T leven van Sint Trudo.
u
it; http://www.heiligen.net/heiligen/11/23/11-23-0695-trudo.php
Opgeschreven en vertaald door Nico Koomen.
254 |1ra| [Dat xvj
capittel] Ende seker die [dese twee] heileghen
hadde [sien v]ergaderen hi had[de moghen] wanen dat pau[lus ende an]thonius
weder [ghecomen] waren die inder |1rb| woestinen van egypten laghen. dusdanen
strijt was tusschen dese twee heileghen Jn hen was alle godlijcheit ende
mynne Trudo woude den busscop ere doen als synen meester Die busscop erde oec
die heilicheit des ionghen mans want hem dochte dat sijn leuen hoghere was.
mer doch soe heuet in desen verwonnen dat meesterscap Ende sinte remacle
began eerst te spreken ende seide. here Jhesus ghi moet sijn ghebenedijt ende
gheert nv ende tot alre tijt die altoes vertroest die v mynnen ende in haer
herte draghen die ons met uwer ghenaden vergadert hebt in desen daghe Glorie
lof ende werdicheit moet v sijn cristus die in desen eertschen vate hebt
verborghen uwen scat tot dier tijt dat ghine selue wilt openbaren Die dach
sal noch comen dat hi sal moeten wt gaen om te ghesterken die kerstenheit
ende si sal sere by hem ghehoecht ende ghe\werdicht |1va| sijn Noch sprac die heileghe busscop remaclus
met eens propheten monde ghebenedijt moet ghy sijn van gode mijn lieue
brueder want by uwer voersienicheit es der werelt ghenade ghegheuen ende den
enghelen blijscap Jn doechden seldi toe nemen ende in wijsheit leeren Ende
inder ewangelien lieue brueder mijn seldi onsen here wesen een ghetrouwe
knecht ende bode hem te bereyden een volmaect volc dat hem dienen ende louen
sal want dien scat dien god in v besloten heuet daer seldi groete vruecht
mede doen |
[Dat 16de kapittel] En zeker deze twee heiligen had zien
vergaderen hij had mogen menen dat Paulus en Antonius weer gekomen waren die
in de woestijnen van Egypte lagen.
Dusdanige strijd was tussen deze twee heiligen. In hen was alle goddelijkheid
en minne. Trudo wou de bisschop eer doen als zijn meester. De bisschop eerde
ook de heiligheid van de jonge man want hij dacht dat zijn leven hoger was,
maar toch zo heeft in deze overwonnen dat meesterschap. En Sint Remaclus
begon eerst te spreken en zei; Heer Jezus gij moet zijn gebenedijd en geëerd
nu en tot alle tijd die altijd vertroost die u minnen en in hun hart dragen
die ons met uw genaden verzameld hebt in deze dagen, Glorie lof en
waardigheid moet u zijn Christus die in dit aardse vat hebt verborgen uw
schat tot die tijd dat gij het zelf wil openbaren. De dag zal nog komen dat
hij zal moeten uitgaan om te versterken de christelijkheid en die zal zeer
bij hem vergenoegd en gewaardeerd zijn. Nog sprak de heilige bisschop Remaclus
met een profeten mond; gezegend moet gij zijn van God mijn lieve broeder want
bij uw voorzienigheid is de wereld genade gegeven en de engelen blijdschap.
In deugden zal ge toenemen en in wijsheid leren. En in het evangelie, lieve
broeder mijn, zal ge onze Heer wezen een trouwe knecht en bode hem te
bereiden een volmaakt volk dat hem dienen en loven zal want die schat die God
in u besloten heeft daar zal ge grote vreugde mee doen. |
Dat xvijde capittel NA dat die heileghe remaclus gode aldus
gheloeft hadde Ende oec gheynt hadde sijn prophesie vanden [manne go]ds trudo
ende hem ghebenedijt hadde Doen seide hi tot sinen nuwen gast. lieue sone
langhe heb ic di begheert ende hebbe di herde wert |1vb| in mijnre herten
e[nde ic kie]se v tot mynen l[ieuen sone] van nv voert [ende lie]ue kint nv
hoer[t wat die] dinghen sijn die [mijnre] cleynheit vertoe[nt waren] God gaf
mi te [verstaen] wat ic met v do[en moet] ende waer dat ic [v senden] soude
Dinghel [gods sei]de in vysione d[at gi te] my comen sout [ende doen] nae
mynen rad[e ende hi] heuet mi gheop[enbaert] dat ic v sal le[ren ende v]
wijsen waer g[i gaen] selt Soe hoert [lieue sone] waer god wilt [dat ghi]
gaet ghi selt g[aen ter] 255 stat van metz [die ene] vanden moederen
[is in gal]lien Daer woe[nt dat] salighe licht go[ndulfus] die busscop dien
[onse he]re heuet wtuer[coeren lie]ue sone hi es al[er eren] wert want god
[heuet hem] uercoren enen ghe[trouwe] herde sijnre scap[en Te hem] seldi gaen
ende sel[di in] synen handen ghe[uen al] dat erue dat ghi [hebt in]
haspegouwe ende [...] |2ra| [...] marteleer sinte [steuen] Op dat ghy daer
[mede] moecht beiaghen dat hoghe rijc van hier bouen ende den loen die god
den salighen gheuen sal die haer erue om hem ouer gheuen dat hen van haren
ouders ghelaten Oec en seldi niet vergheten mijn lieue sone die gheloefte die
ghi gode dedet doen ghi in v cleyne kerke saet dat ghi in v proper goet een
niewe kerke maken sout ende goedense in allen saken Hier nae badet ghi onsen here dat hi v
woude gheuen die gracie letteren te leren god heuet v altoes vercoren ende v
begherte sal v geschien Ende god sal in v planten wijsheit ende
verstantenisse soe dat ghi in der heilegher kerken selt op gaen van grade te
grade tot dat ghi doerdenne vanden heileghen priesterscappe ontfaen hebt ende
selt sijn |2rb| [...] [hei]ligher leeringhen seldi sijn ons heren apostel
hier in dit lant van heysbein ghi sijt dat salighe terwen coren daer ons here
af seit eest dat in derde niet wel en versterft soe blyuet allene mer steruet
soe brenghet vele vruechten Dus sydi lieue sone wtghesocht ende doot van alle
datter werelt aen gaet daerom seldy den volc gods goet exempel gheuen met
uwer leringhen ende werken ende lerense metter scrijftueren op dat ghy hoeren
moeghet inden lesten daghe Eya goet knecht ende getrouwe compt in die vroude
dijns heren ghetrouwe knecht dit heuet v bereet gheweest van beghinne der
werelt op dat ghy aldus vol staet Ghi weet wel seide sinte remakelus of dit
die forme van uwen leuen es die my onse here |2va| [...] ghelijc mynen lieuen
kinde dat ghi volstaet totten eynde toe Ende volcht hem die v vercoren heuet
langhe te voren v ziele reine te houden die niet cleyn en es voer gode ende
uwen lichaem houdet in suuerheit Ende die duecht van uwen leuen hout
ernstelijke alsoe men een stat bewaert dien haer messelgier seit die viande
sijn voer die poerte Met desen ende des ghelijken syns meesters leringhen
verblijde die heileghe ionghelinc ende dachte nacht ende dach hoe hi gode
mochte gheuen van sinen leuen een suete vrocht |
Dat 17de kapittel Nadat de heilige Remaclus God aldus
geloofd had en ook geëindigd had zijn profetie van de man Gods Trudo en hem
gebenedijd had. Toen zei hij tot zijn nieuwe gast; lieve zoon, lang heb ik ui begeerd en heb u
erg waard in mijn hart en ik kies u tot mijn lieve zoon van nu voort en,
lieve kind, nu hoor wat die dingen zijn die mijn kleinheid vertoond waren.
God gaf me te verstaan wat ik met u doen moet en waar dat ik u zenden zou. De
engel Gods zei in visioen dat ge tot mij komen zou en doen naar mijn raad en
hij heeft mij geopenbaard dat ik u zal leren en u wijzen waar ge gaan zal. Zo
hoor, lieve zoon, waar God wil dat gij gaat; gij zal gaan naar de stad Metz
die een van de moeders is in Gallië. Daar woont dat zalige licht Gondulfus de
bisschop die onze Heer heeft uitgekozen, lieve zoon, hij is alle eer waart
want God heeft hem uitverkoren en vertrouwt hem erg zijn schapen. Tot hem zal
ge gaan en zal ge in zijn handen geven alle erfgoed dat gij hebt in
Haspengouw en [...] [...] martelaar
Sint Steven. Zodat gij daarmede mag bejagen dat hoge rijk van hierboven en
dat loon die God de zaligen geven zal die hun erfgoed om hem overgeven dat
hen van hun ouders nagelaten is. Ook zal ge niet vergeten, mijn lieve zoon,
de gelofte die gij God deed toen gij in uw kleine kerk zat dat gij van uw
propere goed een nieuwe kerk maken zou en vergoeden die in alle zaken. Hierna bad ge onze Heer dat hij u wou
geven de gratie letters te leren, God heeft u altijd uitverkoren en uw
begeerte zal u geschieden. En God zal in u planten wijsheid en verstand zodat
gij in de heilige kerk zal opgaan van graad tot graad totdat gij het orde van
het heilige priesterschap ontvangen hebt en zal zijn [...] heilige leringen
zal ge zijn onze Heers apostel hier in dit land van Heysbein. Gij bent die
zalige tarwekorrel daar onze Heer van zegt; is het dat in het in de aarde
niet goed versterft zo blijft het alleen, maar sterft het zo brengt het vele
vruchten. Dus ben je, lieve zoon, uitgezocht en dood van alles dat de wereld
aangaat, daarom zal je het volk Gods een goed voorbeeld geven met uw leringen
en werken en leren ze met de schrift zodat gij horen mag in de laatste dag,
Eya, goede knecht en trouwe komt in de vreugde van uw heers trouwe knecht,
dit is u bereid geweest van het begin der wereld zodat gij aldus vol staat.
Ge weet wel, zei Sint Remaclus, of dit de vorm van uw leven is die mij onze
Heer [...] gelijk mijn lieve kind dat
gij volstaat tot het einde toe. En volg hem die u uitverkoren heeft lang tevoren
uw ziel rein te houden die niet klein is voor God en uw lichaam houdt in
zuiverheid. En de deugd van uw leven behoudt die ernstig alzo men een stad
bewaart waarvan haar boodschapper zegt dat de vijanden voor de poort zijn.
Met deze en dergelijke van zijn meesters leringen verblijdde de heilige
jongeling zich en dacht nacht en dag hoe hij God mocht geven van zijn leven
een zoete vrucht. |
Dat xviij capittel DJe heileghe ionghelinck was zere
vertroest om dat hi dus suetelijc 256 hadde ghesproken met de |2vb|
[...] ende woude [weder keren] Sijn goede [meest]er sinte rema[cle wee]nde
daer omme herde zere Ende waert niet doer dat vysioen dat hem god hadde
beuolen ende vertoent si en hadden niet ghescheiden een cleyne wijle Tes
wonder hoe sy ghescheiden mochten doch het moeste sijn al waest swaer Die
busscop ghinc met hem met alle sinen ghesynne al hadde hi oec eens conincs
soen gheweest hi en hadde hem gheen scoenre wtgheley moeghen doen. dat was
oec recht Want hoe mocht hi edelre ghesijn dan dat hi was gods ons heren sone
Jn woerden ghedachten ende werken Doen dus die bisscop sinte remacle met
alle sijnre meyseneyden met hem ghinc doen was daer een die dese ere begonste
te ver[...] |3ra| [...] heuet ons heden op bracht mijn here die busscop met
desen man daer luttel goets aen leecht Een onbeset man es hi ende een maet
persoen hi es neder ende maet daer om en soude mijn here die bisscop dus zere
hem niet nederen tot desen want sijn gheselscap es dunne ende sijn cleeder
sijn als een slauine. Wat heuet mijn here hier in dat hi met hem gaet. hi soude
met rechte sien met wien hi ghinghe dat soude sijn met werdeghen personen
ende laten desen cokijn gaen Want ware dese man alsoe edel ende alsoe rijke
als men ons seit soe soude hi met rechte gaen met eenre famielien edelre
liede ghecleet met cierlijken ghewade en es niegherincs toe goet dat mijn
here doet Hier in bynnen schiet die heileghe
busscop van |3rb| [...] Doen keerde die [busscop] remaclus weder die inden
gheeste verstaen hadde van godlijker openbaringhen die woerde die sijn kinder
hadden gheseit in felheit Met swaren woerden sprac hi hen toe ende
seide wee v allen die daer berespt hebt den edelen knecht ons heren hoe
dorstien alsoe berespen v lasteren en es anders niet dan sijn lof. ghy sijt
die ghene die groete swaer bordene vint die vol sijn van alre vuylheit ende
laet waerheit ende bescheidenheit achter Scoenheit cleeder ende gheslechte
laet den ghenen hebben die hem daer in verblijden als sise hebben. ende die
en bedrueuen als sise niet en hebben mer onse deel es cristus. Want die
glorie des conincs kinderen es al van bynnen Ende hoe mochte die knecht ons
heren meerder ere hebben dan die enghelen ons he\[ren] |3va| [...] prin [cen]
deser werelt nochtan dienen si hem als knechten Welc mach oec meerder
gheslechte sijn dan daer hem god toe vercoren heuet van beghinne der werelt.
wat clederen machmen oec draghen die beter sijn dan die gods man draghet. dat
es ontfermherticheit dier hi altoes pleghet aen wien hi oetmoedicheit siet Ghy vraecht om sijn rijcheit die heb ic
v nv gheseit Want hi neemt willighe aermoede voer alle weelde Dusdanighe
staen my te eren ende te mynnen te hanteren om te helsen met begherten als
die ghene die gode rade gaen in allen werken Ende al waer hemelrijc besloten
soe dat die ghenade gods niet en openbaerde. si soudent ontsluten met enen
woerde soe dat sijn ghenade myldelijc 257 soude dauwen Ghy sijt zere
te lasteren ende te bewenen met ontfermelijken oghen |3vb| [...] dese ghifte
ghegheuen daer ghi dus zere af verquaet dat v god vergheuen moet Ende en betert
ghy v mesdaet niet met reuerencien soe sal god sijns knechts onrecht op v
wreken Met desen woerden bracht sinte remakelus die kinder weder tot hare
salicheit ende verwandelde haer herten met groeten rouwe ende keerde weder
totten heileghen man ende baden ghenade van hem. die hi hen vriendelijc gaf |
Dat18de kapittel De heilige jongeling was zeer vertroost
omdat hij dus zoet had gesproken met de [...] en wilde weder keren. Zijn goede
meester Sint Remacle weende daarom erg zeer. En was het niet door dat visioen
dat God hem had bevolen en vertoond ze waren niet gescheiden een kleine tijd.
Het is een wonder hoe zij scheiden mochten, toch het moest zijn al was het
zwaar. De bisschop ging met hem met heel zijn gezin en al had hij ook een
koningszoon geweest hij had hem geen schonere uitgeleide mogen doen. Dat was
ook terecht. Want hoe mocht hij edeler zijn dan dat hij was God, onze Heers
zoon in woorden, gedachten en werken. Toen dus die bisschop Sint Remaclus met
al zijn manschappen met hem ging toen was er daar een die deze eer begon te
ver[...] [...] heeft ons heden opgebracht mijn heer de bisschop met deze man
daar luttel goeds aan ligt. Een onbezet man is hij en een matig persoon, hij
is nederig en matig, daarom zou mijn heer de bisschop dusdanig zeer zich niet
verlagen tot deze want zijn gezelschap is dun en zijn klederen zijn als een
slavin. Wat heeft mijn heer hierin dat hij met hem gaat, hij zou met recht
zien met wie hij ging en dat zou zijn met waardige personen en laat deze kok
gaan. Want was deze man alzo edel en alzo rijk zoals men ons zegt zo zou hij
met recht gaan met een familie van edele lieden en gekleed met sierlijke
gewaden en het is nergens toe goed dat mijn heer doet. Hierbinnen scheidde de heilige bisschop
van [...] Toen keerde bisschop Remaclus weer die in de geest verstaan had van
goddelijke openbaringen de woorden die zijn kinderen hadden gezegd in
felheid. Met zware woorden sprak hij hen toe en
zei; wee u allen die daar berispt hebt de edele knecht van onze heer, hoe
durf je die alzo te berispen uw laster is niets anders dan zijn lof. Gij bent
diegene die grote zware boorden vindt die vol zijn van alle vuilheid en laat
waarheid en bescheidenheid achter. Schoonheid, klederen en geslacht laat
diegenen hebben die zich daarin verblijden als zij ze hebben en die bedroeven
als zij ze niet hebben, maar ons deel is Christus. Want de glorie van de
koningskinderen is geheel van binnen. En hoe mocht die knecht van onze Heer meer
eer hebben dan de engelen van onze Heer [...] prins van deze wereld, nochtans
dienen ze hem als knechten. Wie mag ook van meer geslacht zijn dan daar hem
God toe gekozen heeft van begin der wereld. Welke klederen mag men ook dragen
die beter zijn dan die de Gods man draagt, dat is ontferming die hij altijd
plag aan wie hij ootmoedig ziet. Gij vraagt om zijn rijkheid, die heb ik
u nu gezegd. Want hij neemt gewillig armoede voor alle weelde. Dusdanige
staan me te eren en te minnen te hanteren om te omhelzen met begeerten zoals
diegene die God raadt te gaan in alle werken. En al was het hemelrijk
gesloten zodat de genade Gods niet openbaarde, ze zouden het openen met een
woord zodat zijn genade mild zou dauwen. Gij bent zeer te lasteren en te
bewenen met ontfermende ogen [...] deze gift gegeven daar gij dus zeer van
kwaad wordt dat God u vergeven moet. En verbetert gij uw misdaad niet met
reverenties zo zal God zijn knecht onrecht op u wreken. Met deze woorden
bracht Sint Remaclus de kinderen weer tot hun zaligheid en veranderde hun
harten met grote rouw en keerde weer tot de heilige man en bad hem genade van
hem die hij hem vriendelijk gaf. |
Dat xixste capittel DOen die heileghe edele ionghelinck
trudo comen was in sijn lant en woude hi niet langhere daer merren Mer sonder
beiden woude hi die vaert bestaen die hem van gode beuolen was Op dat hi
ghelijken mochte den heileghen patriarcha abraham dien god beual te gaen wt
synen lande ende wt synen vrienden int lant dat hy |4ra| [...] onbekent ende
die liede en kendens niet al waest nochtan dat hi doer hen henen leet doer
die poerte Dus es trudo met groeter begherlicheit
comen in sinte steuens kerke. die groeter tempeesten es ontstaen |
Dat 19de kapittel Toen de heilige edele jongeling Trudo
gekomen was in zijn land wou hij niet langer daar blijven. Maar zonder
wachten wou hij die vaart bestaan die hem van God bevolen was. Opdat hij
lijken mocht op de heilige patriarch Abraham die God beval te gaan uit zijn
land en uit zijn vrienden in het land dat hij [...] onbekend en de lieden
kenden hem niet al was het nochtans dat hij door hen heen reed door de poort. Dus is Trudo met grote begeerlijkheid
gekomen in Sint Stevens kerk, de grote tempeest is ontstaan. |
Dat xxste capittel JN dien tijden dat honorius keiser was
in occidenten Ende teodorius in orienten quamen die wandelen met groeter
menichten ende met groeten ghewelt. die doen noch heden waren ende wouden
alle die kerstenheit verderuen Sy quamen ouer den rijn ende destruweerden
ende riemen ende allen die steden die si vonden Doer gallien voeren si ende
quamen totter moselen ende voert totter stat van mets doen beleiden sise ende
wonnense ende verderfdense |4rb| [...] voer gheborchten ende die tornen ende
die porten. doen waenden sijt al ghewonnen hebben ende voeren vandaer elre
wert om dat si metten sweerde alle die kerstenheit souden verslaen Dit was
die wrake gods daer god die kerstenheit om verderuen liet Die stat van mets
en hadde gheen scade dan dat die mueren ter neder gheworpen waren Doen
keerden si weder om die sake daer bi schijnt wel dat die wrake gods was ende
niet anders daer dlant dus mede onder ghinck ghelijc dat sinte nichasius
voerscreuen hadde dat die wrake gods comen soude om vele sonden des kerstenen
volcs Doen was die persecucie groet soe datter veel heileghen met mertelien
storuen andere werden verslaghen |4va| [...] plaghen Dit duerde enen langhen
tijt. dat die kerke lach in bedwanghe. ende die keyser en conts niet gheweren
Doen si daer weder comen waren verderfden sijt al dat si daer vonden 258
ende versloeghen die liede Ende doen si comen waren in der kerken des eersten
mertelers sinte steuen die si wouden verbernen Doen saghen sy thant dien
hoghen mertelaer staen bouen die kerke bereet te strijden ende te bescermen
sijn reliquien. daer om worden sy versaecht ende en dorsten der kerken niet
ghenaken ende keerden weder met vresen mer dander verderfden si al Jn deser kerken es die heileghe trudo
met groeter ynnicheit ghegaen want hi begherde met groeter begherten den
heileghen mertelaer aen te beden Doen hi inder kerken comen was |4vb|
[...] beneden. hoe oetmoedelijke hi hem daer offerde voer elken autaer. ende
met wat ynnicheit ende met wat begherten ende ghebeden des waren orkonden die
stenen die hi met tranen nettede die hi stortte sonder op houden Eerstwerf knielde hi voer ons heren
cruce ende aenbadet met groeter ynnicheit Daer nae ghinc hi voer dander
autaren met soe groeter mynnen ende vrouden. dat hem dochte dat hi te
iherusalem was daer sinte steuen sine passie doechde. hem dochte dat hi ghinc
daer die mertelaer disputeerde ende die ioden confondeerde ende daer menne
steynde Hi verwonderde des mertelaers ghestadicheit. hi sach hoe die
mertelaer sijn oghen op hief ende sach den hemel open ende ihesum staende ter
rechter hant gods des vaders Om dese dinghen en cons[...] |
Dat 20ste kapittel In die tijden dat Honorius keizer was in
het oosten en Teodorius in de oriënt kwam die wandelde met grote menigte en
met groot geweld die toen nog heiden waren en wilden het hele christenrijk
bederven. Ze kwamen over de Rijn en vernielden en vernielden alle steden die
ze vonden. Door Gallië voeren ze en kwamen tot de Moezel en voort tot de stad
van Metz en toen beleden zij die en overwonnen en verderfden ze| [...] voor
burchten en de torens en de poorten, toen waanden zij het geheel gewonnen te
hebben en voeren vandaar elders waart omdat ze met het zwaard het hele
christenheid zouden verslaan. Dit was de wraak Gods daar God de christenheid
om verderven liet. De stad Metz had geen schade dan dat de muren neer
geworpen waren. Toen keerden ze weerom, de zaak daarbij schijnt wel dat het
de wraak Gods was en niets anders daar het land dus mede onderging gelijk dat
Sint Nichasius voorschreven had dat de wraak Gods komen zou om de vele zonden
van het christen volk. Toen was die achtervolging groot zodat er veel heilige
met martelingen stierven en andere werden verslagen [...] plagen. Dit duurde
een lange tijd dat de kerk lag in bedwang en de keizer kon het niet verweren.
Toen ze daar weer gekomen waren bedorven ze alles dat ze daar vonden en
versloegen de lieden. En toen ze gekomen waren in de kerk van de eerste
martelaar, Sint Steven, die ze wilden verbranden. Toen zagen ze gelijk die
hoge martelaar staan boven de kerk bereid om te strijden en te beschermen
zijn relikwieën, daarom worden ze bang en dorsten de kerken niet te genaken
en keerden weer met vrees, maar het andere bedierven ze geheel. In deze kerk is de heilige Trudo met
grote innigheid gegaan want hij begeerde met grote begeerten de heilige
martelaar te aanbidden. Toen hij in de kerk gekomen was [...]
beneden, hoe ootmoedig hij zich daar opofferde voor elk altaar en met welke
innigheid en met welke begeerten en gebeden dat waren verkondigen de stenen
die hij met tranen natte die hij stortte zonder ophouden. Eerste maal knielde hij voor ons Heer
zijn Kruis en aanbad het met grote innigheid. Daarna ging hij voor de andere
altaren met zo’n grote minnen en vreugde zodat hij dacht dat hij te Jeruzalem
was daar Sint Steven zijn lijden gedoogde. Hij dacht dat hij ging daar de
martelaar disputeerde en de Joden confronteerde en daar men hem stenigde. Hij
verwonderde de martelaars standvastigheid. Hij zag hoe de martelaar zijn ogen
ophief en zag de hemel open en Jezus staan ter rechterhand van God de Vader.
Om deze dingen kon [...] |
Dat xxiijste capittel |5ra| [...] die g[...] in iherusalem hi
[sach d]at kint dat meer b[eg]herde wijsheit dan rijcheit Ende seide lieue kint
die wijsheit gods moet v veruullen v begherte. ende gheue v herte ende sinne
ende moet v verlenen volmaecte conste Om te berechten die kerke ons heren.
ende ghesterken in alre doecht Nae desen woerden gaf hien voer die heren
vander kerken enen heileghen man om te leren. ende beual dat menne vander
kerken goede voedde dier hi soe myldelijc sijn erue ghegheuen hadde Die
busscop vermaende daghelijc synen meester met weenenden oghen met hoe groeter
oetmoedicheit hi met rechte te leren ware ende te dienen ende te eren
segghende hoe groet waendi dat hi es Dese hoghe man comt tot my die van
hoghen |5rb| [...] in wijsheiden nochtan comt hi tot my om letteren te leren
Sijn leuen es alle doecht want aen sijn leuen vint elc die wilt ghenoech te
leren sijn leuen es alte mael groeter meester lere Sijn woerde die wy hoeren
ende sijn wijsheit es meerder dan die letteren Ende sijn verstantenis ende
sinen sin ende die werken die hi doet duncken my meerder dan die boeken oft
lessen Mer tsaet dat in hem gheworpen es moet erst versteruen ende dan
bren\ghet 259 vrocht der leringhen sijn vroecht sal groet sijn. want
bi hem selen noch vele menschen ghesterct worden Dus bleef die heileghe trudo
onder sinen heileghen meester dien hi beuolen was dat den ionghenman noyt en
|5va| [...] hielt datmen hem leerde want wat hem sijn meester leerde daer
leide hi ernstelijc sijn herte toe ende vraechde als hem yet ghebrack Doen dese heileghe man dus van daghe te
daghe op clam in wijsheit der leringhen soe bleef hy nochtan soe cleyne in
hem seluen dat hi hem onder dede den ghenen dien hi in consten verre bouen
was Om die grote lere en woude hi hem niet verheffen Mer hi keerde sinen sin
ende sijn herte alte male te gode wert dien hi begherde |
Dat 22ste kapittel [...] die g[...] in Jeruzalem hij zag
dat kind dat meer begeerde wijsheid dan rijkheid. En zei; lief kind, de
wijsheid Gods moet vervullen uw begeerte en geven uw hart en zin en moet u
verlenen volmaakte kunst. Om te berechten de kerk van onze Heer en versterken
in alle deugd. Na deze woorden begaf hij zich voor de heren van de kerk een
heilige man om te leren en beval dat men hem van de kerk goed voedde die hij
zo mild zijn erfgoed gegeven had. De bisschop vermaande dagelijks zijn
meester met wenende ogen met hoe grote ootmoedigheid hij met recht te leren
was en te dienen en ter eren te zeggen hoe groot waande hij dat hij is. Deze
hoge man komt tot mij die van hoge [...] in wijsheden, nochtans komt hij tot
mij om letters te leren. Zijn leven is alle deugd want aan zijn leven vindt
elk die wil genoeg te leren, zijn leven is al te maal grote meester leer.
Zijn woorden die wij horen en zijn wijsheid is meer dan de letters. En zijn
verstand en zijn zin en de werken die hij doet lijken mij meer dan die boeken
of lessen. Maar het zaad dat in hem geworpen is moet eerst versterven en dan
brengt de leringen vrucht, zijn
vreugde zal groot zijn want bij hem zullen nog vele mensen versterkt worden.
Dus bleef die heilige Trudo onder zijn heilige meester die hij bevolen was
dat de jongeman nooit [...] hield dat
men hem leerde, want wat hem zijn meester leerde daar legde hij ernstig zijn
hart toe en vroeg als hem iets ontbrak. Toen deze heilige man aldus van dag tot
dag opklom in wijsheid der leringen zo bleef hij nochtans zo klein in
zichzelf dat hij hem onder deed diegene die hij in kunsten ver te boven was.
Om die grote leer wilde hij zich niet verheffen. Maar hij keerde zijn zin en
zijn hart helemaal tot God waart die hij begeerde. |
dat xxiiijste capittel DJe duuel die altoes sinen nijt sayt daer
hi mach ende den mensche sere haet ende hem belettet van goeden werken heuet
nv weder sijn hoeft op ghehauen ende heuet weder ghespreyt sijn fenijn om
|5vb| [...] Daer [...] gherne af soude trec[ken] Ende heuet verwect sijn
[volc] om te bestrijden den ridder cristi Mer die sterke gods ridder street
teghen hem vromelijc ende verdroech oetmoedelijc alle die dinghen die hem
teghen quamen van sduuels weghen Mer die duuel die niet ghedoeghen en
mochte dat hi dien ionghelinc sach clemmen van doechden tot doechden woude
hem teghen hem keeren Ende peysde al ware hi eens verwonnen die den strijt
eerst began hi soude den anderen aen brenghen Ende wort hi verwonnen soe sal
hi den derden aen brenghen ende dat soude hi soe langhe herden dat hi en in
vermoytheit oft verdriet mochte brenghen Ende gaen toe van daghe te daghe dat
hijs niet en sal connen ghelyden hi en salne yet op antwerden soe groet
verdriet |6ra| [...] alsoe die [...] [o]re stopt met [haren s]terte om dat
s[i niet] hoeren en wilt den luyt van muysiken. aldus waest met desen des
duuels fenijn Wat hem sijn ghesellen seiden ende ander goede liede hy bleef
in sijnre quaetheit ende versprac den heileghen man met fellen woerden altoes
Ende met verwoetheit liep hi hem op dats die busscop niet en wiste. Ende antwoerde
met spotte als dese sinen souter can soe moet ic den tansweer hebben ende
niet eer des onne my god God hoeret ende waert verbolghen al ghehinghede hi
hem sijnre quaetheit Doent iaer om comen was die heileghe
gheest die in allen dinghen den sin verliecht daer hi woenachtich es hadde
den ionghelinc soe groete gracie ghegheuen dat hi |6rb| [...] me\ren 260 Die drossate die sere beneet dat die
heileghe trudo daer wt ende in ghinc ende en hadde ghenen rouwe van sinen
sonden doen sende hem god den tansweer daer hi om badt op dat hi met dier
pinen worde ghecasteyt ende sijn mesdaet bekende ende quaem dien te ghenaden
dien hi soe menighe blameringhe ghedaen hadde Die pine wies van daghe te
daghe dat luyt sijnre stemmen was eyselijc Ende met sinen handen stiet hi af
dat vleesch van sinen kynnebacken met groeter droefheit soe dat den ghenen
diet saghen dochte dat hi soude vemaren ende wt sinen sinne comen ende het
scheen bat dat hi den duuel bynnen |6va| [...] ne noch sijn verdriet en
mynderde niet tot dat hi sijn mesdaet ende quaetheit wel ontgouden hadde ende
die duuel sijn ziel wten lichaem nam Nv hoert dese pine ende dit bispel ghi
die gods goetheit niet en can verwecken tot penitencien oec hoe langhe dat hi
v spaert die dach der wraken sal op v comen als ghijs niet en weet Hoert ghi drossaten ende merct dit aen
En wilt niet sijn heren vanden goede. mer hoeders ende knechten te doen dat v
beuolen es. dienen niet af trecken. ende leert houerdicheit decken met
oetmoedicheit Hoert quade tonghen ende ghefenijnt die
altoes die goede quelt leert spreken v ghebede Dese hadde tijt der
penetencien mer hi en begherder niet dat quaet dat |6vb| [...] erst bleef hi
[doot] Van deser victorien en verhief hem trudo
niet mer bleef euen oetmoedich als een kint van welken myrakel die busscop
ende alle die stat groet wonder hadde Mer die ghetrouwe kempe ons heren
toende crancheit voer sijn cracht ende voer die ere oetmodicheit |
Dat 23ste kapittel De duivel die altijd zijn nijd zaait daar
hij mag en de mens zeer haat en hem belet van goede werken heeft nu weer zijn
hoofd opgestoken en heeft weer verspreid zijn venijn om [...] Daar [...]
graag af zou trekken. En heeft verwekt zijn volk om te bestrijden de ridder
Christus. Maar die sterke Gods ridder streed tegen hem dapper en verdroeg
ootmoedig alle dingen die hem tegen kwamen van duivels wegen. Maar de duivel die niet gedogen mag dat
hij die jongeling zag klimmen van deugden tot deugden wou zich tegen hem
keren. En peinsde al was hij eens overwonnen die de strijd eerst begon hij
zou de anderen aanbrengen. En wordt hij overwonnen zo zal hij de derde
aanbrengen en dat zou hij zo lang volharden zodat hij hem in vermoeidheid of
verdriet mocht brengen. En gaat toe van dag tot dag zodat hij het niet zal
kunnen lijden, hij zal er niet iets op antwoorden zo’n groot verdriet [...]
alzo die [...] oren verstopt met zijn staart omdat zij niet horen willen het
geluid van muziek. Aldus was het met deze dit duivels venijn. Wat hem zijn
gezellen zeiden en andere goede lieden, hij bleef in zijn kwaadheid en sprak
de heilige man met felle woorden altijd aan. En met verwoedheid liep hij op
hem dat de bisschop niet wist. En antwoordde met spot; zoals deze is zo zo
moet ik tandpijn hebben en niet eerder gunt me God. God hoorde het en was
verbolgen al gedoogde hij hem zijn kwaadheid. Toen het jaar omgekomen was dat de
heilige Geest die in alle dingen de zin verlicht daar hij woont had de
jongeling zo’n grote gratie gegeven dat hij [...] meer. De drost die zeer benijdde dat de
heilige Trudo daar uit en inging had geen berouw van zijn zonden, toen zond
hem God de tandpijn daar hij om bad zodat hij met die pijnen wordt gekastijd
en zijn misdaad bekende en kwam tot de genade die hij zo menige blaam gedaan
had. De pijn groeide van dag tot dag zodat het geluid van zijn stem ijselijk
was. En met zijn handen stiet hij af dat vlees van zijn kinnebak met grote
droefheid zodat diegenen die het zagen dachten dat hij zou schreeuwen en uit
zijn zin zou komen en het scheen beter dat hij de duivel binnen [...] ne nog
zijn verdriet verminderde niet totdat hij zijn misdaad en kwaadheid wel
vergolden had en de duivel zijn ziel uit het lichaam nam. Nu hoor deze pijn en dit voorspel gij
die Gods goedheid niet kan verwekken tot penitentie en ook hoe lang dat hij u
spaart de dag der wraak zal op u komen als gij het niet weet. Hoort gij drosten en merk dit aan. En
wil niet zijn heren van het goed, maar hoeders en knechten en te doen dat u
bevolen is, dienen en niet af te halen en leer hovaardigheid te bedekken met
ootmoedigheid. Hoor kwade tongen en venijnige die
altijd de goede kwelt, leer spreken uw gebeden. Deze had tijd van penitentie,
maar hij begeerde niet dat kwaad zodat [...] eerst bleef hij dood. Van deze victorie verhief Trudo zich
niet, maar bleef even ootmoedig als een kind van welk mirakel de bisschop en
de hele stad grote verwondering had. Maar de trouwe kamper van onze Heer
toonde zwakheid voor zijn kracht en voor de eer ootmoedigheid. |
Dat xxvste capittel DEse heileghe trudo die nv wel was
ghefondeert Jn die sciencie gramatika ghinc voert ten anderen sciencien weert
dier hi saen meester waert want hi hadde goeden sin. Wanneer die aerten hem
yet vermoyden als si dicke vele clercken pleecht diere te langhe in studeren
Dan moeten si hen met bedwanghe verwandelen ende vermaken of haer natuere
sout bequelen Dan ghinc |7ra| [...] ten oeffende ende lassen met alsulker
mynnen dat hi daer niewe cracht af ontfinck Oec soe veruerrede hi hem van gheselscap
der liede soe hi meest mochte ende vloe in die woestijne op dat hi badt
mochte contempleren. ende sijn boeken ouer studeren Met disputacien en woude
hi hem niet moyen op datmen daer mede niet en soude weten die grote conste
die in hem was. Mer als hi quam ter heilegher scrijftueren soe studeerde hise
blydelijc om te beleuen soe dat scheen dat hi niet en achde mer hat
versmaedde die gheleertheit Soe gheheelijc hadde hi hem ghegeuen ter clergien
dat hi begherde clerc te sine ende met hem te lesen ende te singhen ende 261
onsen here |7rb| [...] kerken des eersten martelaer sinte steuen ontfinc hy
crune van sinte gondolf den bisscop Doen nam hi aen die wapenen des heileghen
gheest ende wart daer gods ridder hi nam aen dat sweert gods om te
wedersta[en den] helschen pharaon ende sijn heer die teghen gode ghewapent
waren dien hi dicke wederstont. aldus trat dese heileghe man met graden op in
die heileghe oerden soe langhe tot dat tvolc ghemeynlijc riep datmenne
priester maken soude Doen die heileghe man hoerde datmenne priester maken
soude herdachte hi dat die wyse man seyt Die rechtuerdighe |7va| [...] sijnre
mesdaet Dies wart hi een luttelken veruaert want hem dochte dat hi dier eren
onwerdich was Mer doch liet hi hem gheraden ende settede die mynne voer die
vreese ende ontfinc die heileghe oerden die hi soe tamelijc ende soe
[oet]moedelijc hielt dat niemant hem ghelijc en was Die priesterscap en
hanteerde hi niet om dat hi daer ere af hebben soude. mer om dat hi met alre
oetmoedicheit gode woude aenbeden ende eren Niemants goet en begherde hi mer
hi begherde met gode ghemeyne te sine. hi en begherde niet dan die werken
gods noch hi en leefde hem seluen alleen niet mer allen menschen was hi
ghemeyne Op desen dach dat die heileghe man
priester |7vb| [...] gherect een coerde die doer die werelt strecte ende in
allen die heileghe stede om haren lieuen sone te eren ende te verhoeghen want
si bi hem soude werden ghehoecht Jn deser brulocht auont eten soe gaf dat
heileghe lam sijn edele ghiften ende leidse in des priesters herte Die tafelen leide hi daer in van goeder
ende gheestelijker mynnen die hi tot gode draghen soude ende te sinen euen
kersten waer hi saghe sijn ghebreckelijcheit Oec gaf hi hem die roede om die
mesdadeghe te corrigeren ende elc van desen tween te doen met bescheidenheit
Dit heuet die goede soen wel |8ra| verstaen ende heuet myldelijke ghedeilt
alle den ghenen diese begherden Ende al deilde hise myldelijc den anderen
nochtan bleuen si gheheelijc in sijnen herten Wie mochte werdelijc ghenoech vertellen
met hoe groter suuerheit van herten ende van lichaem hi den werdeghen lichaem
ons heren handelde Mi waer swaer te vertellen sijn vasten ende sijn waken
ende sijn almoesen die hi dede doer die ere gods Ende hoe reine dat hi sinen
lichaem hielt van alre saken dien besmetten mochten Ende hoe zere hi hem
seluen versmaedde om god Mer dit was dmynste dat hi dede ende ghedaen heuet
van sijnre kintscheit Ghebenedijt moet ghi sijn here almechtighe vader die
altoes in uwen knechten wonderen |8rb| doet by uwer ghenaden die niemant en
mach [...] |
Dat 25ste kapittel Deze heilige Trudo die nu wel was
gefundeerd in de wetenschap grammatica ging voort tot andere wetenschap waart
die hij samen meester werd want hij had goede zin. Wanneer de kunsten hem
iets vermoeiden zoals zo vaak veel klerken plag die er te lang in studeren
dan moeten ze zich met dwang veranderen en vermaken of hun natuur zou gaan
kwelen. Dan ging [...] te oefenen en deed dat met al zulke minnen dat hij
daar nieuwe kracht van ontving. Ook zo vermeed hij zich van gezelschap
der lieden en zo hij meest mocht en vlood in de woestijn zodat hij beter
mocht overdenken zijn boeken over studeren. Met disputen wilde hij zich niet
vermoeien zodat men daarmede niet zou weten de grote kunst die in hem was.
Maar als hij kwam tot de heilige schrifturen zo bestudeerde hij ze blijde om
te beleven zodat het scheen dat hij niets achtte, maar dat hij had versmaad
de geleerdheid. Zo geheel had hij zich begeven ter klerken zodat hij begeerde
een klerk te zijn en met hen te lezen en te zingen en onze Heer| [...] kerk
van de eerste martelaar Sint Steven ontving hij de kroon van Sint Gondulfius,
de bisschop. Toen nam hij aan de wapens van de Heilige Geest en werd daar
Gods ridder, hij nam aan dat zwaard Gods om te weerstaan de helse farao en
zijn leger die tegen God gewapend waren die hij vaak weerstond. Aldus trad
deze heilige man met graden op in de heilige orden zo lang tot dat het volk
algemeen riep dat men hem priester maken zou. Toen die heilige man hoorde dat
men hem priester maken zou herdacht hij wat de wijze man zegt. De
rechtvaardige [...] zijn misdaad. Dus werd hij een luttel bang want hij dacht
dat hij die eer onwaardig was. Maar toch liet hij hem aanraden en zette de
minne voor de vrees en ontving de heilige orde die hij zo betamelijk en zo
ootmoedig hielt dat niemand hem gelijk was. Dat priesterschap hanteerde hij
niet omdat hij daar eer van hebben zou, maar omdat hij met alle ootmoedigheid
God wou aanbidden en eren. Niemands goed begeerde hij, maar hij begeerde met
God algemeen te zijn en hij begeerde niets dan de werken Gods, nog hij leefde
voor zichzelf niet alleen maar voor
alle mensen was hij algemeen. Op deze dag dat die heilige man priester
[...] gerekt een koord die door de wereld strekt en in alle heilige steden om
hun lieve zoon te eren en te verhogen want die bij hem zou worden verhoogd.
In deze bruiloft avondeten zo gaf dat heilige lam zijn edele giften en legde
die in het priesters hart. De tafels legde hij daarin van goede en
geestelijke minnen die hij tot God dragen zou en tot zijn even christenen
waar hij zag zijn gebrekkigheid. Ook gaf hij hem de roede om de misdagers te
corrigeren en elk van deze twee te doen met bescheidenheid. Dit heeft die
goede zoon wel verstaan en heeft het mild gedeeld al diegenen die ze
begeerden. En al deelde hij ze mild de anderen, nochtans bleven ze geheel in
zijn hart. Wie mag waardig genoeg vertellen met hoe
grote zuiverheid van hart en van lichaam hij het waardige lichaam van onze
Heer behandelde. Me is het zwaar om te vertellen zijn vasten en zijn waken en
zijn aalmoezen die hij deed door de eer van God. En hoe rein dat hij zijn
lichaam hield van alle zaken die besmetten mochten. En hoe zeer hij zichzelf
versmaadde om God. Maar dit was het minste dat hij deed en gedaan heeft vanaf
zijn kindsheid. Gebenedijd moet gij zijn, Heer, almachtige Vader die altijd
in uw knechten wonderen doet bij uw genade die niemand mag [...] |
Dat xxviste capittel DOen dese heileghe sant trudo [langhe]
ghewoent hadde in [dat l]ant ende hi van daghen ouder waert soe woude hi niet
langher ontdra\ghen 262 den wasdom dien hi beiaecht hadde sinen lande
daer hi wt gheboren was hi en woude sinen lieden ghenadelijc wt ghieten daer
om woude hi weder keren te sinen lande wert Die [heil]eghe busscop [gondulf] die
sijn voester kint sach aldus wassen ende een groet leeraer der ewangelien
sijn Ende dat hem oec wel betaemde die scape ons heren te regeren ende te
leren met woerden ende met exempelen seide tot hem met groeter begherten dese
woerde lieue sone verstaet mi want god in die gheplant heuet |8va| sijn
gracie ende di verliecht metten gauen des heileghen gheests ende oec
ghesterct sijt in leringhen. soe moechdi wel lieue sone vanden ambachte dat
ghy ontfanghen hebt dats die ere vander priesterscape beghinnen te berichten
die kinder ende die scape ons heren met woerden ende met leringhen ende voer
hem den strijt te bestaen Tis tijt dat wy beide gaen werken in ons heren
wijngaert op dat wy inden ionxsten daghe te gader moeten gheloent sijn die te
gader die pine ghehadt hebben Ende dat ons die here vanden wijngaerde als
sinen vrienden moet gheuen den penninc daer wy hem ghetrouwelijc om ghedient
hebben want god berespte den knecht die den penninck niet en gaf met
ouerwynninghen daer om moechdi merken dat |8vb| ghi van gode sere berespt
sout sijn die soe vele gracien ontfanghen hebt Niet alleen om uwen wil mer om
dat ghise allen menschen sout mede deilen ende met wasdom voer hem brenghen
lieue sone hebt wijsheit ende tijt ende en scaemt v niet hueder te sijn ouer
gods vaetkens die ic v hier beuelen sal voer gods enghelen Jc beueelse dijnre
hoeden als minen gheestelijken soen Want soen soe wie ghi wten weghe der
gherechticheit siet dolen daer suldi arbeit toe doen dat ghi en weder leit Want
alsoe menich vaetkens als ghi ten io[nxten dag]he sien sult d [...]ich [...]
heuet geweest daer seldi v af verblyden Daer om lieue sone ontfaet die macht
die v nv beuolen es vander heilegher kerken van mets sijt |9ra| haer apostel
ende haer dienstman i[n dla]nt van haspegouwe daer g[hi] nv toe trecken wilt.
want weet dat daer no[ch hed]en opten dach liede [sijn] te menigher stat die
d[ie afgo]den aenbeden ende daer es ghebrec kerstelijker [ler]en Die
prouincie die v beuolen es vander heilegher kerken van mets visenteert
vriendelijc soe [da]t kersten gheloue mach bloyen allen heidenen te vernoye
daer nv scandelijc woent dat ongheloue Ende leert des duuels dieren volghen
den iocke ons heren ende doet hen smaken der sueticheit die god in die
ghestort heuet want si en connen niet dan dat gode vremt e[s lee]rt hen aen v
kennen die suete melodie vander heilegher ewangelien die elc goet mensche
behoert te weten v seluen soe vermaen ic oec dat ghi altoes ende in elcke
stede die wet gods |9rb| hebt in uwer herten ende in uwen monde ende dat ghi
[met] uwen werken niet en [...] van dat ghy mett[en woerden] leert want of
[...] ien ons heren [...] ontfanghen [werden] dat wi enghelen gheheten 263
werden soe moeten wy onse const wel hoeden want die const salmen tot allen
t[ijde] sueken in des p[...]t Ende die lie[...]se [on]tfanghen [...]ds salse
hen [...] a[l]dus bider hu[lpe gods g]hesalicht wesen W[ant de]n ghenen die
sympel s[y]n sal denghel ons heren de[n] wech der salicheit leren [Ende o]p
dat ghi mijn lieue [sone] een ghetrouwe dienst [man] moecht sijn ende die
[n]uwe scape die nv in d[ra]nghe sijn verre verscheid[en] van gods coyen ende
liggh[e]n in sduuels stricke te g[o]de moecht brenghen soe s[eldi e]en nuwe
kerke stichten d[ie ghy] selue berechten |9va| selt ende chieren met goeden
Op dat die lammere gods alle doechden aen v moeghen leren ende ve[rh]oecht
moghen werden [mett]en rijke gods met hennen leyder diese met eren tot
groeten lone heeft ghebracht lieue soen nv en laet [v her]te niet beswaren
dat [wy tot] deser tijt nv scheyden dat weet voer [...] gheen stat [...] en
mach scheid[en] [...] herte blyuet [...] der Daer [...] es dmyne [...] sone
es daer es [...] oec ende sal altoes sijn dat weet ic wel o[p] dat ons onse
vader van he[melr]ick vergadert in s[ine g]lorie Dese ende deser [ge]lijke
woerde sprac d[i]e heileghe busscop gondulfus tot [sinen lieuen soen] trudo
[...] en soude [Noch een suet vr]iendelijc woert sp[rac die] meester die sijn
discipel [g]herne |9vb| hoerde ende anderweruen heeft hien [ghe]benedijt Daer
nae onder custen si hen met heeten tranen ende scheiden van malcanderen met
groeter mynnen ende droefheit |
Dat 26ste kapittel Toen deze heilige Sint Trudo lang
gewoond had in dat land en hij van dagen ouder werd zo wou hij niet langer
ontlopen de wasdom die hij bejaagd had zijn land daar hij uit geboren was,
hij wou zijn lieden genadig verlaten en daarom wou hij weer keren tot zijn
land waart. De heilige bisschop Gondulf die zijn
voedster kind zag aldus groeien en een groot leraar van het evangelie te
zijn. En dat hem ook wel betaamde de schapen van onze Heer te regeren en te
leren met woorden en met voorbeelden zei tot hem met grote begeerten deze
woorden; lieve zoon, versta me want God in u geplant heeft zijn gratie en u
verlicht met uw gaven van de Heilige Geest en ook versterkt hij in uw
leringen, zo mag ge wel, lieve zoon, van het ambacht dat gij ontvangen hebt,
dat is de eer van het priesterschap, beginnen te berichten de kinderen en de
schapen van onze Heer met woorden en met leringen en voor hem de strijd te
bestaan. Het is tijd dat wij beide gaan werken in onze Heers wijngaard zodat
wij op de jongste dag tezamen moeten beloond zijn die tezamen die pijn gehad
hebben. En dat ons de Heer van de wijngaarden als zijn vrienden moet geven de
penning daar wij hem getrouw om gediend hebben want God berispt de knecht die
de penning niet gaf met overwinningen, daarom mag ge merken dat gij van God
zeer berispt zou zijn die zoveel gratiën ontvangen hebt. Niet alleen om uw
wil, maar omdat gij ze alle mensen zou mede delen en met wasdom voor hem
brengen, lieve zoon, heb wijsheid en tijd en schaam u niet hoeder te zijn
over Gods vaatjes die ik u hier aanbevelen zal voor Gods engelen. Ik beveel u
mijn hoede als mijn geestelijke zoon. Want zoon zo wie gij uit de weg der
gerechtigheid ziet dolen daar zal ge arbeid toe doen zodat ge hem weer terug
brengt. Want alzo menige vaatjes zoals gij ten jongste dag zien zal d [...]ik
[...] heb geweest daar zal ge u van verblijden. Daarom, lieve zoon, ontvang
de macht die u nu bevolen is van de heilige kerk van Metz, ge bent zijn
apostel en zijn dienstman in het land van Haspengouw daar ge nu toe
vertrekken wil, want weet dat daar nog heden te dag lieden zijn in menige
stad die de afgoden aanbidden en daar is gebrek aan christelijke leer. De
provincie die u bevolen is van de heilige kerk van Metz visiteert vriendelijk
zodat het christelijke geloof mag bloeien alle heidenen te vermoeien daar nu
schandelijk woont dat ongeloof. En leer de duivels dieren volgen het juk van
onze Heer en laat hen smaken de zoetheid die God in u gestort heeft want ze
kunnen niets dan dat God vreemd is, leer het van u kennen die zoete melodie
van het heilige evangelie die elke goede mens behoort te weten, u zelf zo
vermaan ik ook dat ge altijd en in elke plaats de wet Gods hebt in uw hart en
in uw mond en dat gij met uw werken niet en [...] van dat gij met de woorden
leert want of [...] die onze Heer [...] ontvangen worden dat we engelen
geheten worden zo moeten we onze kunst wel behoeden want die kunst zal men te
alle tijden zoeken in de p[...]t. En die lieden [...]ze ontvangen [...]ds zal
ze hen [...] aldus bij de hulp van God zalig wezen. Want diegenen die
eenvoudig zijn zal de engel van onze Heer de weg der zaligheid leren. En
zodat gij, mijn lieve zoon, een trouwe dienstman mag zijn en de nieuwe
schapen die nu in gedrang zijn en ver verscheiden van Gods kooien en liggen
in de duivels strikken tot God mag brengen zo zal ge een nieuwe kerk stichten
die gij zelf oprichten zal en sieren met goed. Opdat de lammeren Gods alle
deugden aan u mogen leren en vergenoegd mogen worden met het rijk Gods met
hun leider die ze met eren tot groot loon heeft gebracht, lieve zoon, nu laat
u hier niet bezwaren dat we te deze tijd nu scheiden dat weet voor [...] geen
stad [...] mag scheiden [...] ehart blijft [...] der. Daar [...] is de minne
[...] zoon is daar is [...] ook en zal altijd zijn dat weet ik wel zodat ons
onze vader van hemelrijk verzameld in zijn glorie. Deze en dergelijke woorden
sprak de heilige bisschop Gondulfus tot zijn lieve zoon Trudo [...] en zou.
Nog een zoet vriendelijk woord sprak die meester die zijn discipel graag
hoorde en een andere maal heeft hij hem gebenedijd. Daarna kusten ze hen met
hete tranen en scheiden van elkaar met grote minnen en droefheid. |
Dat xxvij capittel DOen dese heileghe man die vol was van
duuen sympelheiden ghinck wter stat van mets doen volchde hem alle dat volc
manne ende wiue groet ende cleine die groeten rouwe hadden om sijn enen gaen Ende
seiden met wenenden oghen. hoe selen wi nv moeghen deruen v suete
teghenwoerdicheit die ons nv beroeft wort Salich es dat lant dat met onser
scaden rijck wort ende ghetroest wort met o[nsen] zere Ons ver\lies 264
es haer ghewin wat helpt ons dat ghy ons gheleent waert als ghy ons dus
haestelijc laet Ons si doch nv gheorlouet dat wi v volghen moe\ghen |10ra|
die soe vele goets hebt ghedaen onsen lande ende onser stat van onsen goeden
werden wi ontfermelijc beroeuet ende een ander volc saelt ghewynnen Wy sijn
verstoten wi sijn wter hoeden ghedaen dat selen weten die felle roeuers die
tot ons bereet hebben alle onsalicheyt Doen ontfermde den mylden priester
dese claghen ende sijn herte waert gheruert met rouwen Nochtan en woude hi
niet van sinen weghe keren noch laten die ghehoersamheit die hem die heileghe
busscop beual al ontfermde hem des volcs Doch hi gaf hen die beste gaue die
hi hadde dat waren troestelijke woerde die si sere begherden daer nae gaf hi
hen die bened[ix]ie ende be[u]als[e] te gode Mer d[ie rou]we sympelheiden
|10rb| als een duue Noyt en was hi in archeiden ghesien mer altoes euen
saechte ende in enen ghedachte te gode wert Noyt en was hi te droeue noch te
blyde mer altoes in enen wille want sijn herte ruste in gode Daer nae guam hi tot tongheren die wilen
die meeste stat was int lant van gallien mer doen die wandalen daer doer
leden destruweerden sise ende woestense soe zere dat si nemmermeer en mach
comen te soe groeter eren als si te voren was Doen die heileghe trudo te tongheren
comen was quam hi tot sinte remacle den heileghen busscop dien herde wel
ontfinc ende elc was des anders blyde Doen ver[telde] hi de[n heiligh]en
busscop hoe hi [...] g[hese]lle Jn [...] |10va| ende in cueren om met hem te
berichten die scape ons heren die hem beuolen waren Om dat hi in sinen ouden
daghen sijn borden soude helpen draghen die hem nv een deel te swaer waert
want hi hadde sijn iaren ouerbracht met pynen Dus heuet hien ghenomen tot
enen gheselle die kerke te regeren die onder sijn regement waren. alsoe onse
here wileneer aaron sette moysenne te helpen als voer pharaon te spreken ende
in elcker steden daer noet was Doen dese heileghe trudo een stuck met
hem hadde gheweest ende elc den anderen onderdanich scheen [te wese]n soe
datmen niet [...] als |10vb| marta die altoes haer suster diende die haer
gherne in siende hielt Dus heuet die heileghe remacle ghedaen want cort hier
na begaf hi dese werelt ende oec sijn busdom ende trat met groeter begherten
in een religioen inden cloester van staueloe daer hi een heilich leuen in
leyde Daer nae soe wart saen verheuen in sijn stat Sinte theodaert een
heilich man. ende daer na wan hi den hemel met groeter eren ende wart cristus
preciose mertelaer.265 |
Dat 27ste kapittel Toen deze heilige man, die vol was van
duiven eenvoudigheid, ging uit de stad Metz toen volgde hem al dat volk,
mannen en wijven, groot en klein die grote rouw hadden om zijn heengaan. En
zeiden met wenende ogen; hoe zullen we nu mogen derven uw zoete
tegenwoordigheid die ons nu beroofd wordt. Zalig is dat land dat met onze
schade rijk wordt en getroost wordt met onze zeer. Ons verlies is hun gewin,
wat helpt het ons dat gij ons geleend was als gij ons dus haastig verlaat.
Ons is toch nu veroorloofd dat we u volgen mogen die zoveel goeds heeft gedaan
ons land en onze stad, van ons goed worden we ontfermelijk beroofd en een
ander volk zal het winnen. Wij zijn verstoten, wij zijn uit de hoede gedaan
en dat zullen weten die felle rovers die tot ons bereid hebben alle
onzaligheid. Toen ontfermde de milde priester dit klagen en zijn hart werd
geroerd met rouw. Nochtans wou hij niet van zijn weg keren, nog laten de
gehoorzaamheid die hem de heilige bisschop beval, al ontfermde het hem dat
volk. Toch hij gaf hen die beste gave die hij had en dat waren troostende
woorden die ze zeer begeerden, daarna gaf hij hen de zegen en beval ze aan
God. Maar de rouwe eenvoudigheden zoals een duif. Nooit werd hij in Archeiden
gezien, maar altijd even zacht en in een gedachte tot God waart. Nooit was
hij droevig nog blijde, maar altijd in een wil want zijn harte ruste in God. Daarna kwam hij te Tongheren die weleer
de grootste stad was in het land van Gallië, maar toen die Wandalen daardoor
reden vernielden zij het en verwoesten het zo zeer zodat ze nimmermeer mag
komen tot zo grote eer zoals ze tevoren was. Toen die heilige Trudo te Tongheren
gekomen was kwam hij tot Sint Remacle, de heilige bisschop die hem erg goed
ontving en elk was van de andere blijde. Toen vertelde hij de heilige
bisschop hoe hij [...] gezel. In [...] en in kuren om met hem te berichten de
schapen van onze Heer die hem bevolen waren. Omdat hij in zijn oude dagen
zijn boorden zou helpen dragen die hem nu een deel te zwaar waren want hij
had zijn jaren doorgebracht met pijn. Dus heeft hij die genomen tot een gezel
de kerk te regeren die onder zijn regiment waren. Alzo onze Heer wijlen
eerder Aaron zette Mozes te helpen als voor farao te spreken en in elke stad
daar het nodig was. Toen deze heilige Trudo een stuk met hem
was geweest en elk de andere onderdanig scheen te wezen zodat men niet [...]
als Marta die altijd haar zuster diende die haar graag in bijzijn hield.
Aldus heeft de heilige Remacle gedaan want kort hierna begaf hij deze wereld
en ook zijn bisdom en trad met grote begeerten in een religie in het klooster
van Stavelot daar hij een heilig leven in leidde. Daarna zo werd samen
verheven in zijn stad Sint Theodaert, een heilig man. En daarna won hij de
hemel met grote eer en werd Christus kostbare martelaar. |
Dat xxviij capittel DOen die heileghe zielen dus gescheiden
waren metten lichaem di doch nye ghescheyden en waren metter sielen woude
[die] heileghe priester [weder keren te] sinen lande wert [ende] soude lyde[n
d]oer een [ghe]huchte [D]oen die liede vernamen [dat] die [heileghe] man
dae[r wed]er k[eerd]e [...] |11ra| O werdeghe ere bouen alle ghetal wiems
heileghe leuen die hemelen selue orconde gheuen ende dien die hemelsche
claerheit openbaerde al eest dat wi arme sonderen in deser eertscher ellenden
v niet werdelike en moeghen louen noch nae gheuolghen Nochtan gheue ende onne
ons god met uwer hulpen dat wijt werdelijke vertrecken moeghen ende
verwonderen tot uwer eren Ende dat wi daer bi ghesterct moeghen werden ende
alle diet hoeren selen Des [smor]ghens [...] dese ghebueren die
schernen dat si die |11rb| stat beligghen [...] |11va| [...] Vele mira\kelen
|11vb| dede dese heileghe man soe waer hi quam Ja soe vele dat si ontellic
sijn |
Dat 28ste kapittel Toen die heilige zielen dus gescheiden
waren met het lichaam die toch niet gescheiden waren met de ziel wilde de
heilige priester weer keren tot zijn land waart en zou gaan door een gehucht
Toen de lieden vernamen dat de heilige man daar weer keerde [...]. O waardige
eer boven alle getal wiens heilige leven de hemelen zelf verkondiging geven
en die de hemelse klaarheid openbaarde al is het dat wij arme zondaren in
deze aardse ellende u niet waardig mogen loven, nog navolgen. Nochtans geeft
en gunt ons God met uw hulp dat wij waardig vertrekken mogen en verwonderen
tot uw eer. En dat we daarbij gesterkt mogen worden en alle die het horen
zullen. ‘s Morgens [...] deze buren die schermen
dat ze de stad belegeren [...] [...].
Vele mirakels deed deze heilige man zo waar hij kwam. Ja, zoveel dat ze
ontelbaar zijn. |
Dat xxixste capittel NV hoert dat heileghe leuen van sinte
trudo die sijn lant ghelaten hadde ende was ghegaen te mets totten busscop
gondolf dien priester maecte ende leerde hem die heileghe wet daer hi die
lieden mede v[erli]chten soude die in s[inen la]nde waren die hen noch die
somighe hielden aen die afgoden ende gods gheboden niet en kenden Ende doen
hi dit wel geleert hadde biden orloue vanden goeden man gondulfus daer hi bi
gewandelt hadde ende dien priester ghe[weest had]de te synen [...] [e]nde
quam hi te [...] stat daer was [sinte rem]akel busscop dien te[en]en gheselle
vercoes i[n] orber der heilegher ker\ken |12ra| ende waren daer een stucke
tijts te gader Daer nae namen si orlof ende die heileghe busscop remaclus
waert daer monic inden cloester van staueloe Ende nae hem wart busscop die
heileghe Sinte theodaert die sint doer gode waert een heilich ende preciose
martelaer Ende die heilege sinte trudo es ghescheyden van tongheren ende
toech te lande wert Opten wech daer hi leet bekeerde hi menighen mensche daer
hi hem zere af verblijde hi quam tot enen ghehuchte daer god sijn heilicheit
vertoende bi groeten lichte dat men 266 op hem sach schijnen daer hi
slie[p] dat tvolc van wonder ghinc [Ende sin]t maecten si daer [een ca]pelle
diemen trudo[nica]s hiet ende doen hi van daer ghinc es hi te haspegouwe
gheghaen ghelijc als voer ghescreuen es Nv hoert ende merct hoe hi daer
ontfaen was |
Dat 29ste kapittel Nu hoor dat heilige leven van Sint Trudo
die zijn land verlaten had en was gegaan te Metz tot de bisschop Gondolf die
hem priester maakte en leerde hem de heilige wet daar hij de lieden mee
verlichten zou die in zijn land waren waarvan nog sommige zich hielden aan de
afgoden en Gods geboden niet kenden. En toen hij dit goed geleerd had bij het
verlof van de goede man Gondulfus daar hij bij gewandeld had en die priester
geweest was tot zijn [...] einde kwam hij te [...] plaatse daar was Sint
Remakel bisschop die hem tot gezel koos ten dienste van de heilige kerk en
waren daar een stuk tijd tezamen. Daarna namen ze verlof en de heilige
bisschop Remaclus werd daar monnik in het klooster van Stavelot. En na hem
werd bisschop de heilige Sint Theodaert die sinds door God werd een heilige
en kostbare martelaar. En die heilige Sint Trudo is gescheiden van Tongeren
en toog te land waart. Op de weg daar hij reed bekeerde hij menige mensen
waarvan hij zich zeer verblijde, hij kwam tot een gehucht daar God zijn
heiligheid vertoonde bij een groot licht dat men op hem zag schijnen daar hij
sliep zodat het volk van wonderen ging. En sinds maakten ze daar een kapel
die men Trudonicas noemde en toen hij vandaar ging is hij te Haspengouw
gegaan gelijk zoals voor geschreven is. Nu hoor en merk hoe hij daar
ontvangen werd. |
|12rb| Dat xxxste capittel DOen dander dach was toe comen ende hi
orlof ghenomen hadde aen synen wert soe rees op een salich dach den lantscap
al ghemeyne Doen die liede vernamen dat hi weder comen was int lant dien si
met soe groeter begherten hadden begheert soe liepen si hem teghen met
groeter vrouden Erme ende rijck groet ende cleyne als sulken man betaemde
allet huys liep hem teghen wiue boden ende kinder Niemant en was in dien
daghe die hem niet teghen en ghinc die oude die daer ghinghen met crucken
ende die sieken waren oec in [wan]delinghen want die wille dede hen lopen
want alle begherden sine te siene ende benedixie van hem te hebben ende sijn
woerde te hoeren Met desen gheleyde brachten syne te serkinghen dies deilde
|12va| hi hen myldelijke van dat hi gheleert hadde want somighe reynichde hi
met casteyen van haren sonden ende eneghe troeste hi vriendelijc ende
sterkese int gheloue Ende doent hem tijt dochte doen benedide hyse ende
lietse gaen Sijn hoghe maghe ende sijn edel liede quamen doen ende
ontfinghenten met groeter blijscapen ende bleuen met hem Ende die heileghe
liede die int lant waren namen sere toe van sijnre leringhen want die
heileghe gheest ruste in hem ghelijc dat hi inden apostelen dede ende
bestichde alle sijn leringhe By hem soe waert ghesayt dat gheloue der
ewangelyen ende vele liede lieten die afgode ende quamen totten lichte der
waerheit dat si niet ghedaen en souden hebben van |12vb| by sijnre salegher
leeringhen |
|Dat 30ste kapittel Toen de volgende dag was gekomen en hij
verlof had genomen aan zijn waard zo rees op een zalige dag het landschap
algemeen op. Toen de lieden vernamen dat hij weer gekomen was in het land die
ze met zo’n grote begeerten hadden begeerd zo liepen ze hem tegen met grote
vreugde. Armen en rijken, groot en klein, zoals zo’n man betaamde, het hele
huis liep hem tegen, wijven, boden en kinderen. Niemand was er in die dagen
die hem niet tegemoet ging, de ouden die daar gingen met krukken en de zieken
waren ook in wandelingen want de wil deed hen lopen, want allen begeerden ze
hem te zien en zegening van hem te hebben en zijn woorden te horen. Met deze
geleide brachten ze hem ter Serkinghe, dus deelde hij hen mild van dat hij
geleerd had want sommige reinigde hij met kastijden van hun zonden en enige
troostte hij vriendelijk en versterkte ze in het geloof. En toen het hem tijd
dacht toen gebenedijde hij ze en liet ze gaan. Zijn hoge verwanten en zijn
edellieden kwamen toen en ontvingen hem met grote blijdschap en bleven met
hem. En de heilige lieden die in het land waren namen zeer toe van zijn
leringen want de Heilige Geest ruste in hem gelijk dat hij in de apostels
deed en bevestigde al zijn leringen Bij hem zo werd gezaaid dat geloof van
het evangelie en veel lieden verlieten de afgoden en kwamen tot het licht der
waarheid dat ze niet gedaan zouden hebben dan bij zijn zalige leringen. |
[Dat xxxjste capittel] DOen dus by hem tgheloue began te wassen
dies hi hem zere verblijde Doen peynsde hi dat hi een cloester stichten soude
daer hi des duuels moeghentheit mede verdryuen soude ende tgheloue sterken
Tgheloue prijsde hi voer tghescutte ende die bedinghe voer tsweert om den
duuel te weder staen ende badt gode ernstelijc dat hi hem helpen woude tot
sinen loue ende eren Dese heileghe trudo herdachte dat hi te voeren in sijnre
ioecht beloeft hadde een kerke te maken ende daer om woude hi aerbeyden. want
hi wiste wel dat sorghelijc es die gheloefde te breken want die prophete seit
belouet ende betaelt Dat her\dachte |13ra| die heileghe man in gode sette hi
sine betrouwen daer alle goet wt coemt Met eenre lymen mat hi die fondementen
van eenre kerken ende sette alle sijn ernst daer toe hoe hise volmaken mochte
ende badt gode met groeter begherten dat hi hem by staen woude Ende god die
sijnre begherten niet en woude ghebreken mer ghesterken halp hem gon\stelijke
267 werken tot dat die kerke alte male op ghemaect was Ende sinte
theodaerdus waert ghebeden van Sinte trudo ende hi wyede die heileghe stat in
Sinte quintijns [ere] des heileghen m[artelaers e]nde Sinte rem[igius d]es
eertsch[en busscops e]nde hi sett[ede] [...] [heylech]domme wart [...]
hoechlijc ende [...] Jn dit gods[huy]s dat trudo |13rb| dus heuet doen
[bouwen] ende wyen ende g[...] |13va| [...] |13vb| daghen af ghenomen hadden
gheweest Mer nv begonstet hem te behaghen want hem dunct dat hi te wiue heuet
die beste die scoenste ende die eersamste diemen vinden mach want si hem niet
en begheuet Ende god myntse om haer doecht want hi seit selue hoe scoen bestu
mijn vriendynne hoe scoen bestu dijn oghen sijn alsder duuen ende gheen smette
en is in di. dijn lippen sijn een drupende honichrote honich ende melc es
onder dijn tonghe Om dese bruyt heuet truydo huwelijc achter ghelaten ende
heuetse wtuercoren De bruyt es die [heile]leghe k[erke] [...] |14ra| niets
niet en ghebrack Ende voer sijn groete familie die hem nae volghen soude soe
bekende hi dieghene die te hem quamen om sijn leeringhe te ontfanghen Ende sijn kinder hiet hi te wesen die hi
doepte metter hant ende hem haer kerstenheit gaf Ende hier in soe heuet hi
alle dat hem sijn vader beloefde Dese heileghe vader trudo hadde noede dat
sijn doecht quaem int openbaer mer hi begherde dat sijn heilicheit verborghen
bleue ende datse nie mant en kende want hi mynde meer versmaedenisse dan ere
of weelde Nochtan soe heeften die groete goedertierenheit ons heren int licht
ghebracht ende daer mede menighe siele gheleit totten ewighen loen der hemels |
Dat31ste kapittel] Toen dus bij hen het geloof begon te
groeien dus hij zich zeer verblijde. Toen peinsde hij dat hij een klooster stichten
zou daar hij de duivelse mogendheid mee verdrijven zou en het geloof
versterken. Het geloof prees hij voor het geschut en het bidden voor het
zwaard om de duivel te weerstaan en bad God ernstig dat hij hem helpen wou
tot zijn lof en eer. Deze heilige Trudo herdacht dat hij tevoren in zijn
jeugd beloofd had een kerk te maken en daarom wou hij arbeiden want hij wist
wel dat het zorgelijk is die belofte te breken want de profetie zegt; beloof
en betaal. Dat herdacht die heilige man en in God zette hij zijn vertrouwen
daar alle goeds uit komt. Met een lijn mat hij de fundamenten van
een kerk en zette al zijn ernst daartoe hoe hij het volmaken mocht en bad God
met grote begeerten dat hij hem bij staan zou. En God die zijn begeerten niet
wou ontbreken, maar versterken hielp hem gunstig werken totdat die kerk
helemaal opgemaakt was. En Sint Theodaerdus werd gebeden van Sint Trudo en
hij wijdde die heilige plaats ter ere van Sint Quintijns, de heilige
martelaar, en Sint Remigius, de aardse bisschop, en hij zette [...] heiligdom
werd [...] hooglijk en [...]. In dit godshuis dat Trudo aldus heeft laten
bouwen en wijden en g[...] |13va| [...] |13vb| dagen van genomen hadden
geweest. Maar nu begon het hem te behagen want hij dacht dat hij tot wijf
heeft de beste, de schoonste en de eerzaamste die men vinden mag want ze hem
niet opgeeft. En God mint ze om haar deugd want hij zegt zelf; hoe schoon
bent u mijn vriendin en hoe schoon bent u, uw ogen zijn als de duiven en geen
smet is in u, uw lippen zijn een druipende honingraat, honing en melk is
onder uw tong. Om deze bruid heeft Trudo het huwelijk nagelaten en heeft haar
uitverkoren. De bruid is de heilige kerk [...], niets ontbrak. En voor zijn grote familie
die hem na volgen zou zo bekende hij diegene die tot hem kwamen om zijn
lering te ontvangen. En zijn kinderen zei hij te wezen die
hij doopte met de hand en hem hun christelijkheid gaf. En hierin zo heeft hij
alles dat hem zijn vader beloofde. Deze heilige vader van Trudo had nodig dat
zijn deugd kwam in het openbaar, maar hij begeerde dat zijn heiligheid
verborgen bleef en dat niemand het kende want hij beminde meer versmaad dan
eer of weelde. Nochtans zo heeft die grote goedertierenheid van onze Heer het
in het licht gebracht en daarmee menige ziel geleid tot het eeuwige loon van
de hemel. |
|14rb| [Dat xxxijste capittel] EEns gheuielt doen die heileghe trudo
dus sat in sijn stat daer hi leefde in groeter heilicheit Dat hem ghebeden
wart dat hi ghewerdeghen woude te vysenteren die prochyen die om hem waren Ende
om hare ynnegher beden wille wart hi ghedwonghen ende beloefde dat hi comen
soude. ende hi nam met hem vele clercken die met hem gaen souden Ende om dat
die wech swaer was ende trudo cranc ende teeder soe baden si hem als haren
vader dat hi rede om sijn lede te verlichten Cuyme mochtmen hem verbidden dat
hi op een merie sat. mer dit ghemack dede hem weten die menscheit die in hem
versleten was met menigherleye py\nen |14va| ende aerbeyden daer hi sinen
lichaem 268 mede pijnde want dit en dede hi niet van enegherande
behaghelheit Dus beghonste dese heileghe man den wech
ende die clercken volchden hem ende vele ander liede soe dat sijn meyseniede
groet was Ende om datter vele liede waren soe waren daer oec vele herten
sulcke volchden hem om hem te leren Mer sulke volchden hem om ander saken
want in sijn gheselscap quam een dief ende menghede hem metten anderen waer
hi quam in elcker steden in die herberghen om dat hi sijnre daet te bat toe
comen soude want sijn herte was elre wert dan die woerde gods te hoeren Die
heileghe priester gods was ernstich te doen daer hi om comen was ende leerde
dat volc ernstelijc go\de |14vb| mynnen met alre herten op dat si daer mede
sijn gracie mochten verdienen ende hemelrijc besitten Nv gheuielt dat hi te eenre steden quam
daer hi messe dede Ende sijn gheselscap volchde hem inder kerken om den
dienst gods te hoeren ende sijn saleghe leringhe ende sy en mercten niet op
die merie die die heileghe man achter liet Doen quam die dief daer die merie
stont ghebonden ende stalse dieflijc ende esser mede vandanne gheuaren. hier
in bynnen soe eynde die heileghe man sijn messe ende sijn sermoen Ende doen
die liede wt quamen vernamen si dat die merie ghestolen was nochtan en was
daer niemant diet den heileghen man segghen dorste al waren sijs tornich Mer
daer |15ra| was een die zere deerde dat verlies vanden peerde hi was gram
ende seit sinen here met groeter claghen Die goede man die van kinde herde
wel verdraghen conste hi antwoerde suetelijc. Lieue vrient het es vele meer
te claghen dat hi soe dat quaetste kiest daer hi sijn siel mede verliest
verdoemt Tpeert daer ghi om droeuet en deert my niet mer sijn sonden wil ic
beweenen ende beclaghen en es in ons heren hant niet menschen ende alrehande
queck Niet langhe hier nae soe wart die ghene die die merie ghestolen hadde
beseten metten duuel ende wart soe zere ghequelt dat hi wel nae byden dode
was Die pine was soe ouer swaer dat hi riep die scade die hi sinte trudo
ghedaen hadde souden doeden Ende riep met luder stemmen dat hi ghewarichlijc
ware een knecht ons |15rb| heren dien dus Jamerlijc quelde om soe cleynen
saken Jc en mochte niet vertellen hoe dese
onsaleghe gheliet. het scheen dat hi sijn lede ende sinen lichaem eten soude
Sijn vader ende moeder waren zeer bedrueft ende bondenne met yser want hi
wout al verslynden dat by hem was ende riep altoes dat hy dese pine
ghedoechde om die sonde die hi sinte trudo ghedaen hadde Sijn magheden wisten
bat doen dan si hem leyden tot desen heileghen sant Doen waert die vyant zere
verswart want hi quam noede tot desen heileghen sant ende dede dien
ellendeghen mensche soe ouer groete pine want hi hadden gherne ghedoet eer si
totten heileghen man quamen soe noede sach hien aen Mer die catijf was soe
vaste ghebonden dat hi hem en moch\te |15va| rueren Daer om en mochten sijs
niet ontgaen die besetene ende dien besat. si en moesten beide comen totten
heileghen man Doen si dus voer den priester gods 269 quamen baden die
liede voer hem sinte trudo die altoes ghewoen was ontfermherticheit te doen
ontfermde dies catijfs die daer ghebonden lach ende ghinc tot hem Die ander
vloen alle want si en dorsten hen niet ghenaken alsoe mesliet hi hem Mer die
heileghe man streec met sinen bloeten handen sijn hoeft sijn aenschijn ende
alle sijn lede hi en ontsach den fellen viant niet. mer hi nam dien armen man
die soe swaren arbeit doechde ende toechen in sijn heimelijcheit ende viel
neder in sinen ghebede ende badt onsen here voer dien catijf Doen gheboot hi
den vyant dat hi ruym\de |15vb| ende ontbant den mensche ende leidden ghesont
met hem ter kerken doen bleef hi daer ende beterde sijn leuen ende was altoes
onderdanich desen heileghen man die hem ghenesen hadde Dit was die eerste myrakel die sinte
trudo dede sint dat hi van sijnre pelgremagien weder quam te serkinghen hier
om soe wart alle die ghebuerte beruert om hem te sien ende quamen tot hem met
groeter scaren hoeghe edele liede vergaten haer moeghentheit ende heerscapie
ende quamen tot desen werdeghen priester om van hem te leren Een rijc ende eersam man ende sterc int
gheloue mercte die heilicheit van desen man gods ende bat hem dat hi tot
sinen huyse comen woude ende sijn woeninghe versien ende sijn huys ende sijn
fami\lie |16ra| benedien Die heileghe man voldede sijn begherte ende quam met
hem ende toende daer een scoen mirakel als hier nae bescreuen es |
Dat 32ste kapittel] Eens gebeurde het toen die heilige Trudo
dus zat in zijn plaats daar hij leefde in grote heiligheid dat hem gebeden
werd dat hij zich verwaardigen zou te visiteren de parochies die om hem
waren. En om hun innige bede werd hij gedwongen en beloofde dat hij komen zou
en hij nam met hem veel klerken die met hem gaan zouden. En omdat die weg
zwaar was en Trudo zwak en teder zo baden ze hem als hun vader dat hij reed
om zijn leden te verlichten. Nauwelijks mocht men hem bidden dat hij op een
merrie zat, maar dit gemak liet hem weten de mensheid die in hem versleten
was met menige pijnen en arbeid daar hij zijn lichaam mee pijnigde want dit
deed hij niet van enige behaaglijkheid. Aldus begon deze heilige man de weg en
de klerken volgden hem en veel andere lieden zodat zijn manschappen groot
was. En omdat er veel lieden waren zo waren daar ook veel harten en sommigen
volgden hem om van hem te leren. Maar sommigen volgden hem om andere zaken
want in zijn gezelschap kwam een dief en mengde zich met de anderen waar hij
kwam in elke plaats in de herbergen omdat hij zijn daad beter toekomen zou
want zijn hart was elders waart dan om het woord Gods te horen. De heilige
priester van Gods was ernstig te doen waar hij om gekomen was en leerde dat
volk ernstig God minnen met het hele hart opdat ze daarmede zijn gratie
mochten verdienen en het hemelrijk bezitten. Nu gebeurde het dat hij te ene plaats
kwam daar hij de mis deed. En zijn gezelschap volgde hem in de kerk om de
dienst Gods te horen en zijn zalige lering en ze letten niet op de merrie die
de heilige man achter liet. Toen kwam die dief daar de merrie stond gebonden
en stal die diefachtig en is er mee vandaan gevaren. Hierbinnen zo eindigde
de heilige man zijn mis en zijn sermoen. En toen de lieden er uit kwamen
vernamen ze dat de merrie gestolen was, nochtans was daar niemand die het de
heilige man zeggen durfde, al waren zij toornig. Maar daar was er een die het
zeer deerde dat verlies van het paard en hij was gram en zei het zijn heer
met grote klagen. De goede man die de konde erg goed verdragen kon antwoordde
zoet; Lieve vriend, het is veel meer
te beklagen dat hij zo dat kwaadste kiest daar hij zijn ziel mee verliest en
verdoemt. Het paard daar gij om bedroefd bent deert me niet, maar zijn zonden
wil ik bewenen en beklagen en is in onze Heers hand, niet van mensen en
allerhande gekwaak. Niet lang hierna zo werd diegene die de merrie gestolen
had bezeten met de duivel en werd zo zeer gekweld dat hij wel bijna dood was.
De pijn was zo over zwaar dat hij riep dat hij de schade die hij Sint Trudo
gedaan had zou vergoeden. En riep met luide stem dat hij waarachtig was een
knecht van onze Heer die hij dus jammerlijk kwelde om zo’n kleine zaak. Ik mag niet vertellen hoe het deze
onzalige verging, het scheen dat hij zijn leden en zijn lichaam eten zou.
Zijn vader en moeder waren zeer bedroefd en bonden hem met ijzer want hij wou
alles verslinden dat bij hem was en riep altijd dat hij deze pijn gedoogde om
de zonde die hij Sint Trudo gedaan had. Zijn verwanten wisten niets beter te
doen zodat ze hem leiden tot deze heilige Sint. Toen werd de vijand zeer
verzwaard want hij kwam node tot deze heilige Sint en deed die ellendige mens
zo’n over grote pijn want hij had hem graag gedood eer ze tot de heilige man
kwamen zo node zag hij hem aan. Maar die katijf was zo vast gebonden dat hij
hem niet mocht verroeren. Daarom kon hen niet ontgaan die bezetene en die
bezeten moesten beide komen tot de heilige man. Toen ze dus voor de priester
Gods kwamen baden die lieden voor hem Sint Trudo die altijd gewoon was
ontferming te doen en ontfermde deze katijf die daar gebonden lag en ging tot
hem. De andere vloden alle want ze dorsten hem niet te genaken alzo misdroeg hij
zich. Maar de heilige man streek met zijn blote handen zijn hoofd, zijn
aanschijn en al zijn leden en hij ontzag de felle vijand niet, maar hij nam
die arme man die zo’n zware arbeid gedoogde en toog in zijn heimelijkheid en
viel neer in zijn gebeden en bad onze Heer voor die katijf. Toen gebood hij
de vijand dat hij ruimde en ontbond de mens en leidde hem gezond met hem ter
kerk, toen bleef hij daar en verbeterde zijn leven en was altijd onderdanig
deze heilige man die hem genezen had. Dit was het eerste mirakel die Sint
Trudo deed sinds dat hij van zijn pelgrimage weer kwam te Serkinghen, hierom
zo werd de gehele buurt beroerd om hem te zien en kwamen tot hem met grote
scharen, hoge edele lieden vergaten hun mogendheid en heerschappij en kwamen
tot deze waardige priester om van hem te leren. Een rijk en eerzaam man en sterk in het
geloof merkte de heiligheid van deze man Gods en bad hem dat hij tot zijn
huis komen wou en zijn woning zien en zijn huis en zijn familie gebenedijde.
De heilige man voldeed aan zijn begeerte en kwam met hem en toonde daar een
schoon mirakel zoals hierna beschreven is. |
[Dat xxxiijste capittel] EEn edel rijck wel gheboren man rijck
van goede goet in die werelt ende oec in gode ende die met alre vlyticheit
hielt die gheboden gods Ende sijn wijf die oec herde godvruchtich was laghen
den heileghen sant ons heren trudo aen met vele beden ende oec met boden dat
hi ghewerdeghen wilde te comen tot synen huyse op dat sijn huys gheheilicht
mochte werden Sinte trudo mijnde desen man sere om sijn doecht ende oec was
hi sijn maech ende was hem altoes bereet in elc stede van wat hi woude als
een knecht sinen here Ende doen trudo sach dat hi der liede niet af |16rb|
sijn en mochte soe orlofde hijt ende seide hem den dach dat hi comen soude
doen volchden hem sijn discipelen nae Die wert sijns verbeide met groeter
blijscap bereyde sijn herberghe alsoe sulken man betaemde ende alsoe edelen
gast als daer quam cost ende teringhe dede hi scoen bereiden Mer also sijn
gast heilegher was soe hi des myn behoefde want hi begheerde vele meer der
sielen spyse dan des lichaems weeldicheit Die mere brac wt dat die heileghe
man daer quam die allent tvolc daer dede comen Daer quaems soe vele dat cuyme
ghestaen conde Jn poerten in hof ende straten Dese sale ende woeninghe was
herde scoen en waere dat si waters ghebreck hadden dies hadden sy |16va|
groet ghebrec want lant was groet ende vele quecs mer als si water hebben
souden soe moesten sijt herde verre halen Doen die edele werdeghe priester
daer comen was dat hi hen leerde den wil ons heren ende sijn ghebode Ende
sterkese zere met 270 leeringhen want si hoerden sijn woerden alle met
groeter begherten Dus saten si totter vespertijt tot dat
die boden moesten gaen sien nae die beesten ende die noetdorste te versien
alsoe die boden pleghen. aen dit huys stont enen scoenen bogaert daer woude
die heileghe man in gaen Die goede weert ende die werdynne stonden op ende
ghinghen hem in den [boemgaerde op d]at hi hem woude verl[och]ten Doen mercte
alom hem die heileghe oude ende sach dat dat een schoen stat was ende seide
|16vb| tot sinen wert dit dunct my een lieflijke schoen stat En ware dat te
deser stat gheen noet en ware van water soe wart een scoen stat Doen
antwoerde die wert dat es waer here wy hebben groet ghebreck van watere mer
wy en weten wat hier om doen Dit ontfermde den goedertieren vader sinte trudo
ende stac een roede in die eerde ende seide O lieue vader doer uwe goetheit
verhoert mijn bedinghe ende verblijt dit virgier dat herde dorre ende droeghe
es om dat het hier op dit hoghe staet Ontpluct die aderen uwer doecht op dat
verblijt werden die hier woenen. lieue vader nv [verhoert m]y E[en] wonder
god die noit en begaf den ghenen die hem met herten baden verhoerde sinen
lieuen knecht den saleghen trudo want doen hi sijn |17ra| [...] waert een
groet [...] tvolc dranc datt[er] bi [was] met vrouden ende [...] smorghens
nam hi [orlof] aen sinen wert end[e aen] hen allen die b[i hem waren ende]
keerde wede[r te sinen cloes]ter wert Mer die wert en woude niet dat dese
mirakel vergheten worde want outheit doet vergheten dat men niet in scrijften
en laet Ende hi vergaderde sijn meyseniede ende ghebueren ende droeghen ouer
een ende stichten een capelle inder eren van Sinte trudo daermenne noch heden
opden dach eert met groeter werdicheit Ende daer god onse here menich scoen
mirakel dede |17rb| [...] quamen si [werden ge]sont D[aerna hie]ten s[ijt] amburria Mer die
twee .r. [w]orden g[h]ewis selt [in] een. [l. daer] om s[oe wart ghe[hei]ten
amb[ul]lia vander wert diere [da]t verleet |
[Dat 33ste kapittel] Een edele rijke wel geboren man, rijk
van goede goed in de wereld en ook in God en die met alle vlijt hield de
geboden Gods. En zijn wijf die ook erg godvruchtig was belaagden de heilige
Sint onze heer Trudo met vele beden en ook met boden dat hij zich
verwaardigde en wilde komen tot hun huis opdat hun huis geheiligd mocht
worden. Sint Trudo minde deze man zeer om zijn deugd en ook was hij zijn
verwant was hem altijd bereid in elke plaats van wat hij wou zoals een knecht
zijn heer. En toen Trudo zag dat hij van de lieden niet af zijn mocht zo
veroorloofde hij het en zei hen de dag dat hij komen zou en toen volgden hem
zijn discipels na. Die waard hem opwachte met grote blijdschap en bereide
zijn herberg alzo zo’n man betaamt en alzo edele gast zoals daar kwam, kost
en vertering liet hij schoon bereiden. Maar alzo zijn gast heiliger was zo
hij dus minder behoefde want hij begeerde veel meer de zielen spijs dan de
lichamelijke weelderigheid. Die mare brak uit dat de heilige man daar kwam
die al het volk daar liet komen. Daar kwamen er zoveel dat ze nauwelijks
staan konden in poorten, in hof en straten. Deze zaal en woning was erg
schoon tenzij dat ze watergebrek hadden, dus hadden ze groot gebrek want het
land was groot en veel vee meer dan ze water hebben zouden en zo moesten zij
het erg ver halen. Toen de edele waardige priester daar gekomen was dat hij
hen leerde de wil van onze Heer en zijn geboden. En versterkte ze zeer met
leringen want ze hoorden zijn woorden alle met grote begeerten. Dus zaten ze tot de vespertijd totdat de
boden moesten gaan zien naar de beesten en de nooddruft te voorzien alzo de
boden plegen. Aan dit huis stond een schone boomgaard en daar wilde de
heilige man in gaan. De goede waard en de waardin stonden op en gingen met
hem in de boomgaard omdat hij zich wou vertreden. Toen merkte alom hem de
heilige oude en zag dat dit een schone plaats was en zei tot zijn waard; dit
lijkt me een lieflijke schone plaats. Tenzij dat er te deze plaats geen nood was
van water zo was het een schone plaats. Toen antwoordde de waard; dat is waar
heer, wij hebben groot gebrek van water, maar we weten niet wat hier om te
doen. Dit ontfermde de goedertieren vader Sint Trudo en stak een roede in de
aarde en zei; O lieve vader, door uw goedheid verhoor mijn bidden en verblijd
deze stad dat erg dor en droog is omdat het hier op deze hoogte staat. Open
de aderen van uw deugd zodat verblijd worden die hier wonen, lieve vader, nu
verhoor me. Een wonder van God die nooit opgaf diegenen die hem met hart
baden en verhoorde zijn lieve knecht de zalige Trudo want toen hij zijn [...]
waard een groot [...] het volk dronk dat er bij was met vreugde en [...] ‘s
morgens nam hij verlof aan zijn waard en aan hen allen die bij hem waren en keerde
weer tot zijn klooster waart. Maar de waard wilde niet dat dit mirakel
vergeten wordt want oudheid laat vergeten dat men niet in schriften laat. En
hij vergaderde zijn manschappen en buren en kwamen overeen en stichten een
kapel in de eer van Sint Trudo daar men het nog heden op de dag eert met
grote waardigheid. En daar God onze Heer menig schoon mirakel deed. [...]
kwamen ze en werden gezond. Daarna hielde zij het amburria. Maar de
twee r’s worden gewisseld in een l en daarom zo werd het geheten ambullia van
de waard die het dat verleent. |
[Dat xxxiiijste capittel] EE[n] myra[k]el van sommeghen wil ic
noch vertellen die die heileghe trudo dede daer hi te eenre andere stede gast
was want waer hi quam daer dede god groete scoene myrakelen doer hem daer hi
en zere bi verhief Sinen arbeit om die leeringhe daer hi dat volc mede leerde
was groet My verwondert hoe hijt ghedraghen mochte
sijn pine was bouen menschelijc vermoeghen |17va| [...] Een [goet] m[an] die go[n]demont h[iet]
[...]n b[at den] heileghen p[r]iester trudo [dat 271 hi] h[em] e[r]e
dede ende hi tot s[ijn]re herberghen comen woude ende sinen sone doepen Die
heileghe vader hoerde sijn bede ende quam tot sinen huyse daer hi werdelijke
ontfanghen waert Ende doepte kindeken ende die familie versach hi van
salegher leeringhen ende verclaerde hen die gheboden gods Ende daer nae woude
hi ten cloesterwert keeren Doen seide sijn wert vader ic en weet niet hoe ic
mijn gheloefte sal moghen voldoen want ic beloefde v enen weder die my nv
onghereet es |17vb| [...] [g]heuaen en can want hi [e]s soe [wr]eet ende soe
w[ilt] dat h[em niem]ant g[he]u[aen] en [...] daer nae saelt g[...] ghi sult
den weder taem sien ende sijn wreetheit wort hem ghenomen om dat hi comen sal
inden dienste der knechten gods alsoe ghi begheert Doen nam hi orlof ende ghinc thuus wert
Ende eer hi inden cloester comen was soe was die weder alsoe taem dat hi
elcken diende dien hi inden weghe vant ende en was niet meer schu ende bleef
also altoes |18ra| Niemant en derf wanen dat gode yet onmoeghelijc es want
die almechteghe coninc vermach alle dinc inden menschen ende inden beesten
Want het es al in sijnre moeghentheit dat in deser werelt es hi doet nae
sinen wille in elke vre die naeture verwandelen Guele ende alle onghemake hoe
daen si sijn verdriuet hi doer sijn vriende |
Dat 34ste kapittel] Een mirakel van sommigen wil ik nog
vertellen die de heilige Trudo deed daar hij te andere stede gast was want
waar hij kwam daar deed God grote schone mirakels door hem daar hij zeer bij
verhief zijn arbeid om de lering daar hij dat volk mede leerde en dat was
groot. Me verwondert het hoe hij het verdragen
mocht zijn pijn die boven menselijk vermogen was. [...] Een goede man die
Gondemont heet [...]n bad de heilige priester Trudo dat hij hem eer deed en
hij tot zijn herberg komen wou en zijn zoon dopen. De heilige vader hoorde
zijn bede en kwam tot zijn huis daar hij waardig ontvangen werd. En doopte
het kindeken en de familie voorzag hij van zalige leringen en verklaarde hen
de geboden God. En daarna wou hij te klooster waart keren. Toen zei zijn
waard; vader, ik weet niet hoe ik mijn belofte zal mogen voldoen want ik
beloofde u een ram die me nu ongereed is [...] vangen kan want hij is zo
wreed en zo wild dat niemand hem vangt voor u en [...] daarna zal het g[...]
ge zal de ram tam zien en zijn wreedheid wordt hem genomen omdat hij komen
zal in de dienst van de knechten Gods alzo ge begeert. Toen nam hij verlof en ging thuis waart.
En eer hij in het klooster gekomen was zo was die ram alzo tam dat hij
iedereen diende die hij in de weg vond en was niet meer schuw en bleef alzo
altijd. Niemand durfde te menen dat God iets onmogelijk is want de almachtige
koning vermag alle ding in de mensen en in de beesten. Want het is alles in
zijn mogendheid dat in deze wereld is en hij laat naar zijn wil in elk uur de
natuur veranderen, gevoel en alle ongemak hoedanig ze zijn verdrijft hij door
zijn vrienden. |
[Dat xxxvste capittel] Al waest dat dese heileghe trudo sijn
lede hadde wt ghemerghelt van daghelijker pynen soe waren sijn heileghe lede
van crancheiden al[s van] enen pastele te broke [I]c en can niet gheweten wat
hi op hemseluen wreken woude dat hi hem seluen sulc onghemac dede want het
scheen dat hi sochte ende begherde altoes nieuwe pine om hem seluen te
[tor]men[te]n Ende als hem [die] broedere baden dat |18rb| hi sijns selfs
ontfermde ende sijn pine een luttel verlichte antwoerde hi lieue kinder ghy
sijt my swaerre troesters die mijns niet en ontfermt Merct wat die apostel
seet dat men vernoye op vernoye legghen sal ende hope op hope want ic segghe
v inder waerheit wie niet en vol steet totten eynde het sal hem berouwen
inden wtersten daghe daer om selen wi volstaen ende wt doen die ene pine
metter andere soe moeghen wy inden ionxsten daghe verblijden Dese ghewoente
hadde die heileghe oude dat hi die kerken der heileghen gherne ende vele
versochte Ende al waest dat hem zere vermoyden sijn tedere leden ende
vercrancten nochtan en dochte hem die moytheit vanden weghe niet dan
eenrehande ruste ende dien wech te gaen niet dan |18va| vroude wt brande der
mynnen Mer dese pine decte hi nochtan met sulker listicheit dat hi snachs om
ghinc die kerke der heileghen als die andere sliepen 272 wie ruste
hadde hi en hadde gheen Een dorp stont daer bi op drie half mylen nae van
serkinghe dat velmen heit Dese stat mynde hi zere want daer was in sinte
mertijns eere een capelle ghesticht Op dander syde alsoe na staet cepperen
een dorpken daer een bede huys staet Jn der eren der maghet Sinte genofeuen
dese wiste die heileghe man wel Ende als die dach eynde ende die auont aen
quam soe liep hi ter eenre kerken ende smorghens keerde hi weder ende des
anders nachts ghinc hi ter andere dat niemant bi hem en was want alle die
ander sliepen ende en wisten daer af niet [Soe] |18vb| heerde hi nachtelijc
des eens nachts hier des anders daer Jc en weet niet hoe dese oude man dit
ghedraghen mochte mer alsoe ic sie soe en es cristus bordene niet swaer als
dan dese heileghe oude ter kerken quam daer hi begherde te sine ende hi sijn
psalmen ghelesen hadde ende meer gheaerbeyt hadde dan sijn arme lichaem
ghedraghen mochte soe keerde hi weder eer die dach opghinc op datmen niet
weten en soude die pyne die hi doechde ende dat hi daer mede mochte
ve[rgh]euen worden ende hi en [w]oude niemant sijn herte te kennen gheuen dan
gode alleen dien niet verborghen en es O ghestadicheit der knechten cristi O
cracht die god in dese arme broesche menscheit dat hem groet aerbeyt niet en verswaert
seker waer dat onse lieue here |19ra| Jhesus cristus seet Mijn ioc es suet
ende mijn borden es licht wie es die mochte wanen dat een man soe out van
daghen ende soe doerpijnt mochte ghedraghen al sulcke pine want dieghene die
daghelijken weeldeliken gheuoet worden en souden die pine ende den arbeit
niet moghen ghedraghen dien dese oude daghelijke ghedoechde in coude ende in
hitten Twee of .iij. daghe vaste hi in die weke altoes die erde was alle
nachte sijn bedde als hi sliep dat selden was want hi omghinc m[et] groeter
ynnicheit die [sa]ken alsoe hi altoes plach ende dede totten eynde toe dat
hijs hem niet en liet ontgaen Ende heuet alsoe in allen sinen daghen
ghedraghen dat suete ioc cristi dat hi tot in sijn eynde volstont |19rb| ende
street als een goet ridder Ende al waest dat die kerke nv in peyse sat ende
datse nv egheen tyran aen en street als te voren was doen die heileghe
martelaer ghedoot worden om die mynne ende trouwe cristi ende des ghelouen
Ende die heileghe confessoren nv leefden in peyse reyne ende onbesmet ende
quamen ten rijke als witte lelien ghelijc dese heileghe trudo dede hi brachte
te hemelscher salen die witte lelyen Ende oec met swaren tormenten die hi hem
seluen dede die rode rosen der merteleren die voer gode scoene bloyen wie
vanden martelaren street ye vromelijkere dan des[e] wie doechde meer pinen
dan hi hem seluen dede want seker waer enich tyran comen die die kerke hadde
[wil]len bestrijden hi sou[de] |19va| vromelijc wederstaen hebben als een
goet kempe totter wtstortinghen sijns bloets Ende al waest dat die kerke in
peyse sat nochtan begheerde hi van herten mertelaer te werden hoe mochte hem
dan der mertelaer loen gheweyghert sijn want hi begherdet zere al en was
gheen tieran dien metten sweerde versloech Hier omme soe heuet hi inden
hemel\schen 273 houe met groeten rechte ontfaen dobbel loen van roesen
ende van lelyen want hise beide verdiende |
[Dat 35ste kapittel] Al was het dat deze heilige Trudo zijn leden
had uitgemergeld van dagelijkse pijnen zo waren zijn heilige leden van
zwakten als van een pastei te breken. Ik kan niet weten wat hij op zichzelf
wreken wou dat hij zichzelf zulk ongemak deed want het scheen dat hij zocht
en begeerde altijd nieuwe pijn om zichzelf te pijnigen. En als hem de
broeders baden dat hij zichzelf ontfermde en zijn pijn een luttel verlichte
antwoordde hij; lieve kinderen, ge bent me zware vertroosters die me niet
ontfermt. Merk wat de apostel zegt dat men moeite op moeite leggen zal en
hoop op hoop want ik zeg u in de waarheid wie niet vol staat tot het einde
het zal hem berouwen in de uiterste dag, daarom zullen we volstaan en uit
doen de ene pijn met de andere en zo mogen we op de jongste dag verblijden.
Deze gewoonte had de heilige oude dat hij de kerken der heiligen graag en
veel bezocht. En al was het dat het hem zeer vermoeide zijn tedere leden en
verzwakte, nochtans dacht hem die vermoeidheid van de weg niet dan een soort
rust en die weg te gaan niets dan vreugde uit brand van de minnen. Maar deze
pijn bedekte hij nochtans met zulke listigheid dat hij ‘s nachts ging om de
kerk der heiligen als de andere sliepen wie rust hadden en hij had geen. Een
dorp stond daarbij op drie half mijlen na van Serkinghe dat Velmen heet. Deze
plaats beminde hij zeer want daar was in Sint Mertijns eer een kapel
gesticht. Aan de andere zijde alzo na staat Cepperen, een dorpje daar een
bedehuis staat ter eren van de maagd Sint Genofeuen, deze wist die heilige
man wel. En als de dag eindigde en de avond aankwam zo liep hij tot een kerk
en ‘s morgens keerde hij weer en de andere nacht ging hij naar de andere dat
niemand bij hem was want alle andere sliepen en wisten daarvan niets. Zo
keerde hij ‘s nachts de ene nacht hier en de andere daar. Ik weet niet hoe
deze oude man dit verdragen mocht, maar alzo ik zie zo is Christus boord niet
zwaar zoals dan deze heilige oude ter kerk kwam daar hij begeerde te zijn en
hij zijn psalmen gelezen had en meer gearbeid had dan zijn arme lichaam
verdragen mocht zo keerde hij weer eer de dag opging zodat men het niet weten
zou de pijn die hij gedoogde en dat hij daarmede mocht vergeven worden en hij
wou niemand zijn hart te kennen geven dan God alleen die niets verborgen is.
O gestadigheid der knechten Christus, O kracht die God in deze arme brosse
mens dat hem grote arbeid niet verzwaart. Zeker is het dan onze lieve Heer
Jezus Christus zegt; mijn juk is zoet en mijn boord is licht, wie is het die
mocht wanen dat een man zo oud van dagen en zo doorpijnt mocht verdragen al
zulke pijn want diegene die dagelijkse wereldlijk gevoed worden zouden die
pijn en de arbeid niet mogen verdragen die deze oude dagelijks gedoogde in
koude en in hitte. Twee of 3 dagen vaste hij in de week altijd, de aarde was
alle nacht zijn bed als hij sliep, dat zelden was, want hij omging met grote
innigheid de zaken alzo hij altijd plag en deed tot het einde toe dat hij
zich niet liet ontgaan. En heeft alzo in al zijn dagen gedragen dat zoete juk
Christus dat hij tot in zijn einde volstond en streed als een goede ridder.
En al was het dat de kerk nu in vrede zat en dat ze nu geen tiran aanstreed
zoals tevoren was toen de heilige martelaars gedood werden om de minne en
trouw van Christus en het geloof. En de heilige belijders nu leefden in vrede
rein en onbesmet en kwamen tot het rijk als witte lelies gelijk deze heilige
Trudo deed, hij bracht de hemelse zalen die witte lelies. En ook met zware
kwellingen die hij zichzelf deed, de rode rozen der martelaars die voor God
schoon bloeien wie van de martelaren streed er dapperder dan deze, wie
gedoogde meer pijnen dan hij zichzelf deed, want zeker was er enige tiran
gekomen die de kerk had willen bestrijden, hij zou die dapper weerstaan
hebben als een goede kamper tot de uitstortingen van zijn bloed. En al was
het dat de kerk in vrede zat, nochtans begeerde hij van harte martelaar te
worden, hoe mocht hem dan het martelaarloon geweigerd zijn want hij begeerde
het zeer al was er geen tiran die hem met het zwaard versloeg. Hierom zo
heeft hij in de hemelse hof met groot recht ontvangen dubbel loon van rozen
en van lelies, want hij ze beide verdiende. |
[Dat xxxvjste capittel] DOen dese heileghe man trudo langhe
hadde ghedu[ert] in desen strijt ende die heileghe enghelen voer gode
brachten die victorie des gloriosen strijts dien hi doen ten eynde |19vb|
bracht hadde bereyde hem ihesus een edele scoene croene want hien lief hadde
ende wert ende hien oec schier halen wilde Dese ouer heileghe man begheerde
oec zere te steruen ende met onsen here te wesen Ende doen dese heileghe oude
dus sinen tijt ouerbracht hadde Jn coude ende in hitten ende in ontellijken
aerbeiden ende waert zere cranc begherde hi den loen tonfaen van sijnre
langher pynen want den dach sijns leuens was ten auonde comen Doen viel hy
driew[er]uen in sinen ghebede ende [keer]de hem tot gode ende seide [met]
groeter begherlijcheiden O here wanneer sal gheschien dat ic v schoene
aensichte sal bescouwen ende comen in v rijke dat ic ynnichlijke beghere ende
he[bbe alto]es beghert vand[en here] dat ic verstaen mochte ghenade\ghe
|20ra| vader nv neemt my van deser werelt oft v tijt dunct want alle mijn
begherte es te [steruen] [...] ten ba[dt dese heileghe en]de si[ecke man dat
hi] vertroest waert want god seynde hem sinen bode die hem condichde dat hi saen
steruen soude doen verblijde hem die heileghe oude ende sijn ghelaet wart
verwandelt in groter vrouden Ende hi ontboet sijn iongheren ende seide hen al
verblij[d]ende sijn doot ende sijn [wt]uaert Mer ic en mochte niet vertellen
hoe droeuich sijn iongheren waren Mer die heileghe man trudo wiste dat hem
die ewighe croene ghegheuen sal werden verswaerde synen lichame met pynen
bouen ghewoente ende gheen dinc en dochte hem swaer |20rb| om dat hi weet dat
hi daer mede gode naerder comen soude Hier nae quam hem een siecheit aen die
hi herde gherne ontfinc ende si beswaerden soe zere dat hi moest ligghen [te
bedde] Ende alst sch [...] ghe[...] soe en woude hi [nochtan] van niemande
troest ontfaen sijnre ghenesinghen Recht oft hi noch niet versaet en ware van
pinen Ende seide metten apostel als ic sieck ben soe ben ic stercker dan ic
was. want die pinen en vermoyen my niet ende alsoe die passie in my oueruloyt
alsoe sal oec die troest in my oueruloyen want in hem sal ic hebben alle mijn
begherte Sijn lede begonsten in hem te verdroeghen daert vel mer ouer
ghetoghen en was |20va| Sijn peysen ende sijn aderen worden gherect in
stijfheiden sijn vlees was alte mael verteert sijn pine scheen hem want hi
was te siene als een gheest 274 |
[Dat 36ste kapittel] Toen deze heilige man Trudo lang had
geduurd in deze strijd en de heilige engelen voor God brachten de victorie
van de glorieuze strijd die hij toen ten einde gebracht had bereidde hem
Jezus een edele schone kroon want hij hem lief had en waard en hij hem ook
schier halen wilde. Deze over heilige man begeerde ook zeer te sterven en met
onze Heer te wezen. En toen deze heilige oude dus zijn tijd doorgebracht had
in koude en in hitte en in ontelbare arbeid en werd zeer zwak begeerde hij
het loon te ontvangen van zijn lange pijnen want de dag van zijn leven was
ten avond gekomen. Toen viel hij drie maal in zijn gebeden en keerde hem tot
God en zei met grote begeerlijkheid; O Heer, wanneer zal geschieden dat ik uw
schone aanzicht zal aanschouwen en komen in uw rijk dat ik innig begeer en
heb altijd begeerd van de Heer zodat ik verstaan mag genadige vader, nu neem
me van deze wereld als he u tijd lijkt want al mijn begeerte is te sterven
[...] ten bad deze heilige en zieke man dat hij vertroost werd want God zond hem
zijn bode die hem verkondigde dat hij samen sterven zou, toen verblijde hem
de heilige oude en zijn gelaat werd veranderd in grote vreugde. En hij
ontbood zijn jongeren en zei hen al verblijdende zijn dood en zijn uitvaart.
Maar ik magt niet vertellen hoe droevig zijn jongeren waren. Maar de heilige
man Trudo wist dat hem de eeuwige kroon gegeven zal worden en verzwaarde zijn
lichaam met pijnen boven gewoonte en geen ding dacht hem zwaar omdat hij wist
dat hij daarmede God dichterbij komen zou. Hierna kwam hem een ziekte aan die
hij erg graag ontving en die bezwaarde hem zo zeer dat hij moest liggen te
bed. En zoals het scheen [...] ge[...] zo wou hij nochtans van niemand troost
ontvangen in zijn genezing. Recht of hij nog niet verzadigd was van pijnen. En
zei met de apostel; als ik ziek ben dan ben ik sterker dan ik was want de
pijnen vermoeien me niet en alzo de passie in mij overvloeit alzo zal ook de
troost in mij overvloeien want in hem zal ik hebben al mijn begeerte. Zijn
leden begonnen in hem te verdrogen daar het vel meer over getogen was. Zijn
pezen en zijn aderen werden gerekt in stijfheid, zijn vlees was helemaal
verteerd, zijn pijn scheen hem want hij was te zien als een geest. |
[Dat xxxvijste capittel] DJe vre ende die tijt began te naken dat
dese heileghe man breken soude ende tot gode varen sijn iongheren die bi hem
stonden baden hem met oueruloedeghen tranen ende seiden heileghe vader en
wilt ons niet weesen laten want wy souden zere gheureest sijn ontvoerdi ons
dus haesteliken staet ons vaderlijken by alsoe ghy altoes ghedaen hebt Ende
al waest dat dese heileghe man soe cranc lach datmen cuyme synen gheest
ghewaer werden mochte noch en conste nauwe sijn tonghe gherueren van
crancheiden Nochtan troeste hi sijn ionghe\ren |20vb| soe hi best mochte ende
seide met eenre steruender tonghen ende leerde hen die werelt te vers[mad]en
ende god te m[ynn]en Daer nae dede hi hem met werdicheiden brenghen den
heileghen lichaem ons heren ende ontfinken ynnichlijken ende met groeter
vrouden sijns herten Ende doen loec hi sijn oghen om dat hi dese werelt niet
meer aensien en woude noch dat daer bynnen gheschiet want h[i] sach die
enghelen tot sijnre wtuaert comen die verwachtende waren nae sijn preciose
heileghe ziele die hi wt gheuen soude om dy te brenghen inder ewygher vrouden
Doen hief hi op sijn hande ende sinen lichaem teghen die heileghe scaren die
tot hem wten hemel qua\men |21ra| ende teykende hem metten teyken des
heileghen cruce ende dy brueders te gode beuelende [...] et in uwe [...] here
ende [...] in uwer teghenwoerdichheit ws knechts weghe ende ziel Ende sijn
gheest rechte hi op tot gode ende die heileghe ziele ontsliep inden here ende
sijn gheest ghinc tot gode dien riep Doen was daer groet ghescrey niet alleen
vanden clercken ende gheleerden mer oec vanden leecken lieden van allen
kermen ende out ende ionck Jn sijn wtuaert gheschieden sommighe myrakelen soe
datmen wanen mochte dat hi noch leefde. Want onse here verliechten soe zere
in sinen leuen met myrakelen dat niet alleen die erde mer oec die locht ende
die zee vol waren van sinen doechden O heileghe kerke |21rb| van serkinghe
[ghi] hebt in uwen ghewe[luen] sinte trudo desen he[ile]ghen vader v lof
en[de] ere esser zeer mede verschiert met desen rikelijken scatte. seker
salich es die Mer die desen preciosen tresoer besloten heuet alse den lichaem
ten lesten met gode sal wesen ende sinen g[h]eeste nae volghen ende dobbel
glorie sal ontfaen Negheen scade en mach v gheschien sint da[t] ghy alleen
dien beh[oe]t Want dat uwer hoeden ghegheuen es es meerder dan alle der
werelt goet want sijn iongheren die hem nae volghen in sinen huyse suellen
ewelijc dueren Ende dat huys dat die heileghe trudo stichte en vergaet met
gheenre ouderdom Want namaels wart sere ghe\[sterc]t |21va| met sinte
eucheri[u]s die busscop van or[li]ens was die kaerle maerteel daer sende in
ellenden te staen Doen men screef int iaer ons heren viic ende xxv
Daer nae soe wa[e]rt die stede ver\sciert 275 met sinte liberte des
grauen soen van mechelen dien Sinte rombout verwecte van der doot die oec in
dese saleghe stede in een feertere leecht O saleghe stat van sintruyden dus
met gods vrienden sijt vertroe[st danc] gode die v dese gracie heeft ghedaen
Ende oec die heileghen die v hen precensie niet onthouden en hebben mer
daghelijcs v daer mede verhoeghen Nv bidden wy onsen here alre liefste
bruders dat hi ons verlene doer die verdiente sijns edelen confessoers Sinte
trudo te scouwen |21vb| ende te haten alle dat ons letten mach om nae te
volghen sinen heileghen voetstappen op dat wi met hem g[h]e[c]ri[ghen] moghen
die [v]rou[den] des ewighen leue[ns Sinte] trudo sterf op die neghende
kalende van d[e]cembre doen die eerste sergius paus was die oec ordineerde
datmen driewerf agnus dei segghen soude alsmen die heileghe hostie brake Ende
sinte lambrecht sat busscop te triecht een heilich man ende verl[i]echt van
gode ende naemaels cristus preciose martelaer Ende dierick [klot]eldis soen
droe[ch] die croen in vrancrijck. mer die coninghen die nae hem quamen en
hadden mer een naem. want puppijn kaerlomanus soen en lietse niet meer soe
machtich sijn hi liet hen die croen mer dlant hielt hi alte male in sijn hant
Dese sale\ghe |22ra| sant eynde sijn leuen Jnt iaer ons heren viic
ende vi of luttel myn onder den paus sergius ende coninc dirick sat noch int
conincrijck ende Sinte lambrecht was weder comen in sijn busdom daer hi wt
verdreuen was Doen dese heileghe trudo wt deser werelt scheide [doen] was hi
out .lxv. iaer oft daer by |
[Dat 37ste kapittel] Dat uur en de tijd begon te naken dat deze
heilige man breken zou en tot God varen, zijn jongeren die bij hem stonden
baden hem met overvloedige tranen en zeiden; heilige vader, wil ons niet wees
laten want we zouden zeer gevreesd zijn ontga je ons dus haastig, sta ons
vaderlijk bij alzo ge altijd gedaan hebt. En al was het dat deze heilige man
zo zwak lag dat men nauwelijks zijn geest gewaar worden mocht, nog kon
nauwelijks zijn tong roeren van zwakte. Nochtans troostte hij zijn jongeren
zo hij het beste mocht en zei met een stervende tong en leerde hen de wereld
te versmaden en God te minnen. Daarna liet hijhem met waardigheid brengen het heilige lichaam
van onze Heer en ontving die innig en met grote vreugde van zijn hart. En
toen sloot hij zijn ogen omdat hij deze wereld niet meer aanzien wou, nog dat
daarbinnen geschiedt want hij zag de engelen tot zijn uitvaart komen die
verwachtend waren naar zijn kostbare heilige ziel die hij uitgeven zou om die
te brengen in de eeuwige vreugde. Toen hief hij op zijn handen en zijn
lichaam tegen de heilige scharen die tot hem uit de hemel kwamen en tekende
hen met het teken van het heilige kruis en de broeders tot God aanbevelend
[...] et in uw [...] Heer en [...] in uw tegenwoordigheid van uw knecht weg
en ziel. En zijn geest richtte hij op tot God en de heilige ziel ontsliep in
de Heer en zijn geest ging tot God die hem riep. Toen was daar groot
geschrei, niet alleen van de klerken en geleerden, maar ook van de leken,
lieden van alle kermen en oud en jong. In zijn uitvaart geschieden sommige
mirakels zodat men wanen mocht dat hij nog leefde. Want onze Heer verlichtte
zo zeer in zijn leven met mirakels dat niet alleen de aarde, maar ook de
lucht en de zee vol waren van zijn deugden. O heilige kerk van Serkinghe ge
hebt in uw gewelven Sint Trudo, deze heilige vader uw lof en eer is er zeer
mede versierd met deze rijkelijke schat, zeker zalig is die. Maar die dezen
kostbare schat besloten heeft als het lichaam tenslotte met God zal wezen en
zijn geest navolgen en dubbele glorie zal ontvangen. Nee geen schade mag u
geschieden Sint dat gij alleen die behoedt. Want dat in uw hoede gegeven is
is meer dan alle goeds in de wereld want zijn jongeren die hem navolgen in
zijn huis zullen eeuwig duren. En dat huis dat de heilige Trudo
stichtte vergaat met geen ouderdom. Want later werd het zeer gesterkt met
Sint Eucherius die bisschop van Orléans was die Karel Martel daar zond om in
ellende bij te staan. Toen men schreef
in het jaar ons heren 7 honderd en 25. Daarna zo werd die stad versierd met
Sint Liberte, de gravenzoon van Mechelen die Sint Rombout opwekte van de dood
die ook in deze zalige plaats in een graf ligt. O zalige stad van Sintruyden
dus met Gods vrienden bent ge vertroost, dank God die u deze gratie heeft
gedaan. En ook de heiligen die u hen presentie niet onthouden hebben maar
dagelijks u daarmede verhogen. Nu bidden we onze Heer allerliefste broeders
dat hij ons verleent door de verdienste van zijn edele belijder Sint Trudo te
aanschouwen en te haten alles dat ons beletten mag om na te volgen zijn heilige
voetstappen zodat we met hem krijgen mogen de vreugde des eeuwige leven. Sint
Trudo stierf op die negende kalender van december toen de eerste Sergius paus
was die ook ordineerde dat men drie maal agnus dei zeggen zou als men de
heilige hostie brak. En Sint Lambrecht zat als bisschop te Triecht, een
heilig man en verlicht van God en later Christus kostbare martelaar. En
Dierick Kloteldis zoon droeg de kroon in Frankrijk, maar de koningen die na
hem kwamen hadden maar een naam want Pippijn Karlemagnus zoon liet ze niet
meer zo machtig zijn, hij liet hen de kroon, maar het land behield hij
helemaal in zijn hand. Deze zalige Sint eindigde zijn leven in het jaar ons
heren 700 en 6 of luttel minder onder paus Sergius en koning Dirick zat nog
in het koninkrijk en Sint Lambrecht was weer gekomen in zijn bisdom daar hij
uit verdreven was toen deze heilige Trudo uit deze wereld scheidde en toen
was hij oud 70 jaar of daarbij. |
[Dat xxxviijste capittel] DJt heileghe lijck waert chierlijc
bereyt nae den sede ende waert met loue ende sanghe ghedraghen in die kerke
[die hi] ghesticht hadde dien [...] |22rb| trouwen dienres doet Dlantscap dat
daer ontrijnt gheseten was verre ende by quamen toe lopende met groeter
begher[t]en ten wt gheleide van d[e]sen like Negheen man van ordenen die op
sijn voete staen mochte en bleef die niet en quam ten wtleyden van [sin]en
like Die arme ende zieke weenden met [gr]oeter bitterheit ende claechden dat
sy nu weesen waren ende beroeft van haren voeder diese te voeden plach ende
[...] |22va| ter schierheit ende werdicheit ende met groten gheween der
vrouwen Te dien seluen tide wart daer alsulke groete claerheit ghesien dat
niemant twiuelen en mochte die engh[el]sche scaren en [wa]r[en
te]ghenwoerdich Want [di]e wyle datmen onle[dich] was hem te be[gr]auen soe
en was d[aer [...] licht ende sijn g[...] daer Ende t[e s]inen graue quam
[...] goere 276 dat gheen tonghe vertellen en mochte hen allen do
[...] also [...] |22vb| roeke die hem daer openbaerde Met dien sueten roeke soe quam daer een
donckerheit als enen dicken neuel die alle die stede omvinc dat niemant den
anderen en sach. ende duerde wel een vre lanc metten sueten roeke [so] dat
volc sijn veruerenisse neder leide ende tot hem seluen comen was Ende haren
rouwe waert verwandelt in blijscapen ende loefden gode. ende die te voren
weenden om dat die goedertieren vader van hen gescheiden was [...] |23ra|
veruult dat woert des apostels wi sijn cristus goede roeke in elke stat Ende
oec dat inder mynnen [b]oeck gheseet es van [de]r heilegher kerken Doen die
coninck in sijnre rusten was doen gaf men spesie nardus haren roeke doer alle
die camer dat es oetmoedicheit met goeden werken Want naerdus es een cleyn
boem die suete ende reyne vruecht draecht als si met anderen specien es
ghemenct soe eest die edelste liquore diemen vinden mach dan die menigherande
sie[ch]eit gheneest Dus sendt die heileghe kerke gode naerde der
oetmoedicheit met anderen goeden werken Daer sinte trudo nv bode af es want
hi gaf nv wt sijn suete roeke goere om te verblijden die ghene die te sy\nen
|23rb| lyke waren |
[Dat 38ste kapittel] Dit heilige lijk werd sierlijk bereid
naar de zede en werd met lof en gezang gedragen in de kerk die hij gesticht
had die [...] trouwe dienaars doen. Het landschap dat daar omtrent gezeten
was van ver en nabij kwamen toe lopen met grote begeerte ten uitgeleide van
dit lijk. Nee, geen man van orde die op zijn voeten staan mocht bleef er niet
en kwam ten uitleiden van zijn lijk. De arme en zieke weenden met grote
bitterheid en klaagden dat ze nu wezen waren en beroofd van hun voeder die ze
te voeden plag en [...] ter sierlijkheid en waardigheid en met groot geween
der vrouwen. Te dezelfde tijd was daar al zulke grote klaarheid gezien dat
niemand twijfelen mocht dat de engelen scharen waren tegenwoordig. Want de
tijd dat men onledig was om hem te begraven zo was daar [...] licht en zijn
g[...] daar. En tot zijn graf kwam [...] goere dat geen tong vertellen mocht,
ze allen do [...] alzo [...] |22vb| reuk die hem daar openbaarde. Met die zoete reuk zo kwam daar een
donkerheid als een dikke nevel die de hele plaats omving zodat niemand de
andere zag en duurde wel een uur lang met de zoete reuk zodat het volk zijn
verering neder legde en tot hen zelf gekomen was. En hun rouw werd veranderd
in blijdschap en loofden God en die tevoren weenden omdat die goedertieren
vader van hen gescheiden was [...] vervult dat woord van de apostel; we zijn
Christus goede reuk in elke plaats. En ook dat in het minnen boek gezegd is
van de heilige kerk. Toen de koning in zijn rust was toen gaf men specerij
nardus, haar reuk door de hele kamer, dat is ootmoedigheid met goede werken.
Want nardus is een kleine boom die zoete en reine vrucht draagt als ze met
andere specerijen gemengd is zo is het de edelste likeur die men vinden mag
dan die vele ziektes geneest. Dus zendt de heilige kerk God nardus van
ootmoedigheid met andere goede werken. Daar Sint Trudo nu bode van is want
hij gaf nu uit zijn zoete reuk graag om te verblijden diegene die bij zijn
lijk waren. |
[Dat xxxixste capittel] TEn graue des heileghen mans dede onse
here daghelijke scoen myrakelen daer hi mede bewijsde dat sijn edele kempe
met hem regneerde inden hemel in die glorie van sinen rijke op dat alle die kerke
daer by vertroest worde Jc en mochte niet vertellen hoe vele myrakelen te
sinen graue ghesci[ede]n Doen die xxx daghe toe quam dat sinte trudo
beghrauen was. quamen die liede ghemeynlijc om te doen exsequien alsoe men
pleecht Nv was daer een vrouwe die walda hiet
die desen heileghen man nae te volghen plach daer si vele doechden aen leerde
ende was hem altoes |23va| gonstich ende dienstich Mer sint dat sine verloes
soe en mochte si van niemant ghetroest werden want haer dochte dat si alle
haren troest verloren hadde Ende doen die xxxste dach comen soude dede si als
een ander magdalena die metten anderen marien ten graue specien brachten om
ihesum te saluen dien si leuende mynden Dese goede walda mynde desen
heileghen man zere in sinen leuen ende nae sijn doot mijnde sien met groeter
begherten [Des] smorghens stont si vroech op ende woude te sinen graue gaen
ende brachte met haer wieroeck die men op sijn graf bernen soude Mer doen si
ter kerken quam sach sy die doere besloten ende en mochte in gaen Doen hief
si haer hande te hemel waert ende seide met |23vb| groeter droefheit. ya
trudo edel sant doen wy v leuende hadden was ons dese kerke altoes open daer
wy nv buten moeten staen. die doot heuet ons ghenomen den scat daer wy af
verhoechden Ende nv ben 277 ic hier te vergheefs comen want ic en mach
te uwen graue niet comen noch den dienst doen dien ic beghere Nauwe hadde si
die woerde gheeynt ende siet daer openbaerde een wonderlijc mirakel want die
heileghe trudo hoerde die claghe die met wakenden oghen sliep als die leeuwe
ende toende hoe vriend hi was sijnre vriendynnen Want die sloten worden
ghebroken ende die hameren worden achterwert ghetoghen ende die doeren
ghinghen op recht oft si met eneghe stuereghen winde op gheslaghen hadden
gheweest aen die want ende walda |24ra| ghinc in tot sinen graue O hoe
lichtelijc mach hi hemelrijc opsluyten den ghenen die hem oetmoedeliken
bidden die in eenre vren teghen natuere met enen roepen dede breken die
sterke hameren Groet es sijne moeghentheit voer gode
dat seker openbaer es Nv moet hi ons helpen doer sijn doecht dat wy verhoecht
werden bi sinen ghebede op dat ons god sinen vrede sende ende die poerten van
hemelrijc ons opene ende ons met vrouden daer in ontfae Ende dat wijf dede
haer offerande ende sach die scoen mirakele die god dede doer haer ghebede
ende loefde gode die in sinen heileghen es te louen ende te benedien |
[Dat39ste kapittel] Te graf van de heilige man deed onze
Heer dagelijks schone mirakels daar hij mede bewees dat zijn edele kamper met
hem regeerde in de hemel in de glorie van zijn rijk zodat de hele kerk
daarbij vertroost wordt. Ik kan niet vertellen hoeveel mirakels bij zijn graf
geschiedden. Toen de 30 dagen toekwam dat Sint Trudo begraven was kwamen de
lieden algemeen om te doen excursies zoals men plag. Nu was daar een vrouw die Walda heet die
deze heilige man na te volgen plag daar ze vele deugden van leerde en was hem
altijd gunstig en dienstig. Maar sinds dat ze hem verloor zo mocht ze van
niemand getroost worden want ze dacht dat ze al haar troost verloren had. En
toen dertigste dag komen zou deed ze als een andere Magdalena die met de
anderen Maria’s te graf specerijen brachten om Jezus te zalven die ze levend
minde. Deze goede Walda minde deze heilige man zeer in zijn leven en na zijn
dood minde ze hem met grote begeerten. ‘s Morgens stond ze vroeg op en wou
tot zijn graf gaan en bracht met haar wierook die men op zijn graf branden
zou. Maar toen ze ter kerk kwam zag zij de deur gesloten en mocht er niet in
gaan. Toen hief ze haar handen te hemel waart en zei met grote droefheid; ja
Trudo, edele Sint toen we u levend hadden was ons deze kerk altijd open daar
we nu buiten moeten staan, de dood heeft ons genomen de schat daar we van
verhoogden. En nu ben ik hier tevergeefs gekomen want ik mag tot uw graf niet
komen, nog de dienst doen die ik begeer. Nauwelijks had ze die woorden
geëindigd en zie daar openbaarde een wonderlijk mirakel want de heilige Trudo
hoorde die klacht die met wakende ogen sliep zoals de leeuw en toonde hoe een
vriend hij was met zijn vriendin. Want de sloten worden gebroken en die
hamers worden naar achteren getogen en de deuren gingen open recht of ze met
enige stuurse wind open geslagen waren geweest aan de wand en Walda ging er
in tot zijn graf. O hoe lichtelijk mag hij in het hemelrijk openen diegenen
die hem ootmoedig bidden die in een uur tegen de natuur met een roep liet
breken die sterke hamers. Groot is zijne vermogendheid voor God
dat zeker openbaar is. Nu moet hij ons helpen door zijn deugd zodat wij
verhoogd worden bij zijn gebed zodat ons God zijn vrede zendt en de poorten
van hemelrijk voor ons opent en ons met vreugde daarin ontvangt. En dat wijf
deed haar offerande en zag dat schone mirakel die God deed door haar gebed en
loofde God die in zijn heiligen is te loven en te gebenedijde. |
[Dat xlste capittel] DOen die mere van desen heileghen sant
al omme liep Jn gallien ende in germanien quamen die liede met groeten
[scha]ren ende beualen hen in [die] |24rb| hoede des heileghen mans Onder
wies gheselscap oec quam die alre edelste prince puppijn die die meeste was
inden lande van vrancrijck ende oec in oestrijck Dese quam oetmoedelijc
metten vorsten ende edelen van vrancrijck ten graue des heileghen sants ende
viel in knyen ghebede Daer na duaride hi die kerke hoechlijck ende maecte
rike dy clerken die daer den dienst gods souden doen Ende offerde den
heileghen sant allet recht dat hij ghehouden hadde in een dorp dat heit
okensale Ende in camp [...] de hi hem [...] |24va| vrouwe ende gode deuoet
hoe groeten mynne si tot [h]em hadde mochtmen merken aen die groete gauen
ende aen dat costelijke gout dat si daer of[fe]rde sinte trudo om met hem
loen te vercryghen in hemelrijck Si huerde wercliede ende si dede maken enen
scoenen altaer in sijnre eren ende verscierden met goude ende met edelen
ghesteynten O suete god hoe loefelijc maecti v heileghen soe dat coninghen
ende coninghynnen deser werelt hen dienen nae [h]aren leuen O suete [...] |
[Dat 40ste kapittel] Toen die mare van deze heilige Sint alom
liep in Gallië en in Germanië kwamen de lieden met grote scharen en bevalen
hen in de hoede van de heilige man. Onder wiens gezelschap ook kwam die aller
edelste prins Pippijn die de grootste was in het land van Frankrijk en ook in
Oostenrijk.Deze kwam ootmoedig met de vorsten en edelen van Frankrijk tot het
graf van de heilige Sint en viel op knieën in
gebed. Daarna begiftigde hij die kerk hooglijk en maakte rijk de
klerken die daar de dienst Gods zouden doen. En offerde de heilige Sint al
het recht dat hij gehouden had in een dorp dat heet Okensale. En in kamp
[...] de hij hem [...] vrouw en God devoot hoe grote minne ze tot hem hebben
mocht men merken aan de grote gaven en aan dat kostbare goud dat ze daar
offerde aan Sint Trudo om met hem loon te verkrijgen in hemelrijk. Ze huurde
werklieden en ze liet maken een schoon altaar in zijn eer en versierde het
met goud en met edele gesteenten. O zoete God, hoe loffelijk maak je uw
heiligen zodat koningen en koninginnen van deze wereld hen dienen na hun
leven, O zoete [...] |
[Dat xljste capittel] |24vb| desen heileghen sant van
maechscapen nae bestont ende plach vele met hem te wandelen want hi was
altijt gherne met hem 278 Ende hi beloefde hem dat hy nvmmermeer
huwelijc doen en soude mer dat hi ewelijc maghet blyuen soude ende gode
dienen van deser gheloeften. soe was sinte trudo een bode voer gode diese van
hem ontfinck Mer doen Sinte trudo doot was soe dochte hem dat hi vander
gheloeften vri was ende vergat sijnre gheloeften ende begherde huwelijc. ende
bereyde tot sijnre brulocht grote spyse ende groet goet als men in groeten
feesten moet hebben Ende oec vergaderde hi groeten scat ende scoenheit die hi
der bruyt gheuen soude ende en dachte niet wat hi gode gheloeft hadde daer
[sinte] trudo bode af was [...] de den wijf ende [ghinc] des auents slapen
|25ra| [...] di [...] ende hebt v [...] uen ende v gheloefte ghebroken daer
ghi nvmmer meer bate af hebben en sult Te vergheefs naemdi een wijf want
nemmermeer en selen kinder van di comen want het souden kinder sijn der
onghehoersamheit v [huwe]lijc sal al verloren sijn nochtan seldijt swaerlijc
ontghelden soe ghijt alle v leuen toenen sult Ende doen hief hi op sijn hant
ende sloech den bruydegom op sijn dye metter roeden die hi in die hant hadde
ende seide nv hebt dat om dat uwe gheloefte vergaet ende ghi sult alle v
daghe croem |25rb| [...] |
[Dat 41ste kapittel] Deze heilige Sint zijn verwanten nastond
en plag veel met hem te wandelen want hij was altijd graag met hem. En hij
beloofde hem dat hij nimmermeer huwelijk doen zou, maar dat hij eeuwig maagd
blijven zou en God dienen. Van deze belofte zo was Sint Trudo een bode voor
God die ze van hem ontving. Maar toen Sint Trudo dood was zo dacht hij dat
hij van de belofte vrij was en vergat zijn belofte en begeerde huwelijk en
bereide tot zijn bruiloft grote spijzen en groot goed zoals men in groten
feesten moet hebben. En ook vergaderde hij grote schat en schoonheid die hij
de bruid geven zou en dacht er niet n wat hij God beloofd had daar Sint Trudo
bode van was [...] de wijf en ging ‘s avonds slapen [...] di [...] en heb u
[...] leven en uw belofte gebroken daar ge nimmermeer baat van hebben
zal. Tevergeefs nam ge een wijf want
nimmermeer zullen kinderen van je komen want het zouden kinderen zijn van de
ongehoorzaamheid, uw huwelijk zal geheel verloren zijn, nochtans zal ge het
zwaar ontgelden zo gij het al uw leven tonen zal. En toen hief hij op zijn
hand en sloeg de bruidegom op zijn dij met de roeden die hij in de hand had en
zei; nu heb je dat omdat uw belofte vergat en ge zal al uw dagen krom [...] |
[Dat xlijste capittel] |25vb| [...] vele volcx [verga]dert was
Ende godeuaert die sijn licht zere begherde badt oetmoedelijc onsen here ende
den heileghen sinte [tr]udo dat hem sijn licht weder comen moeste. gode daert
alle goet wt comt eerde sinen knecht trudo ende gaf den blynden [licht] Doen
weende die man van blijscapen nochtan en liet hijs niemande weten Mer doen
die messe gheeynt was doen riep hy met luder stemmen lieue here uwen naem
moet ewelijc ghebenedijt sijn Doen quamen die liede toe ghelopen om te sien
wat |26ra| [...] met groe[ten] vrouden |
[Dat 42ste kapittel] [...] veel volk verzameld was. En Godeuaert
die zijn licht zeer begeerde bad ootmoedig onze Heer en de heilige Sint Trudo
dat hem zijn licht weer komen moest. God daar alle goeds uit komt eerde zijn
knecht Trudo en gaf de blinde licht. Toen weende de man van blijdschap,
nochtans liet hij het niemand weten. Maar toen de mis geëindigde was toen
riep hij met luide stem; lieve Heer, uw naam moet eeuwig gebenedijd zijn.
Toen kwamen de lieden toegelopen om te zien wat [...] met grote vreugde. |
[Dat xliijste capittel] VEle myrakelen sal ic achter laten [d]ie
nochtan wel werdich waren datmense screue op [dattet] v te men verdriete
Nochtan sal icker yet vertellen in des heilichs [m]ans ere die god doet [in]
sijnre goetheit ende datter by bekent sal werden datten god zere lief heuet Een dief was die niet en ontsach gode te
vertornen om een cleyn ghewyn Ende hi wachte enen bequamen tijt ende brac in
een huys daer des 279 cloesters queck [in] stont ende nam enen osse
[...] waenden hemelijc [...] leiden als hi dede [...] dat kint ontspranc
[...] huedde ende stont |26rb| vollic op ende volchde hem byden spore Nv
hadde dese quade man enen gheselle die wachten soude oft hem yemant volchde
ende hi sach dat kynt dat ernstelijc naeden osse quam Ende doent hem by was
greep hijt ende wranc hem die strote ontwee ende groeft in een b[roeck] ende
versmoerdet N[v hebben si diefte ende moert ghe]daen die sy cley [...] er si
leyden den [osse thuys] wert Des morghens doen die monicken hoerden ende
vernamen waren si droeue om den osse ende om tkint ende claechden haer scade
Doen beual die goede [m]an lotarius die indien tij[t] dat gods huys
beri[chte] Mer ic en weet [niet of] hi abt oft pryor [was] hi beual hen
a[llen] aen te roepen [den] heileghen sant [trudo] dese w[ar]t wt [...]
|26va| Ende hi beual te vasten ende te waken ende te bidden tot dat god sijn
myrakel toende ende si waren in ghebede voer dies heilichs mans autaer Doen
god deser sonden eynde maken woude soe sende hi sijn sware plaghe op dien
onsaleghen catijf die tkint ghedoet hadde ende den os ghestolen daer hi stont
in sinen stal want hi wart m[ette]n duuel beseten [...] ende met pynen dede
der doot gaen soe dat hi openbaerlijc lyen moeste die diefte ende die
moerdaet die hi ghedaen hadde Ende ware dat hi wel wer [...] ware di [...]
groe [...] uen die hi daer [...] moeste niet groe [...] Dit ordel gaf [...]
em seluen al [...] tot dat dy du[uel dien ca]tijf dat leuen [nam met] groeter
pynen |
[Dat 43ste kapittel] Vele mirakels zal ik achter laten die
nochtans wel waardig waren dat men ze beschreef opdat het u te minder
verdriet. Nochtans zal ik iets vertellen in de heilige man eer die God doet
in zijn goedheid en dat er bij bekend zal worden dat God hem zeer lief heeft. Een dief was er die niet ontzag God te
vertoren om een klein gewin. En hij wachtte een bekwame tijd en brak in een
huis daar het kloosters vee in stond en nam een os [...] waanden heimelijk
[...] leiden als hij deed [...] dat kind ontsprong [...] hoedde en stond
geheel op en volgde hem bij het spoor. Nu had deze kwade man een gezel die
wachten zou of hem iemand volgde en hij zag dat kind dat ernstig naar de os
kwam. En toen het bij hem was greep hij het en wrong hem de strot stuk en
begroef het in een moeras en versmoorde het. Nu hebben ze diefstal en moord
gedaan die ze klei [...] er ze legden de os thuiswaart. ‘s Morgens toen de
monniken het hoorden en vernamen waren ze droevig om de os en om het kind en
beklaagden hun schade. Toen beval de goede man Lotarius die in die tijd dat
Gods huis beheerde. Maar ik weet niet of hij abt of prior was. Hij beval hen
allen aan te roepen de heilige Sint Trudo, deze werd uit [...]. En hij beval te vasten en te waken en te
bidden tot dat God zijn mirakel toonde en ze waren in gebed voor deze heilige
man zijn altaar. Toen God aan deze zonden een eind maken wou zo zond hij zijn
zware plagen op dat onzalige katijf die het kind gedood had en de os gestolen
daar hij stond in zijn stal, want hij werd met de duivel bezeten [...] en met
pijnen liet ter dood gaan zodat hij openbaar belijden moest de diefstal en de
moord die hij gedaan had. En ware het dat hij wel wer [...] ware de [...]
groe [...] ven die hij daar [...] moest niet groe [...]. Dit oordeel gaf
[...] hemzelf al [...] totdat de duivel die katijf dat leven nam met grote
pijnen. |
|26vb| [Dat xliiijste capittel] DOe [...] sale [...] sijn ghesell[e]
[...] ende ter [...] lijcheit [...] hi duchte oec te lyden a[nder] torment
als sijn ghe s[elle] gheleden hadde. sijn [moe]der was droeue ende leiden ter
ker\ken 280 om van sijnre mesdaet ghenade te bidden hi dede der moeder
raet ende ghinc ter kerken Ende doen hi die doeren open vant ende hy woude
ingaen soe en m[och]te hi want die wrake gods en woude niet dat die
mesdadeghe in quam ende stieten verre vander kerken Ende sinen lichaem wart
bernende met ontellijker hitten ende hi en mochte den brant niet ghedraghen
ende riep met luder stemmen Moeder ic verberne al ende m[et] synen gheroepe
word[en] die liede alle ver [...] |27ra| Ende al waest datmen omtrent hem
gheen vier en sach dat hem verbernen mochte Nochtan soe vertoende sijn
ghelaet dat hi swaerre pynen doechde Den lieden ontfermde dies catijf ende
namenten in haren armen ende woudenten in die kerke draghen mer het was om
niet want als hi voer die doere quam wart hi achterwert ghestoten als te
voren ende die hitte mynderde Mer sijn lede croempen ende lach ouer een
gherompen als een cloet sijn moeder dien ouer doot hielt en wiste hem wat
doen dan si als een moeder by hem sat met wenenden oghen ende met droeuer
herten die haren soen half doot sach ligghen of meer Doen leide hi met
zeregher herten sijn onuermoeghende lede voer die kerke doere te eenre stede
daer |27rb| hi [...] een weghe [ende] daer bleef si bi hem .vij. daghe met
groeten rouwe ende aenriep Sinte trudo menichfoldelijc dat hise vertroesten
woude haers soens sonden vercochte sy herde zere die .vij. daghe als die
.vij.de dach quam ende die .vi. daghe waren ouerleden Jn welken die moeder
zere ghepijnt hadde ghewee[st] ende die soen zeer ghet[or]ment ende si vele
beden hadden ghedaen ende menighen traen gheweent hadden soe beiaechde si
ghenade aen gode ende sy brachten inder kerken Ende doen men daer vrese dede
stont hi op ende [...] des heileghen mans Sinte trudo Gheloeft moet sijn god
onse here ende sijn ghetrouwe knecht Sinte trudo die in ons doer sijn [...]
op dat onser sielen niet en moet |27va| deren soe dat wy bi sijnre bedinghen
comen moeten inder ewigher glorien dier hi nv ghebruct met gode ghecroent met
glorien in vrouden |
[Dat
44ste kapittel] Toen [...] zaal [...] zijn gezel [...] en
ter [...] lelijkheid [...] hij duchtte ook te lijden andere kwelling zoals
zijn gezel geleden had. Zijn moeder was droevig en leidde hem ter kerk om van
zijn misdaad genade te bidden. Hij deed de moeders raad en ging ter kerk. En
toen hij de deur open vond en hij wou ingaan zo mocht hij niet want de wraak
Gods wou niet dat die misdadiger er in kwam en stiet hem ver van de kerk. En
zijn lichaam werd brandend met ontelbare hitte en hij mocht de brand niet
verdragen en riep met luide stem; moeder ik verbrand geheel en met zijn
geroep worden de lieden alle ver [...]. En al was het dat men omtrent hem
geen vuur zag dat hem verbranden mocht, nochtans zo vertoonde zijn gelaat dat
hij zware pijnen gedoogde. De lieden ontfermde deze katijf en namen hem in
hun armen en wilden hem in de kerk dragen, maar het was om niet want als hij
voor de deur kwam werd hij naar achteren gestoten zoals tevoren en de hitte
verminderde. Maar zijn leden krompen en lag overeen gekrompen als een kloot.
Zijn moeder die hem voor dood hield wist niet wat met hem te doen dan dat ze
als een moeder bij hem zat met wenende ogen en met droevig hart die haar zoon
half dood zag liggen of meer. Toen legde hij met bezeerd hart zijn
onvermogende leden voor de kerkdeur tot een plaats daar hij [...] een weg en
daar bleef ze bij hem 7 dagen met grote rouw en aanriep Sint Trudo
menigvuldig dat hij haar vertroosten wou. Haar zoon zonden verkocht ze erg
duur die 7 dagen en toen de 7de dag kwam en de 6 dagen waren
geleden waarin de moeder zeer gepijnigd was geweest en de zoon zeer gekweld
en ze veel bidden hadden gedaan en menige traan geweend hadden zo bejaagde ze
genade van God en ze bracht hem in de kerk. En toen men daar bevreesd was
stond hij op en [...] de heilige man Sint Trudo. Gelooft moet zijn God onze
Heer en zijn trouwe knecht Sint Trudo die in ons door zijn [...] op dat onze
zielen niet moeten deren zodat we bij zijn bidden komen moeten in de eeuwige
glorie die hij nu gebruikt met God gekroond met glorie in vreugde. |
Dat xlvste capittel] EEn corte myrakele wil ic vertellen Een
man die [in]den cloester woende [had]de biden cloester een [stal] staen daer
hi vele quecs in hadde staen want dat sijn neringhe was Nv gheuielt op enen
nacht dat hem een dief wachte ende stal hem sijn ossen ende ghincker heymelic
mede henen Die waert waest haest ghewaer ende stont op ende doen hi sijn
scade vernam liep hi in die kerke ende aenriep Sinte trudo ende bat hem oft
het hem orber dochte dat hi sijn ossen mochte vinden Nv hoert hier een spelijc dinc dy dief
haeste hem te vlyen metten ossen van vresen mer wat |27vb| hi ghinc hi was
altoes euen verre des 281 was hi herde gram hi doelde vele hier ende
daer mer hi en mochte enen voet niet voerder Ende doen hi sach dat die dach
naecte woude hi die ossen laten staen ende hadde selue gherne ontcomen mer hi
en conste want wat hi liep ten halp hem niet Des morghens wart hi met sijnre dieften
voer die kerke doere vonden Ende die man hadde weder sijn ossen ende loefde
herde zere sinte trudo den heileghen sant |
Dat45ste kapittel] Een kort mirakel wil ik vertellen. Een
man die in het klooster woonde had bij het klooster een stal staan daar hij
veel vee in had staan want dat zijn nering was. Nu gebeurde het op een nacht
dat hem een dief opwachtte en stal hem zijn ossen en ging er heimelijk mede
henen. De waard was het gauw gewaar en stond op en toen hij zijn schade
vernam liep hij in de kerk en aanriep Sint Trudo en bad hem of het hem
oorbaar docht dat hij zijn ossen mocht vinden. Nu hoor hier een speels ding. De dief
haastte zich te vlieden met de ossen van vrees, maar wat hij ging, hij was
altijd even ver, dus was hij erg gram en hij doolde veel hier en daar maar
hij mocht een voet niet verder. En toen hij zag dat de dag naakte wou hij de
ossen laten staan en was zelf graag ontkomen, maar hij kon niet want wat hij
liep het hielp hem niet. ‘s Morgens werd hij met zijn diefstal
voor de kerkdeur gevonden. En die man had weer zijn ossen en loofde erg zeer
Sint Trudo, de heilige Sint. |
[Dat xlvjste capittel] OP desen tijt oft niet langhe daer nae
soe was her rodegant die busscop van mets die herde edel was van gheslechte
want puppijn die coninc van vranckrijck was sijn ende sijnre heilegher suster
sinte landraden oem Dese man was heilich van leuen ende hi stichte een |28ra|
cloester wten gronde dat hi heiten dede gorzi Dese man hadde van ghewoenten
dat hi iaerlijx desen heileghen sant versochte Eens voer hi te serkinghen met vele
volcx alsoe hi plach om dat hi nae sijn begherte gode vele sielen winnen
mochte om dat hi heilich van leuen was Nv gheuielt op enen dach doen hi te
serkinghen voer dat een kint dat hem plach te dienen Ende tot sinen [houe]
ghehoerde hem niet [en] dede dat hem betaemde Daer om waert gheuanghen Men
ghincken binden ende vaen die pine was meerder dan d[ie] mesdaet nochtan en
lietmens niet gaen. hi en hadde oec gheen hope dat hem ghenade gheschien
soude hi lach sijns selfs gheweldich Doch in desen anxte riep hi [te si]nte
|28rb| trudo den heileghen sant Ende staphans worden sijn bande ontbonden
ende hi liep tot dies heilichs mans kerke met groeter begherten Mer hem
volchden die wrede vorsteren ende woudenen wter kerken weren ende wouden hem
be[nemen] synen troest Mer god versaecht anders want een vier quam ende
ontstac alle die lampen ende kerssen, die om de outaer ston[d]en doe dat
scheen oft noen dachs ware Doen dat die wrede vorsteren saghen worden sy
veruaert ende vielen neder opt pauiment noch en consten den kinde niet meer
ghedoen Doen sach dat kint dat gods ghenadicheit voer hem vacht ende bat gode
voer sijn dreygheren Die busscop wart ghe[ro]epen ende sach dat wonder ende
vergaf den kinde sijn mesdaet |28va| ende berespte die ghene die dat ghedaen
hadden dat sine inder kerken niet en lieten gaen ende bat den heileghen sant
ghenade ende beual hem alte male in sijn bescerminis ende badt oec [tkint]
hem ghena[de] |
[Dat46ste kapittel] Op deze tijd of niet lang daarna zo was
heer Rodegant bisschop van Metz die erg edel was van geslacht want Pippijn de
koning van Frankrijk was zijn en zijn heilige zuster Sint Landraden’s oom.
Deze man was heilig van leven en hij stichtte een klooster uit de grond dat
hij heten liet Gorzi. Deze man had van gewoonte dat hij jaarlijks deze
heilige Sint bezocht. Eens voer hij te Serkinghen met veel
volk alzo hij plag omdat hij naar zijn begeerte voor God veel zielen winnen
mocht omdat hij heilig van leven was. Nu gebeurde het op een dag toen hij te
Serkinghen voer dat een kind dat hem plag te dienen en tot zijn hof behoorde
hem niet deed dat hem betaamde. Daarom werd hij gevangen. Men ging hem binden
en vangen en die pijn was meer dan de misdaad, nochtans liet men hem niet
gaan. Hij had ook geen hoop dat hem genade geschieden zou, hij lag zichzelf
geweldig. Toch in deze angst riep hij tot Sint Trudo de heilige Sint. En
gelijk worden zijn banden ontbonden en hij liep tot de heilige man zijn kerk
met grote begeerten. Maar hem volgde die wrede vorst en wou hem uit de kerk
weren en wou hem benemen zijn troost. Maar God zag het anders want een vuur
kwam en ontstak alle lampen en kaarsen die om het altaar stonden zodat het
scheen of het noen dag was. Toen dat die wrede vorst zag werd hij bang en
viel neer op het plaveisel, nog kon dat kind niets meer doen. Toen zag dat
kind dat Gods genadigheid voor hem vocht en bad God voor zijn bedreiger. De
bisschop werd geroepen en zag dat wonder en vergaf het kind zijn misdaad en
berispte diegene die dat gedaan had dat ze hem in de kerk niet lieten gaan en
bad de heilige Sint genade en beval hem helemaal in zijn bescherming en bad
ook het kind hem genade. |
[Dat xlvijste capittel] By desen [mirake]len die [god d]ede doer
die bede van sinte trudo worden die liede sere verblijt ende in dien tiden
beualen si hen [ende] haer goet in sijn bescermenisse. wanneer die liede yet
verloren al waren sy gram daer omme haer droefheit keerde in blyscapen want
sy ouermyts hem worden vertroest alsmen hier nae merken mach Jn dien tijden 282
dat puppijn kaerls vader coninc sat in vrancrijck soe wart sinte truden kerke
heimelijc beroeu[et] |28vb| ende ewech ghedraghen alle haer scatten Die die
hoghe edele princen daer gheoffert hadden in dies heilichs mans ere Nv hoert in wat manieren Het was een man [die aelbrecht] hiet die
gode niet en ontsach ende die een behendich dief was hi vernam herde wel dat
die kerke groeten scat hadde ende soudese te hem wert tien Ende hi leechde
sinen merc daer op hoe hi sdu[uel]swerck mochte volbrenghen Nv mercte hi hoe
daer van allen landen pelgrime quamen om aen te beden [den] heileghen sancte
tr[ud]o Dit vernam aelbrecht gods vyant ende het dochte hem wel [hir] sijn
gherief [sine] quaetheit te [voldoen] Ende hi dede aen al[le ha]bijt als die
|29ra| pelgrymen te diere tijt droeghen ende ghinc met hen oft hi van verren
quame om ghenade daer te hebben mer hi hadde anders inden synne Jn die kerke
ghinc hi met hen beden voerden outaere des heilichs mans graue [ghe]lijc
di[e] ander pelgrymen de[den] Ende doe se met g[oeder] staden haer beuaert
ghedaen hadden [qua]men die brudere met hem ende ontfinghense met groeter
mynnen ende leidense bynnen [...] |29rb| Mer hi verspiet met ernstegher oghen
hoe hi mach cryghen sijn beiaech. dit was alle sijn begherte om dander gaf hi
herde luttel Dus saten die pelgremme totten auonde ende hen begonde slapens
te lusten ende sy ghinghen op die bedden die daar bereet stonden om een
luttelken hen moede lede te rusten Des duuels knecht die daer [l]ach ber[eit]
tot sijnre quaetheit hi stont op doen alle die andere sliepen ende ghinc ter
trus [...] |29va| bynnen vant Ende droech ewech alle den scat ende die
coninclijke gaue haue die den heileghen sant gheoffert was ende ghinc ewech
Metten sommeghen heeft hi synen cost ghedaen ende som begroef hijt want hi en
wiste wat doen met alle der hauen daer om verberch hijt Doen dochte hem dat
hi wel [ghe]uaren hadde om dat hi soe groeten sca[t ghecr]eghen hadde Des
morghens doen die bruders op stonden die dat goet [...] |29v b| ende beualent
al Sinte trudo dat hi berechte dat onrecht dat hen ghedaen was want si
onnoesel waren dier sake ende hebbent hem al beuolen Mer want men met
quaetheit den tijt niet langhe henen l[yd]en en mach si en werde openbaer
datmen oec [d]icke niet [en w]eet waer oft hoe. aldus soe wart dese diefte
openbaer Jn deser manieren |
[Dat47ste kapittel] Bij deze mirakels die God deed door de bede
van Sint Trudo worden de lieden zeer verblijd en in die tijden bevalen ze hen
en hun goed in zijn bescherming. Wanneer de lieden iets verloren, al waren ze
gram daarom, hun droefheid veranderde in blijdschap want ze vanwege hem
worden getroost zoals men hierna merken mag. In die tijden dat Pippijn,
Karels vader, koning was in Frankrijk zo werd Sint Trudo’s kerk heimelijk
beroofd en weg gedragen al zijn schatten die de hoge edele prinsen daar
geofferd hadden in de heilige mans eer. Nu hoor in welke manieren. Het was een man die Aelbrecht heet die
God niet ontzag en die een handige dief was. Hij vernam erg goed dat die kerk grote schat
had en dat zou hij tot hem waart brengen.En hij legde zijn merk daarop hoe
hij dit duivels werk mocht volbrengen. Nu merkte hij hoe daar van alle landen
pelgrims kwamen om aan te bidden de heilige Sint Trudo. Dit vernam Aelbrecht,
Gods vijand, en het dacht hem wel hier zijn gerief en zijn kwaadheid te
voldoen. En hij deed aan een habijt zoals de
pelgrims in die tijd droegen en ging met hen alsof hij van ver kwam om
genade daar te hebben. Maar hij had anders in de zin. In de kerk ging hij met
hen bidden voor het altaar van de heilige man zijn graf gelijk de andere
pelgrims deden. En toen ze met goede stade hun beurt gedaan hadden kwamen de
broeders met hem en ontvingen ze met grote minnen en leiden ze binnen [...]
Maar hij spiedt met ernstige ogen hoe hij mag krijgen zijn bejaag. Dit was al
zijn begeerte en om het ander gaf hij erg weinig. Dus zaten die pelgrims tot
de avond en hen begon de slaap te lusten en ze gingen op de bedden die daar
bereid stonden om een luttel hun moede leden te rusten. De duivels knecht die
daar lag bereid tot zijn kwaadheid stond op toen alle andere sliepen en ging
ter trus [...] van binnen vond. En droeg weg de hele schat en de koninklijke
gave have die de heilige Sint geofferd was en ging weg. Met sommige heeft hij
zijn kost gedaan en sommige begroef hij het want hij wist niet wat te doen
met alle have en daarom verborg hij het. Toen dacht hij dat hij goed gevaren
had omdat hij zo’n grote schat gekregen had. ‘s Morgens toen de broeders
opstonden die dat goed [...] en bevalen het al Sint Trudo dat hij berecht dat
onrecht dat hen gedaan was want ze onschuldig waren aan die zaak en hebben
het hem alles aanbevolen. Maar, want men met kwaadheid de tijd niet lang
lijden mag, ze werd openbaar dat men ook vaak niet weet waar of hoe, aldus zo
werd deze diefstal openbaar in deze manieren; |
[Dat xlviijste capittel] HEt gheuiel dat dese aelbrecht enen neue
[...] |30ra| hy was die der kerken scat stal ende heeften som in enen com
gheghrauen Die ghene antwoerde voerwaer gheselle dat was mesdaen. hier [mede
l]ieten sijt beyde varen ende spraken haer ghebede in die heileghe st[at Mer]
doen sy haer beden ghedaen hadden ghinghen sy in die herberghe 283
ende rusten daer dien nacht smorghens stonden sy op met mynnen ende souden
weder thuys wert gaen mer [ic e]n weet hoe bi den [will]e ons heren een twist
wart tusschen hen beyden of waer af dat hi beghin nam Doch des diefs n[eu]e
toech een sweert teghen den Jonghelinc. die ionghelinc ontsach hem ende riep
ghy heren. helpt my doer gode dat mi dese man niet en scade die wel weet wie
die man was die vuw[en scat beroefde] |30rb| want hi seit mi selue ende hi es
sijn neue dat seide hy my Die bruederen ende die lieden die dit hoerden
vraghen den g[he]nen die den ionghelinc o[n]recht deden [...] den den ghe
[...] te doeden ten [war]e dat hi seide [wie] die sculdeghe ware Eerst soe
loeghende hijs mer men dede hem soe [g]roete pine dat hi [seid]e dat
aelbrecht sijn neue was die dese scade den cloester met sijnre diefelijcheit
dede Doen die liede vernamen dat aelbrecht diefte ghedaen hadde soe dede
menne doer alle dlant sueken tot datmenne vant ende men brochten totten
edelen coninck puppijn Eerst soe loeghende hi zere sijnre mesdaet mer men
dede hem soe groe\ten |30va| pine dat hi moeste lyen waer hi den scat dede
ende hoe hine stal Ende p[u]ppijn dede ael[bre]cht hanghen om datten dander
[...] ghen lach ende gaffen der kerken weder Mer den s[c]at die verborghen
lach [d]ien noyt niemant [en sa]ch noch dien s[i] niet en vermoeden weder te
ontfaen quamen herden dryuende haer quec opt velt daer die scat begrauen lach
dien waert hi vertoent. mer ic en weet niet in wat maniere[n] Doch soe
vernamment int cloester ende die bruederen quamen derwert ende namen den scat
ende droeghenten weder in die kerke Dus en doruen si hen niet beclaghen van
sinte trudo die by |30vb| sinen verdienten haer scade weder ontfinghen Nv
merct oft Sinte trudo dus ernstelijc helpt beh[ouden enen] ertschen s[cat
hoe] vele meer hy [ons helpen] soude om die sielen te behouden. die niet en
ghelijken eneghen goede [oft] goude of tresoeren van ertrijcke |
[Dat 48ste kapittel] Het gebeurde dat deze Aelbrecht een neef
[...] hij was het die de kerkschat stal en heeft sommige in een kom begraven.
Diegene antwoordde voor waar een gezel dat was misdaan. Hiermede lieten zij
het beide varen en spraken hun gebeden in die heilige plaats. Maar toen ze
hun bidden gedaan hadden gingen ze in de herberg en rusten daar die
nacht. ‘s Morgens stonden ze op met
minnen en zouden weer thuis waart gaan, maar ik weet hoe bij de wil van onze
Heer een twist werd tussen hen beiden of waarvan dat het begin nam. Doch de
diefs neef toog een zwaard tegen de jongeling. De jongeling ontzag zich en
riep; gij heren, help me door God dat me deze man niet beschadigt die wel
weet wie die man was die uw schat beroofde want hij zei het me zelf en hij is
zijn neef dat zei hij mij. De broeders en de lieden die dit hoorden vroegen
diegene die de jongeling onrecht deed [...] dan die ge [...] te doden tenzij
dat hij zei wie de schuldige waar. Eerst zo beloog hij ze maar men deed hem
zo’n grote pijn zodat hij zei dat het Aelbrecht zijn neef was die deze schade
het klooster met zijn diefstal deed. Toen de lieden vernamen dat Aelbrecht
diefstal gedaan had zo liet men hem door het hele land zoeken totdat men hem
vond en men bracht hem tot de edele koning Pippijn. Eerst zo loog hij zeer
zijn misdaad, maar men deed hem zo’n grote pijn zodat hij moest belijden waar
hij de schat deed en hoe hij het stal. En Pippijn liet Aelbrecht hangen omdat
een ander [...] gen lag en gaf het de kerk weer. Maar de schat die verborgen
lag die nooit iemand zag nog die ze niet vermoeden weer te ontvangen kwam erg
drijvend bij hun vee op het veld daar de schat begraven lag, de waard hij
vertoont het. Maar ik weet niet in welke manier. Toch zo vernam men het in
het klooster en de broeders kwamen derwaarts en namen de schat en droegen het
weer in de kerk. Dus durven ze zich niet te beklagen van Sint Trudo die bij
zijn verdiensten hun schade weer ontvingen. Nu merk of Sint Trudo dus ernstig
helpt behouden een aardse schat hoeveel meer hij ons helpen zou om de zielen
te behouden die niet lijken op enig goed of goud of schatten van aardrijk. |
[Dat xlixste capittel] HEt gheuiel op enen dach Jnder feesten
van Sinte trudo diemen iaerlijcs plach te houden in sijn kerke Ende die
li[ede] quamen van verre [ende] van by om hem aen [te] roepen sijn ghenade want
hise myldelijke verleende den ghenen die met herten op he[m] ri[ep]en Nv wart
daer b[rach]t een [wijf dat] alle haer macht verloren hadde van outheit ende
vander gichte haren rugghe was crom ende het scheen dat si metter borst wel
na ghinc tot by haren knyen soe dat [...]284 |
[Dat 49ste kapittel] Het gebeurde op een dag in het feest van
Sint Trudo die men jaarlijks plag te houden in zijn kerk. En de lieden kwamen
van ver en van nabij om hem aan te roepen zijn genade want hij ze mild verleende
aan diegene die met hart op hem riepen. Nu was daar gebracht een wijf dat al
haar macht verloren had van oudheid en van de jicht zodat haar rug was krom
en het scheen dat ze met de borst wel bijna ging tot bij haar knieën zodat
[...] |
[Slot van het laatste hoofdstuk] |31ra| ter lengden die werelt ende die
menschelijcheit alsoe heb ic dit sants leuen bescreuen in dit cleyne boexken
Ende ghelijc dat die werelt bescreuen wort in eenre corter stat die nochtan
bouen onse verstant groet es Des ghelijc heb ic ghedaen die doecht dat leuen
ende dwonder dat god doer hem dede want alle dat hy woude ende begherde
vermochte hi al in gode Te sintruden hebbense in haer stat dese fonteine daer
allen menschen wt comet een conduut der ghesontheit ende vertroestinghen Daer
omme staet hen te hueden dat si dat niet roekeloeselijc en houden noch
vergheten en werde Op dat hi die der vreemden herde es hon niet en late ende
verkiese voer hen die vreemde want dat ware hen scade want die ouerste vader
ende mede\cijnre |31rb| heeften der steden tot enen patroen ghegheuen diese
van allen mesdaden ghenesen sal die dy crancke menscheit begaet op dat sijt
hen leet laten sijn O saleghe stat van sintruden louet gode met hogher ende
welludender stemmen die v soe glorioselijc versciert heuet met desen. iij.
lichten Sinte trudo van haspegouwe ende van serkinghen Ende sinte eucherius
die busscop van orliens Ende sinte libertus van mechelen. Dit sijn drie hoghe
lichten |
[Slot van het laatste hoofdstuk] Ter lengte van de wereld en de
menselijkheid alzo heb ik dit Sinten leven beschreven in dit kleine boekje.
En gelijk dat de wereld beschreven wordt in een korte plaats die nochtans
boven ons verstand groot is. Dergelijk heb ik gedaan de deugd van dat leven
en het wonder dat God door hem deed want alles dat hij wou en begeerde
vermocht hij alles in God. Te Sintruden hebben ze in hun stad deze fontein
daar alle mensen uitkomen met een conduite der gezondheid en vertroosting.
Daarom staat hen te hoeden dat ze dat niet roekeloos houden nog vergeten
worden. Opdat hij die de vreemde herder is hun niet verlaat en verkiest voor
hen de vreemde want dat was hun schade want de hoogste vader en dokter heeft
de stad tot een patroon gegeven die ze van alle misdaden genezen zal en die
de zwakke mensheid begaat zodat zij het hen leed laten zijn. O zalige stad
van Sintruden looft God met hoge en welluidende stem die u zo glorieus
versierd heeft met deze 3 lichten, Sint Trudo van Haspengouw en van
Serkinghen. En Sint Eucherius de bisschop van Orléans. En Sint Libertus van
Mechelen. Dit zijn drie hoge lichten. |
Auteur: Onbekend
Aard: Proza
BRON Brussel, Koninklijke Bibliotheek, IV 174
Datum: 1460-1480
Omvang: 13681 woorden
Opm.: Papieren handschrift,
96 bladen, 2 kolommen per bladzijde en 25 tot 39 regels per kolom. Bij de
ontdekking van het handschrift bleken de meeste bladen aan elkaar vastgekleefd
te zitten, daar men ze in die toestand gebruikt had tot het maken van een doos;
van deze doos is alleen het onderste deel aangetroffen, het deksel werd niet
teruggevonden. De meestal zwaar gehavende bladen bevatten fragmenten van 12
verschillende heiligenlevens, t.w. van 1) St. Trudo, 2) St. Rochus, 3) St.
Servatius, 4) St. Theodardus, 5) en 6) St. Hubertus (twee versies), 7) St.
Maternus, 8) St. Remaclus, 9) St. Lambertus, 10) St. Dimphna, 11) St. Lucia en
12) St. Goedele. Op de bladen komt geen foliëring voor, zodat de volgorde van
de verschillende teksten niet uit te maken is; wel blijken de nrs. 1 en 2 op
elkaar te volgen, alsook de nrs. 5 en 6, en 11 en 12. De tekst is geen
vertaling van de Vita Sancti Trudonis van Donatus of Theodoricus, maar
een bewerking in proza van de oudere Middelnederlandse rijmtekst (zie het Leven
van Sint Trudo (berijming)).
EDITIE
J. Deschamps (ed.): ‘Fragmenten van twee Middelnederlandse levens van
Sint-Trudo’. In: Handelingen van de Koninklijke Zuidnederlandse Maatschappij
voor taal-, letterkunde en geschiedenis, XVI (1962), 219-284 (254-284).
Opm.: De door Deschamps opgeloste
afkortingen zijn in de editie cursief weergegeven; deze cursivering werd hier
niet overgenomen. De woorden en woordgedeeltes tussen rechte haken zijn
reconstructies of aanvullingen van de editeur. De editie biedt niet alles wat
van het Leven van Sint Trudo bewaard is, aangezien de al te zwaar
beschadigde gedeeltes door Deschamps niet in de editie opgenomen werden. De
verwijzingen naar de hoofdstukken in de Vita Sancti Trudonis van
Theodoricus van Sint Truiden, door Deschamps onder de hoofdstuktitels
geplaatst, werden niet overgenomen.
BRONNEN Van het Leven van Sint Trudo bestaat
zowel een rijm- als een prozaversie. Voor de rijmtekst zie men Brussel,
Koninklijke Bibliotheek, IV 175 (fragm.); de prozabewerking is te vinden in
Brussel, Koninklijke Bibliotheek, IV 174
Zie
verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl
en : http://www.volkoomen.nl/