so that the walls were lit as they are lit at dawn.
Then King Mark blessed those swallows which, by happy courtesy, had brought
the Hair of Gold, and Tristan also he blessed, and the hundred knights who,
on that adventurous bark, had gone to find him joy of heart and of eyes; yet
to him also that ship was to bring sting, torment and mourning. And on the
eighteenth day, having called his Barony together he took Iseult to wife. But
on the wedding night, to save her friend, Brangien took her place in the
darkness, for her remorse demanded even this from her; nor was the trick
discovered. Then Iseult
lived as a queen, but lived in sadness. She had King MarkÕs tenderness and
the baronsÕ honour; the people also loved her; she passed her days amid the
frescoes on the walls and floors all strewn with flowers; good jewels had she
and purple cloth and tapestry of Hungary and Thessaly too, and songs of
harpers, and curtains upon which were worked leopards and eagles and
popinjays and all the beasts of sea and field. And her love too she had, love
high and splendid, for as is the custom among great lords, Tristan could ever
be near her. At his leisure and his dalliance, night and day: for he slept in
the KingÕs chamber as great lords do, among the lieges and the councillors.
Yet still she feared; for though her love were secret and Tristan unsuspected
(for who suspects a son?) Brangien knew. And Brangien seemed in the QueenÕs
mind like a witness spying; for Brangien alone knew what manner of life she
led, and held her at mercy so. And the Queen thought Ah, if some day she
should weary of serving as a slave the bed where once she passed for Queen É
If Tristan should die from her betrayal! So fear maddened the Queen, but not
in truth the fear of Brangien who was loyal; her own heart bred the fear. Not Brangien
who was faithful, not Brangien, but themselves had these lovers to fear, for
hearts so stricken will lose their vigilance. Love pressed them hard, as
thirst presses the dying stag to the stream; love dropped upon them from high
heaven, as a hawk slipped after long hunger falls right upon the bird. And
love will not be hidden. Brangien indeed by her prudence saved them well, nor
ever were the Queen and her lover unguarded. But in every hour and place
every man could see Love terrible, that rode them, and could see in these
lovers their every sense overflowing like new wine working in the vat. The four
felons at court who had hated Tristan of old for his prowess, watched the
Queen; they had guessed that great love, and they burnt with envy and hatred and
now a kind of evil joy. They planned to give news of their watching to the
King, to see his tenderness turned to fury, Tristan thrust out or slain, and
the Queen in torment; for though they feared Tristan their hatred mastered
their fear; and, on a day, the four barons called King Mark to parley, and
Andret said: ÒFair King, your heart will be troubled and we four also mourn;
yet are we bound to tell you what we know. You have placed your trust in
Tristan and Tristan would shame you. In vain we warned you. For the love of
one man you have mocked ties of blood and all your Barony. Learn then that
Tristan loves the Queen; it is truth proved and many a word is passing on it
now.Ó The royal King
shrank and answered: ÒCoward! What thought was that? Indeed I have placed my
trust in Tristan. And rightly, for on the day when the Morholt offered combat
to you all, you hung your heads and were dumb, and you trembled before him;
but Tristan dared him for the honour of this land, and took mortal wounds.
Therefore do you hate him, and therefore do I cherish him beyond thee,
Andret, and beyond any other; but what then have you seen or heard or known?Ó
ÒNaught, lord,
save what your eyes could see or your ears hear. Look you and listen, Sire,
if there is yet time.Ó And they left
him to taste the poison. Then King Mark
watched the Queen and Tristan; but Brangien noting it warned them both and
the King watched in vain, so that, soon wearying of an ignoble task, but
knowing (alas!) that he could not kill his uneasy thought, he sent for
Tristan and said: ÒTristan, leave this castle; and having left it, remain
apart and do not think to return to it, and do not repass its moat or
boundaries. Felons have charged you with an awful treason, but ask me
nothing; I could not speak their words without shame to us both, and for your
part seek you no word to appease. I have not believed them É had I done so É
But their evil words have troubled all my soul and only by your absence can
my disquiet be soothed. Go, doubtless I will soon recall you. Go, my son, you
are still dear to me. When the
felons heard the news they said among themselves, ÒHe is gone, the wizard; he
is driven out. Surely he will cross the sea on far adventures to carry his
traitor service to some distant King.Ó But Tristan
had not strength to depart altogether; and when he had crossed the moats and
boundaries of the Castle he knew he could go no further. He stayed in
Tintagel town and lodged with Gorvenal in a burgessÕ house, and languished
oh! more wounded than when in that past day the shaft of the Morholt had
tainted his body. In the close
towers Iseult the Fair drooped also, but more wretched still. For it was hers
all day long to feign laughter and all night long to conquer fever and
despair. And all night as she lay by King MarkÕs side, fever still kept her
waking, and she stared at darkness. She longed to fly to Tristan and she
dreamt dreams of running to the gates and of finding there sharp scythes,
traps of the felons, that cut her tender knees; and she dreamt of weakness
and falling, and that her wounds had left her blood upon the ground. Now
these lovers would have died, but Brangien succoured them. At peril of her
life she found the house where Tristan lay. There Gorvenal opened to her very
gladly, knowing what salvation she could bring. So she found
Tristan, and to save the lovers she taught him a device, nor was ever known a
more subtle ruse of love. Behind the
castle of Tintagel was an orchard fenced around and wide and all closed in
with stout and pointed stakes and numberless trees were there and fruit on
them, birds and clusters of sweet grapes. And furthest from the castle, by
the stakes of the pallisade, was a tall pine-tree, straight and with heavy
branches spreading from its trunk. At its root a living spring welled calm
into a marble round, then ran between two borders winding, throughout the
orchard and so, on, till it flowed at last within the castle and through the
womenÕs rooms. |
DE GROTE
PIJNBOOM. Toen koning
Mark kwam om Isolde aan de kust te begroeten nam Tristan haar hand en leidde
haar naar de koning en de koning nam haar waar en nam haar hand. Hij leidde
haar met grote pracht naar zijn kasteel Tintagel en toen zij in de hal te
midden van de vazallen kwam scheen haar schoonheid zodat de muren verlicht
werden zoals ze verlicht werden met de zonsopgang. Toen zegende koning Mark
de zwaluwen die met hoffelijke beleefdheid het gouden haar hadden gebracht en
ook Tristan zegende hij en de honderd ridders die op het avontuurlijke schip
waren gegaan om voor hem vreugde van het hart en ogen te vinden, ook tot hem
zou dat schip alzo steken brengen, pijniging en rouw. En op de
achttiende dag nadat hij zijn baronnen had samengeroepen nam hij Isolde tot
vrouw. Maar op de huwelijksnacht, om haar vriendin te redden, nam Brangien
haar plaats in de duisternis in want haar berouw eiste zelfs dit van haar en
de truc werd niet ontdekt. Toen leefde Isolde als een koningin,
maar ze leefde in droefheid. Ze had de tederheid van koning Mark en de eer
van de baronnen de mensen hielden ook van haar; ze bracht haar dagen door te
midden van de frescoÕ s op de muren en vloeren die bezaaid waren met bloemen;
goede juwelen had ze en paarse stoffen en wandtapijten uit Hongarije en
Thessali‘, liederen van harpen en gordijnen waarop arenden, luipaarden en
papegaaien en alle beesten van het veld en de zee waren verwerkt. En haar
liefde had zij ook, hoge en prachtige liefde want zoals de gewoonte bij de
grote heren is zou Tristan nooit bij haar in de buurt kunnen zijn. Op zijn
gemak en zijn rust, dag en nacht; want hij sliep in de kamer van de koning
zoals grote heren doen, tussen de leenheren en raadsheren. Toch was ze nog
steeds bang, want hoewel hun liefde geheim was en Tristan niet verdacht werd
(want wie verdenkt een zoon?) wist Brangien het. En Brangien leek in de
gedachten van de koningin als een getuige die spioneerde; want alleen
Brangien wist wat manier van leven ze leidde en hield haar zo ter harte. En
de koningin dacht ah, als ze op een dag zou willen dienen als een slaaf op
het bed waar ze eens als koningin diendeÉ.als Tristan sterven zou voor haar
verraad! Dus vreesde de koningin die gekte, maar niet de angst voor Brangien
die loyaal was; haar eigen hart broedde het gevaar. Niet Brangien die trouw was, niet
Brangien, maar zij zelf had deze
liefde te vrezen want harten die zo getroffen worden zullen hun waakzaamheid
verliezen. De liefde drukte ze hard omdat de dorst het stervende hert in de
beek duwt; de liefde viel op hen vanuit de hoge hemel zoals een havik na lange
honger op de vogel duikt. En liefde wil niet verborgen blijven. Brangien redden hen goed door haar
voorzichtigheid, maar nooit waren de koningin en haar geliefde zonder
bewaking. Maar op elk uur en elke plaats kon iedereen die verschrikkelijke
liefde zien die hen bereed en in deze geliefden kon men zien hoe hun gevoel
overvloeide zoals nieuwe wijn die in het vat werkt. De vier misdadigers aan het hof die
Tristan al vanouds hadden gehaat vanwege zijn bekwaamheid keken naar de
koningin: ze hadden die grote liefde geraden en brandden van afgunst en haat
en nu van een soort kwaadaardige vreugde. Ze waren van plan het nieuws van
hun waakzaamheid over te brengen bij de koning om te zien hoe zijn tederheid
in woede zou veranderen en Tristan afstoten of doden en de koningin in
kwelling; en ofschoon ze bang waren voor Tristan, hun gehate meester
vreesden, en op een dag riepen de vier baronnen koning Mark tot een
conferentie en Andret zei: ÒLiefelijke koning, je hart zal in verwarring
raken en ook wij vier treuren; toch zijn we gebonden om je te vertellen wat
we weten. Je hebt je vertrouwen in Tristan gesteld en Tristan zou je
beschamen. Tevergeefs hebben we je gewaarschuwd. Vanwege de liefde voor een
man heb je bloed laten storten en al je baronnen bespot. Leer dan dat Tristan
van de koningin houdt; het is waarheidsgetrouw en veel wordt er nu van
gezegd.Ó De koninklijke koning kromp ineen en
antwoorde: ÒLafaard! Wat voor gedachte is dit? Inderdaad ik heb mijn
vertrouwen in Tristan gesteld. En terecht, want op de dag dat Morholt u allen
een gevecht aanbood draaide u uw hoofd om en was stom en jullie beefden voor
hem; maar Tristan daagde hem uit vanwege de eer van dit land en nam
sterfelijke wonden. Daarom haat je hem en daarom koester ik hem meer dan u,
Andret, en meer dan wie dan ook; maar wat heb je dan gezien, gehoord en
gekend?Ó ÒNiets, heer, behalve wat uw ogen
konden zien of uw oren horen. Kijk en luister Sire, als er nog tijd is.Õ En
ze lieten hem achter om van het gif te proeven. Toen lette koning Mark op de koningin
en Tristan; maar Brangien merkte het op zodat ze hen allebei waarschuwde en
de koning tevergeefs keek zodat hij weldra van zijn onedele taak uitgeput was
maar wist (helaas!) dat hij zijn ongemakkelijke gedachte niet doden kon en
liet Tristan komen en zei: ÒTristan, verlaat dit kasteel en als je het
verlaten hebt blijf weg en denk er niet aan terug te komen en ga niet voorbij
zijn gracht of grenzen. Misdadigers hebben je een vreselijk hoogverraad
opgelegd, maar vraag me niets; ik kan hun woorden niet uitspreken zonder ons
beide te beschamen en van jouw kant zoek ik geen woorden om te sussen. Ik heb
ze niet geloofdÉals ik dat al gedaan hadÉMaar hun kwade woorden hebben mijn
hele ziel in de war gebracht en alleen door jouw afwezigheid kan mijn onrust
gekalmeerd worden. Ga, ik zal je ongetwijfeld snel terughalen. Ga, mijn zoon,
je bent me nog steeds dierbaar. Toen de misdadigers het nieuws
hoorden zeiden ze onder elkaar; Hij is verdwenen, de tovenaar; hij is
verdreven. Zeker zal hij de zee oversteken op verre avonturen om zijn
verradersdienst naar een verre koning te brengen.Ó Maar Tristan had niet de kracht om
helemaal te vertrekken; toen hij de slotgracht en de grenzen van het kasteel
overgetrokken was wist hij dat hij niet verder kon gaan. Hij bleef in het
stadje Tintagel en overnachtte bij Gorvenal in een burger huis en kwijnde
weg, oh! Meer gewond dan toen in die laatste dagen toen de schacht van
Morholt zijn lichaam had aangetast. In de nabije toren treurde Isolde de
mooie ook, maar nog ellendiger. Want ze moest de hele dag doen alsof ze
lachte en alle nachten om koorts en wanhoop te overwinnen. En de hele nacht,
terwijl ze naast koning Mark lag, hield de koorts haar steeds wakker en
staarde ze in de duisternis. Ze verlangde ernaar om naar Tristan te vliegen
en droomde dromen om naar de poorten te rennen en daar hun scherpe zeisen te
vinden, de vallen van de misdadigers die haar zachte knie‘n doorsneden; en ze
droomde van zwakte en vallen en dat haar wonden haar bloed op de grond
achterlieten. Nu zouden deze minnaars gestorven zijn, maar Brangien heeft ze
geholpen. Op gevaar van haar leven vond ze het huis waar Tristan lag.
Governal ontving haar zeer blij
want die wist dat ze redding kon brengen. Zo vond ze Tristan en om de geliefden
te redden leerde ze hem een hulpmiddel, nooit was er ooit een meer subtiele
list van liefde bekend. Achter het kasteel Tintagel was een
omheinde boomgaard die breed was en alles ingesloten met stevige en puntige
staken en er stonden talloze bomen met vruchten, vogels en trossen zoete
druiven. En het verst verwijderd van het kasteel was bij de staken van de
palissade een hoge pijnboom, recht en met zware takken die zich uit de stam
verspreidden. Aan zijn wortels welde een levendige bron kalm in marmer rond
en draaide tussen twee borders, door de boomgaard en zo verder totdat het
tenslotte in het kasteel stroomde en door de vrouwenkamers. |
And every
evening, by BrangienÕs counsel, Tristan cut him twigs and bark, leapt the sharp
stakes and, having come beneath the pine, threw them into the clear spring;
they floated light as foam down the stream to the womenÕs rooms; and Iseult
watched for their coming, and on those evenings she would wander out into the
orchard and find her friend. Lithe and in fear would she come, watching at
every step for what might lurk in the trees observing, foes or the felons
whom she knew, till she spied Tristan; and the night and the branches of the
pine protected them. And so she
said one night: ÒOh, Tristan, I have heard that the castle is fa‘ry and that
twice a year it vanishes away. So is it vanished now and this is that
enchanted orchard of which the harpers sing.Ó And as she said it, the
sentinels bugled dawn. Iseult had
refound her joy. MarkÕs thought of ill-ease grew faint; but the felons felt
or knew which way lay truth, and they guessed that Tristan had met the Queen.
Till at last Duke Andret (whom God shame) said to his peers: ÒMy lords, let
us take counsel of Frocin the Dwarf; for he knows the seven arts, and magic
and every kind of charm. He will teach us if he will the wiles of Iseult the
Fair.Ó The little
evil man drew signs for them and characters of sorcery; he cast the fortunes
of the hour and then at last he said: ÒSirs, high good lords, this night
shall you seize them both.Ó Then they led
the little wizard to the King, and he said: ÒSire, bid your huntsmen leash
the hounds and saddle the horses, proclaim a seven daysÕ hunt in the forest
and seven nights abroad therein, and hang me high if you do not hear this
night what converse Tristan holds.Ó So did the
King unwillingly; and at fall of night he left the hunt taking the dwarf in
pillion, and entered the orchard, and the dwarf took him to the tall
pine-tree, saying: ÒFair King, climb into these branches and take with you
your arrows and your bow, for you may need them; and bide you still.Ó That night the
moon shone clear. Hid in the branches the King saw his nephew leap the
pallisades and throw his bark and twigs into the stream. But Tristan had bent
over the round well to throw them and so doing had seen the image of the
King. He could not stop the branches as they floated away, and there, yonder,
in the womenÕs rooms, Iseult was watching and would come. She came, and
Tristan watched her motionless. Above him in the tree he heard the click of
the arrow when it fits the string. She came, but
with more prudence than her wont, thinking, ÒWhat has passed, that Tristan
does not come to meet me? He has seen some foe.Ó Suddenly, by the
clear moonshine, she also saw the KingÕs shadow in the fount. She showed the
wit of women well, she did not lift her eyes. ÒLord God,Ó
she said, low down, grant I may be the first to speak.Ó ÒTristan,Ó she
said, Òwhat have you dared to do, calling me hither at such an hour? Often
have you called me —to beseech, you said. And Queen though I am, I know
you won me that title—and I have come. What would you?Ó ÒQueen, I
would have you pray the King for me.Ó She was in
tears and trembling, but Tristan praised God the Lord who had shown his
friend her peril. ÒQueen,Ó he
went on, Òoften and in vain have I summoned you; never would you come. Take
pity; the King hates me and I know not why. Perhaps you know the cause and can
charm his anger. For whom can he trust if not you, chaste Queen and
courteous, Iseult?Ó ÒTruly, Lord
Tristan, you do not know he doubts us both. And I, to add to my shame, must
acquaint you of it. Ah! but God knows if I lie, never went cut my love to any
man but he that first received me. And would you have me, at such a time,
implore your pardon of the King? Why, did he know of my passage here to-night
he would cast my ashes to the wind. My body trembles and I am afraid. I go,
for I have waited too long.Ó In the
branches the King smiled and had pity. And as Iseult
fled: ÒQueen,Ó said Tristan, Òin the LordÕs name help me, for charity.Ó ÒFriend,Ó she
replied, ÒGod aid you! The King wrongs you but the Lord God will be by you in
whatever land you go.Ó So she went
back to the womenÕs rooms and told it to Brangien, who cried: ÒIseult, God
has worked a miracle for you, for He is compassionate and will not hurt the
innocent in heart.Ó And when he
had left the orchard, the King said smiling: ÒFair nephew, that ride you
planned is over now.Ó But in an open
glade apart, Frocin, the Dwarf, read in the clear stars that the King now
meant his death; he blackened with shame and fear and fled into Wales. |
En elke avond,
door de raad van Brangien, sneed Tristan takjes en bast af, sprong over de
scherpe staken en kwam onder de den en gooide ze in de heldere bron; ze
dreven licht als schuim in de stroom naar de vrouwenkamers; en Isolde keek
naar hun komst en op die avond liep ze naar de boomgaard en vond haar vriend.
Verlegen en in angst wilde ze komen en lette op elke stap voor wat er
verborgen kon zijn in de observatie van de bomen, vijanden of misdadigers die
ze kende totdat ze Tristan zag; en de nacht en de takken van de den
beschermden hen. En zo zei ze
op een avond: ÒOh Tristan, ik heb gehoord dat het kasteel betoverd is en twee
keer per jaar verdwijnt. Zo is het nu verdwenen en dit is de betoverde
boomgaard waarvan de harpisten zingen. Ò En terwijl ze het zei bliezen de
schildwachten het ochtendgloren. Isolde had haar vreugde hervonden.
MarkÕ s gedachte van ongemak werd vager; maar de misdadigers voelden of
wisten waar de waarheid lag en ze vermoedden dat Tristan de koningin ontmoet
had. Totdat eindelijk de hertog Andret zei (waarvan God zich schaamt) tot
zijn collegaÕ s.Ó Mijne heren laat ons raad vragen bij Frocin de dwerg; want
hij kent zeven kunsten en magie en alle soorten betovering. Hij zal ons
leren, als hij wil, de kunsten van Isolde de mooie.Õ De kleine slechte man tekende voor
hen tekens van toverij; hij gooide het fortuin van het uur en tenslotte zei
hij: ÒHeren, hoge goede heren, deze nacht zal u ze allebei grijpen.ÔÕ Toen leidden ze de kleine tovenaar
naar de koning en hij zei: ÒSire vraag uw jagers de honden aan de riemen te
binden en zadel de paarden, roep een jacht van zeven dagen en zeven nachten
in het bos en zeven nachten in het buitenland en hang me hoog als je deze
nacht niet hoort welk gesprek Tristan houdt. Dat deed de koning niet graag; en bij
het vallen van de nacht verliet hij de jacht, nam de duivelse dwerg en ging
de boomgaard in en de dwerg nam hem mee naar de hoge pijnboom en zei:
Eerwaardige koning, klim in deze takken en neem uw pijlen en boog want u hebt
ze misschien nodig en wacht rustig. Die nacht scheen de maan helder.
Verborgen in de takken zag de koning dat zijn neef op de palissaden sprong en
schors en takjes in de beek gooide. Maar Tristan had zich goed gebogen om ze
te gooien en had het beeld van de koning gezien. Hij kon de takken niet
stoppen toen ze weg dreven en daarginds, in de vrouwenkamer, keek Isolde die
wachtte wat er zou komen. Ze kwam en Tristan wachtte haar
bewegingloos op. Boven hem in de boom
hoorde hij de klik van de pijl als het in de snaar wordt gestoken. Ze kwam maar met meer voorzichtigheid
dan haar gewoonte was en dacht: ÒWat is er gebeurd dat Tristan niet bij mij
komt? Hij heeft hij een vijand gezien.Ó Plotseling zag ze door de heldere
maneschijn de schaduw van de koning in de bron. Ze toonde goed de humor van
de vrouwen en tilde haar ogen niet op. ÒHeer GodÓ, zei ze diep van binnen
geef ik toe dat ik de eerste ben om te spreken.Ó ÒTristanÓ, zei ze, Òwat heb je durven
te doen om me op dit uur hier te roepen? Vaak heb je me geroepen-om te smeken
zeg je. En koningin, hoewel ik dat ben en ik weet dat jij me die titel hebt
gegeven- en ik ben gekomen. Wat wil je?Ó ÒKoningin ik wil dat u de koning voor
me bidtÓ. Ze was in tranen en trilde, maar
Tristan prees God de Heer die zijn vriend het gevaar had getoond. ÒKoningin,Ó ging hij verder, Òvaak en
tevergeefs heb ik u geroepen; nooit wilde u komen. Heb medelijden; de koning
haat me en ik weet niet waarom. Misschien ken je de oorzaak en kan je zijn
woede kalmeren. Want wie kan hij vertrouwen zoals jij kuise en hoffelijke
koningin Isolde?Ó ÒEcht waar, heer Tristan, u weet niet
dat hij aan ons beiden twijfelt. En ik, om aan mijn schaamte toe te voegen
moet u ervan op de hoogte brengen. Ah! Maar God weet of ik lieg, ik heb nooit
mijn liefde aan iemand gegeven, maar aan hem die me eerst ontving. En wil u
dat ik op zoÕ n moment uw gratie van de koning smeek? Welnu, wist hij van
mijn passage hier in de nacht hij zou mijn as in de wind werpen. Mijn lichaam
trilt en ik ben bang. Ik ga want ik heb hier te lang gewacht.Ó In de takken glimlachte de koning en
had medelijden. En terwijl Isolde vluchtte:
ÒKoningin,Ó zei Tristan, Òhelp me in de naam van de Heer, voor de
naastenliefde.Ó ÒVriendÓ antwoordde ze,Ó God helpt
je! De koning doet je onrecht, maar de Heer God zal met je zijn in welk land
dat je gaat.Ó Dus ging ze terug naar de vrouwenkamers
en vertelde het Brangien, die riep: ÒIsolde, God heeft een wonder voor je
bewerkt want hij is medelevend en zal de onschuldigen niet in hun hart
kwetsen. En toen hij de boomgaard had verlaten
zei de koning glimlachend: Lieve neef, de rit die je gepland hebt is nu
voorbij.Ó Maar in een open plek in het bos las
Focin, de dwerg, in de heldere sterren dat de koning nu zijn dood bedoelde;
hij werd zwart van schaamte en angst en vluchtte naar Wales. |
THE CHANTRY LEAP Dark was the
night, and the news ran that Tristan and the Queen were held and that the
King would kill them; and wealthy burgess, or common man, they wept and ran
to the palace. And the
murmurs and the cries ran through the city, but such was the KingÕs anger in
his castle above that not the strongest nor the proudest baron dared move
him. Night ended
and the day drew near. Mark, before dawn, rode out to the place where he held
pleas and judgment. He ordered a ditch to be dug in the earth and knotty
vine-shoots and thorns to be laid therein. At the hour of
Prime he had a ban cried through his land to gather the men of Cornwall; they
came with a great noise and the King spoke them thus: ÒMy lords, I have made
here a faggot of thorns for Tristan and the Queen; for they have fallen.Ó But they cried
all, with tears: ÒA sentence,
lord, a sentence; an indictment and pleas; for killing without trial is shame
and crime.Ó But Mark
answered in his anger: ÒNeither respite, nor delay, nor pleas, nor sentence.
By God that made the world, if any dare petition me, he shall burn first!Ó He ordered the
fire to be lit, and Tristan to be called. The flames
rose, and all were silent before the flames, and the King waited. The servants
ran to the room where watch was kept on the two lovers; and they dragged
Tristan out by his hands though he wept for his honour; but as they dragged
him off in such a shame, the Queen still called to him: ÒFriend, if I die
that you may live, that will be great joy.Ó Now, hear how
full of pity is God and how He heard the lament and the prayers of the common
folk, that day. For as Tristan
and his guards went down from the town to where the faggot burned, near the
road upon a rock was a chantry, it stood at a cliffÕs edge steep and sheer,
and it turned to the sea-breeze; in the apse of it were windows glazed. Then
Tristan said to those with him: ÒMy lords, let me enter this chantry, to pray
for a moment the mercy of God whom I have offended; my death is near. There
is but one door to the place, my lords, and each of you has his sword drawn.
So, you may well see that, when my prayer to God is done, I must come past
you again: when I have prayed God, my lords, for the last time. And one of the
guards said: ÒWhy, let him go in.Ó So they let
him enter to pray. But he, once in, dashed through and leapt the altar rail
and the altar too and forced a window of the apse, and leapt again over the
cliffÕs edge. So might he die, but not of that shameful death before the
people. Now learn, my
lords, how generous was God to him that day. The wind took TristanÕs cloak
and he fell upon a smooth rock at the cliffÕs foot, which to this day the men
of Cornwall call ÒTristanÕs leap.Ó His guards
still waited for him at the chantry door, but vainly, for God was now his
guard. And he ran, and the fine sand crunched under his feet, and far off he
saw the faggot burning, and the smoke and the crackling flames; and fled. Sword girt and
bridle loose, Gorvenal had fled the city, lest the King burn him in his
masterÕs place: and he found Tristan on the shore. |
DE KAPEL
SPRONG. Donker was de nacht en het nieuws
liep dat Tristan en de koningin vast gehouden werden en dat de koning hen zou
doden en de rijke burgers en de gewone man huilden en renden naar het paleis. En het gemompel en geschreeuw liep
door de stad, maar dat was boven de woede van de koning in zijn kasteel zodat
de sterkste nog de meest trotste baron hem durfde te bewegen. De nacht eindigde en de dag naderde.
Mark reed voor het aanbreken van de dag daar de plaats waar hij pleidooien en
recht hield. Hij beval om een greppel in de aarde te laten graven en er
knoestige wijnstokken en dorens daarin te leggen. Met priemtijd had hij door het land
een ban uitgeroepen om de mannen van Cornwall te verzamelen; zij kwamen met
veel lawaai en de koning sprak tot hen aldus: ÒMijne heren, ik heb hier een
brandstapel van dorens voor Tristan en de koningin; want ze zijn gevallen.Ó Maar zij allen huilden met tranen:
ÒEen proces heer, een proces; een aanklacht en pleidooi, want doden zonder
proces is een schande en misdaad.Ó Maar Mark antwoordde in zijn woede:
ÒGeen respijt nog uitstel; nog pleidooien, nog proces. Bij God die de wereld
heeft gemaakt en als iemand me durft te smeken zal hij als eerste branden!Ó. Hij haf het bevel om het vuur aan te
steken en Tristan te roepen. De vlammen stegen op en iedereen zweeg vanwege
de vlammen en de koning wachtte. De bedienden renden naar de kamer
waar wacht werd gehouden op de twee geliefden; en ze sleepten Tristan er met
zijn handen uit en hij huilde vanwege zijn eer, maar toen ze hem zo
schaamteloos weg sleepten riep de koningin hem nog steeds toe: ÒVriend, als
ik sterf zodat jij mag leven zal dat een grote vreugde zijn.Ó Nu hoor hoe vol medelijden God is en
hoe Hij de klaagzang en de gebeden van het gewone volk die dag heeft gehoord. Want toen Tristan en zijn bewakers
van de stad gingen waar de brandstapel brandde, vlak bij de weg was op een
rots een kapel en die stond steil aan een rand van een klif en draaide naar
de zeewind; in de apsis waren geglazuurde ramen. Toen zei Tristan tegen
diegenen die met hem waren: ÒMijne heren, laat mij deze kapel betreden om een
moment te bidden voor de genade van God die ik heb beledigd, mijn dood is
nabij. Er is maar een deur naar de plaats, mijne heren, en ieder van u heeft
zijn zwaard getrokken. Dus kan je goed zien als ik mijn gebed heb gedaan dat
ik weer langs u moet komen; als ik God, mijne heren voor de laatste keer heb
gebeden. En een van de bewakers zei: Waarom
niet, laat hem naar binnen gaan.Ó Dus lieten ze hem binnen om te
bidden. Maar hij stormde er helemaal doorheen en sprong over het altaar hek
en het altaar en opende een raam in de apsis en sprong over de rand van de
klif. Zo zou hij kunnen sterven, maar niet van de schandelijke dood voor het
volk. Nu, leer mijne heren, hoe genereus
God die dag voor hem was. De wind nam TristanÕ s mantel en hij viel op een
gladde rots aan de voet van de klif die tot aan de dag van vandaag door de
mensen van Cornwall nog TristanÕ s sprong genoemd wordt. Zijn bewakers wachtten nog steeds op
hem bij de kapel deur, maar tevergeefs, want God was nu zijn bewaker. En hij
rende en het fijne zand kreakte onder zijn voeten en ver weg zag de
brandstapel branden en de rook en de knetterende vlammen en vluchtte. Zwaard, gordel en losse breidel,
Gorvenal was de stad uit gevlucht want anders zou de koning hem in de plaats
van zijn meester verbranden; en hij vond Tristan aan de kust. |
ÒMaster,Ó said
Tristan, ÒGod has saved me, but oh! master, to what end? For without Iseult I
may not and I will not live, and I rather had died of my fall. They will burn
her for me, then I too will die for her.Ó ÒLord,Ó said
Gorvenal, Òtake no counsel of anger. See here this thicket with a ditch dug
round about it. Let us hide therein where the track passes near, and comers
by it will tell us news; and, boy, if they burn Iseult, I swear by God, the
Son of Mary, never to sleep under a roof again until she be avenged.Ó There was a
poor man of the common folk that had seen TristanÕs fall, and had seen him
stumble and rise after, and he crept to Tintagel and to Iseult where she was
bound, and said: ÒQueen, weep no more. Your friend has fled safely.Ó ÒThen I thank
God,Ó said she, Òand whether they bind or loose me, and whether they kill or
spare me, I care but little now.Ó And though blood came at the cord-knots, so
tightly had the traitors bound her, yet still she said, smiling: ÒDid I weep
for that when God has loosed my friend I should be little worth.Ó When the news
came to the King that Tristan had leapt that leap and was lost he paled with
anger, and bade his men bring forth Iseult. They dragged
her from the room, and she came before the crowd, held by her delicate hands,
from which blood dropped, and the crowd called: ÒHave pity on her—the
loyal Queen and honoured! Surely they that gave her up brought mourning on us
all—our curses on them!Ó But the KingÕs
men dragged her to the thorn faggot as it blazed. She stood up before the
flame, and the crowd cried its anger, and cursed the traitors and the King.
None could see her without pity, unless he had a felonÕs heart: she was so
tightly bound. The tears ran down her face and fell upon her grey gown where
ran a little thread of gold, and a thread of gold was twined into her hair. Just then
there had come up a hundred lepers of the KingÕs, deformed and broken, white
horribly, and limping on their crutches. And they drew near the flame, and
being evil, loved the sight. And their chief Ivan, the ugliest of them all,
cried to the King in a quavering voice: ÒO King, you would burn this woman in
that flame, and it is sound justice, but too swift, for very soon the fire
will fall, and her ashes will very soon be scattered by the high wind and her
agony be done. Throw her rather to your lepers where she may drag out a life
for ever asking death.Ó And the King
answered: ÒYes; let her live that life, for it is better justice and more
terrible. I can love those that gave me such a thought.Ó And the lepers
answered: ÒThrow her among us, and make her one of us. Never shall lady have
known a worse end. And look,Ó they said, Òat our rags and our abominations.
She has had pleasure in rich stuffs and furs, jewels and walls of marble,
honour, good wines and joy, but when she sees your lepers always, King, and
only them for ever, their couches and their huts, then indeed she will know
the wrong she has done, and bitterly desire even that great flame of thorns.Ó
And as the
King heard them, he stood a long time without moving; then he ran to the
Queen and seized her by the hand, and she cried: ÒBurn me!
rather burn me!Ó But the King
gave her up, and Ivan took her, and the hundred lepers pressed around, and to
hear her cries all the crowd rose in pity. But Ivan had an evil gladness, and
as he went he dragged her out of the borough bounds, with his hideous
company. Now they took
that road where Tristan lay in hiding, and Gorvenal said to him: ÒSon, here
is your friend. Will you do naught?Ó Then Tristan
mounted the horse and spurred it out of the bush, and cried: ÒIvan, you have
been at the QueenÕs side a moment, and too long. Now leave her if you would
live.Ó But Ivan threw
his cloak away and shouted: ÒYour clubs, comrades, and your staves! Crutches
in the air—for a fight is on!Ó Then it was
fine to see the lepers throwing their capes aside, and stirring their sick
legs, and brandishing their crutches, some threatening: groaning all; but to
strike them Tristan was too noble. There are singers who sing that Tristan
killed Ivan, but it is a lie. Too much a knight was he to kill such things.
Gorvenal indeed, snatching up an oak sapling, crashed it on IvanÕs head till
his blood ran down to his misshapen feet. Then Tristan took the Queen. Henceforth
near him she felt no further evil. He cut the cords that bound her arms so
straightly, and he left the plain so that they plunged into the wood of
Morois; and there in the thick wood Tristan was as sure as in a castle keep. And as the sun
fell they halted all three at the foot of a little hill: fear had wearied the
Queen, and she leant her head upon his body and slept. But in the
morning, Gorvenal stole from a wood man his bow and two good arrows plumed and
barbed, and gave them to Tristan, the great archer, and he shot him a fawn
and killed it. Then Gorvenal gathered dry twigs, struck flint, and lit a
great fire to cook the venison. And Tristan cut him branches and made a hut
and garnished it with leaves. And Iseult slept upon the thick leaves there. So, in the
depths of the wild wood began for the lovers that savage life which yet they
loved very soon. |
ÒMeesterÓ, zei
Tristan, ÒGod heeft me gered, maar oh! Meester, met welk doel? Want zonder
Isolde kan ik het niet en kan ik
niet leven en was liever gestorven bij mijn val. Ze zullen haar voor mij
verbranden en dan zal ik ook voor haar sterven.Õ ÒHeer,Ó zie
Gorvenal; neem geen raad van woede. Zie hier dit struikgewas met een greppel
erom heen gegraven. Laten we ons daarin verbergen waar de baan voorbij gaat
en voorbijgangers zullen ons het nieuws vertellen; en, jongen, als ze Isolde
verbranden dan zweer ik bij God, de Zoon van Maria, nooit meer onder een dak
te slapen totdat ze gewroken is.Õ Er was een arme man van het gewone
volk die de val van Tristan had gezien en hem had zien struikelen en opstaan
en hij sloop naar Tintagel en naar Isolde waar ze was gebonden en zei:
Koningin, huil niet meer. Je vriend is veilig gevlucht.Ó ÒDan dank ik God,Ó zei ze, Òen of ze
me binden of verliezen en of ze me doden of sparen, ik geef er nu maar weinig
om.Ó En hoewel er bloed kwam aan de knopen, zo strak hadden de verraders haar
gebonden, maar toch zei ze glimlachend: ÒHeb ik daarvoor gehuild toen God
mijn vriend heeft bevrijd, dan zou ik weinig waarde hebben.Ó Toen het nieuws kwam bij de koning
dat Tristan die sprong had gesprongen en verdwenen was werd hij bleek van
woede en vroeg zijn mannen Isolde te brengen. Ze sleepten haar uit de kamer en ze
kwam voor de menigte, vastgehouden bij haar tere handen waaruit bloed viel en
de menigte riep: Ò Heb medelijden met haar, de loyale en ge‘erde koningin!
Zeker zij die haar opbrachten brachten rouw over ons allemaal, onze vloek
over hen!Ó Maar de mannen van de koning sleepten
haar naar de doornige brandstapel toen het oplaaide. Ze stond op voor de
vlammen en de menigte huilde van woede en vervloekte de verraders en de
koning. Niemand kon haar zien zonder medelijden, tenzij hij die het hart van
een misdadiger had; ze was zo strak gebonden. De tranen rolden van haar
gezicht en vielen op haar grijze jurk waar een kleine draad van goud liep en
die gouden draad was in haar haar tezamen gebonden. Op dat moment waren er een honderd
melaatsen bij de koning gekomen,
misvormd en gebroken, vreselijk wit en mank op hun krukken. Toen ze de
vlammen naderden en omdat ze slecht waren hadden ze het lief om te zien. En
hun hoofd, Ivan, de lelijkste van allen riep met bevende stem tot de koning:
ÒO koning u wil deze vrouw branden in de vlammen en het is gerechtigheid,
maar te snel want zeer binnenkort zal het vuur vallen en haar as zal zeer
snel verstrooid worden door de hoge wind en haar pijn is gedaan. Gooi haar
liever bij de melaatsen waar ze een leven lang kan slepen omdat ze ooit de
dood heeft gevraagd.Ó En de koning antwoordde: ÒJa, laat
haar dat leven leiden want het is een betere gerechtigheid en nog erger. Ik
kan mensen liefhebben die me zoÕ n gedachte hebben gegeven. En de melaatsen antwoordden: ÒGooi
haar onder ons en maak haar een van ons. Nooit zal een dame een slechter
einde gekend hebben. En kijk, Ò zeiden ze, Ònaar onze vodden en gruwelen. Ze
heeft plezier gehad en rijke spullen, bont, juwelen en marmeren muren, eer,
goede wijn en vreugde, maar wanneer ze altijd uw melaatsen ziet, koning, en
zij alleen en voor altijd, hun banken en hutten dan zal ze inderdaad het
onrecht weten dat ze gedaan heeft en bitter verlangen naar die grote vlam van
dorens.Ó En toen de koning hen hoorde stond
hij lang stil zonder te bewegen; toen ging hij naar de koningin en greep haar
bij de hand en zij riep: Verbrand me! Verbrand me liever!Ó Maar de koning gaf haar op en Ivan
nam haar mee en de honderd melaatsen dromden rondom haar en haar huilen
bewoog de menigte van medelijden. Maar Ivan had een kwade blijdschap en toen
hij wegging sleepte hij haar uit het stadsdeel met zijn afschuwelijke
gezelschap. Nu namen ze de weg waar Tristan
verborgen lag en Gorvenal zei tegen hem: ÒZoon, hier is je vriendin. Zal je
niets doen?Ó Toen steeg Tristan op het paard en
spoorde het uit de bosjes en riep: ÒIvan je bent een tijdje te lang aan de
kant van de koningin geweest. Laat haar als je wil leven.Ó Maar Ivan gooide zijn jas weg en
schreeuwde: ÒJe knotsen, kameraden en je staven! Krukken in de lucht voor een
gevecht. Toen was het goed om te zien hoe de
melaatsen hun kappen opzij gooiden en hun zieke benen bewogen en zwaaiden met
hun krukken, sommigen dreigden; ze kreunden allen; maar om hem te slaan was
Tristan te nobel. Er zijn zangers die zingend dat Tristan Ivan gedood heeft,
maar dat is een leugen. Hij was teveel ridder om zulke dingen te doen.
Inderdaad nam Governal een jonge eikenboom en verpletterde die op het hoofd
van Ivan totdat zijn bloed stroomde op zijn misvormde voeten. Toen nam
Tristan de koningin. Vanaf nu voelde ze bij hem verder geen kwaad meer. Hij
sneed de koorden door die haar armen zo sterk bonden en hij verliet de vlakte
zodat ze in het bos van Morois kwamen en daar in dat dikke bos was Tristan zo
zeker als in een kasteel. En toen de zon viel stopten ze alle
drie aan de voet van een kleine heuvel; de angst had de koningin vermoeid en
ze boog haar hoofd op zijn lichaam en sliep. Maar Õs morgens stal Gorvenal van een
man van het bos zijn boog en twee goede gepluimde en gehaakte pijlen en gaf
ze aan Tristan, de grote boogschutter, en die schoot een reekalf en doodde
het. Toen verzamelde Gorvenal droge twijgen en sloeg met vuurstenen en maakte
een groot vuur om het hertenvlees te koken. En Tristan sneed takken en maakte
een hut en versierde het met bladeren. En Isolde sliep daar op de dikke
bladeren. En zo in de diepte van het woud begon
voor de geliefden dat wilde leven dat ze toch zeer snel lief hadden. |
THE WOOD OF MOROIS They wandered in
the depths of the wild wood, restless and in haste like beasts that are
hunted, nor did they often dare to return by night to the shelter of
yesterday. They ate but the flesh of wild animals. Their faces sank and grew
white, their clothes ragged; for the briars tore them. They loved each other
and they did not know that they suffered. One day, as
they were wandering in these high woods that had never yet been felled or
ordered, they came upon the hermitage of Ogrin. The old man
limped in the sunlight under a light growth of maples near his chapel: he
leant upon his crutch, and cried: ÒLord Tristan, hear the great oath which
the Cornish men have sworn. The King has published a ban in every parish:
Whosoever may seize you shall receive a hundred marks of gold for his
guerdon, and all the barons have sworn to give you up alive or dead. Do
penance, Tristan! God pardons the sinner who turns to repentance.Ó ÒAnd of what
should I repent, Ogrin, my lord? Or of what crime? You that sit in judgment
upon us here, do you know what cup it was we drank upon the high sea? That
good, great draught inebriates us both. I would rather beg my life long and
live of roots and herbs with Iseult than, lacking her, be king of a wide
kingdom.Ó ÒGod aid you,
Lord Tristan; for you have lost both this world and the next. A man that is
traitor to his lord is worthy to be torn by horses and burnt upon the faggot,
and wherever his ashes fall no grass shall grow and all tillage is waste, and
the trees and the green things die. Lord Tristan, give back the Queen to the
man who espoused her lawfully according to the laws of Rome.Ó ÒHe gave her
to his lepers. From these lepers I myself conquered her with my own hand; and
henceforth she is altogether mine. She cannot pass from me nor I from her.Ó Ogrin sat
down; but at his feet Iseult, her head upon the knees of that man of God,
wept silently. The hermit told her and re-told her the words of his holy
book, but still while she wept she shook her head, and refused the faith he
offered. ÒAh me,Ó said
Ogrin then, Òwhat comfort can one give the dead? Do penance, Tristan, for a
man who lives in sin without repenting is a man quite dead.Ó ÒOh no,Ó said
Tristan, ÒI live and I do no penance. We will go back into the high wood
which comforts and wards us all round about. Come with me, Iseult, my
friend.Ó Iseult rose
up; they held each otherÕs hands. They passed into the high grass and the
underwood: the trees hid them with their branches. They disappeared beyond
the leaves. The summer
passed and the winter came: the two lovers lived, all hidden in the hollow of
a rock, and on the frozen earth the cold crisped their couch with dead
leaves. In the strength of their love neither one nor the other felt these
mortal things. But when the open skies had come back with the springtime,
they built a hut of green branches under the great trees. Tristan had known,
ever since his childhood, that art by which a man may sing the song of birds
in the woods, and at his fancy, he would call as call the thrush, the blackbird
and the nightingale, and all winged things; and sometimes in reply very many
birds would come on to the branches of his hut and sing their song
full-throated in the new light. The lovers had
ceased to wander through the forest, for none of the barons ran the risk of
their pursuit knowing well that Tristan would have hanged them to the
branches of a tree. One day, however, one of the four traitors, Guenelon,
whom God blast! drawn by the heat of the hunt, dared enter the Morois. And
that morning, on the forest edge in a ravine, Gorvenal, having unsaddled his
horse, had let him graze on the new grass, while far off in their hut Tristan
held the Queen, and they slept. Then suddenly Gorvenal heard the cry of the
pack; the hounds pursued a deer, which fell into that ravine. And far on the
heath the hunter showed — and Gorvenal knew him for the man whom his
master hated above all. Alone, with bloody spurs, and striking his horseÕs
mane, he galloped on; but Gorvenal watched him from ambush: he came fast, he
would return more slowly. He passed and Gorvenal leapt from his ambush and
seized the rein and, suddenly, remembering all the wrong that man had done,
hewed him to death and carried off his head in his hands. And when the
hunters found the body, as they followed, they thought Tristan came after and
they fled in fear of death, and thereafter no man hunted in that wood. And
far off, in the hut upon their couch of leaves, slept Tristan and the Queen. There came
Gorvenal, noiseless, the dead manÕs head in his hands that he might lift his
masterÕs heart at his awakening. He hung it by its hair outside the hut, and
the leaves garlanded it about. Tristan woke and saw it, half hidden in the
leaves, and staring at him as he gazed, and he became afraid. But Gorvenal said:
ÒFear not, he is dead. I killed him with this sword.Ó Then Tristan
was glad, and henceforward from that day no one dared enter the wild wood,
for terror guarded it and the lovers were lords of it all: and then it was that
Tristan fashioned his bow ÒFailnaughtÓ which struck home always, man or
beast, whatever it aimed at. |
HET TWEEDE
DEEL. HET WOUD VAN MOROIS. Ze dwaalden in de diepte van het
wilde woud, rusteloos en in haast zoals beesten opgejaagd worden, nog durfden
ze Õs nachts terug te keren naar de beschutting van gisteren. Ze aten maar
vlees van wilde dieren. Hij gezichten zonken en werden bleek, hun kleren
haveloos; want de doornstruiken scheurde hen. Ze hielden van elkaar en ze
wisten dat ze niet leden. Op een dag toen ze in de hoge bossen dwaalden die
nog nooit geveld of geordend waren kwamen ze bij de kluis van Ogrin. De oude man hinkte in de zonneschijn
onder een lichte groei van esdoorns bij zijn kapel: hij leunde op zijn kruk
en riep: ÒHeer Tristan, hoor de grote eed die de mannen van Cornwall hebben
gezworen. De koning heeft in elke parochie een verbod uitgevaardigd;
iedereen die je kan vangen zal
honderd mark als beloning ontvangen en alle baronnen hebben gezworen dat ze u
dood of levend geven. Doe boete Tristan! God vergeeft de zondaar die zich
bekeert.Ó Ò En waarover moet ik berouw hebben,
Ogrin, mijn heer? Of van welke misdaad? U die hier een oordeel over ons
geeft, weet u wat voor een beker het was die we op de hoge zee dronken? Die
goede sterke drank bedwelmt ons allebei. Ik zou liever mijn leven lang smeken
en leven met wortels en kruiden met Isolde dan zonder haar koning van een
groot koninkrijk te zijn.Ó ÒGod helpt u, heer Tristan; want je
hebt zowel deze wereld als de volgende verloren. Een man die een verrader is
van zijn heer is het waard om door paarden verscheurd te worden en verbrand
op de brandstapel en waar zijn as valt zal geen gras groeien en alle
bebouwing is afval en de bomen en groene dingen sterven. Heer Tristan geef de
koningin terug aan de man die
haar wettig omhelsde volgens de wetten van Rome.Õ ÒHij gaf haar aan melaatsen en van
deze melaatsen heb ik haar zelf met mijn eigen hand gewonnen; en voortaan is
zij helemaal de mijne. Zij kan niet van mij en ik niet van haar scheiden.Ó Ogrin ging zitten; maar aan zijn
voeten Isolde, haar hoofd op de knie‘n van de man Gods en huilde stilletjes.
De kluizenaar vertelde haar en vertelde haar opnieuw de woorden van zijn
heilige boek, maar terwijl ze huilde schudde ze haar hoofd en weigerde het geloof
dat hij haar bood. ÒAh mijÓ, zei Ogrin, Ò welke troost
kan iemand de doden geven? Doe boete Tristan, want een man die in zonden
leeft zonder berouw te hebben is een man die volkomen dood is.Ó ÒOh nee,Ó zei Tristan, ÒIk leef en
doe geen boete. We zullen teruggaan naar het hoge woud dat ons troost en
beschermt alom. Kom met mij, Isolde, mijn vriendin.Ó Isolde stond op; ze hielden elkaars
hand vast. Ze liepen in het hoge gras en het lage struikgewas; de bomen
verborgen hen met hun takken. Ze verdwenen achter de bladeren. De zomer ging voorbij en de winter
kwam; de twee geliefden leefden geheel verborgen in de holte van een rots en
op de bevroren aarde kroop de koude in hun bed met dode bladeren. In de
kracht van hun liefde voelde nog de een nog de ander deze sterfelijke dingen.
Maar toen de open hemel met de lente terug was gekomen bouwden ze een hut van
groene takken onder de grote bomen. Tristan kon al sinds zijn jeugd de kunst
waarmee een man het lied van de vogels in het bos zingt, en in zijn verbeelding
kon hij ze roepen zoals de lijster, de merel en de nachtegaal en alle
gevleugelde dingen; en soms beantwoordden heel veel vogels hem op de takken
van zijn hut en zongen veelstemmig hun lied in het nieuwe licht. De geliefden waren gestopt om door
het bos te dwalen want geen van de baronnen nam het risico van hun
achtervolging omdat ze wel wisten dat Tristan hen aan de takken van de bomen
zou hangen. Op een dag echter was een van de vier verraders, Guenelon, (dat
God die verstoot!) aangetrokken
door de hitte van de jacht die Morois durfde binnen te gaan. En die ochtend
aan de bosrand in een ravijn had Gorvenal, nadat zijn paard was los geraakt
hem op een nieuw grasveld laten grazen terwijl ver weg in hun hut Tristan de
koningin vast hield en zij sliepen. Plotseling hoorde Gorvenal de roep van
het peloton; de honden achtervolgden een hert dat in die ravijn viel. En ver
over de heide toonde zich de jager en Governal herkende hem als de man die
zijn meester vooral haatte, alleen galoppeerde hij voort met bloedige sporen
en met het slaan van de manen van zijn paard galoppeerde hij voort; maar
Gorvernal zag hem vanuit een hinderlaag; hij kwam snel en hij zou langzamer
terugkomen. Hij passeerde en Governal sprong uit zijn hinderlaag en greep de
teugel en herinnerde zich plotseling al het verkeerde dat de man had gedaan
en hieuw hem dood en droeg het hoofd in zijn handen. En toen de jagers
terwijl ze volgden, het lichaam vonden dachten ze dat Tristan er aan kwam en
ze vlogen in doodsgevaar en daarna jaagt er niemand meer in dat bos. En ver
weg, in de hut op hun bed van bladeren sliepen Tristan en de koningin. Daar kwam geruisloos Governal met het
hoofd van de overledene in zijn handen zodat hij zijn meester hart zou
verheugen bij zijn ontwaken. Hij hing het op bij zij haar buiten de hut en de
bladeren omhulden het. Tristan werd wakker en zag het half verborgen in de
bladeren en het staarde hem aan
terwijl hij staarde en hij werd bang. Maar Gorvenal zei; ÒVrees niet, hij is
dood. Ik heb hem met dit zwaard gedood.Õ Toen was Tristan blij en vanaf die
dag durfde niemand het wilde bos in te gaan want terreur bewaakte het en de
minnaars waren heren over alles: en toen was het dat Tristan zijn boog
ÒFailnaughtÓ noemde die altijd raakte, man of beest of waar het ook op gericht
was. |
THE FORD Mark had awakened
his chaplain and had given him the writ to read; the chaplain broke the seal,
saluted in TristanÕs name, and then, when he had cunningly made out the
written words, told him what Tristan offered; and Mark heard without saying a
word, but his heart was glad, for he still loved the Queen. He summoned by
name the choicest of his baronage, and when they were all assembled they were
silent and the King spoke: ÒMy lords, here is a writ, just sent me. I am your
King, and you my lieges. Hear what is offered me, and then counsel me, for
you owe me counsel.Ó The chaplain
rose, unfolded the writ, and said, upstanding ÒMy lords, it is Tristan that
first sends love and homage to the King and all his Barony, and he adds, ÔO
King, when I slew the dragon and conquered the King of IrelandÕs daughter it
was to me they gave her. I was to ward her at will and I yielded her to you.
Yet hardly had you wed her when felons made you accept their lies, and in
your anger, fair uncle, my lord, you would have had us burnt without trial.
But God took compassion on us; we prayed him and he saved the Queen, as
justice was: and me also—though I leapt from a high rock, I was saved
by the power of God. And since then what have I done blameworthy? The Queen
was thrown to the lepers; I came to her succour and bore her away. Could I
have done less for a woman, who all but died innocent through me? I fled
through the woods. Nor could I have come down into the vale and yielded her,
for there was a ban to take us dead or alive. But now, as then, I am ready,
my lord, to sustain in arms against all comers that never had the Queen for
me, nor I for her a love dishonourable to you. Publish the lists, and if I
cannot prove my right in arms, burn me before your men. But if I conquer and
you take back Iseult, no baron of yours will serve you as will I; and if you
will not have me, I will offer myself to the King of Galloway, or to him of
the Lowlands, and you will hear of me never again. Take counsel, King, for if
you will make no terms I will take back Iseult to Ireland, and she shall be
Queen in her own land.ÕÓ When the
barons of Cornwall heard how Tristan offered battle, they said to the King:
ÒSire, take back the Queen. They were madmen that belied her to you. But as
for Tristan, let him go and war it in Galloway, or in the Lowlands. Bid him
bring back Iseult on such a day and that soon. Then the King
called thrice clearly: ÒWill any man rise in accusation against Tristan?Ó And as none
replied, he said to his chaplain: ÒWrite me a
writ in haste. You have heard what you shall write. Iseult has suffered
enough in her youth. And let the writ be hung upon the arm of the red cross
before evening. Write speedily.Ó Towards
midnight Tristan crossed the Heath of Sand, and found the writ, and bore it
sealed to Ogrin; and the hermit read the letter; ÒHow Mark consented by the
counsel of his barons to take back Iseult, but not to keep Tristan for his
liege. Rather let him cross the sea, when, on the third day hence, at the
Ford of Chances, he had given back the Queen into King MarkÕs hands.Ó Then
Tristan said to the Queen: ÒO, my God! I must lose you, friend! But it must
be, since I can thus spare you what you suffer for my sake. But when we part
for ever I will give you a pledge of mine to keep, and from whatever unknown
land I reach I will send some messenger, and he will bring back word of you,
and at your call I will come from far away.Ó Iseult said,
sighing: ÒTristan, leave me your dog, Toothold, and every time I see him I
will remember you, and will be less sad. And, friend, I have here a ring of
green jasper. Take it for the love of me, and put it on your finger; then if
anyone come saying he is from you, I will not trust him at all till he show
me this ring, but once I have seen it, there is no power or royal ban that
can prevent me from doing what you bid—wisdom or folly.Ó ÒFriend,Ó he
said, Òhere give I you Toothold.Ó ÒFriend,Ó she
replied, Òtake you this ring in reward.Ó And they
kissed each other on the lips. Now Ogrin,
having left the lovers in the Hermitage, hobbled upon his crutch to the place
called The Mount, and he bought ermine there and fur and cloth of silk and
purple and scarlet, and a palfrey harnessed in gold that went softly, and the
folk laughed to see him spending upon these the small moneys he had amassed
so long; but the old man put the rich stuffs upon the palfrey and came back
to Iseult. |
DE VOORDE. Mark had zijn
kapelaan wakker gemaakt en hem het bevel gegeven om het te lezen; de aalmoezenier
verbrak de zegel, begroette in de naam van Tristan en toen hij de listig
geschreven woorden had verstaan vertelde hij TristanÕ s aanbod; en Mark
hoorde het aan zonder een woord te zeggen, maar zijn hart was blij want hij
hield nog steeds van de koningin. Hij riep de
beste van zijn baronnen bij naam bijeen en toen ze allen bijeen waren zwegen
ze en de koning sprak: ÒMijne heren, hier is een geschrift die me net is
gestuurd. Ik ben je koning en jullie mijn leenheren. Hoor wat me aangeboden
is en raad me dan aan, want jullie zijn me raad verschuldigd.Ó De kapelaan
kwam omhoog en opende het geschrift en zei opstaande; ÒMijne heren, het is
Tristan die eerst liefde en eerbetoon aan de koning en al zijn baronnen zendt
en hij voegt er aan toe: ÒO koning, toen ik de draak doodde en de koning
overwon van de dochter van Ierland was het dat ze haar aan mij gaven. Ik
moest beloven haar te bewaken en ik gaf haar aan jou. Toch was je nauwelijks
getrouwd toen je de leugens geloofde van misdadigers en in je kwaadheid,
lieve oom, zou je ons zonder proces hebben verbrand. Maar nu, mijn heer, ben
ik zoals toen ik gereed om tegen iedereen op te komen die de koningin voor
mij nooit hadden nog voor haar liefde die u oneervol is. Publiceer de lijsten
en als ik mijn recht niet in strijd kan bewijzen verbrand me dan voor je
mannen. Maar als ik overwin en u Isolde terugneemt zal geen baron u dienen
zoals ik; en als u mij niet wil hebben zal ik mezelf aanbieden aan de koning
van Galloway of aan die van de Lowlands en u zal nooit meer van mij horen.
Neem raad, koning, want als u geen voorwaarden oplegt neem ik Isolde mee naar
Ierland en zij zal in haar eigen land koningin zijn.Ó Toen de
baronnen van Cornwall hoorden hoe Tristan de strijd aanbood zeiden ze tegen
de koning. ÒSire, neem de koningin terug. Het waren gekken die tegen je
logen. Maar wat Tristan betreft, laat hem gaan oorlogen in Galloway of in de
Lowlands. Bid dat hij Isolde op een dag terug brengt en dat gauw. Toen riep de
koning driemaal duidelijk: ÒZal een man opstaan en Tristan beschuldigen?Ó Toen niemand
antwoordde zei hij tegen zijn kapelaan. ÒSchrijf alsjeblieft in haast. Je
hebt gehoord wat je moet schrijven. Isolde heeft in haar jeugd genoeg
geleden. En hang het geschrift op het arm van het rode kruis voor de avond.
Schrijf snel.Ó Tegen
middernacht stak Tristan de heide van Sand over en vond het geschrift en
bracht het verzegeld naar Ogrin; en de kluizenaar las de brief: ÒHoe Mark
instemde met de raad van zijn baronnen om Isolde terug te nemen, maar Tristan
niet als zijn leenheer te nemen. Laat hem liever de zee oversteken als hij nu
na de derde dag bij de voorde van Chances de koningin terug geeft in koning Mark handen.Ó
Toen zei Tristan tot de koningin: ÒO, mijn God! Vriendin, ik moet je
verliezen. Maar het moet zo zijn want ik kan je zo sparen want je lijdt
vanwege mij. Maar wanneer we voor altijd scheiden zal ik u een belofte van
mij geven om te houden en van welk onbekend land ik ben ik zal een
boodschapper sturen en hij zal het woord van u terug brengen en op uw verzoek
zal ik van ver tot u komen.Ó Isolde zei
zuchtend: ÒTristan, laat me je hond Toothold en elke keer dat ik hem zie zal
ik je herinneren en zal minder bedroefd zijn. En vriend, ik heb hier een ring
van groene jaspis. Neem die voor mijn liefde en doe het aan je vinger; dan
als iemand komt zeggen dat hij
van jou komt zal ik hem helemaal niet vertrouwen totdat hij me deze ring laat
zien en als ik het eenmaal gezien heb dan is er geen macht of koninklijke ban
die voorkomen kan wat je bidt, wijsheid of dwaasheid.Ó ÒVriendinÕ,
zei hij, ik geef je hier Toothold.Õ ÒVriend,Ó
antwoordde ze, neem mijn ring als beloning.Ó En ze kusten
elkaar op de lippen. Nu, nadat
Ogrin de geliefden in de hermitage had achtergelaten strompelde hij met zijn
krukken naar de plaats die Mount genoemd wordt en hij kocht daar hermelijn en
bont en stof van zijde, purper en scharlaken en een rijpaard geharnast in
goud dat zacht ging en de mensen lachten om te zien hoe hij die kleine som
die hij zo lang had gespaard hiervan betaalde; maar de oude man legde de
rijke spullen op het rijpaard en kwam terug naar Isolde. |
THE ORDEAL BY IRON Denoalen,
Andret, and Gondoin held themselves safe; Tristan was far over sea, far away
in service of a distant king, and they beyond his power. Therefore, during a
hunt one day, as the King rode apart in a glade where the pack would pass,
and hearkening to the hounds, they all three rode towards him, and said: ÒO
King, we have somewhat to say. Once you condemned the Queen without judgment,
and that was wrong; now you acquit her without judgment, and that is wrong.
She is not quit by trial, and the barons of your land blame you both. Counsel
her, then, to claim the ordeal in GodÕs judgment, for since she is innocent,
she may swear on the relics of the saints and hot iron will not hurt her. For
so custom runs, and in this easy way are doubts dissolved.Ó But Mark
answered: ÒGod strike you, my Cornish lords, how you hunt my shame! For you have
I exiled my nephew, and now what would you now? Would you have me drive the
Queen to Ireland too? What novel plaints have you to plead? Did not Tristan
offer you battle in this matter? He offered battle to clear the Queen
forever: he offered and you heard him all. Where then were your lances and
your shields?Ó ÒSire,Ó they
said, Òwe have counselled you loyal counsel as lieges and to your honour;
henceforward we hold our peace. Put aside your anger and give us your
safe-guard.Ó But Mark stood
up in the stirrup and cried: ÒOut of my land, and out of my peace, all of
you! Tristan I exiled for you, and now go you in turn, out of my land!Ó But they
answered: ÒSire, it is well. Our keeps are strong and fenced, and stand on
rocks not easy for men to climb.Ó And they rode
off without a salutation. But the King
(not tarrying for huntsman or for hound but straight away) spurred his horse
to Tintagel; and as he sprang up the stairs the Queen heard the jangle of his
spurs upon the stones. She rose to
meet him and took his sword as she was wont, and bowed before him, as it was
also her wont to do; but Mark raised her, holding her hands; and when Iseult
looked up she saw his noble face in just that wrath she had seen before the
faggot fire. She thought
that Tristan was found, and her heart grew cold, and without a word she fell
at the KingÕs feet. He took her in
his arms and kissed her gently till she could speak again, and then he said:
ÒFriend, friend, what evil tries you?Ó ÒSire, I am
afraid, for I have seen your anger. ÒYes, I was
angered at the hunt.Ó ÒMy lord,
should one take so deeply the mischances of a game?Ó Mark smiled
and said: ÒNo, friend; no chance of hunting vexed me, but those three felons
whom you know; and I have driven them forth from my land.Ó ÒSire, what
did they say, or dare to say of me?Ó ÒWhat matter?
I have driven them forth.Ó ÒSire, all
living have this right: to say the word they have conceived. And I would ask
a question, but from whom shall I learn save from you? I am alone in a
foreign land, and have no one else to defend me.Ó ÒThey would
have it that you should quit yourself by solemn oath and by the ordeal of
iron, saying Ôthat God was a true judge, and that as the Queen was innocent,
she herself should seek such judgment as would clear her for ever.Õ This was
their clamour and their demand incessantly. But let us leave it. I tell you,
I have driven them forth.Ó Iseult
trembled, but looking straight at the King, she said: ÒSire, call
them back; I will clear myself by oath. But I bargain this: that on the
appointed day you call King Arthur and Lord Gawain, Girflet, Kay the
Seneschal, and a hundred of his knights to ride to the Sandy Heath where your
land marches with his, and a river flows between; for I will not swear before
your barons alone, lest they should demand some new thing, and lest there
should be no end to my trials. But if my warrantors, King Arthur and his
knights, be there, the barons will not dare dispute the judgment.Ó But as the
heralds rode to Carduel, Iseult sent to Tristan secretly her squire Perinis:
and he ran through the underwood, avoiding paths, till he found the hut of
Orri, the woodman, where Tristan for many days had awaited news. Perinis told
him all: the ordeal, the place, and the time, and added: ÒMy lord, the Queen
would have you on that day and place come dressed as a pilgrim, so that none
may know you—unarmed, so that none may challenge —to the Sandy
Heath. She must cross the river to the place appointed. Beyond it, where
Arthur and his hundred knights will stand, be you also; for my lady fears the
judgment, but she trusts in God.Ó Then Tristan
answered: ÒGo back, friend Perinis, return you to the Queen, and say that I
will do her bidding.Ó And you must
know that as Perinis went back to Tintagel he caught sight of that same
woodman who had betrayed the lovers before, and the woodman, as he found him,
had just dug a pitfall for wolves and for wild boars, and covered it with
leafy branches to hide it, and as Perinis came near the woodman fled, but
Perinis drove him, and caught him, and broke his staff and his head together,
and pushed his body into the pitfall with his feet. On the
appointed day King Mark and Iseult, and the barons of Cornwall, stood by the
river; and the knights of Arthur and all their host were arrayed beyond. |
DE BEPROEVING
DOOR IJZER. Denoalen, Andret en Gondoin hielden
zichzelf veilig; Tristan was ver over zee en ver weg in dienst van een verre
koning en zij waren buiten zijn macht. Daarom reden ze tijdens een jacht op een
dag terwijl de koning apart op een open plek reed waar het peloton zou
passeren en naar de jachthonden luisterde en alle drie reden naar hem toe en
zeiden: ÒO koning, we hebben wat te zeggen. Eens veroordeelde je de koningin
onder berechting en dat was verkeerd; nu bevrijd je haar zonder berechting en
dat is verkeerd. Ze is niet vrij vanwege een proces en de baronnen van uw
land geven u beiden de schuld. Raad haar aan dan om de beproeving in Gods
oordeel te claimen want als ze onschuldig kan ze zweren op de relikwie‘n van
de heiligen zal heet ijzer haar geen pijn doen. Voor zulke gewone gebruiken
en op een gemakkelijke manier zijn de twijfels opgelost.Ó Maar Mark antwoordde: ÒGod slaat u
mijn mannen van Cornwall, hoe jaagt u op mijn schande! Want jullie hebben
mijn neef verbannen en wat wil je nu doen? Wil je dat ik ook met de koningin
naar Ierland ga? Over welke nieuwe klachten moeten jullie smeken? Heeft
Tristan jullie in deze kwestie geen strijd aangeboden? Hij bood de strijd aan
om de koningin voor altijd te verschonen; hij bood aan en jullie hoorden het
allemaal. Waar waren toen je lansen en schilden?Ó ÒSire,Ó zeiden ze, Ò we hebben u
loyale raad gegeven als leenheren en tot uw eer; vanaf nu houden we onze
vrede. Zet je woede opzij en geef ons je bewaker.Ó Maar Mark stond in de stijgbeugels en
riep: ÒUit mijn land en uit mijn vrede, jullie allemaal! Tristan heb ik
verbannen en nu gaan jullie op jullie beurt uit mijn land!Ó Maar ze antwoordden: ÒSire, het is
goed. Onze voorraden zijn sterk en omheind en staan op stenen die voor manen
niet gemakkelijk te beklimmen zijn.Ó En ze reden weg zonder een afscheid. Maar de koning spoorde zijn paar aan
naar Tintagel, niet op jacht naar jager of hond, maar meteen en terwijl hij
de trap opsprong hoorde de koningin het geraas van zijn sporen op de stenen. Zij stond op om hem te ontmoeten en
nam zijn zwaard zoals ze gewoon was en boog voor hem zoals het ook haar
gewoonte was om te doen; maar Mark hief haar op en hield haar handen vast; en
toen Isolde opkeek zag ze in zijn nobele gezicht precies dezelfde woede die
ze voor het vuur van de brandstapel had gezien. Ze dacht dat Tristan gevonden was en
haar hart werd koud en zonder een woord viel ze aan de voeten van de koning. Hij nam haar in zijn armen en kuste
haar zacht tot ze weer kon spreken en toen zei hij: ÒVriendin, vriendin, wat
kwaad drijft je?Ó ÒSire, ik ben bang want ik heb uw
kwaadheid gezienÓ. ÒJa, ik ben kwaad geworden tijdens de
jacht.Ó ÒMijn heer, zou men de mishandeling
van en spel zo serieus moeten nemen?Ó Mark glimlachte en zei: Nee vriendin;
geen kans om te jagen verstoort me, maar die drie misdadigers die je kent; en
ik heb hen uit mijn land verdreven.Ó ÒSire, wat zeiden ze of durfden ze
over mij te zeggen?Ó ÒWat maakt het uit? Ik heb ze
verdreven.Ó ÒSire, alle levenden hebben dit
recht: om het woord te zeggen dat ze hebben bedacht. En ik zou een vraag
stellen, maar van wie zal ik het leren, uitgezonderd van u? Ik ben alleen in
een vreemd land en heb niemand anders om me te verdedigen.Ó ÒZe zouden willen dat je jezelf vrij
schold met een plechtige eed en met de beproeving van ijzer en zeiden dat God
een echte rechter is en als de koningin onschuldig is zal zij zelf een
oordeel zou moeten vragen dat haar voor altijd zou zuiveren. Dat was hun
geschreeuw en hun eis onophoudelijk. Maar laten we het vergeten. Ik zeg je,
ik heb ze verdreven.Ó Isolde trilde, maar toen ze recht
naar de koning keek zei ze: ÒSire, roep ze terug. Ik zal mezelf zuiveren bij
eed. Maar ik eis dit: dat u op de afgesproken dag koning Arthur en heer
Gawain, Girflet, Kay de gouverneur en honderd van zijn ridders naar Sandy
Heath rijdt waar uw land het zijne raakt en een rivier tussen beide stroomt
want ik zal het niet alleen voor uw baronnen zweren zodat zij niets nieuws
eisen en er geen einde aan mijn beproevingen komt. Maar als mijn waarborg,
koning Arthur en zijn ridders, daar zijn durven de baronnen het oordeel niet
te betwisten.Ó Maar toen de herauten nar Carduel
reden stuurde Isolde haar schildknaap Perinis in het geheim naar Tristan en hij
rende door het kreupelhout en vermeed de paden totdat hij de hut van Orri de
hout hakker vond waar Tristan vele dagen op nieuws gewacht had. Perinis vertelde hem alles; de
beproeving, de plaats en de tijd en voegde eraan toe: ÒMijn heer, de koningin
wil dat u op die dag als een pelgrim gekleed gaat zodat niemand u mag
herkennen en ongewapend naar de zand heide zodat niemand u mag uitdagen. En Tristan antwoordde: ÒGa terug
vriend Perinis, ga terug naar de koningin en zeg dat ik haar bidden zal
doen.Ó En je moet weten dat toen Perinis
terugging naar Tintagel dat hij diezelfde houthakker zag die de geliefden
eerder had verraden en toen de houthakker hem vond had hij net een kuil
gegraven voor wolven en wilde zwijnen en bedekt met bebladerde takken om het
te verbergen en toen Perinis dichterbij kwam vluchtte de houthakker, maar
Perinis reed naar hem toe en ving hem op en brak zijn staf en hoofd tezamen
en duwde zijn lichaam met de voeten in de val. Op de afgesproken dag stond koning
Mark met Isolde en de baronnen van Cornwall aan de rivier; de ridders van
Arthur en al hun gasten waren er achter gerangschikt. |
ISEULT OF THE WHITE HANDS Apart the
lovers could neither live nor die, for it was life and death together; and
Tristan fled his sorrow through seas and islands and many lands. He fled his
sorrow still by seas and islands, till at last he came back to his land of
Lyonesse, and there Rohalt, the keeper of faith, welcomed him with happy
tears and called him son. But he could not live in the peace of his own land,
and he turned again and rode through kingdoms and through baronies, seeking
adventure. From the Lyonesse to the Lowlands, from the Lowlands on to the
Germanies; through the Germanies and into Spain. And many lords he served,
and many deeds did, but for two years no news came to him out of Cornwall,
nor friend, nor messenger. Then he thought that Iseult had forgotten. Now it
happened one day that, riding with Gorvenal alone, he came into the land of
Brittany. They rode through a wasted plain of ruined walls and empty hamlets
and burnt fields everywhere, and the earth deserted of men; and Tristan
thought: ÒI am weary, and my deeds profit me nothing; my lady is far off and
I shall never see her again. Or why for two years has she made no sign, or
why has she sent no messenger to find me as I wandered? But in Tintagel Mark
honours her and she gives him joy, and that little fairy bell has done a thorough
work; for little she remembers or cares for the joys and the mourning of old,
little for me, as I wander in this desert place. I, too, will forget.Ó On the
third day, at the hour of noon, Tristan and Gorvenal came near a hill where
an old chantry stood and close by a hermitage also; and Tristan asked what
wasted land that was, and the hermit answered: ÒLord, it is Breton land which
Duke Hod holds, and once it was rich in pasture and ploughland, but Count
Riol of Nantes has wasted it. For you must know that this Count Riol was the
DukeÕs vassal. And the Duke has a daughter, fair among all KingÕs daughters,
and Count Riol would have taken her to wife; but her father refused her to a
vassal, and Count Riol would have carried her away by force. Many men have
died in that quarrel.Ó And Tristan
asked: ÒCan the Duke wage his war?Ó And the hermit
answered: ÒHardly, my lord; yet his last keep of Carhaix holds out still, for
the walls are strong, and strong is the heart of the DukeÕs son Kaherdin, a
very good knight and bold; but the enemy surrounds them on every side and
starves them. Very hardly do they hold their castle.Ó Then Tristan
asked: ÒHow far is this keep of Carhaix?Ó ÒSir,Ó said
the hermit, Òit is but two miles further on this way.Ó Then Tristan and
Gorvenal lay down, for it was evening. In the
morning, when they had slept, and when the hermit had chanted, and had shared
his black bread with them, Tristan thanked him and rode hard to Carhaix. And
as he halted beneath the fast high walls, he saw a little company of men
behind the battlements, and he asked if the Duke were there with his son
Kaherdin. Now Hod was among them; and when he cried Òyes,Ó Tristan called up
to him and said: ÒI am that Tristan, King of Lyonesse, and Mark of Cornwall
is my uncle. I have heard that your vassals do you a wrong, and I have come
to offer you my arms. ÒAlas, lord
Tristan, go you your way alone and God reward you, for here within we have no
more food; no wheat, or meat, or any stores but only lentils and a little oats
remaining.Ó But Tristan
said ÒFor two years I dwelt in a forest, eating nothing save roots and herbs;
yet I found it a good life, so open you the door.Ó They welcomed
him with honour, and Kaherdin showed him the wall and the dungeon keep with
all their devices, and from the battlements he showed the plain where far
away gleamed the tents of Duke Riol. And when they were down in the castle
again he said to Tristan: ÒFriend, let us go to the hall where my mother and
sister sit.Ó So, holding
each otherÕs hands, they came into the womenÕs room, where the mother and the
daughter sat together weaving gold upon English cloth and singing a weaving
song. They sang of Doette the fair who sits alone beneath the white-thorn,
and round about her blows the wind. She waits for Doon, her friend, but he
tarries long and does not come. This was the song they sang. And Tristan
bowed to them, and they to him. Then Kaherdin, showing the work his mother
did, said: ÒSee, friend Tristan, what a work-woman is here, and how marvellously
she adorns stoles and chasubles for the poor minsters, and how my sisterÕs
hands run thread of gold upon this cloth. Of right, good sister, are you
called, ÔIseult of the White Hands.ÕÓ But Tristan,
hearing her name, smiled and looked at her more gently. And on the
morrow, Tristan, Kaherdin, and twelve young knights left the castle and rode
to a pinewood near the enemyÕs tents. And sprang from ambush and captured a
waggon of Count RiolÕs food; and from that day, by escapade and ruse they
would carry tents and convoys and kill off men, nor ever come back without
some booty; so that Tristan and Kaherdin began to be brothers in arms, and
kept faith and tenderness, as history tells. And as they came back from these
rides, talking chivalry together, often did Kaherdin praise to his comrade
his sister, Iseult of the White Hands, for her simplicity and beauty. One day, as
the dawn broke, a sentinel ran from the tower through the halls crying:
ÒLords, you have slept too long; rise, for an assault is on.Ó And knights
and burgesses armed, and ran to the walls, and saw helmets shining on the
plain, and pennons streaming crimson, like flames, and all the host of Riol
in its array. Then the Duke and Kaherdin deployed their horsemen before the
gates, and from a bow-length off they stooped, and spurred and charged, and
they put their lances down together and the arrows fell on them like April
rain. |
ISOLDE MET DE
WITTE HANDEN. Apart konden de geliefden niet leven nog
sterven want het was leven en dood tezamen; en Tristan ontvluchtte zijn
verdriet via zee‘n en eilanden en veel landen. Hij ontvluchtte zijn verdriet nog
steeds over zee‘n en eilanden totdat hij tenslotte naar het land van Lyon
terugkeerde en daar verwelkomde hem Rohalt, de bewaarder van het geloof, met
blijde tranen en noemde hem zoon. Maar hij kon niet in zijn eigen land in
vrede leven en keerde om en reed door koninkrijken en baronie op zoek naar
avontuur. Van Lyon naar de Lage landen en van de Lage Landen naar Germani‘;
door Germani‘ naar Spanje. En vele heren diende hij en vele daden deed hij,
maar gedurende twee jaar kwam er geen nieuws uit Cornwall naar hem, nog
vriend, nog boodschapper. Toen dacht hij dat Isolde hem vergeten was. Nu
gebeurde het op een dag dat hij alleen met Gorvenal reed en het land van
Bretagne binnen kwamen. Ze reden door een verlaten vlakte van verwoeste muren
en lege gehuchten en overal verbrande velden en de aarde verlaten van mensen;
en Tristan dacht: ÒIk ben moe en
mijn daden maken niets uit; mijn dame is ver weg en ik zal haar nooit meer
zien. Of waarom heeft ze gedurende twee jaar geen bericht gegeven of waarom
heeft ze geen boodschapper gestuurd om mij te vinden terwijl ik rondzwierf?
Maar in Tintagel eert Mark haar en zij geeft hem vreugde en de kleine
sprookjesbel heeft zijn werk goed gedaan; weinig herinnert ze zich of is
bezorgd om de vreugde vanouds en weinig om mij terwijl ik ronddool in deze
woestijn. Ik moet het ook vergeten. Op de derde dag met het middaguur kwamen
Tristan en Gorvenal in de buurt van een heuvel waar ook een oude kapel stond
en dichtbij een hermitage en Tristan vroeg wat voor verwoest land dat was en
de kluizenaar antwoordde: ÒHeer, het is Bretons land dat hertog Hod bezit en
eens was het rijk in weiland en land, maar graaf Riol van Nantes heeft het
verwoest. Want je moet weten dat deze graaf Riol een vazal van de hertog was.
En de hertog heeft een dochter, de mooiste onder alle konings dochters, en
graaf Riol zou haar tot vrouw hebben genomen maar haar vader weigerde haar
aan een vazal en graaf Riol zou haar met met geweld hebben genomen. Vele
mannen zijn in die ruzie gestorven.Ó En Tristan vroeg: ÒKan de hertog zijn
oorlog voeren?Ó En de kluizenaar antwoordde:
ÒNauwelijks, mijn heer, toch houdt zijn laatste verdediging Carhaix het uit
want de wanden zijn sterk en krachtig is het hart van de zoon van de hertog,
Kaherdin, een zeer goede en trotse ridder; maar de vijand omringt hen van
alle kanten en hongert hen uit. Ze kunnen nauwelijks hun kasteel behouden. Toen vroeg Tristan: ÒHoe ver is dit
huis van Cairhaix? ÒMijn heer, Ò zei de kluizenaar, Òhet
is slechts twee mijlen ver op deze manier.Ó Toen gingen Tristan en Gorvenal
liggen want het was avond. Õs Morgens toen ze geslapen hadden en
de kluizenaar gezongen en zijn zwarte brood met hen gedeeld had bedankte
Tristan hem en reed snel naar Carhaix. En toen hij stil hield onder de vaste
hoge muren zag hij een kleine groep mannen achter de kantelen en hij vroeg of
de hertog daar was met zijn zoon Kaherdin. Nu was Hod een van hen; en toen
hij ÒJa,Ó riep en Tristan riep terug en zei: ÒIk ben Tristan, koning van Lyon
en Mark van Cornwall is mijn oom. Ik heb gehoord dat je vazallen je verkeerd
doen en ik ben gekomen om je mijn wapens aan te bieden.Ó ÒAch heer Tristan, ga je weg alleen
en God beloont u, want hier hebben wij geen eten meer; geen tarwe of vlees en
geen winkels, maar alleen linzen en een beetje haver.Ó Maar Tristan zei; ÒTwee jaar woonde
ik in een bos en at niets behalve wortels en kruiden; toch vond ik het een
goed leven, dus open je deur.Ó Ze verwelkomden hem met eer en
Kaherdin toonde hem de muur en de kerker met al hun verdediging en vanaf de
kantelen toonde hij de vlakte waar ver weg de tenten van hertog Riol
glansden. En toen ze weer in het kasteel waren zei hij tegen Tristan: ÒVriend
laten we naar de hal gaan waar mijn moeder en mijn zusje zitten.Ó Dus elkaars hand vast houdend kwamen
ze de vrouwenkamer binnen waar de moeder en de dochter bij elkaar zaten om
goud te weven op Engelse stof en zongen een weeflied. Ze zongen van Doette de
mooie die alleen onder de meidoorn zit en rond haar blaast de wind. Ze wacht
op Doon, haar vriend, maar hij vertoeft lang en komt niet. Dit was het lied
dat ze zongen. En Tristan boog voor hen en zij voor hem. Toen zei Kaherdin
die het werk van zijn moeder liet zien: Zie, vriend Tristan, wat een
werkvrouw is hier en hoe wonderbaarlijk ze stolaÕs en kazuifels versiert voor
arme minnaars en hoe de handen van mijn zuster op dit punt een gouddraad in
de kleding slaat. Hierdoor, goede zuster ben je Isolde met de witte handen
genoemd. Maar Tristan die haar naam hoorde
glimlachte en keek haar voorzichtig aan. En de volgende dg verlieten Tristan,
Kaherdin en twaalf jonge ridders het kasteel en reden naar een pijnbomenbos
bij de tenten van de vijand. En ze sprongen uit een hinderlaag en veroverden
een voedselwagen van graaf Riol; en vanaf die dag zouden ze met hun troep en
list hun tenten en konvooien
meevoeren en mannen doden en kwamen nooit terug zonder enige buit; zodat Tristan
en Kaherdin strijdmakkers begonnen te worden en hielden vertrouwen en
tederheid zoals de geschiedenis vertelt. En toen ze van deze ritten terug
kwamen bleven ze samen ridderlijk praten en prees Kaherdin zijn kameraad vaak
zijn zuster, Isolde met de witte handen, vanwege haar eenvoud en schoonheid. Op een dag toen de dag aanbrak rende
een schildwacht van de toren door de gangen en riep: ÒHeren, u hebt te lang
geslapen; sta op want een aanval is begonnen.Ó En ridders en burgers werden gewapend
en renden naar de muren en zagen helmen op de vlakte verschijnen, en de
wimpels die rood stroomden als vlammen en het hele leger van Riol volgde.
Toen zette de hertog en Kaherdin hun ruiters voor de poorten en met een boog
lengte stopten ze en spoorden aan
en vielen aan en ze zetten hun lansen op de grond en de pijlen vielen op hen
als een regen in april. |
Now Tristan
had armed himself among the last of those the sentinel had roused, and he laced
his shoes of steel, and put on his mail, and his spurs of gold, his hauberk,
and his helm over the gorget, and he mounted and spurred, with shield on
breast, crying: ÒCarhaix!Ó And as he
came, he saw Duke Riol charging, rein free, at Kaherdin, but Tristan came in
between. So they met, Tristan and Duke Riol. And at the shock, TristanÕs
lance shivered, but RiolÕs lance struck TristanÕs horse just where the
breast-piece runs, and laid it on the field. But Tristan,
standing, drew his sword, his burnished sword, and said: ÒCoward! Here is
death ready for the man that strikes the horse before the rider.Ó But Riol
answered: ÒI think you have lied, my lord!Ó And he charged
him. And as he
passed, Tristan let fall his sword so heavily upon his helm that he carried
away the crest and the nasal, but the sword slipped on the mailed shoulder,
and glanced on the horse, and killed it, so that of force Duke Riol must slip
the stirrup and leap and feel the ground. Then Riol too was on his feet, and
they both fought hard in their broken mail, their Õscutcheons torn and their
helmets loosened and lashing with their dented swords, till Tristan struck
Riol just where the helmet buckles, and it yielded and the blow was struck so
hard that the baron fell on hands and knees; but when he had risen again,
Tristan struck him down once more with a blow that split the helm, and it
split the headpiece too, and touched the skull; then Riol cried mercy and
begged his life, and Tristan took his sword. So he promised
to enter Duke Ho‘lÕs keep and to swear homage again, and to restore what he
had wasted; and by his order the battle ceased, and his host went off
discomfited. Now when the
victors were returned Kaherdin said to his father: ÒSire, keep you Tristan.
There is no better knight, and your land has need of such courage.Ó So when the
Duke had taken counsel with his barons, he said to Tristan ÒFriend, I owe you
my land, but I shall be quit with you if you will take my daughter, Iseult of
the White Hands, who comes of kings and of queens, and of dukes before them
in blood.Ó And Tristan
answered: ÒI will take her, Sire.Ó So the day was
fixed, and the Duke came with his friends and Tristan with his, and before
all, at the gate of the minster, Tristan wed Iseult of the White Hands, according
to the ChurchÕs law. But that same
night, as TristanÕs valets undressed him, it happened that in drawing his arm
from the sleeve they drew off and let fall from his finger the ring of green
jasper, the ring of Iseult the Fair. It sounded on the stones, and Tristan
looked and saw it. Then his heart awoke and he knew that he had done wrong.
For he remembered the day when Iseult the Fair had given him the ring. It was
in that forest where, for his sake, she had led the hard life with him, and
that night he saw again the hut in the wood of Morois, and he was bitter with
himself that ever he had accused her of treason; for now it was he that had
betrayed, and he was bitter with himself also in pity for this new wife and
her simplicity and beauty. See how these two Iseults had met him in an evil
hour, and to both had he broken faith! Now Iseult of
the White Hands said to him, hearing him sigh: ÒDear lord, have I hurt you in
anything? Will you not speak me a single word?Ó But Tristan
answered: ÒFriend, do not be angry with me; for once in another land I fought
a foul dragon and was near to death, and I thought of the Mother of God, and
I made a vow to Her that, should I ever wed, I would spend the first holy
nights of my wedding in prayer and in silence.Ó ÒWhy,Ó said
Iseult, Òthat was a good vow.Ó |
Nu had Tristan
zich bewapend tussen de laatste die de schildwacht had gewekt en trok zijn
stalen schoenen aan en zijn gouden sporen, zijn mali‘nkolder en zijn helm over
zijn overkleed en hij reed en spoorde het aan en met het schild op de borst
schreeuwde hijÓ; Carhaix.Ó En terwijl hij
aankwam zag hij hertog Riol teugelvrij aanvallen naar Kaherdin, maar Tristan
kwam ertussen. Zo ontmoetten ze elkaar, Tristan en hertog Riol. En bij die
schok trilde de lans van Tristan, maar RiolÕ s lans trof TristanÕ s paard
precies waar het borststuk liep en viel op het veld. Maar Tristan
trok staande zijn zwaard, zijn gepolijste zwaard en zei: ÒLafaard! Hier is de
dood gereed voor de man die het paard voor de ruiter slaat.Ó Maar Riol
antwoordde: ÒIk denk dat je liegt, mijn heer!Ó en hij viel hem aan. En terwijl hij Tristan passeerde liet
Tristan zijn zwaard zo zwaar op zijn helm vallen dat het de kruin en de neus
opzij zette, maar het zwaard gleed over de mali‘n schouder en viel op het
paard en doodde het zodat hertog Riol uit de stijgbeugel moest stijgen en op
de grond sprong. Toen stond Riol ook op zijn voeten en beiden vochten hard in
hun gebroken mali‘n, hun gescheurde wapenschilden en verloren beiden hun
helmen en sloegen met hun gedeukte zwaarden totdat Tristan Riol precies sloeg
waar de helmgesp was en het gaf mee en de slag was zo hard dat de baron op
handen en knie‘n viel, toen hij weer opstond sloeg Tristan hem nogmaals neer
met een slag die de helm spleet en spleet het hoofddeel ook en raakte de
schedel; toen riep Riol genade en smeekte om zijn leven en Tristan nam zijn
zwaard. Zo beloofde hij om naar hertog Ho‘l te gaan hem en opnieuw hulde te
brengen en te herstellen wat hij vernield had; en bij zijn bevel stopte de
strijd en zijn gast ging ontevreden weg. Toen de overwinnaars terug kwamen zei
Kaherdin tegen zijn vader: ÒSire, hou Tristan. Er is een geen betere ridder
en je land heeft zoÕ n moedige nodig.Ó Toen de hertog met zijn baronnen
overlegd had zei hij tegen Tristan: ÒVriend, ik ben je mijn land schuldig
maar ik zal er van bevrijd zijn als je mijn dochter Isolde met de witte
handen neemt die van koningen en koningin komt en van hertogen voor hen in
bloed.Ó En Tristan zei: ÒIk zal haar nemen,
Sire.Ó Dus werd de dag gesteld en de hertog
kwam met zijn vrienden en Tristan met de zijne en voor allen bij de poort van
de munster trouwde Tristan met Isolde met de witte handen naar de wet van de
kerk. Maar diezelfde nacht toen de bediende
van Tristan hem uitkleedden gebeurde het dat hij zijn arm uit de mouw trok en
de ring met de groene jaspis viel af, de ring van Isolde de mooie. Het klonk
op de stenen en Tristan keek en zag het. Toen werd zijn hart wakker en hij
wist dat hij verkeerd had gedaan. Want hij herinnerde zich de dag waarop toen
Isolde de mooie hem de ring had gegeven. Het was in het woud waar ze vanwege
zijn zaak een hard leven had geleid en die avond zag hij de hut in het bos
van Morois en hij was bitter van zichzelf dat hij haar ooit beschuldigd had
van verraad; want nu was hij het die haar had verraden en wat verbitterd van
zichzelf en had ook medelijden met zijn nieuwe vrouw met haar eenvoud en
schoonheid. Zie hoe deze twee IsoldeÕ s hem in een slecht uur hadden ontmoet
en aan beiden had hij de belofte gebroken! Nu zei Isolde met de witte handen
tegen hem terwijl ze hem hoorde zuchten: ÒLieve heer, heb ik je ergens pijn
gedaan? Wil je me geen enkel woord zeggen?Ó Maar Tristan antwoordde; ÓVriendin,
wees niet kwaad op mij; want eens in een ander land vocht ik tegen een vuile
draak en was bijna dood en ik dacht aan de moeder van God en ik beloofde haar
als ik ooit zou trouwen ik de eerste nachten van mijn bruiloft in gebed en
stilte zou doorbrengen.Ó ÒWel,Ó zei Isolde, Òdat was een goede
belofte.Ó En Tristan waakte de hele nacht. |
THE MADNESS OF TRISTAN Within her
room at Tintagel, Iseult the Fair sighed for the sake of Tristan, and named
him, her desire, of whom for two years she had had no word, whether he lived
or no. Within her
room at Tintagel Iseult the Fair sat singing a song she had made. She sang of
Guron taken and killed for his love, and how by guile the Count gave GuronÕs
heart to her to eat, and of her woe. The Queen sang softly, catching the
harpÕs tone; her hands were cunning and her song good; she sang low down and
softly. Then came in
Kariado, a rich count from a far-off island, that had fared to Tintagel to
offer the Queen his service, and had spoken of love to her, though she
disdained his folly. He found Iseult as she sang, and laughed to her: ÒLady,
how sad a song! as sad as the OspreyÕs; do they not say he sings for death?
and your song means that to me; I die for you.Ó And Iseult
said: ÒSo let it be and may it mean so; for never come you here but to stir
in me anger or mourning. Ever were you the screech owl or the Osprey that
boded ill when you spoke of Tristan; what news bear you now?Ó And Kariado
answered: ÒYou are angered, I know not why, but who heeds your words? Let the
Osprey bode me death; here is the evil news the screech owl brings. Lady
Iseult, Tristan, your friend is lost to you. He has wed in a far land. So
seek you other where, for he mocks your love. He has wed in great pomp Iseult
of the White Hands, the King of BrittanyÕs daughter.ÕÕ And Kariado
went off in anger, but Iseult bowed her head and broke into tears. Now far from
Iseult, Tristan languished, till on a day he must needs see her again. Far
from her, death came surely; and he had rather die at once than day by day.
And he desired some death, but that the Queen might know it was in finding
her; then would death come easily. So he left
Carhaix secretly, telling no man, neither his kindred nor even Kaherdin, his
brother in arms. He went in rags afoot (for no one marks the beggar on the
high road) till he came to the shore of the sea. He found in a
haven a great ship ready, the sail was up and the anchor-chain short at the
bow. ÒGod save you,
my lords,Ó he said, Òand send you a good journey. To what land sail you now?Ó
ÒTo Tintagel,Ó
they said. Then he cried
out: ÒOh, my lords! take me with you thither!Ó And he went
aboard, and a fair wind filled the sail, and she ran five days and nights for
Cornwall, till, on the sixth day, they dropped anchor in Tintagel Haven. The castle
stood above, fenced all around. There was but the one armed gate, and two
knights watched it night and day. So Tristan went ashore and sat upon the
beach, and a man told him that Mark was there and had just held his court. ÒBut where,Ó
said he, Òis Iseult, the Queen, and her fair maid, Brangien?Ó ÒIn Tintagel
too,Ó said the other, Òand I saw them lately; the Queen sad, as she always
is.Ó At the hearing
of the name, Tristan suffered, and he thought that neither by guile nor
courage could he see that friend, for Mark would kill him. And he
thought, ÒLet him kill me and let me die for her, since every day I die. But
you, Iseult, even if you knew me here, would you not drive me out?Ó And he
thought, ÒI will try guile. I will seem mad, but with a madness that shall be
great wisdom. And many shall think me a fool that have less wit than I.Ó Just then a
fisherman passed in a rough cloak and cape, and Tristan seeing him, took him
aside, and said: ÒFriend, will you not change clothes?Ó And as the
fisherman found it a very good bargain, he said in answer: ÒYes, friend,
gladly.Ó And he changed
and ran off at once for fear of losing his gain. Then Tristan shaved his
wonderful hair; he shaved it close to his head and left a cross all bald, and
he rubbed his face with magic herbs distilled in his own country, and it
changed in colour and skin so that none could know him, and he made him a
club from a young tree torn from a hedge-row and hung it to his neck, and
went bare-foot towards the castle. The porter
made sure that he had to do with a fool and said: ÒGood morrow, fool, where
have you been this long while?Ó And he
answered: ÒAt the Abbot of St. MichaelÕs wedding, and he wed an abbess, large
and veiled. And from the Alps to Mount St. Michael how they came, the priests
and abbots, monks and regulars, all dancing on the green with croziers and
with staves under the high treesÕ shade. But I left them all to come hither,
for I serve at the KingÕs board to-day.Ó Then the
porter said: ÒCome in, lord fool; the Hairy UrganÕs son, I know, and like
your father.Ó And when he
was within the courts the serving men ran after him and cried: ÒThe fool! the
fool!Ó But he made
play with them though they cast stones and struck him as they laughed, and in
the midst of laughter and their cries, as the rout followed him, he came to
that hall where, at the QueenÕs side, King Mark sat under his canopy. And as he
neared the door with his club at his neck, the King said: ÒHere is a merry
fellow, let him in.Ó And they
brought him in, his club at his neck. And the King said: ÒFriend, well come;
what seek you here?Ó ÒIseult,Ó said
he, Òwhom I love so well; I bring my sister with me, Brunehild, the
beautiful. Come, take her, you are weary of the Queen. Take you my sister and
give me here Iseult, and I will hold her and serve you for her love.Ó The King said
laughing: ÒFool, if I gave you the Queen, where would you take her, pray?Ó ÒOh! very
high,Ó he said, Òbetween the clouds and heaven, into a fair chamber glazed.
The beams of the sun shine through it, yet the winds do not trouble it at
all. There would I bear the Queen into that crystal chamber of mine all
compact of roses and the morning.Ó |
DE GEKTE VAN
TRISTAN. In haar kamer
te Tintagel zuchtte Isolde de mooie vanwege de zaak van Tristan en noemde
hem, haar begeerte van wie ze al twee jaar geen woord had gehoord of hij nog
leefde of niet. In haar kamer te Tintagel zat Isolde
de mooie en zong een lied dat ze had gemaakt. Ze zong van Guron die vanwege
zijn liefde meegenomen werd en gedood en hoe de graaf GuornÕ s hart aan haar
gaf om te eten en van haar pijn. De koningin zong zachtjes en ving de toon
van de harp op; haar handen waren listig en haar zang goed; ze zong laag en
zachtjes. Toen kwam Kariado binnen, een rijke
graaf van een afgelegen eiland die naar Tintagel was gegaan om de koningin
zijn diensten aan te bieden en had gesproken over liefde voor haar, hoewel ze
zijn dwaasheid verachtte. Hij vond Isolde terwijl ze zong en lachte tegen
haar: ÒDame, wat een treurig liedje! Zo zielig als de visarend; zeggen ze
niet dat die zingt voor zijn dood? En jouw liedje betekent dat voor mij: ik
sterf voor jou.Ó En Isolde zei: ÒLaat het zo zijn en
laat het zo bedoeld zijn; want je komt hier nooit, maar alleen om me woede of
rouw te geven. Ooit was je de
krijsende uil of de visarend die ziek was toen je over Tristan sprak; wat
voor nieuws breng je nu?Ó En Karaido antwoordde: ÒJe bent boos
en ik weet niet waarom, maar wie let op uw woorden? Laat de visarend me de
dood beloven; hier is het slechte nieuws dat de krijsende uil brengt. Lady
Isolde, Tristan je vriend, is verloren voor jou. Hij is in een ver land
getrouwd. Dus zoek ergens anders want hij spot met je liefde. Hij is met
grote pracht met Isolde met de witte handen gehuwd, de dochter van de koning
van Bretagne. En Kariado ging kwaad weg, maar
Isolde boog haar hoofd en barstte in tranen uit. Ver weg van Isolde kwijnde Tristan
weg totdat hij het op een dag nodig had om haar weer te zien. Ver van haar
kwam de dood zeker en hij stierf liever onmiddellijk dan dag na dag. En hij
verlangde naar een of andere dood maar dat de koningin het mocht weten en dat
hij haar vond dan zou de dood gemakkelijk komen. Dus verliet hij in het geheim Carhaix
en vertelde het niemand, nog zijn familie, nog Kaherdin, zijn strijdmakker.
Hij ging in vodden te voet (want niemand let op een bedelaar op de hoofdweg)
totdat hij aan de kust van de zee kwam. Hij vond in de haven een groot schip
gereed, het zeil was op en de ankerketting was kort voor de boeg. ÒGod bewaart u, mijne heren, Ò zei
hijÕ en geeft u een goede reis. Naar welk land zeilt u nu?Ó ÒNaar TintagelÓ, zeiden ze. Toen schreeuwde hij het uit: ÒOh,
mijne heren! Breng me daarheen!Ó En hij ging aan boord en een goede
wind vulde het zeil en het liep in vijf dagen en nachten naar Cornwall totdat
ze op de zesde dag voor anker gingen in de haven van Tintagel. Het kasteel
stond erboven, rondom omheind. Er was maar een gewapende poort die door twee
ridders dag en nacht bewaakt werden. Dus ging Tristan aan land en ging op het
strand zitten en een man daar die vertelde hem dat Mark daar was en net zijn
hof hield. ÒMaar waar,Ó zei hij, ÔIs Isolde de
koningin en haar lieve maagd Brangien?Ó ÒOok in Tintagel, Ò zei de andere,
Òen ik zag haar laatst; de koning verdrietig, zoals altijdÓ. Bij het horen van de naam leed
Tristan en hij dacht dat hij nog door bedrog nog door moed zijn vriendin kon
zien, want Mark zou hem doden. En hij dacht: ÒLaat hem mij doden en
laat ik voor haar sterven want
elke dag sterf ik. Maar jij, Isolde zelfs als je me hier herkende zou
je me dan niet wegjagen?Ó En hij dacht: Ò Ikz al het proberen. Ik zal een
gekke man zijn, maar met mijn gekte zal dat grote wijsheid zijn. En velen
zullen van me denken dat een dwaas minder verstand heeft dan ik.Ó Op dat moment passeerde een visser in
een ruwe mantel en kap en Tristan zag hem en nam hem apart en zei: ÒVriend,
wil je niet van kleding ruilen?Ó En toen de visser het een goed koopje
vond zei hij als antwoord: ÒJa vriend graag.Ó En hij ruilde en rende meteen weg uit
angst zijn winst te verliezen. Toen schoor Tristan zijn mooie haar, hij
schoor zich dicht bij het hoofd en liet een kaal kruis achter en wreef zijn
gezicht met magische kruiden die in zijn eigen land gedistilleerd waren en
het veranderde de huid van kleur zodat niemand hem kon herkennen en hij
maakte een knots van een jonge boom die uit een haag werd gescheurd en hing
het aan zijn nek en ging op blote voeten naar het kasteel. De portier wist zeker dat hij met een
gek te maken had en hij zei:
Goede morgen, gek, waar ben je zolang geweest?Ó En hij antwoordde; ÒBij het huwelijk
van de abt van St. Michel toen hij trouwde met de abdis, groot en gesluierd.
En van de Alpen naar Sint Michael hoe ze kwamen, de priesters en abten,
monniken en stamgasten, allemaal dansend op het groen met hun kruisen en met
staven onder de schaduw van de hoge bomen. Maar ik heb ze allemaal achter
gelaten om hier te komen want ik dien hier vandaag aan de tafel van de
koning.Ó Toen zei de portier: ÒKom binnen
gekke heer; harige UrganÕ s zoon, ik weet het net zoals je vader.Ó En toen hij binnen de hof was renden
de dienstknechten achter hem aan en riepen: ÒDe gek! De gek!Ó Mar hij speelde met hen, hoewel ze
stenen gooiden en hem sloegen terwijl ze lachten en midden in het lachen en
hun geschreeuw toen de groep hem volgde kwam hij in de hal waar aan de zijde
van de koningin Mark zat onder zijn luifel. En terwijl hij de deur naderde met
zijn knots in zijn nek zei de koning: ÒHier is een vrolijke kerel, laat hem
binnen.Ó En ze brachten hem naar binnen, zijn
knots in zijn nek. En de koning zei: ÒVriend, welkom; wat zoek je hier?Ó ÒIsoldeÓ, zei hij, die ik zo lief
heb; ik breng mijn zuster Brunehild de mooie mee. Kom, neem haar, je bent moe
van de koningin. Neem mijn zus en geef me Isolde en ik zal haar vast houden
en dienen voor haar liefde.Ó De koning zei lachend: ÒGek, als ik
je de koningin gaf waar zou je haar naar toe brengen, bidden?Ó. ÒOh, heel hoog, Ò zei hij, Òtussen de
wolken en de hemel in een mooie glazen kamer. De stralen van de zon schijnen
er doorheen, maar de wind hindert het helemaal niet. Daar zou ik de koningin
in mijn kristallen kamer dragen, allemaal compact van rozen en de ochtend.Ó |
The King and
his barons laughed and said: ÒHere is a good fool at no loss for words.Ó But the fool
as he sat at their feet gazed at Iseult most fixedly. ÒFriend,Ó said
King Mark, Òwhat warrant have you that the Queen would heed so foul a fool as
you?Ó ÒO! Sire,Ó he
answered gravely, Òmany deeds have I done for her, and my madness is from her
alone.Ó ÒWhat is your
name?Ó they said, and laughed. ÒTristan,Ó
said he, Òthat loved the Queen so well, and still till death will love her.Ó But at the
name the Queen angered and weakened together, and said: ÒGet hence for an
evil fool!Ó But the fool,
marking her anger, went on: ÒQueen Iseult, do you mind the day, when,
poisoned by the MorholtÕs spear, I took my harp to sea and fell upon your
shore? Your mother healed me with strange drugs. Have you no memory, Queen?Ó But Iseult
answered: ÒOut, fool, out! Your folly and you have passed the bounds!Ó But the fool,
still playing, pushed the barons out, crying: ÒOut! madmen, out! Leave me to
counsel with Iseult, since I come here for the love of her!Ó And as the
King laughed, Iseult blushed and said: ÒKing, drive me forth this fool!Ó But the fool
still laughed and cried: ÒQueen, do you mind you of the dragon I slew in your
land? I hid its tongue in my hose, and, burnt of its venom, I fell by the
roadside. Ah! what a knight was I then, and it was you that succoured me.Ó Iseult
replied: ÒSilence! You wrong all knighthood by your words, for you are a fool
from birth. Cursed be the seamen that brought you hither; rather should they
have cast you into the sea!Ó ÒQueen
Iseult,Ó he still said on, Òdo you mind you of your haste when you would have
slain me with my own sword? And of the Hair of Gold? And of how I stood up to
the seneschal?Ó ÒSilence!Ó she
said, Òyou drunkard. You were drunk last night, and so you dreamt these
dreams.Ó ÒDrunk, and
still so am I,Ó said he, Òbut of such a draught that never can the influence
fade. Queen Iseult, do you mind you of that hot and open day on the high
seas? We thirsted and we drank together from the same cup, and since that day
have I been drunk with an awful wine.Ó When the Queen
heard these words which she alone could understand, she rose and would have
gone. But the King
held her by her ermine cloak, and she sat down again. And as the
King had his fill of the fool he called for his falcons and went to hunt; and
Iseult said to him: ÒSire, I am weak and sad; let me be go rest in my room; I
am tired of these follies.Ó And she went
to her room in thought and sat upon her bed and mourned, calling herself a
slave and saying: ÒWhy was I born? Brangien, dear sister, life is so hard to
me that death were better! There is a fool without, shaven criss-cross, and
come in an evil hour, and he is warlock, for he knows in every part myself
and my whole life; he knows what you and I and Tristan only know.Ó Then Brangien
said: ÒIt may be Tristan.Ó But—ÒNo,Ó
said the Queen, Òfor he was the first of knights, but this fool is foul and
made awry. Curse me his hour and the ship that brought him hither.Ó ÒMy lady!Ó
said Brangien, Òsoothe you. You curse over much these days. May be he comes
from Tristan?Ó ÒI cannot
tell. I know him not. But go find him, friend, and see if you know him.Ó So Brangien
went to the hall where the fool still sat alone. Tristan knew her and let
fall his club and said: ÒBrangien, dear Brangien, before God! have pity on
me!Ó ÒFoul fool,Ó
she answered, Òwhat devil taught you my name?Ó ÒLady,Ó he
said, ÒI have known it long. By my head, that once was fair, if I am mad the
blame is yours, for it was yours to watch over the wine we drank on the high
seas. The cup was of silver and I held it to Iseult and she drank. Do you
remember, lady?Ó ÒNo,Ó she
said, and as she trembled and left he called out: ÒPity me!Ó He followed
and saw Iseult. He stretched out his arms, but in her shame, sweating agony
she drew back, and Tristan angered and said: ÒI have lived too long, for I
have seen the day that Iseult will nothing of me. Iseult, how hard love dies!
Iseult, a welling water that floods and runs large is a mighty thing; on the
day that it fails it is nothing; so love that turns.Ó But she said
ÒBrother, I look at you and doubt and tremble, and I know you not for
Tristan.Ó ÒQueen Iseult,
I am Tristan indeed that do love you; mind you for the last time of the
dwarf, and of the flower, and of the blood I shed in my leap. Oh! and of that
ring I took in kisses and in tears on the day we parted. I have kept that
jasper ring and asked it counsel.Ó Then Iseult
knew Tristan for what he was, and she said: ÒHeart, you should have broken of
sorrow not to have known the man who has suffered so much for you. Pardon, my
master and my friend.Ó And her eyes
darkened and she fell; but when the light returned she was held by him who
kissed her eyes and her face. So passed they
three full days. But, on the third, two maids that watched them told the
traitor Andret, and he put spies well-armed before the womenÕs rooms. And
when Tristan would enter they cried: ÒBack, fool!Ó But he
brandished his club laughing, and said: ÒWhat! May I not kiss the Queen who
loves me and awaits me now?Ó And they
feared him for a mad fool, and he passed in through the door. Then, being
with the Queen for the last time, he held her in his arms and said: ÒFriend,
I must fly, for they are wondering. I must fly, and perhaps shall never see
you more. My death is near, and far from you my death will come of desire.Ó ÒOh friend,Ó
she said, Òfold your arms round me close and strain me so that our hearts may
break and our souls go free at last. Take me to that happy place of which you
told me long ago. The fields whence none return, but where great singers sing
their songs for ever. Take me now.Ó ÒI will take
you to the Happy Palace of the living, Queen! The time is near. We have drunk
all joy and sorrow. The time is near. When it is finished, if I call you,
will you come, my friend?Ó ÒFriend,Ó said
she, Òcall me and you know that I shall come.Ó ÒFriend,Ó said
he, ÒGod send you His reward.Ó As he went out
the spies would have held him; but he laughed aloud, and flourished his club,
and cried: ÒPeace, gentlemen, I go and will not stay. My lady sends me to
prepare that shining house I vowed her, of crystal, and of rose shot through
with morning.Ó And as they cursed and drave him, the fool went leaping on his
way. |
De koning en
zijn baronnen lachten en zeiden: ÒHier is een goede gek die geen woord
verliest.Ó Maar de gek
die aan zijn voeten zat keek Isolde meest strak aan. ÒVriend, Ò zei
koning Mark,Ó wat voor recht hebt u dat de koningin zoveel aandacht zou
hebben voor een gek als u?Ó ÒO, Sire,Õ
antwoordde hij ernstig, Ò veel daden heb ik voor haar gedaan en mijn waanzin
is van haar alleen.Ó ÒHoe heet je?Ó
zeiden ze en lachten. ÒTristan, Ò
zei hij, Ô die zoveel hield van de koningin en nog steeds en tot de dood van
haar zal houden.Ó Maar bij die
naam werd de koningin boos en ze verzwakte gelijk en zei: Òga weg duivelse
gek!Ó Maar de gek
die haar woede merkte ging verder: ÒKoningin Isolde, herinner je de dag toen
MorholtÕ s speer me vergiftige en ik de harp op zee nam en op uw kust kwam?
Uw moeder heelde me met vreemde medicijnen. Herinnert het u zich niet,
koningin?Ó Maar Isolde
antwoordde. ÒEr uit, gek uit! Jouw dwaasheid en jij hebt de grenzen
overschreden!Ó Maar de gek
die nog steeds aan het spelen was duwde de baronnen naar buiten en riep:
ÒWeg! Gekken! Laat me mij bij Isolde gaan want ik kom hier uit liefde voor
haar!Ó En terwijl de
koning lachte bloosde Isolde en zei: Koning drijf deze gek weg!Ó Maar de gek lachte nog steeds en
riep; ÒKoningin herinnert u nog de draak die ik in uw land sloeg? Ik verborg
zijn tong in mijn laars en verbrandde vanwege het venijn en viel ik bij de
weg, Ah! Wat een ridder was ik toen en u hebt me geholpen.Ó Isolde antwoordde: Stil! Je hebt alle
ridderschap verkeerd gedaan met je woorden want je bent een gek vanaf je
geboorte. Vervloekt zijn de zeelieden die u hierheen hebben gebracht; beter
zouden ze u in de zee hebben gegooid.Ó ÒKoningin Isolde, Ò zei hij verder,
Òherinner me van uw haast toen u me gedood zou hebben met mijn eigen zwaardÓ.
En het gouden haar? En hoe ik opstond tegen de gouverneur?Ó ÒStilte!Ó zei ze, jij dronkaard. Je
was gisteravond dronken en daarom droom je deze dromen.Ó ÒDronken, en dat ben ik nog steedsÓ,
zei hij, Òmaar van zoÕ n drank zodat de invloed nooit kan vervagen. Koningin
Isolde herinnert u die warme en open dag op volle zee? We hadden dorst en we dronken tezamen
uit dezelfde kop en sinds die dag ben ik dronken van een vreselijke wijn. Toen de koningin deze woorden hoorde
die zij alleen kon begrijpen stond ze op en zou verdwenen zijn. Maar de koning hield haar bij de
hermelijnen mantel en ze ging weer zitten. En terwijl de koning aardigheid in de
gek had riep hij zijn valken en ging op jacht; en Isolde zei tegen hem:
ÒSire, ik ben zwak en bedroefd; laat me gaan rusten in mijn kamer; ik ben
deze dwaasheid beu.Ó E ze ging in gedachten naar haar kamer en ging op haar bed zitten en
treurde en noemde zichzelf een slavin en zei: ÒWaarom werd ik geboren?
Brangien, lieve zuster, het leven is zo moeilijk voor mij zodat de dood beter
was! Er is een buiten een dwaas kriskras geschoren en komt in een slecht uur
en hij is een duivelskunstenaar want hij kent elk deel in mijzelf en mijn
hele leven, hij weet wat jij en ik en Tristan alleen wetenÓ. Toen zei Brangien: ÒHet kan Tristan
zijn.Ó Maar, Òneen,Õ zei de koningin, Ò want
hij was de beste van de ridders en deze gek is fout en afschrikwekkend
gemaakt. Vervloek mij zijn uur en het schip dat hem hierheen heeft gebracht!Ó ÒMijn dameÓ, zei Brangien,Ó kalmeer
je. Je vloekt tegenwoordig veel. Misschien komt hij van Tristan?Ó ÒIk weet het niet. Ik ken hem niet.
Maar ga hem zoeken, vriendin en kijk of je hem kent.Ó Dus ging Brangien naar de hal waar de
gek nog steeds alleen zat. Tristan herkende haar en liet zijn knots vallen en
zei: ÒBrangien, lieve Brangien, vanwege God, heb medelijden met mij!Ó ÒDwaze gek,Ó zei ze, Ô welke duivel
heeft je mijn naam geleerd?Ó ÒDame,Ó zei hij, Òik heb het lang
geweten. Bij mijn hoofd dat eens lieflijk was en dat ik boos ben dat is uw
schuld want het was aan u om over de wijn te waken die we op volle zee
dronken. De beker was van zilver en ik gaf het aan Isolde en ze dronk het.
Weet je het nog dame?Ó ÒNeen, Ò zei ze, en beefde en terwijl
ze weg ging riep hij: heb medelijden met mij!Ó Hij volgde en zag Isolde. Hij strekte
zijn armen uit maar in haar schaamte trok ze zich zwetend terug en Tristan
werd kwaad en zei: ÒIk heb te lang geleefd want ik heb de dag gezien dat
Isolde niets van me wil. Isolde, hoe snel sterft de liefde! Isolde, een
stromend water dat stroomt en sterk loopt is een machtig ding: op de dag dat
het faalt is het niets; dus de liefde verandert.Ó Maar ze zei; ÒBroeder, ik keek naar u
en twijfelde en trilde en ik ken u niet als Tristan.Ó ÒKoningin Isolde, ik ben inderdaad
Tristan die wel van je houdt; herinner je voor de laatste keer de dwerg en
van de bloed dat ik in mijn sprong vergoot. Oh! En van de die ring die ik in
kussen en tranen nam op de dag dat we scheidden. Ik heb de ring van jaspis
gehouden en heb het om raad gevraagd.Ó Toen herkende Isolde Tristan voor wie
hij was en ze zei: ÒHart, je had verdriet moeten hebben voor de man die voor
jou zoveel geleden heeft. Pardon mijn meester en mijn vriend.Ó En haar ogen werden zwart en zij
viel; maar toen het licht terug
keerde werd ze door hem vast gehouden die haar ogen en gezicht kuste. Zo vergingen hen drie volle dagen.
Maar op de derde vertelden het twee dienstmeisjes die naar hen hadden gekeken
het aan de verrader Andret en hij stelde goed bewapende spionnen voor de
vrouwenkamer. En toen Tristan binnen kwam riepen ze: ÒAchteruit gek!Ó maar
hij zwaaide lachend met zijn knots en zei; ÒWat! Mag ik de koningin die van
me houdt niet kussen en me nu verwacht?Ó en ze vreesden hem als een dwaze gek
en hij ging door de deur naar binnen. Toen hij voor de laatste keer bij de
koningin was hield hij haar in zijn armen en zei: ÒVriendin, ik moet gaan
want ze vragen zich iets af. Ik moet gaan en zal je misschien nooit meer
zien. Mijn dood is nabij en ver van jou zal mijn dood uit begeerte komen.Ó ÒOh vriend; Òzie zei. Vouw je armen
dicht om me heen en omhels me zodat onze harten breken en onze zielen
eindelijk vrij komen. Breng me naar die gelukkige plaats waarvan je me lang
geleden hebt verteld. De velden waar niemand van terug keert, maar waar
geweldige zangers hun liedjes voor altijd zingen. Neem me nu mee.Ó ÒIk zal je meenemen naar het
gelukkige paleis van de levenden, koningin!. De tijd is nabij. We hebben alle
vreugde en verdriet gedronken. De tijd is nabij. Als het zover is en als ik
je roep wil je dan komen mijn vriendin?Ó ÒVriend,Ó zei ze, Òroep me en je weet
dat ik zal komen.Ó Toen hij wegging wilden de spionnen
hem vast houden; maar hij lachte hardop en zwaaide met zijn knots en riep:
ÒVrede heren, ik ga en zal niet blijven. Mijn dame stuurt me om dat stralende
huis voor te bereiden dat ik haar heb beloofd, van kristal en van rozen die
door de morgen schieten.Ó En terwijl ze hem vervloekten en hem dreven liep de
gek zijn weg. |
THE DEATH OF TRISTAN When he was
come back to Brittany, to Carhaix, it happened that Tristan, riding to the
aid of Kaherdin his brother in arms, fell into ambush and was wounded by a
poisoned spear; and many doctors came, but none could cure him of the ill.
And Tristan weakened and paled, and his bones showed. Then he knew
that his life was going, and that he must die, and he had a desire to see
once more Iseult the Fair, but he could not seek her, for the sea would have
killed him in his weakness, and how could Iseult come to him? And sad, and
suffering the poison, he awaited death. He called
Kaherdin secretly to tell him his pain, for they loved each other with a
loyal love; and as he would have no one in the room save Kaherdin, nor even
in the neighbouring rooms, Iseult of the White Hands began to wonder. She was
afraid and wished to hear, and she came back and listened at the wall by
TristanÕs bed; and as she listened one of her maids kept watch for her. Now, within,
Tristan had gathered up his strength, and had half risen, leaning against the
wall, and Kaherdin wept beside him. They wept their good comradeship, broken
so soon, and their friendship: then Tristan told Kaherdin of his love for
that other Iseult, and of the sorrow of his life. ÒFair friend
and gentle,Ó said Tristan, ÒI am in a foreign land where I have neither
friend nor cousin, save you; and you alone in this place have given me
comfort. My life is going, and I wish to see once more Iseult the Fair. Ah,
did I but know of a messenger who would go to her! For now I know that she
will come to me. Kaherdin, my brother in arms, I beg it of your friendship;
try this thing for me, and if you carry my word, I will become your liege,
and I will cherish you beyond all other men.Ó And as
Kaherdin saw Tristan broken down, his heart reproached him and he said: ÒFair
comrade, do not weep; I will do what you desire, even if it were risk of
death I would do it for you. Nor no distress nor anguish will let me from
doing it according to my power. Give me the word you send, and I will make
ready.Ó And Tristan
answered: ÒThank you, friend; this is my prayer: take this ring, it is a sign
between her and me; and when you come to her land pass yourself at court for
a merchant, and show her silk and stuffs, but make so that she sees the ring,
for then she will find some ruse by which to speak to you in secret. Then
tell her that my heart salutes her; tell her that she alone can bring me
comfort; tell her that if she does not come I shall die. Tell her to remember
our past time, and our great sorrows, and all the joy there was in our loyal
and tender love. And tell her to remember that draught we drank together on
the high seas. For we drank our death together. Tell her to remember the oath
I swore to serve a single love, for I have kept that oath.Ó But behind the
wall, Iseult of the White Hands heard all these things; and Tristan
continued: ÒHasten, my friend, and come back quickly, or you will not see me
again. Take forty days for your term, but come back with Iseult the Fair. And
tell your sister nothing, or tell her that you seek some doctor. Take my fine
ship, and two sails with you, one white, one black. And as you return, if you
bring Iseult, hoist the white sail; but if you bring her not, the black. Now
I have nothing more to say, but God guide you and bring you back safe.Ó With the first
fair wind Kaherdin took the open, weighed anchor and hoisted sail, and ran
with a light air and broke the seas. They bore rich merchandise with them,
dyed silks of rare colours, enamel of Touraine and wines of Poitou, for by
this ruse Kaherdin thought to reach Iseult. Eight days and nights they ran
full sail to Cornwall. Now a womanÕs
wrath is a fearful thing, and all men fear it, for according to her love, so
will her vengeance be; and their love and their hate come quickly, but their
hate lives longer than their love; and they will make play with love, but not
with hate. So Iseult of the White Hands, who had heard every word, and who
had so loved Tristan, waited her vengeance upon what she loved most in the
world. But she hid it all; and when the doors were open again she came to
TristanÕs bed and served him with food as a lover should, and spoke him
gently and kissed him on the lips, and asked him if Kaherdin would soon
return with one to cure him É but all day long she thought upon her
vengeance. And Kaherdin
sailed and sailed till he dropped anchor in the haven of Tintagel. He landed
and took with him a cloth of rare dye and a cup well chiselled and worked,
and made a present of them to King Mark, and courteously begged of him his
peace and safeguard that he might traffick in his land; and the King gave him
his peace before all the men of his palace. Then Kaherdin
offered the Queen a buckle of fine gold; and ÒQueen,Ó said he, Òthe gold is
good.Ó Then taking
from his finger TristanÕs ring, he put it side by side with the jewel and
said: ÒSee, O Queen, the gold of the buckle is the finer gold; yet that ring
also has its worth.Ó When Iseult
saw what ring that was, her heart trembled and her colour changed, and
fearing what might next be said she drew Kaherdin apart near a window, as if
to see and bargain the better; and Kaherdin said to her, low down: ÒLady,
Tristan is wounded of a poisoned spear and is about to die. He sends you word
that you alone can bring him comfort, and recalls to you the great sorrows
that you bore together. Keep you the ring—it is yours.Ó But Iseult
answered, weakening: ÒFriend, I will follow you; get ready your ship
to-morrow at dawn.Ó And on the
morrow at dawn they raised anchor, stepped mast, and hoisted sail, and
happily the barque left land. But at Carhaix
Tristan lay and longed for IseultÕs coming. Nothing now filled him any more,
and if he lived it was only as awaiting her; and day by day he sent watchers
to the shore to see if some ship came, and to learn the colour of her sail.
There was no other thing left in his heart. |
DE DOOD VAN
TRISTAN. Toen hij terugkeerde naar Bretagne,
naar Carhaix, gebeurde het dat Tristan die naar Kaherdin, zijn strijdmakker,
ging om hem te helpen in een hinderlaag viel en gewond werd door een giftige
speer en er kwamen vele dokters maar niemand kon hem van die ziekte genezen. En
Tristan verzwakte en verbleekte en liet zijn beenderen zien. Toen hij wist dat zijn leven voorbij
was en dat hij moest sterven had hij de wens om nog een keer Isolde de mooie
te zien, maar hij kon haar niet zoeken want de zee zou hem in zijn zwakte
gedood hebben en hoe kon Isolde naar hem komen? En verdrietig en lijdend aan
het gif wachtte hij de dood af. Hij riep in het geheim Kaherdin om
hem zijn pijn te vertellen want ze hielden van elkaar met een loyale liefde;
en omdat hij niemand in de kamer wilde behalve Kaherdin en zelfs niet in de
aangrenzende kamer begon Isolde met de witte handen zich te verwonderen. Ze
was bang en wilde het horen en ze kwam terug en luisterde bij de muur bij
TristanÕ s bed; en terwijl ze luisterde lette een van de dienstmeisjes op. Nu had Tristan daarin zijn krachten
verzameld en was half opgestaan en leunde tegen de muur en Kaherdin weende
naast hem. Ze huilden vanwege hun goede kameraadschap die zo snel zou worden
verbroken en hun vriendschap; toen vertelde Tristan aan Kaherdin zijn liefde
voor die andere Isolde en het verdriet van zijn leven.Ó Lieve en aardige
vriend, Ò zei Tristan, Òik ben in een vreemd land waar ik geen vriend of neef
heb, behalve u; en u alleen hebt me op deze plaats troost gegeven. Mijn leven
gaat en ik wil nog een keer Isolde de mooie zien. Ah, wist ik maar een
boodschapper die naar haar toe zou gaan! Want ik weet dat ze naar me zou
komen. Kaherdin, mijn strijdmakker, ik smeek het u vanwege vriendschap,
probeer dit ding voor mij en als u mijn woord brengt zal ik uw leenheer zijn
en ik zal u koesteren boven alle mannen.Ó En toen Kaherdin zag dat Tristan
instortte verweet zijn hart hem en hij zei: ÒLieve kameraad, huil niet; Ik
zal doen wat je verlangt zelfs als het risico mijn dood zal zijn zou ik het
voor je doen. Nog door leed of door angst zal ik het doen naar mijn macht.
Zeg me de woorden die u zendt en ik zal me klaar maken.Ó En Tristan antwoordde; ÒDank je,
vriend; dit is mijn gebed; neem deze ring, het is een teken tussen haar en
mij; en wanneer je in haar land komt geef je jezelf uit voor een koopman en
laat je haar zijde en zo zien, maar zorg ervoor dat ze de ring ziet want dan
zal ze een list vinden waarmee ze je in het geheim kan spreken. Vertel haar
dat mijn hart haar groet; vertel haar dat alleen zij mij troost kan schenken
en zag haar dat als ze niet komt ik zal sterven. Vertel haar dat ze onze
vroegere tijd herinnert en ons grote verdriet en alle vreugde die er was in
onze loyale en tedere liefde. En vertel haar dat ze de drank herinnert die we
samen dronken op de volle zee. Want we dronken onze dood tezamen. Zeg haar
dat ze zich de eed moet herinneren die ik gezworen heb om een enkele liefde
te dienen want ik heb die eed gehouden.Ó Maar achter de muur hoorde Isolde met
de witte handen al deze dingen; en Tristan vervolgde: ÒHaast je, mijn vriend,
en kom snel terug want anders zie je me niet meer. Neem veertig dagen als
termijn maar kom terug met Isolde de mooie. En vertel je zus niets of zeg
haar dat je een dokter zoekt. Neem mijn mooie schip met twee zeilen mee, een
witte en een zwarte. En als je terugkeert en Isolde meeneemt hijs je het
witte zeil; maar als je haar niet meeneemt het zwarte. Nu heb ik niets meer
te zeggen maar God leid je en brengt je veilig terug.Ó Met de eerste goede wind nam Kaherdin
het zware anker en hees het zeil en ging met een lichte bries en brak de
zee‘n. Ze droegen rijke koopwaar met zich mee, geverfde zijde van zeldzame
kleuren, glazuur van Touraine en wijn van Poitou want met deze list dacht
Kaherdin Isolde te bereiken. Acht dagen en nachten voeren ze met volle zeilen
naar Cornwall. Nu is de woede van een vrouw een
gevaarlijke zaak en alle mannen vrezen het want volgens haar liefde zal ook
haar wraak zijn; en hun liefde en haat komen snel, maar hun haat leeft langer
dan hun liefde en ze zullen spelen met liefde maar niet met haat. Dus Isolde
met de witte handen die elk woord had gehoord en die zoveel van Tristan had
gehouden wachtte op wraak op wie ze in de wereld het meeste lief had. Maar ze
verborg het helemaal en toen de deuren weer open waren kwam ze naar TristanÕ
s bed en bediende hem met eten zoals geliefden zouden doen en sprak hem
zachtjes toe en kuste hem op de lippen en vroeg hem of Kaherdin gauw zou
terug komen met een om hem te genezenÉmaar de hele dag dacht ze aan wraak. En Kaherdin zeilde en voer totdat hij
voor anker ging in de haven van Tintagel. Hij landde en nam de doek van
zeldzame kleuren en een beker mee die goed bewerkt en geslepen was en maakte
daarvan een geschenk voor koning Mark en smeekte hem hoffelijk om zijn vrede
en waarborg zodat hij in zijn land handel drijven mocht en de koning schonk
hem vrede voor alle mannen van zijn paleis. Toen bood Kaherdin de koningin een
gesp van fijn goud aan en zei: ÒKoningin, het goud is goed.Ó Toen nam hij de ring van Tristan van
zijn vinger en deed het naast het juweel en zei: Zie, o koningin het goud van
de gesp is van fijner goud, maar die ring heeft ook zijn waarde.Ó Toen Isolde zag welke ring dat was
beefde haar hart en veranderde haar kleur en uit angst wat er vervolgens zou
worden gezegd trok ze Kaherdin naar een raam alsof ze het beter wilde zien en
onderhandelen en Kaherdin zei zachtjes tegen haar: ÒDame, Tristan is gewond
aan een giftige speer en staat op het punt om te sterven. Hij stuurt je een
bericht dat alleen u hem troost kan brengen en herinnert u de grote zorgen
die jullie bij elkaar hebben gehad. Hou de ring, het is van u.Ó Maar Isolde antwoordde en verzwakte:
ÒVriend, ik zal je volgen, maak je schip morgen gereed bij het aanbreken van
de dag.Ó En de volgende dag bij het aanbreken
van de dag hieven ze het anker, trokken de mast en het zeil op en gelukkig
verliet het schip het land. Maar bij Carhaix lag Tristan en
verlangde naar de komst van Isolde. Niets vervulde hem meer en zolang hij
leefde was het alleen maar in het wachten op haar en dag in dag uit stuurde
hij wachters naar de kust om te zien of er een schip kwam en om de kleur van
het zeil te weten. Er was niets meer in zijn hart over. |
He had himself
carried to the cliff of the Penmarks, where it overlooks the sea, and all the
daylight long he gazed far off over the water. Hear now a
tale most sad and pitiful to all who love. Already was Iseult near; already
the cliff of the Penmarks showed far away, and the ship ran heartily, when a
storm wind rose on a sudden and grew, and struck the sail, and turned the
ship all round about, and the sailors bore away and sore against their will
they ran before the wind. The wind raged and big seas ran, and the air grew
thick with darkness, and the ocean itself turned dark, and the rain drove in
gusts. The yard snapped, and the sheet; they struck their sail, and ran with
wind and water. In an evil hour they had forgotten to haul their pinnace
aboard; it leapt in their wake, and a great sea broke it away. Then Iseult
cried out: ÒGod does not will that I should live to see him, my love,
once—even one time more. God wills my drowning in this sea. O, Tristan,
had I spoken to you but once again, it is little I should have cared for a
death come afterwards. But now, my love, I cannot come to you; for God so
wills it, and that is the core of my grief.Ó And thus the
Queen complained so long as the storm endured; but after five days it died
down. Kaherdin hoisted the sail, the white sail, right up to the very
masthead with great joy; the white sail, that Tristan might know its colour
from afar: and already Kaherdin saw Britanny far off like a cloud. Hardly
were these things seen and done when a calm came, and the sea lay even and
untroubled. The sail bellied no longer, and the sailors held the ship now up,
now down, the tide, beating backwards and forwards in vain. They saw the
shore afar off, but the storm had carried their boat away and they could not
land. On the third night Iseult dreamt this dream: that she held in her lap a
boarÕs head which befouled her skirts with blood; then she knew that she
would never see her lover again alive. Tristan was
now too weak to keep his watch from the cliff of the Penmarks, and for many
long days, within walls, far from the shore, he had mourned for Iseult
because she did not come. Dolorous and alone, he mourned and sighed in
restlessness: he was near death from desire. At last the
wind freshened and the white sail showed. Then it was that Iseult of the
White Hands took her vengeance. She came to
where Tristan lay, and she said: ÒFriend, Kaherdin is here. I have seen his
ship upon the sea. She comes up hardly—yet I know her; may he bring
that which shall heal thee, friend.Ó And Tristan
trembled and said: ÒBeautiful friend, you are sure that the ship is his
indeed? Then tell me what is the manner of the sail?Ó ÒI saw it
plain and well. They have shaken it out and hoisted it very high, for they
have little wind. For its colour, why, it is black.Ó And Tristan
turned him to the wall, and said: ÒI cannot keep this life of mine any
longer.Ó He said three times: ÒIseult, my friend.Ó And in saying it the
fourth time, he died. Then
throughout the house, the knights and the comrades of Tristan wept out loud,
and they took him from his bed and laid him on a rich cloth, and they covered
his body with a shroud. But at sea the wind had risen; it struck the sail
fair and full and drove the ship to shore, and Iseult the Fair set foot upon
the land. She heard loud mourning in the streets, and the tolling of bells in
the minsters and the chapel towers; she asked the people the meaning of the
knell and of their tears. An old man said to her: ÒLady, we suffer a great grief.
Tristan, that was so loyal and so right, is dead. He was open to the poor; he
ministered to the suffering. It is the chief evil that has ever fallen on
this land.Ó But Iseult,
hearing them, could not answer them a word. She went up to the palace,
following the way, and her cloak was random and wild. The Bretons marvelled
as she went; nor had they ever seen woman of such a beauty, and they said:
ÒWho is she, or whence does she come?Ó Near Tristan,
Iseult of the White Hands crouched, maddened at the evil she had done, and
calling and lamenting over the dead man. The other Iseult came in and said to
her: ÒLady, rise and let me come by him; I have more right to mourn him than
have you—believe me. I loved him more.Ó And when she
had turned to the east and prayed God, she moved the body a little and lay
down by the dead man, beside her friend. She kissed his mouth and his face,
and clasped him closely; and so gave up her soul, and died beside him of
grief for her lover. When King Mark
heard of the death of these lovers, he crossed the sea and came into
Brittany; and he had two coffins hewn, for Tristan and Iseult, one of
chalcedony for Iseult, and one of beryl for Tristan. And he took their
beloved bodies away with him upon his ship to Tintagel, and by a chantry to
the left and right of the apse he had their tombs built round. But in one
night there sprang from the tomb of Tristan a green and leafy briar, strong
in its branches and in the scent of its flowers. It climbed the chantry and
fell to root again by IseultÕs tomb. Thrice did the peasants cut it down, but
thrice it grew again as flowered and as strong. They told the marvel to King
Mark, and he forbade them to cut the briar any more. The good
singers of old time, Beroul and Thomas of Built, Gilbert and Gottfried told
this tale for lovers and none other, and, by my pen, they beg you for your
prayers. They greet those who are cast down, and those in heart, those
troubled and those filled with desire. May all herein find strength against
inconstancy and despite and loss and pain and all the bitterness of loving. THE END |
Hij liet zich
naar de kliffen van Penmark dragen waar hij over de zee keek ende hele dag
lang staarde hij ver weg over het water. Hoor nu een
verhaal dat met meeste trieste en medelijden wekkend is voor iedereen die van
hem houdt. Al reeds was Isolde nabij; alreeds de kliffen zich ver weg toonden
en het schip ging snel toen er plotseling een stormwind opstak en groeide en
het zeil trof en het schip rond draaide en de zeelieden borgen het op en
pijnlijk tegen hun wil voer het voor de wind. De wind woedde en de grote zee
liep leeg en de lucht werd dik vanwege de duisternis en de oceaan zelf werd
donker en de regen sloeg met vlagen. De boot kraakte en het laken, ze haalden
het zeil neer en voeren met wind en water. In een slecht uur hadden ze
vergeten hun sloep aan boord te halen, het sprong in hun kielzog en de sterke
zee brak het. Toen riep
Isolde uit: ÒGod wil niet dat ik leven zou om Tristan te zien, mijn liefde
eenmaal zelfs geen een keer meer. God wil me verdrinken in de zee, O,
Tristan, had ik je nog maar een keer gesproken, de kans is klein dat ik voor
de dood had moeten zorgen die daarna komt. Maar nu, mijn liefste, kan ik niet
naar je komen; want God wil het en dat is de kern van mijn verdriet.Ó Tristan was nu
te zwak om vanaf de kliffen van Penmark wacht te houden en gedurende vele
dagen binnen de muren ver van de kust had hij om Isolde getreurd omdat ze
niet kwam. Dol en alleen treurde en zichtte hij in rusteloosheid; hij was
bijna dood van verlangen. Tenslotte
verfriste de wind en het witte zeil werd zichtbaar. Toen was het dat Isolde
met de witte handen haar wraak nam. Ze kwam naar
de plaats waar Tristan lag en ze zei: ÒVriend, Kaherdin is hier. Ik heb zijn
schip op zee gezien. Ze komt nauwelijks omhoog, maar toch kerkende ik het,
mag het brengen wat u zal genezen, vriend.Ó En Tristan
trilde en zei: Lieve vriendin, weet u zeker dat het inderdaad zijn schip is?Ó
Vertel me dan welke kleur het zeil heeft? ÒIk zag het
duidelijk en goed. Ze hebben het zeer hoog gehesen want ze hebben weinig
wind. En zijn kleur, wel, het is zwart.Ó En Tristan
draaide zich om nar de muur en zei: ÒIk kan dit leven van mij niet langer
houden.Ó Hij zie drie keer: ÒIsolde, mijn vriendin. En toen hij het voor de
vierde keer zei stierf hij. Toen huilden
overal in het huis de ridders en kameraden van Tristan hardop en ze haalden
hem uit zijn bed en legden hem op een rijke doek en bedekten zijn lichaam met
en lijkwade. Maar op de zee was de wind opgestoken, het trof het zeil goed en
vol end reef het schip naar de kust en Isolde de mooie zette voet op het
land. Ze hoorde luide rouw in de straten en het luiden van klokken in de
munsters en kapeltoren; ze vroeg de mensen de betekenis van de doodsklok en
hun tranen. Een oude man zei: ÒDame, we lijden veel verdriet. Tristan die zo
loyaal en zo eerlijk is dood. Hij stond open voor de armen; hij diende de
lijdende. Het is het ergste kwaad dat ooit op dit land is gevallen, Maar Isolde die het hoorde kon hem
geen antwoord geven. Ze ging naar het paleis en volgde de weg en haar mantel
was willekeurig en wild. Die van Bretagne verwonderden zich zoals ze ging; ze
hadden nog nooit een vrouw van zoÕ n schoonheid gezien en ze zeiden: ÒWie is
zij of van waar komt zij?Ó Bij Tristan hurkte Isolde met de
witte handen, gek van het kwaad dat ze gedaan had en riep en klaagde over de
dode man. De andere Isolde kwam binnen en zei tegen haar: ÒDame sta op en
laat me bij hem komen; Ik heb meer recht om te rouwen dan u hebt, geloof me,
Ik hield meer van hem.Ó En toen ze zich naar het oosten had
gekeerd en God had gebeden verplaatste ze het lichaam een beetje en ging
naast de dode man liggen, naast haar vriend. Ze kuste zijn mond en zijn
gezicht en omhelsde hem stevig; en zo gaf ze op haar ziel en stierf naast hem
vanwege het verdriet van haar geliefde. Toen koning Mark hoorde van de dood
van deze geliefden stak hij de zee over en kam in Bretagne; hij had twee
dooskisten uitgehouwen voor Tristan en Isolde, een van chalcedoon voor Isolde
en een van beril voor Tristan. En hij nam hun geliefde lichamen met zich mee
op zijn schip naar Tintagel en bij de kapel links en rechts van de apsis liet
hij rondom hun graven bouwen. Maar in een nacht ontsprong er uit het graf van
Tristan een groene en bebladerde wilde roos, sterk in zijn twijgen en in de
geur van zijn bloemen. Het klom via de kapel en wortelde weer bij IsoldeÕ s
graf. Driemaal hebben boeren het omgehakt en driemaal groeide het weer en
bloeide het en was sterk. Ze vertelden het wonder aan koning
Mark en hij verbood hem om de wilde roos meer om te hakken. De goede zangers van weleer, Beroul
en Tomas van Built, Gilbert en Gottfried vertelden dit verhaal voor geliefden
en voor niemand anders en met mijn pen smeken ze je om gebeden. Ze begroeten
diegenen die zijn neer gestoken en die in hun hart in problemen zijn en die
van verlangen vervuld zijn. Moge allen hierin de kracht vinden tegen
onstandvastigheid en ondanks alle verlies, pijn en bitterheid lief te hebben. HET EINDE. |
Zie verder:
volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl