Pieter Cramer.
Klik hier voor Maria Sibylla Merian.
Buitenlandse kappellen of vlinders. Met etymologie of betekenis
van de naam is er door mij bijvoegd. Nico Koomen.
Onder de drie rijken waarin men gewoon is alle schepsels die onze aardbol bewonen te verdelen is de dierkunde de voornaamste. Niet dat de planten en delfstoffen onze aandacht minder waard zijn of dat ze een lagere rang beslaan in de grote schakel der geschapen wezens omdat alle Gods werken volmaakt zijn en ieder het stempel draagt van de wijsheid en almacht van de grote maker en elk schepsel schoonheid ten toon spreidt die met hun aard en eigenschap overeen komt. Maar de ware rede van de voorkeur der dierkunde boven de andere twee rijken schijnt me toe dat het daarin gelegen is dat ze allereerst beter op het blote gezicht van elkaar onderscheiden kunnen worden en het onderscheid van de geslachten veel duidelijker is dan in de planten of delfstoffen die volgens de tegenwoordige samenstelling [2] een groot getal onderscheidingskenmerken hebben. Ten tweeden, omdat hun innerlijke samenstelling dichter bij dat van de mens komt. Ten derden, omdat de redelijke vermogens hen in meerdere of mindere mate zijn geschonken en ze onmiddellijk voor de mens dienst doen. Ten vierden, omdat hun bestaan, levenswijze en delen ons meer nut en vermaak brengen. Wanneer men de talrijke bende der dieren aanschouwt ziet men dan die alle delen der schepping leven en vrolijkheid geeft en gelijk er een oneindige verscheidenheid is in de planten en delfstoffen waardoor die van elkaar trapvormig afwijken zo ziet men ook deze afdaling van het meerdere tot het mindere volmaakt in de dieren. Van de mens die door zijn onstoffelijke ziel aan de geesten verbonden is tot de plantaardige Polypus gaat de rij onafgebroken door en nergens maakt de natuur een sprong. Het zou me op het voetspoor van Bonnet, Pallas en andere geleerden niet zwaar vallen deze schakel voor te stellen, maar om het geduld van de lezer niet te vermoeien zal ik hier slechts de rang der insecten voorstellen.
Deze uitgestrekte rang paalt aan de ene kant in de natuurlijke orde aan de schaaldieren en aan de andere kant de tweeslachtige. [3] Aan deze laatste worden ze door het zeedraakje (Pegasus natans L.) en aan de eerste door de zeeduizendpoten en zandkokers verbonden. Dus gaat de natuur van het zeedraakje tot de torren en van die tot de perkament vleugelachtige sprinkhanen etc. die door de vlinders met donsvleugels begaafd gevolgd worden en wanneer men die van het schubbige stof ontbloot komen ze dichtbij aan de naakte maar sterk met zenuwen doorweven vleugels van de juffers die door de wespen, bijen etc. met vier vleugels gevolgd worden. Naast deze grenzen de tweevleugelige vliegen en de spinnen, kreeftspinnen, schorpioenen, kreeften, krabben vlooien, watervlooien, pissebedden, duizendbenen die eindelijk aan de zeeduizendpoten palen.
De verscheidenheid en schoonheid van de bende van insecten, hun bewonderenswaardige samenstelling en hun innerlijke werktuigen worden zodra men zich met ernst op de beoefening der natuur begint toe te leggen het onderwerp van onderzoekingen der geleerden. Door deze hebben zich Reamur, de Geer, Bonnet, Lyonnet Rosd en vele anderen beroemd gemaakt. Maar ofschoon deze grote mannen, wier namen in de jaarboeken van ware geleerdheid onsterfelijk zijn geworden [4] en veel lof door hun onderzoek behaald hebben, konden slechts de inlandse insecten als onderwerp hebben terwijl die welke buiten Europa in de drie overige werelddelen onbekend bleven zo ten opzichte van de samenstelling en vaak van hun uiterlijke gedaante. Wat het eerste aangaat kan zeker ons de analogie of overeenkomst veel te hulp komen en we kunnen in velen door de gelijkheid van de uitwendige gedaante ook over de overeenkomst van het lichamelijke samenstel gissen. Wat de kennis der uiterlijke gedaante aangaat die wijkt in grootte en figuur vaak zeer ver af van diegene die in Europa gevonden worden, gloeiende kleuren, grotere stukken en een geheel verschillende gedaante wekken het weetgierige vernuft tot hun aanschouwen op. Maar omdat deze dieren in ver afgelegen oorden van onze aardbol zijn geplaatst en met veel moeite gevangen, behandeld en bewaard worden en sommige zeer zeldzaam en ternauwernood bekend zijn lenen het penseel en graveerstift hun hulp om deze zeldzame stukken door afbeeldingen te vermenigvuldigen en te vereeuwigen. De edelmoedigheid van die liefhebbers van de natuurlijke historie wiens omstandigheden [5] het toelaten om de wonderen der natuur te verzamelen opent thans alle verzamelingen en maakt de kennis der geschapen wezens algemener en zoveel uitgebreider wanneer men die door de schilderkunst aan alle ogen ten toon stelt. Het is te wensen dat iedereen aan wie de bevordering van deze kennis te harte gaat een tak van de insecten op zich nam en dusdoende zouden we eindelijk eens een volkomen verzameling van dit deel schepsels krijgen. De schrandere heer J. E. Voet die zo bekend is door zijn verheven dichtkunst opent thans de weg door die mooie verzameling torren waarmee zijn edele het toneel der schaalvleugelige geopend heeft en waarmee hij nog rustig doorgaat. De heer Rosel van Rosenhof heeft alle insecten van Duitsland afgebeeld en beschreven. De heer Geoffroy die van Frankrijk. De heer Wilkes en Albin die van Engeland. De heer Linnaeus die van Zweden maar zonder afbeeldingen. De heer L ŐAdmiral is begonnen die van Nederland in mooie ge‘tste platen en thans houdt de heer Sepp zich met hetzelfde doel bezig en heeft met een onnavolgbare kunst en nauwkeurigheid reeds 21 mooi gekleurde afbeeldingen in het licht gegeven. [6]
Wat de buitenlandse vlinders aangaat, de heer Knorr heeft er reeds enige in zijn groot werk ÔDeliciae NatureaŐ genaamd in kleur uitgegeven. Ook heeft de heer Clerc in Zweden veel van de buitenlandse vlinders uit het kabinet van de koningin met kleuren afgebeeld gelijk ook de heer DŐ Aubenton uit het kabinet van de koning van Frankrijk. De heer Drury is onlangs begonnen alle buitenlandse vlinders van zijn verzameling in het licht te geven.
Door dit voorbeeld aangemoedigd liet ik reeds al enige jaren mijn verzameling van buitenlandse vlinders door de heer Gerrit Wartenaar Lambertz in hun natuurlijke kleuren zo nauwkeurig mogelijk schilderen en deze afbeeldingen met andere uit de rijkste verzamelingen van Nederlandse liefhebbers vermeerderen voor welk blijk van achting ik hun edele hier mijn dankbaarheid betuig. Doch dit deed ik alleen voor mijn eigen genoegen en was ik er niet op bedacht om dit werk in druk algemeen te maken en de liefhebbers van natuurlijke zeldzaamheden onder het oog te brengen omdat mijn handel me geen tijd overliet om het naar behoren te schikken. Edoch door de voorbeelden van een Drury, een DŐ Aubenton en anderen genoopt om ook het mijne tot bevordering [7] en opbouw van deze mooie tak van de natuurlijke historie toe te brengen en aangespoord door het aanhoudend verzoek der liefhebbers en gevoegd bij dat van de nijvere boekhandelaars S. J. Baalde alhier en J. Van Schoonhoven en Comp. te Utrecht die me aanboden dit werk voor hun rekening te willen laten drukken en met de natuurlijke kleuren uit te geven deed me uiteindelijke tot de uitgave overhellen. Het vriendelijke aanbod van de heer Caspar Stoll om me daarin alle mogelijke hulp te bieden indien ik tot de uitgave bewogen kon worden was volgens mij in dit geval van groot gewicht. De kundigheden van die heer in deze en andere takken van de natuurlijke historie waren me ten volle bekend. Het zou dan onheus zijn om zoŐn vriendelijk aanbod zo gulhartig gedaan van de hand te wijzen. Ik nam het besluit, te meer omdat ik de menigte van mijn afbeelding overzag en niet kon nagaan dat er tot nog toe zoŐn volledig werk over buitenlandse vlinders het licht zag wat me met een aangenaam vooruitzicht vleide dat mijn werk bij de liefhebbers van de natuurlijke zeldzaamheden met een gunstig oog ontvangen zal worden, temeer omdat ik durf te verzekeren dat de tekeningen en kleuren getrouw zijn. [8]
Ik heb de meest bekende schrijvers aangehaald in zover als ze de vlinders die in mijn werk gevonden worden afgebeeld of beschreven hebben met die bescheidenheid dat waar ze volgens mij feilen ik zulks aan het kundig oog van de liefhebbers die in deze wetenschap ervaren zijn overlaat zonder hun dwaling op te halen. Ik maak ook in mijn beschrijvingen geen gewag van de kleuren omdat men die zelf uit de gekleurde afbeeldingen met een opslag van het oog zien kan dan door een langdradige en verdrietige beschrijving omvatten. Alleen maak ik melding van die waar een verschillend daglicht de gloed van de kleuren verandert en die op zeker wijze gehouden dof of glazig vertonen en omdat alle tekeningen naar de oorspronkelijke stukken gemaakt zijn zo in mijn eigen verzameling als in die bij andere liefhebbers berusten heb ik altijd de namen van de heren die me ter vervolmaking van mijn werk hun zeldzaamste en me ontbrekende stukken ter tekening meegedeeld hebben met dankbaarheid gemeld en betuig hierbij mijn erkenning voor hun edelmoedige bijstand zonder die het werk veel van zijn luister zou moeten derven.
Omdat er tot heden toe geen vast samenstel bekend is in de dierkunde, [9] heb ik in het schikken van de afbeeldingen geen rangschikking in acht genomen en te meer omdat zulks met de grootte van de platen niet goed kon overeen komen. Ook brengt de verscheidenheid er gedaantes een zeker sieraad mee die het oog behaagt wat door een geregelde opeenvolging vermoeid wordt. Daarboven indien ik naderhand en als waren het er slechts drie nieuwe en tevoren onbekende vlinders ontdek zal zulks zonder de rangschikking te verbreken een plaats kunnen geven en dus zou men met de tijd de liefhebbers een volledige verzameling kunnen meedelen.
Ik heb echter in de korte beschrijving van deze dieren hun woonplaatsen en hun rang, die ze in het samenstel van de heer Linnaeus hebben aangewezen en zijn bijnamen behouden, overal waar die in zijn werk beschreven zijn en zo kan dus mijn afbeeldingen zeer ter opheldering zijn van het samenstel van die grote man dienen. Zulke die nergens beschreven zijn heb ik op zijn voorbeeld namen van Griekse of Romeinse helden toegevoegd om dus zoveel als mogelijk is alle verwarring hierin te vermijden. En zodat de liefhebbers van deze schoonheden der natuur met een oogopslag zouden kunnen zien tot welke rang elke vlinder, [10] hetzij uit hun verzameling, hetzij van mijn afbeeldingen behoort zal ik de verdeling van de heer Linnaeus hier laten volgen.
De drie hoofdverdelingen van de heer Linnaeus zijn: Papiliones (Papillons) of dag vlinders die kenbaar zijn aan hun knobbelachtige sprieten. Sphinges (Sphynx) of pijlstaarten wiens sprieten in het midden dikker zijn en prismatisch. En Phalaenae (Phalenes) of nacht vlinders die gekamde of puntig uitlopende sprieten aan het voorhoofd dragen.
De eerste rang, die van de dag vlinders, heeft vijf gezinnen.
1. Equites of ridders. Deze hebben de boven
vleugels van de achterste of onderste hoek tot aan de voorste hoek of tip
langer dan van de achterste hoek tot aan het gewricht.
Die zijn
weer in twee verdelingen gesplitst.
(a) Trojaanse ridders (Equites trojani)
die met bloedrode vlekjes aan de borst getekend zijn.
(b) Griekse ridders (Equites achivi) deze
hebben een oogje aan de hoek der onderste [11] vleugels bij het lichaam en
missen die bloedrode vlekjes.
2. Heliconii, (Muses) Parnas vlinders (of
gestrekte vlinders) die hebben lange, smalle niet gekartelde vleugels, de
bovenste langwerpig en de onderste zeer kort.
3. Danai of danaus (Danaides) vlinders, die
hebben rondachtige en niet gekartelde vleugels. Ze hebben twee verdelingen.
(a) Danai candidi of witte danaus
vlinders wiens grondkleur wit is of geel of oranje.
(b) Danai festivi of bonte danaus vlinders
die met verschillende kleuren pralen.
4. Nymphales of nimfen (Nimphen), hun
vleugels zijn gekarteld. Ze hebben twee afdelingen.
(a) Nymphales gemmati of geoogde nimf
vlinders. Deze hebben oogvormige kringen op de vleugels.
(b) Nymphales phalerati, ongeoogde [12]
veelkleurige nimf vlinders. Deze hebben vleugels (van meer dan een kleur) zonder
oogjes.
5. Plebeji of veldburgers, deze wijken van
de Nymphales in grootte en zijn weer in twee afdelingen gedeeld.
(a) Plebeji rurales, onedele
veldburgers of schildpadjes. Deze hebben vlekken van een donkerder kleur op een
lichtere grond van de vleugels.
(b) Plebeji urbicolae of dikkopjes, meest met
witte of doorschijnende vlekjes op de vleugels.
De tweede rang bevat de Sphinges (Sphinx) of pijlstaart vlinders. Die zijn door de heer Linnaeus van de nachtvlinders afgezonderd (vanwege de prismatische sprieten) en bevatten vier afdelingen.
(a) Sphinges
alis denticulatis, gehakkelde pijlstaarten, deze hebben de vleugels gekarteld.
[13]
(b) Sphinges
alis integris, niet gehakkelde pijlstaarten wiens vleugels niet gekarteld zijn.
(c) Sphinges,
onrustjes, de vleugels van deze zijn niet gekarteld en vaak doorzichtig en de
aars is ruig.
(d) Sphinges
adscitae, bastaard onrustjes, deze zijn zeer klein en hebben ramshorenvormige
sprieten en ringen om het lijf in gedaante en een houding die naar de
pijlstaart en vlinder zweemt.
De drie eersten worden echte pijlstaarten genoemd en de laatste onechte (of bastaard pijlstaarten) genoemd.
De derde rang bestaat uit Phalaenae (Phalenes) of nachtvlinders die in acht verdelingen onderscheiden zijn.
(a) Attaci,
spiegeldragers of Atlas [14] vlinders, deze hebben pluimvormige kamsprieten,
uitgebreide vleugels waarin glasachtige of doorzichtige ogen (of maantjes)
(b) Bombyces of
zijde spinners, met pluimsprieten, afhangende vleugels of de onderste vleugels
die vooruit steken.
(c) Noctuae of
draadsprietige, ook wel borstelsprieten genoemd, ze hebben op elkaar schuivende
en (schuin) aflopende vleugels.
(d) Geometrae,
landmeesters (banduiltjes), deze dragen de vleugels horizontaal, sommige hebben
die rond en andere hoekig.
(e) Tortrices
of bladrollers, deze dragen stompe en aan de buitenkant kromlopende vleugels.
(f) Pyrales, geschaarde (of gevorkte) wiens
vleugels tegen elkaar sluiten en een (open) schaar of driehoekige figuur (of
hoek) maken.
(g) Tinae of
mot uiltjes, die de [15] vleugels als een rol om het lijf geslagen hebben.
(h) Allucitae
of veer uiltjes, deze hebben de vleugels tot het gewricht toe gespleten in drie
of vijf delen en zijn wit of bruin.
Hier zou ik mijn voorrede sluiten indien de dankbaarheid me niet noopte mijn zeer grote erkentenis te betuigen aan de hoog welgeboren heer, de heer baron H. W. Rengers, president in de hoge krijgsraad, luitenant generaal ten dienst van deze landen, kamerheer van hare koninklijke hoogheid, mevrouw de prinses van Orange et. etc. voor de mooie verzameling waarmee zijn hoog welgeboren mijn pogingen heeft gelieven te hulp te komen en te ondersteunen door me een aanzienlijk aantal van zeer zeldzame en fraaie stukken uit zijn hoog edele geboren kostbare en rijke verzameling ter aftekening toe te zenden waardoor die aanmerkelijke hulp die me zo onverwacht als aangenaam toegebracht dit werk met over de honderd en vijftig soorten vermeerderd is waarvoor ik die edelmoedige beschermer van deze en alle andere nuttige wetenschappen mijn dankbare en altijd durende verplichting betuig. [16]
Ik verzoek ook mijn lezer dat indien hij de vlinders van zijn verzameling met mijn afbeeldingen vergelijkt en enig verschil vindt in de donkere of lichtere kleuren tussen zijn originele en mijn afbeelding in het oog houdt dat de kleuren van de vlinders door lengte van tijd verflauwen en in mijn afbeeldingen, zoveel mogelijk, altijd naar de friste en gloeiendste getekend zijn. De vlinders verschillen al levend zelf vaak in kracht van kleur naar het verschil van de landstreek.
Dit weinig heb ik nodig geoordeeld om de lezer te berichten. Indien dit werk zijn goedkeurig dragen kan en hem door de beschouwing van deze sieraden der schepping tot de erkentenis van de wijsheid, almacht en goedheid van de grote schepper leiden mag zal ik mijn doel ten volle bereikt hebben.
Voorwoord.
DE
DIE VOORTKOMEN IN DE DRIE
BIJEEN VERZAMELD
EN BESCHREVEN
DOOR DE
HEER
DIRECTEUR VAN HET ZEEUWS GENOOTSCHAP TE VLISSINGEN,
LID VAN HET GENOOTSCHAP
ONDER DIENS OPZICHT ALLEN NAAR HET LEVEN GETEKEND EN IN HET KOPER GEBRACHT EN MET NATUURLIJKE KLEUREN GETEKEND.
00000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000
Daaronder staat de Franse vertaling zoals ook verder in het hele boek. Die laat ik zoals het is. Daarom geef ik ook de alfabetische naamlijst niet weer die in het begin staat, dat kan met google goed opgezocht worden. De tekst is redelijk goed Nederlands zodat ik die in gewoon Nederland weergeef. Verder probeer is de etymologie van de namen te achterhalen en zet die er onder. Dat is vrij lastig want van vrijwel geen vlinder is die te vinden. Om die reden zal ik wel eens missen, want de uitgang wisselt en ook de namen in verschillende boeken en talen verschillen. Nico Koomen, hopelijk heb ik de vlinders alle hun goede naam gegeven, maar ik ben geen vlinder kenner. Die betekenis vn de naam heb ik er zelf bijgezet en die naam kan wel enkele keren voorkomen maar wordt door mij maar eenmaal etymologisch verklaard.
Amsterdam
bij S. J. Baalde.
Utrecht
bij Barthelemy Wild.
MDCCLXXIX
of 1779.
AAN DE
WEL EDELE EN ZEER GELEERDE HEREN,
DE HEREN
LEDEN VAN HET GENOOTSCHAP,
CONCORDIA & LIBERTATE.
[2]
nder
alle vermaken waarmee de mens zijn geest zoekt uit te spannen en door
vermoeiende bezigheden belast zoekt te verkwikken zijn die welke de natuur ons
aanbiedt de onschuldigste en zuiverste. Vermaken die ons de schepper zelf, zo
goedertieren als wijs, aan de hand geeft om de zorgen waarmee dit leven
onafscheidelijk verbonden is te verzachten en ons als met de hand tot de kennis
van zijn wijsheid, almacht, goedheid en voorzienigheid te leiden. Door die
immers worden wij door de uitbreiding van ons verstandelijke vermogen nader tot
de kennis van het opperwezen gebracht en voor ons zelf en voor de samenleving
nuttig gemaakt.
[3] De beschouwing van de natuur boezemt ons eerbied, dankbaarheid en verwondering in voor de grote maker. Ze toont ons onze eigen waarde boven de redeloze dieren en gelijk slaat ze de verwaandheid van de menselijke rede de bodem in die zo trots is op kunst en wetenschappen. Door het aanschouwen van de werken, huishouding en delen der dieren geeft ze ons de middelen aan de hand waaraan het menselijke vernuft nooit tevoren gedacht zou hebben die we op hun voortgang door toepassen of navolgen in de nuttige kunsten kunnen overbrengen.
Daarboven leert ze ons de ware schoonheid die toch in de werken der natuur in de meesterstukken van de schepping gezocht moet worden. Alles waardoor de beeldhouwkunde, schilderkunde, dichtkunde ons verrukken en als boven onszelf vervoeren is een navolging van de natuur. De Venus de Medicis, de Antinons, de Loacšon en alle meesterstukken van Griekse beeldhouwkunde waar Itali‘ op boogt; de taferelen van Hondekoeter, Potter, van Berghem, Huizum, Roepel, Rachel Ruisch en welke meesterstukken de kunst meer kan leveren zijn slechts flauwe schetsen van de mooie natuur.
Ofschoon we nergens het oog op kunnen slaan zonder die schoonheden te zien en de natuur die alom aanbiedt zijn we echter nergens meer verwonderd dan in de kleinste delen van de geschapen wereld. Ik zal thans, mijne heren, uw aandacht niet bezig houden met die verrukkelijke gezichten die ons het vergrootglas aanbiedt wanneer het raderdiertje met twee kamraderen het vocht in zijn mond maalt of de Proteus zich na oneindige veranderingen van gedaante in menigvuldige stukken verdeelt waarvan elk een nieuw dier is, noch ook met de Polypus die, hoe gering ook, de dieren aan de planten verbindt. Het zijn alle schoonheden die tijd, geduld en handigheid eisen. Ik heb alleen die op het oog die ofschoon klein naar evenredigheid van de anderen die de schepper om onze nooddruft te vervullen en te pas komen of om ons gemak te vergroten en onze vermaken te verlevendigen rondom ons geplaatst heeft om onze hoven en velden op te vrolijken. Ik bedoel de bloedeloze of gekorven dieren, die talloze bende die door haar verscheidenheid en bewonderenswaardige huishouding onze aandacht en beschouwing zo waard is.
Laten we hier de grote Linnaeus horen aan wie de natuur als het ware de sleutels van haar schatkamer overgegeven heeft. Ô In deze kleine en verachtelijke diertjes, ik bedoel de ÔgekorveneŐ (insecten) zegt die grote natuurkenner, Ômoet men zich ten hoogste over de volmaaktste werken der natuur verwonderen, mooi, klein en sprakeloos roepen ze luider dan enige anderen uit dat de schepper wijs en goed isŐ. Hoeveel honderd gezinnen kent men niet in deze bende die allen verschillen in inwendig samenstel en huishouding!
We verwonderen ons over de ogen van de Lynx, de slang en de uil die in het duister ziet, maar hoe weinig mensen verwonderen zich over de ogen van een spin waarvan er acht in het hoofd staan, over die met vele facetten geslepen ogen van een juffer of een daasvlieg!
We kunnen ons over het hert die zijn vertakte horens zo trots omhoog heft niet genoeg verwonderen, maar we weigeren onze aandacht aan de holle, gladde vertakte horens van het vliegend hert te geven die ze kan verlengen en inkorten. We slaan [6] geen acht op de horens van de duinkever die ze als de bladen van een boek op elkaar kan slaan. We verwonderen ons over de horens van een bok, maar zien niet op de horens van een insect dat men de lang gehorende bok of timmerman noemt. (Cerambyx) Aanschouw de grote mooie bonte vleugels van de vlinders met op elkaar liggende schubben bedekt. Daarop zweven ze een hele dag door en tarten de vlucht van de vogels waaraan de natuur slechts twee vleugels heeft geschonken. Ze tarten de schitterende gloed van de pauw.
De gekorven dieren ofschoon klein en bij velen niet geacht behoren echter door hun gedaante en kleur.
Om niet van de schaalvleugelige te spreken zo verwonderlijk en verschillend in gedaante en huishouding, noch van de naaktvleugelige juffers, bijen, vliegen etc. of van sprinkhanen [7] kakkerlakken etc. met hun perkamentachtige vleugels zal ik alleen de donsvleugelige of vlinders zoals dag- en nachtsoorten als voorbeeld nemen. Welke verschillen ziet men niet van de grote fluweel vlinder van Ambon (Priamus L) tot het motuiltjes met de gouden band. (Geerella L.)
Laat me toe, mijne heren, dit stuk wat apart te behandelen, ik zal naar mijn geringe vermogen de meesterstukken van de schepper voor uw ogen ten toon stellen en diens schoonheid onder uw aandacht brengen. Gun me dan een ogenblik van uw gehoor en wees verzekerd dat het gewicht van de stof zulks dubbel waard is.
Als bloedeloze dieren hebben de vlinders geen inwendig samenstel dat in hardheid en vastheid van het spiergestel te vergelijken is. Ook hebben ze, zoals alle andere insecten, luchtlippen voor de ademhaling, sprieten aan het hoofd en nooit minder dan zes poten. Ze hebben vier vleugels van een bijzondere samenstelling en in sommige nachtvlinders zijn de wijfjes niet gevleugeld zoals in het wateruiltje (Brumata L.), de antieke (Antiqua L.) en verschillende andere. Ze telen eerst in hun volgroeide staat door paring voort evenals alle anderen in deze uitgestrekte bende. [8]
Aanschouwen we nu de vlinders apart dan rust onze verwondering hoger. De natuur, nooit spaarzaam wanneer ze de werken van de almachtige ten toon spreidt, heeft aan alle oorden van de aardbol vlinders geplaatst. Van de Noordpool tot aan de evenaar en van daar tot in Nieuw Zeeland vindt men vlinders. Ofschoon, zoals in de meeste andere soorten van dieren, de hete luchtstreken en warmere gewesten veel invloed op de grootte hebben. Daar waar de mooie Cereus, de Magnolia, Musa en de vermiljoen roodbladerige ananas door hun schoonheid, grootte en geur als meesterstukken van de schepping onder de gewassen pralen vindt men de blauwe satijn vlinder die onnavolgbaar is voor het penseel van de kunstschilders, de statige fluweelvlinder uit Ambon, de grote groen gestaarte nachtpage die de gloed van het zonnebeeld door Newtons prisma gevormd tarten. Kleiner van gedaante maar niet minder bewonderenswaardig en zelfs zachter van kleuren vliegen de veelkleurige pauwenogen, de mooi gemarmerde peterseliebeestjes, de rouw dragende nommervlinder etc. in onze tuinen en velden.
De nachtvlinders die zich voor het oog van de zon verbergt, die alles licht en gloed bijzet, schijnen minder wijds getooid. [9] Het grauwe, bruine, zwarte zijn meest hun kleden, maar welke mooie tekening ontdekt men op hun vleugels! Welke zachtheid en overeenstemming in hun stemmige gewaden! Indien het geoorloofd is de natuur met kunst te vergelijken schildert daar Le Brun en hier Boucher.
Omno vivum ex ovo, al wat leeft komt uit een ei. Dit is een waarheid die alom door ondervinding gestaafd is en in de vlinders ten hoogste duidelijk. Ze leggen eieren die onze aandacht waard zijn als men die ziet in hun menigte of in hun gedaante. Een vlinder van de zijdeworm legt 500 eieren volgens de waarneming van de heer LŐ Admiral. Men stelt nu dat van deze 500 eieren 200 mannetjes en 300 wijfjes voortkomen dan heeft men het volgende jaar 150 000 vlinders en dus weer 11 250 000 vlinders en daaronder 6 750 000 wijfjes.
De eieren van de vlinders door een microscoop gezien vertonen ons een kunstwerk waar het menselijke vernuft [10] voor stil staat wat zelfs de hand van een voorname kunstenaar vereist om die te laten kennen.
Na verloop van enige maanden of weken komen uit deze eieren rupsen tevoorschijn en openen dus een nieuw toneel van wonderen. Hoe gering deze rupsen voor het oog lijken dat niet gewoon is aan de werken van de natuur zijn die zeer opmerkenswaardig. Deze geringe diertjes die onze voet vaak vertrapt en onze trots veracht zijn meer dan eens het wraakzwaard in de hand van de almachtige geweest om de te ver gaande weelde te bestraffen. Slaat men het oog op hun uiterlijke gedaante, welke mooie kleuren! Welk tooisel! Sommige zijn zelfs met gouden stippen aan de luchtgaten voorzien zoals de rups van de spiegeldrager met ronde spiegels. (Paphia L.) Anderen zijn met scherpe vertakte dorens gewapend zoals die van [11] de Surinaamse paarlemoer vlinder, de Surinaamse page, de Europese pauwenoog, de Aurelia, gehakkelde Aurelia etc. Anderen zijn geheel ruig met lange neerhangende haren zoals de rups van de Pieria of glasvlinder. Bij anderen staan deze haren rechtop zoals in de ruige beer. Anderen hebben kwasten of kuifjes zoals de pierrups. (Pudibunda L) Sommigen hebben een kromme doren achter op het lijf zoals meest alle pijlstaartrupsen. Anderen wederom hebben de staart die in twee lange sprieten uitloopt zoals in de hermelijn vlinder.
Had ik de kundige hand om het ontleedmes en de graveerstift van de grote Lyonnet te evenaren dan, mijne heren, zou de waarde van dit werk dat ik thans onder uw ogen breng uw aandacht meer verdienen, [12] maar die grote man is onnavolgbaar. Waar een meesterlijke hand bestuurd wordt door de diepste kundigheden krijgt men echte en getrouwe afbeeldingen. Zijn ontleedmes toont een samenstel van spieren, zenuwen, luchtbuizen, ingewanden zodat het zelf Bonnet, hoe kundig ook, versteld laat staan. En wie van u wie zou er ooit een getal van 1336 longtakken die uit 232 grote stammen voortkomen en 1647 spieren, uitgezonderd die van het hoofd, in een rups gezocht hebben! Omdat het innerlijke samenstel niet zonder afbeeldingen voorgesteld kan worden zal ik deze dieren beschouwen in hun houding, gang en gedaante. De gedaante is meestal in een rolrond lichaam, zeer weinigen zijn er hoekig zoals die welke op de watermeloen, de guave en dergelijke azen.
Allen hebben een hard schaalachtig hoofd en is de mond met twee lippen en vier voelers voorzien. De lippen bevatten twee sterke gezonde kaakbenen. Het lichaam bestaat uit twaalf ringen of insnijdingen waarvan er negen met luchtstippen voorzien zijn die de rups kan openen en sluiten. [13]
De rupsen van de vlinders verschillen van de rupsen der torren of kwatwormen doordat ze een groter getal poten hebben en zelfs aan de achterste ring wat we niet zien bij de torrupsen. Een van de grootste natuurkenners van deze eeuw heeft het getal en plaats der poten zo opmerkelijk gevonden zodat hij daaruit de rangen en geslachten geschikt heeft.
De gedaante van sommigen verschillen zeer veel van anderen. Men vergelijkt slechts de zijdeworm bij de tweestaarten en die bij de krammetjes of landmeters die men zo gemakkelijk voor een dorre tak aanziet en die dus aan het scherpe gezicht van hun vijanden ontsnappen.
Hoe gering ook deze diertjes zijn ze zijn echter niet weerloos. De tweestaart rupsjes bijvoorbeeld spuiten een scherp bijtend vocht uit de keel zoals de heren de Geer en Sepp ondervonden hebben. Het blijkt dat de schepper deze diertjes een zucht tot behoudt heeft geschapen en hen ter verdediging met afwerend wapens heeft voorzien.
Sommige rupsen verkiezen het gezellige [14] leven en het huisgezin blijft bijeen en leeft in vrede waar iedereen met zijn voedsel tevreden is en nooit van zijn gelijke het voedsel rooft en blijkt dat eendracht, vrede en eensgezindheid alle dieren is ingeschapen. We zien dit voornamelijk bij de processionarissen die in rijen en gelederen langs de bladeren van onze fruitbomen voorttrekken en daar vaak ijselijke verwoestingen maken. Anderen leven in een sombere eenzaamheid wat nog akeliger wordt doordat ze aan de onderkant van de bladeren of in de grond de glans van de zon, de vrolijkheid van de dag en de genoegens van het gezellige leven schuwen.
Dit trage, logge kruipende leven der rupsen wordt door een nog werkloze verwisseld zo men anders een stille omloop van vochten en langzame trage vorming die in sommige soms meer dan een jaar duurt om tot hun toppunt te komen een leven mag noemen.
Thans ondergaat de rups haar tweede verandering. Ze wordt een pop of nonnetje. Wonderbaarlijke verwisseling inderdaad! Wie zou uit de pop zeggen dat ze een kruipend dier geweest is en dat ze een vliegend dier worden zal. Deze verandering verschaft aan het dier moeite en zorgen. De mooie kleuren [15] verdwijnen en maken plaats voor een vale of grijze kleur en de eetlust vergaat. Eindelijk als het een dagvlinder is zoekt de rups een plaats om zich vast te hechten, een tak, een blad of een schutting heeft ze voor haar verblijf en hecht zich er aan met haar achterpoten, laat het hoofd omlaag hangen, kromt en wendt zich totdat de rug splijt en de pop tevoorschijn komt. Anderen slaan een band om het lichaam zoals de koolrupsen.
De rupsen van de nachtvlinders eisen meer zorg. Vlak aan de keel lopen twee zeer dunne gekronkelde buizen die op de hoogte van de maag, aan welke zijde zeven vaten vastgehecht zijn, breder worden en slangvormig voortlopen tot het begin van de rechterdarm waaraan ze met twee pezen vast gehecht zijn. Die zijn als buizen die in de zijde als een dikke gom bewaard wordt.
Zodra de tijd nadert dat de rups zijn tweede verandering zal ondergaan weet ze door een voor het menselijke vernuft onnaspeurbare werking dit dikke gomachtige vocht door de mond naar buiten te brengen en aan een vast lichaam te hechten. Dit is de inslag [16] van die kunstige Arachne. Sommige en vooral van de zijdenspinners (bombyces) maken hun draden dubbel. De ondervinding heeft geleerd dat een zijdenworm een draad van 34, 2 of 36 meter spint en omdat er altijd twee draden op elkaar liggen maakt dat een lengte van een 65meter. Een verbazend werk! Komen ze tekort dan heeft hun maker hen onderwezen om de haren die op hun lichamen staan er op een kunstige wijze onder te vlechten zoals we in een pop van de ruige beer (Caja L.) zien. Sommige maken zich bewonderenswaardig fuiken. Anderen rollen de bladeren tezamen die ze met draden vast maken zoals de bladrollers. (Tortrices L.)
De poppen van de dagvlinders zijn meest alle hoekig en met puntjes gewapend. Vele hiervan zijn met goud en zilver versierd zoals die van de pauwenoog, de Aurelias, de paarlemoer vlinders. De pijlstaart en uilen poppen zijn lichter of donkerbruin. Die van het weeskind heeft een mooie paarse wasem zoals men op de druiven en pruimen ziet. Ik zal me niet inlaten de bepalen of deze poppen of tonnen adem halen waar Reaumur, Lyonnet, Musschenbroek, Martinet, de Geer en Bonnet aan twijfelen durf ik niets vast te stellen.
De tijd die deze poppen in die levenloze staat doorbrengen is verschillend. De soort van rups, de veranderlijkheid van het jaargetijde en de gezondheid of ziekte van de pop maken hierin grote veranderingen en zelfs zo dat men de poppen van verschillende buitenlandse soorten in ons vaderland kan overbrengen en hier de vlinders in hun schoonheid en leven zien. Dit niet alleen, maar wie zou voor die tijd van de grote Recumur ooit gedacht hebben dat men hun verandering zou kunnen versnellen door die door een hen te laten uitbroeden en te vertragen door ze aan koude plaatsen bloot te stellen? [18]
Men moet niet denken dat het goud waarmee de popjes van de dagvlinders pralen een wezenlijk metaal is. De natuur is altijd eenvormig en altijd zichzelf gelijk, vermengt geen van haar rijken dan alleen om de overgang te maken en dan is de kleur gepaard met de gedaante net zo als de plantaardige Polypus die zich alleen door weinig bewijzen van dierlijkheid van de planten onderscheidt. Neen, mijne heren, ik hoef het aan uw kundigheden niet open te leggen dat dit goud dat dit meer dan vorstelijke sieraadje alleen vernis is dat door de huid heen schijnt. De kunst die steeds de nabootser is van de natuur heeft dit niet tevergeefs ontdekt. Het vernuft van de Chinezen heeft dit eerst in hun dik verguld papier nagevolgd en dit is de grond van het goudleer dat onze vertrekken nog vaak versierd en opvrolijkt terwijl de zijde der rupsen ons een lichte, sierlijke en verwarmende kleding verschaft. Eindelijk komt de vlinder tevoorschijn die getooid is met de edelste kleuren. Het zonnebeeld van Newton, de gloed van de edelstenen lenen hen als het ware hun glanzen.
Gun me, mijne heren, een aandachtig oog waar ik u edele in deze bladeren de wonderen der schepping voorleg, maar hoe flauw en hoe gering zijn mijn taferelen bij de mooie natuur! En [19] geen wonder, welk eindeloos vernuft en hoe zeer ook begaafd met alles wat de kunst mooi en edel noemt durft of kan zich met de oneindige wijsheid gelijk stellen? Welk broze sterveling zou de hand van de almachtige begrijpen om na te bootsen?
Men aanschouwt de satijn vlinder die een heerlijk blauw heeft, welk een glans heeft van boven en zo er ergens de grote regel in de schilderkunst bevestigd wordt dat gloeiende kleuren tegen zachte donkere moet uitkomen dan is het hier. Men beschouwt de vlinder aan de onderkant, welk een zacht bruin wat verlevendigd wordt door groene en bleekrode kringen en banden! Schoonheid niet alleen, maar orde en eenstemmigheid zijn de stempel van Gods werken en waar de vlinders te klein zijn als het ware om met gloeiende kleuren te prijken zijn ze met goud en zilver op de zachte grond van hun vleugels versierd. Dus heeft het mot uiltje, bij Linnaeus de Geerella genoemd een gouden, de Sultzella een zilveren band op een zwarte grond, de Merianella drie zilveren [20] gespleten banden. De Linneella negen zilveren verheven stippen en de Clerkella is geheel als uit een stuk zilver gemaakt. Niet alleen vindt men die meer dan vorstelijke pracht in deze kleine diertjes, neen, de schepper heeft die ook aan andere soorten geschonken. Het gouden drupje (Cupido L.), ons inlands koperwiekje de gamma vlinder, zilvervlak, de paarlemoer vlinders zijn even luisterrijk getooid en allen zijn met wijsheid gemaakt.
Velen, ofschoon minder versierd, zijn niet minder fraai door de wisseling van de kleuren. Men beschouwt de zeegroene vlek van de Chinese page door die van het licht af langzaam weg te dragen dan ziet men haar blauw, paars en groen om beurten verwisselen. Een bijzondere verscheidenheid van de Anchises verandert zijn vlekken door achtereenvolgende tinten, in het roodachtig wit van de witte karneol of elementsteen. [21]
Terwijl de dag vlinders hun mooie gloed ten toon spreiden en het oog van de toeschouwers, nog niet verzadigd maar wel vermoeid, vertonen zich diegene die met de avond vliegen met zachtere kleuren, bruin, zwart, roodbruin, grauw en grijs zijn hier de heersende kleuren. Maar de schepper heeft ze echter niet van sieraad ontbloot, ze tonen als het ware met letters en karakters zijn wijsheid en almacht. Men slaat het oog op de menigte van uiltjes die tot de weeskinderen behoren, op de Gamma, de Comma, wat een verscheidenheid van kringen, strepen, stippen etc. in de rang van de nachtvlinders!
Wanneer men deze mooi versierde vleugels door het vergrootglas aanschouwt ziet men dat de stof dat het sieraad uitmaakt in veertjes of schubbetjes verandert die allen gestreept en met tandjes aan de bovenkant ingesneden zijn en met een steeltje in het bovenste vlies (want elke vleugels bestaat uit twee tegen elkaar liggende vliezen) gevat zijn.
In het aanschouwen van deze heerlijke diertjes vindt men een oneindige stof van verwondering en vernedering van onze trotse rede die waant alles te kunnen uitleggen en verklaren. Welke wijsgeer, hoe schrander ook, heeft nog het [22] gebruik van de sprieten verklaard of rede gegeven waarom sommige nacht vlinders zo groot en mooi zijn. Waarom de mooiste vlinders in de landen groeien waar ze het minst aanschouwd worden. Waartoe dient het dat die schoonheden uit zulke veertjes of schubjes tezamen gesteld zijn? Waarom sommige staarten hebben en andere niet. De schepper had hier wijze redenen toen maar hij heeft het nog niet goed gevonden die aan ons te openbaren.
De schoonheid intussen van deze schepsels heeft de natuurkenner tot zijn onderzoek aangespoord, het vergrootglas heeft reeds aan hun gewapend oog veel ontdekt en omdat ze onderling veel verschillen heeft hun onderzoek aanleiding gegeven tot die verzamelingen die thans een aanzienlijk deel van de kabinetten van de Natuurlijke Historie uitmaken en de bronnen zijn van ware kennis in deze aangename en nuttige wetenschap.
Maar omdat alles aan verandering is onderworpen en in de geschapen wereld niets standvastig is en alle stukken van de natuurlijke historie die de kabinetten van de liefhebbers en natuurkenners zo beroemd maken een gedurige zorg en opletten vereisen zo heeft men [23] middelen uitgedacht om de schoonheid van de natuur als het ware te vermenigvuldigen en die als een tweede leven te schenken. Dan komt de kunst de natuur te hulp die door hun wonderbare nabootsing de schepsels laten herleven. De schoonheid en zeldzaamheid van vele vlinders heeft hen ook deze soort van onsterfelijkheid verworven en de kunstige graveerstift die door een kundige hand wordt bestuurd vermenigvuldigt een vlinder die bijna enig in haar soort is.
Om hier niet te spreken van de afbeeldingen van Aldrovandus, Gesnerus en hun inkorter Johnston van Mouffet en Hoefnagel die elkaar slechts nagebootst hebben zal ik met Goedaart beginnen. Deze is het die het eerst de deur tot de kennis der vlinders heeft geopend door zijn werk ÔHistorische beschryving van den aard, oorsprong, eigenschappen en veranderingen der Wurmen, Rupsen en MadenŐ wat te Middelburg in Zeeland in III delen zonder jaartekening het licht zag en in het jaar 1682 te Londen in het Latijn herdrukt werd. In het jaar 1685 gaf de beroemde Lister het uit te Londen. In het jaar 1688 gaf de geleerde Stephanus Blancaard (Blankaart) zijn ÔSchouwburg van de Rupsen, Wormen, Maden en vliegende [24] DierenŐ te Amsterdam met afbeeldingen in het licht. In dit werk zijn enige Oost- en West-Indische kappellen zeer goed afgebeeld. In het jaar 1690 werd dat in het Hoogduits overgezet door Joh. Christ. Rodochs. Juffrouw Maria Sybilla Merian, de dochter van in zijn tijd zeer kunstige graveerder Merian en huisvrouw van de graaf, gaf in het jaar 1679 een werk uit getiteld Ôder Raupen wunderbare verwandelung, und sonderbare Blumen-NahrungŐ met afbeeldingen door haar zelf getekend en in koper gebracht. Dit werd later in het Latijn te Amsterdam in het jaar 1718 met 155 platen uitgegeven onder de titel van ÔErucarum Ortus, alimentum & paradoxe MetamorphosisŐ etc. Dit bevatte alleen de vlinders die in Europa gevonden werden. Haar zucht om deze schoonheden van de natuur beter te kennen liet haar een reis naar Suriname doen waar ze twee jaar bleef en alle vlinders die haar voor de hand kwamen met hun veranderingen en voedsel te tekenen. In Europa terug gekeerd werden deze tekeningen in koper gebracht en te Amsterdam in groot folio uitgegeven in 72 afbeeldingen met hun verklaring in het Latijn. Tien jaren daarna werd dit mooie werk in Ős Gravenhage [25] herdrukt en bij de Latijnse verklaring werd de Franse gevoegd. In het jaar 1730 werd het voor de derde maal, maar met een Latijnse en Hollandse verklaring, gedrukt bij welke uitgave de Europese insecten op hetzelfde formaat maar met octavo platen (4 op een blad) gevoegd werden.
Hiermee, mijne heren, rees de zon van deze wetenschap op bij wiens licht men zoveel schoonheden ontdekte. Juffrouw Merians werk maakte de ijver van de natuurkenners wakker. De nijvere koopman die door zijn uitgestrekte handel de schatten van Oost- en West-Indi‘ naar zijn vaderland haalt liet ook deze schoonheden van de natuur naar ons kooprijk Amsterdam overkomen en gaf aldus een nieuwe tak aan de natuurlijke historie. Terwijl dat weetgierige sieraad haar kunne aan dit werk sloeg gaf de beroemde apotheker James Petiver zijn tientallen van zijn kabinet te Londen in het licht onder de titel vanŐ J. Petiverii Gazophylacium Naturae et ArtisŐ. Een werk dat thans zeer zeldzaam geworden is.
In het begin van deze eeuw werd deze kennis door geheel Europa verspreid en in veel landen werden de vlinders het onderwerp van de pennen der geleerden en van de graveerstift van de kunstenaars. [26]
Maar omdat de zwarte plaatdruk dat alleen door wit verhoogd wordt een zeer flauw denkbeeld gaf van deze pronksieraden bedacht men het penseel aan de stift te huwen en de vlinders in hun natuurlijke kleuren uit te geven, maar dit bleef meestal bij de inlandse. Wijlen de beroemde kunstschilder Augustus Johan Rosel von Rosenhof begon in het jaar 1746 zijn keurige ÔInsecten belustugungenŐ maandelijks uit te geven waarin men behalve een groot aantal inlandse ook vele Oost- en West-Indische vlinders vindt en met hun natuurlijke kleuren afgebeeld. Wat door zijn schoonzoon Kleman nog met de meeste buitenlandse insecten gevolgd wordt. De kundige George Edwards begon in dezelfde tijd zijn mooie vogelwerk waarin hij veel buitenlandse vlinders gevoegd heeft. Deze werken worden terecht als meesterstukken geroemd totdat onze land- en stadgenoot de heer Christiaan Sepp aantoonde wat de stift en penseel in de handen van een kunstenaar vermag wanneer kundigheid en geduld zijn hand besturen. Ik laat de werken van de man de verdiende lof toezwaaien die terecht de verwondering van alle kundige liefhebbers heeft.
Omtrent twaalf jaar geleden begon de heer DŐ Aubenton in Frankrijk de heerlijke verzameling van vogels, [27] vlinders en zee gewassen die in het kabinet van de koning bewaard worden in het licht te geven welks getal reeds tot over de 600 platen is aangegroeid. Onder deze bevinden zich 21 platen met buitenlandse vlinders die met hun levendige kleuren worden afgebeeld.
In ons naburig Engeland waar men alle kunsten en wetenschappen ten top ziet voeren en zich vandaaruit als een middelpunt ten Oosten en ten Westen uitbreiden waar het als de koningin van de zee‘n van de Ganges tot aan de Straat van Magellaan haar koopvlag liet waaien. In dit gelukkige rijk ziet men de kennis van de natuurlijke historie op de hoogste trap. Nadat de heer Ellis de geleerde wereld verbaasd had door al die mooie en gewichtige ontdekkingen die van de gehele natuur maar een rijk maken en nadat de onsterfelijke Sloane door zijn onschatbare verzameling de gronden van het Museum Brittanicum gelegd had ging men verder de menigte der geschapen wezens te onderzoeken en niet alleen maar met de onderzoekingen algemeen te maken. De heer Drury die door zijn handel is staat was gesteld om van alle oorden allerlei soorten van vlinders bijeen te zoeken gaf in het jaar 1771 zijn ÔIllustrations of Natural HistoryŐ in het licht waarin alle vreemde en tevoren onbekende vlinders, torren etc. zeer heerlijk afgebeeld worden. Dit werk draagt terecht [28] de goedkeuring van de liefhebbers en werd door een tweede deel vervolgd wat niets minder waard is en vorig jaar het licht zag. Het is te wensen dat daarvan nog meerdere mogen volgen.
Door zulke mooie voorbeelden aangemoedigd heb ik me voorgenomen, mijne heren, de zeldzaamste stukken uit die van mij, zoals ik nederig vertrouw, uit te geven en daarover met kundige en in deze tak van de natuurlijke historie ervaren kenners, w waaronder er vele van uw vergadering zijn, te raadplegen en vond ik alom een aanmoediging tot deze onderneming die de zucht tot mooie wetenschappen en fraaie kunsten alleen kunnen inboezemen. Ik vond niet alleen bij mijn stadsgenoten hulp die ik met recht van de oprechte vriendschap waarmee ze me steeds vereerden kon verwachten, maar zelfs boden me de naburige provincies van Holland en Utrecht goedhartig de hand in deze gewichtige onderneming. Zo gauw was mijn onderneming niet aan hun liefde tot kunst bekend of hun verzamelingen opende zich voor het penseel van mijn schilder, de zeldzaamste stukken van Oost- en West-Indi‘, alles wat Afrika, Azi‘ en Amerika van mooie en de zeldzame dingen konden leveren verzamelde zich in mijn woning.
Uit deze schatten, mijne heren, is [29] dit werk geboren zodat ik aan u edele de eer heb luisterrijke bescherming aan te bevelen. Niet dat de werken van de almachtige en wijze schepper waarvan ik u hier de afbeelding aanbiedt de bescherming van onze broze stervelingen nodig heb, neen mijne heren, ik heb edelere beweegredenen, dankbaarheid, achting en genegenheid jegens u, allen zijn de bronnen van dit bewijs mijner erkentenis omdat ik de eer heb van u in de geleerde vergaderingen aangenomen te zijn en daar zo vaak uit zoveel welbespraakte monden de bevalligheden van de wetenschappen en kunsten te mogen leren kennen eist zulks mijn hoogste dankbaarheid daar u mijn handel, de steunpilaar van ons vaderland die het zo stevig ondersteunt en het tot bloei en welvaren bijzet eist gij mijn innigste hoogachting die ik die iedereen verschuldigd ben aan alle leden van de burgerlijke samenleving wanneer ze dit tot zoveel nut en voordeel strekt. Nog sterker, nauwere banden dan deze, de lieftallige, de beminnelijke vriendschap, de schoonste gave die de hemel de stervelingen geschonken heeft dringen me dit werk aan u edele op te dragen.
Ontvang het dan, mijne heren, als mijn kunstgenoten, mijn leermeesters en vrienden met dat gunstige oor waarmee u edele meer dan eens mijn [30] geringe pogingen in uw edele vergaderingen hebt moeten goed keuren. Ontvang het mijne heren als een flauwe doch oprechte erkenning van al hetgeen ik aan u edele verheven kennis schuldig ben. Vind u hierin fouten bedenk dan mijne heren dat het de menselijke natuur niet gegeven is iets volmaakts voort te brengen en dat geen sterveling Gods werken kan afbeelden en dat dwalen menselijk is.
Ik eindig, mijne heren, met die oprechte wens van mijn hart dat de bron van wijsheid zijn eerste zegeningen over u edele in dit luisterrijk vergadering, personen en huizen uitstort! Dat u edele in dit luisterrijk genootschap nog lange tijd de wetenschappen in uw edele handel het vaderland en in uw edele verkering de samenleving tot eer mag strekken! Dat ons vaderland en dat ons beroemde Amsterdam dat dit genootschap nog in latere eeuwen bloeit en uw edele nagedachtenis de dankbare lof van hun weldaden toezwaaien. Dit is de hartenwens van hem die zich in uw edele aanhoudende achting aanbeveelt en zich met achting noemt.
Wel edele
zeer geleerde heren.
Uw edele dienaar.
Amsterdam de 2de december 1774.
Beschrijving
van buitenlandse vlinders.
Plaat 1.
Figuur A.
B. Dedalus.
(Eupalamides cyparissias) Deze zeldzame dagvlinder behoort volgens de rangschikking van de heer Linnaeus onder de bonte Danaus vlinders. (Papilio danai festivi) De zonderlinge vorm van de knoppen aan de sprieten wijkt van de andere dagvlinders af. Ik ken maar zes soorten die de sprieten zoals deze geknoopt hebben. Als men de boven en onderzijde met de staart naar het licht gekeerd ziet en met de rug naar het licht gekeerd staat dan hebben de vleugels en het hele lijf een groene weerschijn zodat haar gehele bruine kleur als het ware verdwijnt. Haar woonplaats is Amerika en ze is me uit Berbices, (Berbice, Guyana) gezonden waar ze zich in de [2] bossen ophoudt. Men vindt ze ook in Suriname maar daar zijn ze kleiner.
Figuur C. D. Liriope. (Ortilia liriope) Vanwege de niet gekartelde vleugels zou deze mede onder de bonte Danaus behoren. (Papillon Danai festivi) Ze heeft de twee voorpoten in vergelijking van de vier achterste kort en is dus een vierpotige vlinder. Ze komt van Suriname.
On alle langdradigheid in het vervolg te vermijden za ik hier met weinig woorden zeggen wat we verstaan als we van het getal of vorm van de poten van de dagvlinders spreken. Zespotige noemt men diegene die wezenlijk zes echte poten, met haakjes of nagels bezet, hebben. Gelijk meest alle vlinders die de voorste vleugels van de achterhoek tot de tip toe langer hebben dan van de achterhoek naar het gewricht zoals bijna alle de zogenaamde pages of ridders, witte en gele Danaussen, pissebedjes, argusjes en dikkop vlinders. De vierpotige vlinders zijn tweevormig, de eerste zijn zulke die de twee voorste poten kort en ruig als een kwastje tegen de borst of hals gelegd hebben en die misschien voor voelers of handen gebruiken en dus maar op de vier achterste lopen zoals meest alle vlinders met gehakkelde vleugels en zulke die parelmoerachtige vlekken daarop hebben. De andere soort van vierpotige vlinders zijn zulke die de voorste poten niet zo ruig maar een derde korter en zonder nagels hebben waardoor die dan net zoals de andere vierpotige de twee voorste niet kunnen gebruiken om op te lopen die hun mede voor voelers of handjes moeten dienen. Mogelijk om met die ruim baan te maken om zo beter met hun lange zuigers het voedsel uit de bloem te halen. Het zijn meest geoogde gras vlinders die deze eigenschap bezitten. Zodat als ik in dit werk van de poten geen gewag maakt het altijd zespotige vlinders zijn.
Figuur E.F. Lucinda. (Emesis lucinda) Van boven zijn de vleugels van deze vierpotige dagvlinder van kleur als gepolijst staal. Ze behoort tot de vorige soort. Is van Suriname.
Seba, tomus IV, tabel 13, figuur 25 & 26.
Naam.
Eupalamides cyparissias, Grieks eu; goed, Palamides of Palamedes was een van de Griekse aanvoerders bij de Trojaanse Oorlog. Hij werd door Odysseus vals beschuldigd van verraad en door de Grieken ter dood gebracht. Cyparissias is cipresachtig, Cupressus, wat vreemd is omdat de rups vooral in vruchtdragende planten voorkomt als Cocos en Elaeis.
Ortilia liriope, Ortilia; rechte spiraal, naar de antennes, Grieks
leirion; lelie, ope van opos; gezicht of ogen, zie bij Ovidius Liriope, bron
nimf, de moeder van Narcissus. Brazilian crescent.
Emesis lucinda. Emesis; braken, opgeven, lucinda; mooi verlichtend, wel naar de lichte merken op de vleugels, Engels metalmark.
[3] Buitenlandse vlinders.
Plaat 2.
(Actias luna) Figuur A. Luna. Deze nacht vlinder (*) heeft van onderen dezelfde kleur als van boven. De spiegels in de ovale ronde ringen op de vleugels zijn helder wit en doorschijnend als glas. Van deze uilen heeft men een verscheidenheid aan de kust van Coromandel en van Ceylon die bleek en bijna wit van kleur is en die de buitenrand van de voorste vleugels breder en bruin heeft die ik in het vervolg ook zal afbeelden. Ze onthoudt zich in Amerika, te New York, te Carolina en in Maryland. Deze is van Jamaica. De rups hiervan aast op de bladeren van de Sassafras boom.
Linnaeus systema naturea (+)pagina 810, nr. 5. Phalaena attac. Drury, ins.tom. 1 tabel 24.
(*) omdat alle nachtvlinders zes egale poten hebben zo zal ik bij de beschrijving ervan van de poten geen gewag maken.
(+) Tot bericht van de geerde lezer dient dat [4] figuur 1 Catterby Carol.tom. 2 tabel 84. Houttuyn, Natuurlijke Historie 1 deel II stuk, pagina 491 nr. 5. Petiver Gazophylacii Tabel 14. Figuur 5. Carl Alexander Clerck Icones, tabel 52. Figuur 2.
Figuur B. C. Phorcas. (Papilio phorcas) Dit is een van de dagvlinders die men vanwege de lengte van de staart aan de boven vleugels pages noemt en onder de Griekse ridders van de heer Linnaeus (Equites achivi) zouden behoren. Hun woonplaats is Sierra Leone aan de kust van Afrika.
Figuur D. E. Helymus. (Calonotos helymus) Deze bastaard onrust vlinder (Sphinx adscita L.) heeft de vleugels aan de boven en onderkant zwartbrui met een groene weerschijn. De strepen aan het lijf zijn groen goudglanzend. De woonplaats is Suriname.
Figuur F. G. Niavius. (Amauris niavius) Deze vierpotige dagvlinder heeft niet gekartelde vleugels die een gave rand hebben. Komt van Sierra Leone aan de kust van Afrika.
Linnaeus. Systema naturea XII nr.109. Danaus sestivus niavius. Clerc, icon.insect, tabel 32, figuur 2.
Naam.
Actias luna,
zo genoemd door William Elford Leach die bekend staat om zijn eigenzinnige en
soms excentrieke naamgeving van nieuwe soorten, meestal naar vrienden of
verdraaide namen daarvan. Luna moth, Amerikaanse maanvlinder, genoemd naar
Luna; maan, naar de vlekken op de vleugels, Luna de maangodin met de Griekse
tegenhangster Selene.
Papilio phorcas, Phorcys of Phorcas wordt bij Homerus een
heerser van de zee genoemd en een zee oudste. Een haven in Ithaca behoorde aan
hem. Hesiodus maakt hem de zoon van Pontos en Aarde en vader bij Keto, de
Gorgonen, Echidna en het serpent dat de gouden appels bewaakt. Apple green
swallowtail of Green banded swallowtail.
Naam.
Calonotos helymus, Grieks voor prachtige rug, achterkant. In de Griekse mythologie was Helymus (of Elymus) de voorouder van de Elymians, Latijn Elymi) bewoners van Sicili‘.
Amauris niavius, The Friar, Grieks a; niet, mauros; donker. Niavius is onbekend, mogelijk van Glaucippe Niavium, een van de Dana•den, dochter van Danaus en Polyxo. Ze trouwde en vermoordde Potamon, zoon van Aegyptus en Caliadne.
Buitenlandse vlinders.
Plaat 3.
Figuur A. B. Erippus. (Danaus erippus) Van deze soort [5] van dagvlinders zijn vele verscheidenheden maar als men ze nauwkeurig aanschouwt bespeurt men een aanmerkelijk verschil onder hen zoals we in he vervolg van dit werk zullen tonen. Van New York komt een soort die in tekening met deze veel overeen komt, behalve dat de vlekken aan de tippen van de bovenvleugels geel zijn. Ook ontbreken de witte randen aan de aderen van de onderzijde van de ondervleugels. Alle deze zo genoemde kaneelkleurige zijn vierpotig. De heer Linnaeus plaatst die onder zijn bonte Danaussen. Deze vlinder die uit Brazili‘ komt berust in de verzameling van de zeer eerwaarde en zeer geleerde heer E. F. Alberti, predikant van de Lutherse gemeenschap in deze stad.
Figuur C. D. Pelias. (Charaxes pelias) Deze dagvlinder heeft de voorste poten zeer kort en in de gedaante van een bonte sabel of palatine die de vrouwen vroeger om de hals plachten te dragen. De heer Linnaeus heeft deze drie soorten van vlinders Pyrrhus, Jason en Jasius genoemd. Ze behoren volgens zijn rangschikking onder de Griekse ridders (Equites achivi). Ze is getekend uit de verzameling van de heer Caspar Stoll en komt van Kaap de Goede Hoop. [6]
Figuur E. F. Tulbaghia. (Aeropetes tulbaghia) Deze soort van dagvlinders behoort tot de zogenaamde grasvlinders die de voorste poten te kort zijn om er mee te lopen. Ze zijn echter langer dan die van de voorgaande figuur en is dus ook een vierpotige vlinder.
Ze berust naast de vorige in het kabinet van de heer Caspar Stoll en komt van Kaap de Goede Hoop.
Linnaeus, systema naturea pagina 775, nr. 158. Nymphales Gemmanti.
Naam.
Danaus. In de Griekse mythologie was Danaus (Danaos) de tweelingbroeder van Aegyptus, mythische koning van Egypte. De mythe van Danaus is een stichting legende van Argos, en van de belangrijkste Myceense steden van de Peloponnesus. Hij was koning van Libi‘ die met zijn 50 dochters, de Dana•den, van Libi‘ naar Argos vluchtte om de meisjes te redden van een gedwongen huwelijk met de 50 zonen van zijn tweelingbroer Aegyptus. Ze vermoordden hun mannen in de huwelijksnacht, uitgezonderd Hypermnestra die haar man Lynceus spaarde omdat hij haar maagdelijkheid respecteerde. Twaalf van zijn dochters waren geboren van Polyxo en de rest bij Pieria en andere vrouwen. De dochters van Atlanteia of Phoeve waren de Hamadryads. Linnaeus noemde het overgrote deel van de soorten die hij in de groep Danai candidi plaatste naar de dochters van Danaus. De groep Danai festivi naar de zonen van Aegyptus. In Homerus Ilias neemt de stam van Dana‘ en Argos het op tegen die van Troje.
Danaus erippus. Deze naam is niet te vinden, wordt soms Hyperippe bedoeld die trouwde met Hippocorystes? Southern monarch.
Charaxes pelias. Charaxes van Mitylene, volgens Herodotus werd de slavin
Rhodopis of Rhodope vrijgekocht door Charaxes van Mytilene, broer van de
dichter Sappho en werd een bekende courtisane. Pelias was de oom van Jason die
hem beroofde in zijn jeugd van de rechten op de heerschappij van Lolkos in
Thessali‘. Toen Jason volwassen was en zijn rechten opeiste beloofde Pelias hem
dit toe te staan op voorwaarde dat hij uit handen van Jason het Gulden vlies
zou ontvangen. Hierop volgde de tocht van de Argonauten die het gulden vlies
meenamen. Jason wraak op zijn oom met behulp van zijn vrouw, de tovenares
Medea. Pelias werd door zijn dochters gedood, nadat Medea hen had wijsgemaakt
dat hij een verjongingskuur zou ondergaan wanneer zij zijn lichaam in stukken
zouden snijden en het zouden koken in een aftreksel van bepaalde kruiden.
Protea emperor.
Aeropetes tulbaghia. Aeropetes; vliegend, en door Linnaeus genoemd naar zijn
vriend Rijk Tulbagh, gouverneur van de Nederlandse Kaapkolonie van 1751 tot
1771. Table mountain beauty of mountain pride.
Buitenlandse vlinders.
Plaat 4.
Figuur A. Tarquinia. (Dirphia tarquinia) Deze nachtvlinder is een wijfje. De witte tekening op de vleugels zou haar de naam van witte Y kunnen geven. Ze heeft de sprieten bijna niet gepluimd en vrijwel draadvormig. Maar van nabij gezien zijn die met dunne haartjes bezet zoals de meeste wijfjes onder de nachtvlinders waarvan de mannetjes gepluimde sprieten hebben. De onderzijde i van leur en tekening zoals in figuur C op deze plaat te zien is. Vanwege de vorm van de vleugels en geen zichtbare zuiger zou ze onder de eerste afdeling van de nachtvlinders behoren (Phalaenae attici) van de heer Linnaeus. Ze woont in Suriname. [7]
Figuur B. C. Tarquinius. (Dirphia tarquinia) Zou deze niet het mannetje zijn van de vorige A zijn? Het grootste verschil bestaat in de kleuren van de voorste vleugels, doch daar heeft ze in het binnenste vlek ook zoŐn witte maar kleinere tekening die op een Y lijkt net zoals in de voorgaande. Ook ziet me het donker bruine vlekje op de achterste vleugels. Van onderen bij figuur C heeft ze dezelfde kleur en tekening aan de onderkant. Wat me nog meer in dit vermoeden versterkt is dat ik van figuur A nog geen mannetjes en onder deze nog geen wijfjes heb kunnen ontdekken ofschoon ik verschillende van beide gezien heb. Deze komt ook uit Suriname.
Figuur D. E. Telemus. (Paiwarria telemus) Deze behoort tot die dagvlinders die men pissebed of schildrups pages noemt omdat ze meestal voortkomen uit rupsen die de gedaante van pissebedden (Onisei) hebben. Deze vlinders hebben, zover me bekend is) zes poten. De heer Linnaeus plaatst dit geslacht onder zijn (Plejebi rurales) of onedele veldburgers. Ze komen uit Berbices, (Berbice, Guyana).
Figuur F. G. Coarctata. (Trichura coarctata) Het rottestaartje. Vanwege het lange ruige staartje hebben we dit bastaard onrust vlindertje genoemd. Het wijfje is bij G niet gestaart, de vleugels zijn doorschijnend en is dus de onderkant evenals [8] de bovenkant. In beide seksen zijn de sprieten gepluimd en de vlekken aan en op het lijf goudglanzend. Het komt van Demerary (Demerara, Essequebo, Z. Amerika) en de Berbices, (Berbice, Guyana).
Drury, ins. II, tabel 27, f. 2. (het wijfje). Albertus Seba, schatk. Iv, tabel 25, figuur 17. (het wijfje) Pallas, spicilegia zoologica fasc. Ix, pagina 27, tabel 2, figuur 8. (het mannetje)
Naam.
Dirphia tarquina. Dirphia, onduidelijk, bijnaam van Juno, genomen van een berg met de naam van Argos Dirphy waar de godin een tempel had. Tarquinia is de vrouwelijke vorm van Tarquinius, Lucius Tarquinius Superbus ook wel Tarquinius II de Hoogmoedige of Tarquinius de Arrogante, Die was volgens de Romeinse overlevering de zevende en laatste koning van Rome, 534- 509 v.Chr., de laatste van de drie Etruskische koningen die Rome hebben geregeerd.
Paiwarria telemus. Van Paiwan, de taal in Taiwan of naar een landstreek in
Guyana? Telemus hairstreak. Telemus of Telemos was de zoon van Eurymus. Hij
waarschuwde de cycloop Polyphemus dat hij zijn zien zou verliezen door een man
genaamd Odysseus.
Trichura coarctata. Grieks tricho; behaard, oura; staart. Coarctica; bij Arctica.
Buitenlandse vlinders.
Plaat 5.
Figuur A. B. Polyphemus. (Antheraea polyphemus) Deze behoort onder de nachtvlinders die men spiegeldragers en ook wel Atlas vlinders noemt. (Phalaenae attaci Linnaei) De sprieten (tenminste in de mannetjes) zijn sterk gepluimd. Ik heb nog geen wijfjes van deze soort gezien. De hoornachtige vlek of spiegel op elke vleugel is helder als glas en doorschijnend. Haar woonplaats is in New York en Jamaica van welke plaats ik deze ontvangen heb.
Figuur C. D. Syringa. (Mangina syringa, Argina syringa) Deze nachtvlinder zweemt zeer veel naar de zogenaamde spanrups vlinders (Phalaenae geometrae) Ze heeft niet gepluimde draadvormige sprieten. Op het borststuk en de bovenvleugels aan de bovenkant en aan diens tippen van onderen zijn zwarte vlekjes met geel omringd. Dit is een wijfje en uit de verzameling van de heer Caspar Stoll. Ze komt van Coromandel. [9]
Figuur E. F. Progne. (Polygonia progne) Deze dagvlinder lijkt veel op de gehakkelde Aurelia van Europa. (Linnaeus systema naturea Xii, pagina 778 nr. 163, Nymphales Phalerati C Album) Maar de vleugels zijn minder uitgesneden en ook heeft ze de zilveren C niet aan de onderzijde van de onderste vleugels zoals ook de Europese die de vleugels van onderen ook donkerder heeft. Ze is van Jamaica en komt ook in New York.
Naam.
Antheraea polyphemus. Antheraea; mogelijk van Grieks antheros, bloeiend. De oogvlekken zijn naar de Griekse mythe van de cycloop Polyphemus, zoon van Poseidon en Thoosa die een enkele groot rond oog had midden in het hoofd, dat naar de grote oogvleken midden op de achterste vleugels. Zijn naam betekent overvloedig in zangen en legenden. Polyphemus moth.
Argina syringa. Heet nu Mangina syringa, naam gegeven door Cramer in 1775. Argina zal wel afgeleid zijn van Latijn argentius; zilver. Mangina; mengsel van man plus vagina, dus een man met een opvallende vrouwelijke kant of een zwakke mannelijke kant.
Syringa woonde in Arcadi‘ als boom nimf. De woudgoden werden zo door haar schoonheid betoverd dat ze haar tot vrouw begeerden en niet nalieten haar te vervolgen. Maar Syringa bleef liever maagd en trouw aan Diana en wist steeds aan de woudgoden te ontkomen. Eens werd Pan zijn aandacht gevestigd op Syringa en hij naderde haar onverhoeds, maar ze wist aan hem te ontkomen tot ze een oever van de rivier Ladon bereikte waar ze niet overheen kon. Ze bad tot Diana om haar te beschermen, gelijk kwam Pan aangestormd en wilde haar vastgrijpen, wie schets echter zijn verbazing toen hij opeens een rietstengel in zijn handen had. Het riet ruiste en Pan wenste een eeuwige verbinding met haar. Hij sneed van zijn geliefde ongelijkvormige pijpen, bond ze vast met was en noemde die liefelijke pijpen fluiten. (syrinx fistula) De fluit van Pan heet zo Pansfluit en deze fluit moest het ruisen van de wind in de struiken nabootsen.
Polygonia progne. Grieks polys; veel, gonia; hoeken, naar de merken aan de onderkant van elke achtervleugel, vandaar anglewing butterflies, gray comma. Progne of Procne was de oudste dochter van de koning van Athene Pandion en de vrouw van koning Tereus van Thraci‘. Haar mooie zuster Philomela bezocht hen en werd verkracht door Tereus die haar tong uittrok zodat ze er niets van kon zeggen. Ze weefde een tapijt die duidelijk maakte wat er gebeurd was en de vrouwen namen wraak. Procne doodde haar zoon Itys die ze kookte en opdiende voor Tereus. Na zijn maal serveerden ze hem het hoofd van zijn zoon en hij realiseerde wat hij gedaan had. Hij nam een bijl en wilde ze doden en in wanhoop baden ze tot de Goden om in vogels veranderd te worden, Procne werd een zwaluw en Philomela een nachtegaal en Tereus in een hop.
Buitenlandse vlinders.
Plaat 6.
Figuur A. B. Jairus. (Taenaris urania) Op de omberbruine grond van de vleugels van deze vierpotige dagvlinder geven de gele kringen om de donker violette oogvormige vlekken een sierlijke vertoning. Ik bezit nog een vorm er van die ik in het vervolg zal meedelen. De voorste poten zijn kort en niet genageld, veel korter dan deze die hier door een fout van de plaatsnijder afgebeeld zijn. De randen van de vleugels zijn niet gekarteld en dus behoort die volgens de rangschikking van de heer Linnaeus tot de bonte Danaus vlinders. Ze komt uit Oost-Indi‘.
Figuur C. D. Gabriela. (Evenus gabriela) Deze [10] uiterst mooie pissebed page is van boven hemelsblauw met een mooie groene weerschijn. Van onderen zijn de vleugels door een mengsel van schitterende kleuren zo overheerlijk geschilderd zodat de penseel die naam nauwelijks kan volgen. Onder alle me bekende dagvlinders zijn er weinig die in pracht van schitterende kleuren meer uitmunten dan die van dit geslacht. Men vindt er sommige als met zuiver goud of zilver versierd. Deze is uit de Berbices, (Berbice, Guyana).
Figuur E. F. Pelion. (Panthiades aeolus) Deze is insgelijks die onder de onedele veldburgers (Plebeji rurales) van de heer Linnaeus behoren. Het heeft op de blauwe bovenkant der bovenste vleugels gouden stippen. Ze komt ook uit de Berbices, (Berbice, Guyana).
Naam.
Taenaris urania. Taenarus was genoemd naar Kaap Teanarum op de Peloponnesus, in verschillende vermeldingen wordt hij genoemd als een zoon van Zeus en broer van Calabrus en Geraestus. Die drie broers zouden gezeild hebben naar de Peloponnesus waar Taenarus stichtte een heiligdom van Poseidon bekend als Taenarum. Urania is een van de negen muzen uit de Griekse mythologie. Haar naam betekent ÔhemelseŐ. Ze is de muze van de sterrenkunde, een tak van de wetenschap die in de klassieke oudheid vooral geassocieerd werd met vrouwen. Haar attributen zijn een hemelbol en een schrijfstift.
Evenus gabriela. Evenus is de riviergod, de zoon van Oceanus en Tethys. Hij trouwde met Alcippe, dochter van Oenomaus. In een verhaal wordt hij voorgesteld als sterfelijk mens en verdronk in een rivier die zijn naam draagt terwijl hij de man Idas achternazat die zijn dochter Marpessa ontvoerd had. Of naar Evenus, koning van Lyrnessus, zoon van Selephus, die gedood werd door Achilles toen hij de plaats had overvallen. Gabriela is de vrouwelijke vorm van Gabriel, een van de zeven aartsengelen. Of zo genoemd naar een bekende. Hairstreak.
Panthiades aeolus. Panthiades ? of het moet zijn dat het
een synoniem is voor Cycnus, Cygnus: de zoon van Ares en Pelopia, een wrede man
die verschillende mensen dood sloeg voordat hij gedood werd door Hercules.
Aeolus was een zoon van Poseidon die door Zeus werd aangesteld als de bewaarder
van de winden: Boreas de noordenwind, Notos de zuidenwind, Euros de oostenwind
en Zephyrus de westenwind. Aeolus hield deze winden opgesloten in een grot en
kon ze als hij dat wilde uitzenden om wind te brengen. Aeolus ontmoette
Odysseus op de Liparische Eilanden. Hij gaf deze een zak mee, waarin de
tegenwinden zaten, zodat Odysseus nooit last van tegenwind zou hebben. De
reisgenoten van Odysseus waren echter zo nieuwsgierig, dat ze in de zak keken.
De tegenwinden ontsnapten, waardoor Odysseus zijn bestemming nog niet kon
bereiken.
Buitenlandse vlinders.
Plaat 7.
Figuur A. B. Amphitrion. (Papilio gambrisius) Deze ongewone dagvlinder behoort tot de Griekse ridders (Equites achivi) en komt uit Amerika. Een dergelijke vindt men bij Albertus Seba, schatk. Iv. tabel 8, figuur 7, 8.
Figuur C. D. Pygmaea. (Phaenochitonia tale) Dit dag vlindertje heeft de banden over de ondervleugels beurtelings glanzend donker blauw. Ze behoort volgens de heer Linnaeus onder de bonte Danaussen. Ze is van Suriname.
Figuur E. F. Julia. (Brephos decora (Noctua julia) Dit nachtuiltjes heeft de sprieten draadvormig. Het borststuk en de ringen van het achterlijf zijn geel omzoomd en aan de staart gepluist. Dit is een mannetje. De wijfjes hebben dit pluisje niet, maar ze hebben het lichaam dikker net zoals alle wijfjes vlinders. De heer Houttuyn heeft het wijfje afgebeeld in zijn Natuurlyke Historie, I. D. XII. St. Blad 676, pl. 92, figuur 9.
Deze vlinder behoort volgens de rangschikking van de heer Linnaeus onder de nachtuiltjes (Noctuae) ofschoon de heer Houttuyn die te onrecht onder de landmeters plaatst. Men vindt deze aan de Kaap de Goede Hoop.
Naam.
Papilio gambrisius, Papilio; Latijn voor vlinder, Nederlands pepel. Onduidelijk, of het moet zijn naar Gambrinus, een legendarische Belgisch koning en uitvinder van het bier.
Phaenochitonia tale. Moeilijk, is wel een samengesteld woord, mogelijk van
Latijn phalere; vlinder; en Noctuae, van nox; nacht, naar de zwarte kleur. Zo
ook tale.
Brephos decora. Grieks brephos; ongeboren, foetus, of net geboren kind,
Lucas 2;12, 16, naar de kleine vorm?. Decora; sierlijk of statig. Decorous red
tiger moth.
Buitenlandse vlinders.
Plaat 8.
Figuur A. Aurota. (Rothschildia aurota) De Surinaamse spiegeldrager. De heer Linnaeus heeft deze en de grote Chinese spiegeldrager als tot een soort behorende aangemerkt. Doch het verschil is duidelijk gelijk uit deze afbeelding vergeleken met die in de volgende plaat gezien kan worden in figuur A.
Juffrouw M. S. Merian merkt ten opzichte van deze vlinder aan dat de rups (die de bladeren van de China appelboom eet) groen met gele bandjes aan de samenvoeging van de ringen is en op elke ring vier oranje kleurige knopjes heeft [12] als koraaltjes die met haren bezet zijn waardoor die veel overeenkomst heeft met de rups van de grote Europese nacht pauwoog die bij August Rosel Insecten belustigung IV, plaat 15 nr. 23 wordt voorgesteld.
Linnaeus systema naturea XII, pagina 808, nr. 1 Phalaena Attacus Atlas, Merina, Surinaamse insecten, tab 52. Albertus Seba, schatkamer. IV, tabel 57, figuur 5, 6. Houttuyn Natuurlijke Historie I, XI, pahina 484, 1.
Figuur B. C. Doris. (Cepheuptychia cephus) Deze dagvlinder behoort vanwege haar korte voorpoten onder de zogenaamde grasvlinders of geoogde nimfen van de heer Linnaeus. (Nymphales gemmati) van onderen zijn de vleugels als met blauw gelakte zilveren banden. Ze is van Suriname en berust in de verzameling van de heer Caspar Stoll.
Figuur D. E. Tipha. (Pyrrhogyra neaera) Dit is een vierpotige dagvlinder die de voorste poten kort en ruig heeft. Ze groeit in Suriname.
Linnaeus systema naturea XII, pagina 776, nr. 164. Clerck, Icones insectorum, tabel 32, figuur 3. Edw. Birds tabel 33. Albertus Seba IV, tabel 19, figuur 1, 2, tabel 12 figuur 19, 20 welke laatste een verscheidenheid is, [13] maar de kleuren zijn niet goed beschreven en is ook van boven bruin. Houttuyn, Natuurlijke Historie I. D. XI stuk, pagina 382, nr.170 waar ze Typhus genoemd wordt.
Figuur F. G. Laomedia. (Junonia atlites)) Deze Oost-Indische vierpotige dagvlinder is in het werk van de heer Drury zeer fraai afgebeeld. Men vindt onder deze vlinders verschillen waarin de oogvormige vlekken aan de onderkant van de vleugels duidelijker zijn wat gewoonlijk bij de wijfjes gebeurt. Men vindt ze ook in China.
Linnaeus Systema naturea XII, pagina 772, nr. 145. Drury, Insect. I tabel 5, figuur 3.
Naam.
Rothschildia aurota. Ze werden wel door liefhebbers gehaald en betaald zoals Rothschild familie zodat er vele soorten en vormen naar hen genoemd zijn. Aurota naar Aurora, de Romeinse godin van de dageraad.
Cepheuptychia cephus. Cepheus met Euptychia, mogelijk van Grieks eu; goed, ptichia; eiland rond Corfu. Grieks Kepheus; tuinman, was de koning van Ethiopi‘. Zijn vrouw was de ijdele Cassiope. Op een dag beledigde zij de Nere•den en zei dat ze nog mooier dan zij was. De zeenimfen waren beledigd en Amphitrite, een van de ca. 50 Nere•den, was getrouwd met de zeegod Poseidon die gevraagd werd Cassiopeia te straffen voor haar opschepperij. Poseidon stuurde een zeemonster, Cetus, naar het rijk van Cepheus en Cassiope om dit aan te vallen en te vernietigen. De kust was al getroffen en om een eind te maken aan al de vernielingen vroeg Cepheus het orakel van Delphi om raad. Ze moesten daarvoor hun dochter Andromeda aan het zeemonster offeren. Die werd aan de rotsen vastgeketend, wachtend op haar dood. Net op tijd kwam de held Perseus die net de Gorgo Medusa had gedood, langs om haar te bevrijden en het monster te verslaan door hem het hoofd van Medusa te laten zien. Cephus blue ringlet.
Pyrrhogyra neaera. Grieks pyrrho; brandend, vurig, gyra; rond draaiend, ook de naam van de Griekse filosoof Pyrrho van Elis. Banded banner. Neaera, nimf in Griekse mythologie, een naam die veel voorkomt.
Junonia atlites. Juno of Iuno was in de Romeinse mythologie de heerseres van de hemelen met haar man Jupiter, de moeder van Vulcanus en Mars. Zij is een godin van het zuivere licht, die licht en daardoor leven brengt, een godin van de vrouwen, een ideaal van een Romeinse matrona, die als koningin op haar verheven troon in de hemel zetelt (Iuno Regina). Zij waakt vooral over de vrouw als echtgenote en als moeder en bijna alles, wat tot haar eredienst behoort, heeft betrekking op haar verhouding tot de vrouwelijke sekse. De aan haar gewijde feest noemde men Junonia, avis Junonia is de pauw, Junonia rosa is de roos. Atlites is een van de zonen van de koning Aegyptos die van de Dana•de Europe in de bruidsnacht gedood werd, zie Danaus. Gray of grey pansy.
Buitenlandse vlinders.
Plaat 9.
Figuur A. Atlas. (Attacus atlas) Deze mooie grote nachtvlinder wordt in China gevonden waar ze gewoon lijkt te zijn want in de kistjes die men hier met Chinese vlinders vindt uit dat landschap vindt men gewoonlijk twee of meer van deze spiegeldragers. Men vindt mannetjes en wijfjes die naast de grote hoornachtige vlekken nog zoŐn kleine vlekje hebben in plaats van het zwarte vlekje wat men in deze dicht bij de buitenrand ziet. De mannetjes zijn altijd kleiner en [14] hebben de sprieten meer gepluimd dan de wijfjes. Het lijf van deze vlinders is ongemeen klein in vergelijking met de vleugels.
Linnaeus systema naturea XII, pagina 808, nr.1, Phalaena Attacus. Knorr. Nat. Select.tabel C. 4, nr. 1. Albertus Seba, schatkamer IV. Tabel 57, nr. 2, 3. Petiver Gazophyl. Tabel 8, figuur 7.
Figuur B. C. Similis. (Graphium leonidas) Door de lengte van de opperste vleugels van de grondsteun naar de tip zou deze dagvlinder tot de Griekse ridders van de heer Linnaeus moeten gebracht worden. Meest alle deze vlinders hebben naar de rand van de bovenste vleugels een zenuw meer dan de geoogde grasvlinders en die welke maar vier poten hebben. Zulke die de bovenvleugels zo lang hebben zijn bijna alle zespotige. Deze woont in China en Java.
Linnaeus syst, XII, pagina 782, nr.193. Nymphales Phalerati Clerck, Icon, Insect. Tabel 16, figuur 3. Houttuyn Natuurlijke Historie I. D. Blad 332, nr. 128.
Naam.
Attacus atlas; Latijn; van Attica, bij Athene. (Saturnia atlas), Atlas was een van de reuzen die in de Griekse
mythologie het hemelgewelf op zijn schouders droeg. De atlas
geldt als de grootste van alle vlinders. Atlas moth, Duitse Atlasspinner. Een
eetbaar insect in Leviticus 11;22.
Graphium leonidas, Grieks graphia; schrijven, naar de
tekens op de vleugels. Leonidas I was rond 490 tot 480 v.Chr. koning van
Sparta. In de Griekse geschiedenis behaalde hij een legendarische heldenstatus
nadat hij met 300 Spartaanse keursoldaten in de slag bij Thermopylae ocht tegen
het grote invasieleger van koning Xerxes I. Veined swordtail, veined
swallowtail of common graphium.
Buitenlandse vlinders.
Plaat 10.
Figuur A. B. Hypolitus. (mannelijk) (Troides hypolitus) Deze uiterst mooie dagvlinder komt in gestalte veel overeen met een vlinder die onder de naam van Priamus bekend is. Ze heeft de sprieten die naar het eind [15] toe dikker toelopen en niet geknot. Dit is een mannetje. Op plaats 11 figuur A is het wijfje afgebeeld. Ze behoort tot de afdeling der Griekse ridders en woont in Ambon.
Albertus Seba, schatkamer IV. D. Tabel 46, figuur ii., 12.
Figuur C. D. Herse. (Chloreuptychia herseis) De vleugels van deze vierpotige dagvlinder zijn dun en bijna doorschijnend met een blauwe weerschijn die aan de bovenkant naar het paarse trekt. Ze behoort tot de grasvlinders of geoogde nimfen (Nymphales gemmati) en is uit de verzameling van de heer Caspar Stoll. Ze woont in Demerarie en Suriname.
Figuur E. Ilyrias. (Eulepidotis ilyrias) Aan de laatste ring van het achterlijf heeft deze nachtvlinder of uiltje een geelachtig pluisje wat de mannetjes van de meeste nachtvlinders eigen is. Van onder zijn de vleugels effen en van dezelfde kleur als het pluisje van de aars. De sprietjes zijn gepluimd. Ze woont in Suriname.
Figuur F. Manto. (Euclystis manto) Deze nachtvlinder met draadvormige sprieten is een wijfje. Onder meest alle Europese nachtvlinders die de vleugels zoals deze hoekig hebben vindt men de mannetjes met gepluimde sprieten. Van onder is deze effen bruin, maar van een blekere kleur dan aan de bovenkant. Volgens de rangschikking van de heer Linnaeus [16] behoort ze onder de landmeters (Geometrae) en is naast de voorgaande uit de verzameling van de heer Caspar Stoll getekend. Haar woonplaats is in Suriname.
Naam.
Troides hypolitus, Tro•los, Tro•lus, Troilos of Troilus, is de vijfde en jongste zoon van Priamus en Hekabe van Troje, broer van Hektor, Paris, De•phobus, Helenus, Creźsa, Cassandra en
Polyxena. Hij was verliefd op Briseis en was erg bedroefd
toen Briseis naar haar vader in het Griekse kamp werd gestuurd. Hippolytus;
paardenbevrijder, was de zoon van Theseus en Antiope.
Chloreuptychia herseis, (Godart) Chloris; groengeel, euptychia;
eu; goed, ptichia; eiland rond Corfu, Herseis, Latijn haeresis; school van
gedachten, filosofisch, Grieks hairesis; voor jezelf kiezen, keuze, voorstel.
GodartŐ s blue ringlet.
Eulepidotis ilyrias, Mogelijk een samengesteld woord, van eule; uil, Grieks pedotes, pedon; voet, pidjotis; sturen; een piloot. Illyria, Illyri‘, bij Thraci‘, westelijke Balkan die door Alexander de Grote in 336 v. Chr. veroverd werd. Illyrius, zoon van Cadmus en Harmonia die heersten over Illyria. Ilyrias gem.
Euclystis manto, Grieks eu; goed, (zie Clystea) clystis of Clyton was
een zoon van Pallas, die de derde zoon was van Pandion. Manto, profetes,
dochter van de Thebaanse ziener Tiresias en de moeder van Mopsus die ze won bij
Tiberinus die de stad Mantua stichtte die hij naar haar noemde.
Buitenlandse vlinders.
Plaat 11.
Zie Danaus, dochters van Atlantia of
Phoebe, Rhode, werd aan Hippolytus gegeven.
Figuur A. B. Hippolytus. (wijfje) (Troides hypolitus) Deze heeft de tekening tussen de aderen op de bovenvleugels en zowel aan de boven als onderzijde witter dan het mannetje op de voorgaande plaat. De zwarte vlekken op het lijf zijn bijna de helft kleiner. Ze komt uit Ambon.
Albertus Seba. Schatkamer IV, deel, tabel 46, figuur 19, 20.
Figuur C. D. Hesione. (Orsotriaena medus medus) De witte dwarsstreep en de gele en blauwe ringen om de oogvormige vlekken op de bruine grond aan de onderkant van de vleugels geven aan deze vlinder een bijzonder sieraad. Ze behoort onder de geoogde nimfen (Nymphales Gemmati) volgens de heer Linnaeus. Ze berust in de verzameling van de heer Caspar Stoll en woont in Suriname.
Figuur E. F. Odites. (Juditha odites odites) Deze dagvlinder heeft de vleugels rond en zou dus onder de bonte Danaussen behoren. Ze komt van Suriname.
Albertus Seba, schatkamer IV, tabel 35, figuur 17, 18.
Naam.
Troides hypolitus, Tro•los, Tro•lus, Troilos of Troilus, is de vijfde en jongste zoon van Priamus en Hekabe van Troje, broer van Hektor, Paris, De•phobus, Helenus, Creźsa, Cassandra en Polyxena. Hij was verliefd op Briseis en was erg bedroefd toen Briseis naar haar vader in het Griekse kamp werd gestuurd. Hippolytus; paardenbevrijder, was de zoon van Theseus en Antiope.
Orsotriaena medus medus, onzeker, wel een samengestelde naam, orson, Frans ourson, Latijn ursus; beer, Grieks triaena; drietandig.
Medus was de zoon van Medea, meestal wordt aangenomen dat Aegeas de vader was maar Hesiodus stelt dat het Jason was en Cheiron hem opvoedde. Hij werd verdreven naar Colchis met zijn moeder waar haar vader Aeetes koning was en nu zijn broer Perses regeerde. Perses nam hem gevangen om zijn troon te beschermen en om hem te bevrijden nam Medea een priesteres gevangen en wilde Perses offeren om de goden gunstig te stemmen omdat er toen een plaag heerste in Colchis. Perses werd vervolgens door het offer mes van zijn moeder of Medus gedood. Medus kwam aan de macht en toen hij een naburig land veroverde werd het Media genoemd ter eren van hen beiden. The nigger met nu een nieuwe naam van smoooth eyed bushbrown.
Juditha odites odites, van Judith, een persoonsnaam, wel van de vrouw van of dochter? Of van Hebreeuws Yehudit; ze zal geprezen worden, of vrouw uit Judea. Odites metalmark. Odites, een centaur die geslagen werd door Clymenus bij het huwelijk van Perseus.
Buitenlandse vlinders.
Plaat 12.
Figuur A. B. Meander. (Archaeoprepona meander meander) De heer Linnaeus heeft een vierpotige dagvlinder onder zijn Griekse ridders met de naam van Demophon gegeven die met deze volmaakt overeen komt. Maar het verschil is te groot aan de onderkant om die voor hetzelfde soort te houden. Op de volgende platen zal ik de Demophon met enige anderen die gelijk aan de onderkant verschillend zijn afbeelden. Ze komen van Suriname.
Figuur C. Scylla. (Catopsilia scylla)Deze mannetjes dagvlinder is een witte Danaus (Danaus candidus). De wijfjes hebben de zwarte rand boven aan de top breder en de vlekken aan de onderrand van de achterste vleugels groter. Ze komt van Batavia.
Linnaeus, systema naturea XII, pagina 763, nr. 95. Dan. Cand. Houttuyn Natuurlijke Historie 1ste deel, XI hoofdstuk blad 256, plaat 88, figuur 5.
Figuur E. F. Iole. (Vanessa virginiensis) Sinds enige jaren is deze dagvlinder bekend geworden onder de naam van Nieuwe Jorkse Distelvink ter onderscheiding van een vlinder waarop ze in gestalte en kleur wat lijkt. De distelvink namelijk die niet alleen in Europa aanwezig is maar ook aan Kaap de Goede Hoop, te Smyrna en mogelijk overal waar distels [18] groeien. Deze verschilt niet alleen in tekening en plaatsing van de vlekken maar voornamelijk in de grote ogen aan de onderkant van de onderste vleugels. De voorste poten van deze geoogde nimf zijn kort en ruig en maken als een polis aan de borst. Ze leeft in N. Amerika, te New York, Virginia, Maryland en Jamaica.
Drury, Insect. 1 tabel 5, figuur 1. Petiver Gazophyl. Tabel 33, folio 5.
Figuur G. H. Salome. (Eurybia nicaeus) Van deze vierpotige dagvlinder is een verscheidenheid waarin de vierkante vlekken in het midden van de vleugels ontbreken. Dit is een wijfje. Waar hier het achterste gedeelte van de ondervleugels rood zijn vindt men bij het mannetje askleurige. Van boven hebben de vleugels een donker blauwe weerschijn. Ze is een van de bonte Danaus vlinders en woont in Suriname.
Naam.
Archaeoprepona meander meander, Archeo; oud, prepona; van pre; daarvoor, pona; gezicht,
naar de vlekken of van wat men met de vingertoppen voelen kan? Meander;
vloeiend in draaiende beweging. De meander prepona of three toned prepona.
Catopsilia scylla, Grieks kato; bodem, psilos; kaal, onbehaard. Skylla of
Scylla was een van de kinderen van Phorcys en Ceto. Scylla was een knappe nimf
maar toen Glaucus haar de liefde verklaarde, veranderde Circe haar uit jaloezie
in een monster met de romp en het hoofd van een vrouw, maar uit haar zij
groeiden zes hondenkoppen met daarin drie rijen tanden, zij had twaalf poten en
haar lichaam eindigde in een vissenstaart. Zeelui die Scylla passeerden,
moesten oppassen dat ze niet in de draaikolk van Charybdis terechtkwamen;
Charybdis was een zeemonster dat tegenover Scylla huisde. Scylla kon zo mooi
zingen zodat de zeelui daardoor betoverd werden en in de Charybdis terecht
kwamen. Odysseus stopte de oren van zijn bemanning dicht en hijzelf werd
vastgebonden en wat hij ook zei, ze mochten hem niet losmaken.
Een andere Scylla was in de Griekse mythologie de dochter van koning Nisus van Megara, een stad in Attica op het Griekse vasteland. Ze werd verliefd op de vijand, verloochende haar land en werd gestraft door een metamorfose in een vogel. Orange migrant of orange emigrant.
Eurybia nicaeus, Eurybia, Grieks eurys, wijdt, baios, een paar, mogelijk naar de uitstaande antennes. Eurybia was de dochter van Pontus en Gaea. Met de titaan Crius kreeg ze drie kinderen, Astraeus, Pallas en Perses. Plinius vermeldt de geboorte van de geweldige bokser Nicaeus wiens moeder uit overspel verkregen was bij een Ethiopi‘r, dat naar de witte en zwarte tekening.
Buitenlandse vlinders.
Plaat 13.
Figuur A. Semiramis. (Copiopteryx semiramis) We geven hier de afbeelding van een nachtvlinder die tot de Atlas soorten behoort waarvan mogelijk nog geen exemplaar in de kabinetten van de liefhebbers te vinden is. Ze heeft gepluimde sprieten en een bijna onzichtbare zuiger. Door het haarachtige pluis aan het achterlijf blijkt dat dit een mannetje is die onder de nachtvlinders of uiltjes als een algemeen kenmerk aangenomen kan worden. De halve maanvormige en driekantige witte vlekken op de bovenvleugels als mede de ronde op het midden van het achterste zijn hoornachtig en doorschijnend even als de vlekken op de vleugels der zogenaamde spiegeldragers. De ongewone lange staarten aan de onderste vleugels zijn zo smal en zacht zodat men zich moet verwonderen dat de vlinder die in het vliegen niet beschadigt en bovendien nog zo ongeschonden bewaard kunnen worden. Van onderen is in de kleur van de wieken weinig of geen onderscheid. Deze zeer zeldzame vlinder is te Suriname op de plantage Zoelen gevangen op het suikerriet en berust thans met de naast gelegen die op deze plaat afgebeeld zijn in de uitmuntende verzameling van de zeldzaamste insecten van de hoog geboren heer Baron Rengers. [20]
Figuur B. Latona. (Cyligramma latona) Deze nachtvlinder (Phalaena Noctua) heeft de sprieten draadvormig en een opgerolde zuiger. Van onderen verschillen de vleugels weinig in kleur en tekening met de bovenkant. Ze komt van de kust van Guinee.
Figuur C. Ophisa. (Euplocamus ophisa) Deze ongewone uil behoort volgens de heer Linnaeus onder de zijdenspinners. (Bombyces) Het heeft een kleine zuiger. Van onderen zijn de vleugels alle zwart van kleur. De woonplaats is te Constantinopel.
Figuur D. Polymena. (Euchromia polymena) De heer Linnaeus heeft deze bastaard onrustvlinder onder de naam van Polymena opgegeven. De sprieten zijn gepluimd. De goudgele vlekken op de vleugels zijn doorschijnend. Het lijf is met rode en blauwe glanzend banden gesierd. Men vindt die aan de kust van Guinee.
Linnaeus systema naturea XII, pagina 806, nr. 40 (Sphinx Polymena) Drury Insect. tom. 1. Plaat 26, figuur 1.
Figuur E. F. Bellona. (Archronias brassolis brassolis) Deze gestrekte of Parnasvlinder (Papilio Heliconius) is een vierpotige vlinder die de voorste poten kort en zonder nagel heeft. Ze komt van Suriname.
Naam.
Copiopteryx semiramis. Copio; Latijn copia; kopie, afdruk; dubbel, Grieks pteryx; vleugel. Semiramis was volgens de legende de dochter van de godin Derketo. Ze zou de echtgenote geweest zijn van koning Ninus. Vele monumenten uit het Nabije Oosten werden aan haar toegeschreven, zoals de hangende tuinen van Babylon. Een van haar afbeeldingen, een sculptuur waar zij haar onbevlekt kind Tammuz op haar arm heeft toont veel overeenkomsten met de maagd Maria.
Buitenlandse vlinders.
Plaat 14.
Figuur A. Ascanius. (Parides ascanius) Deze mooie page heeft de vleugels aan de onderkant van [21] dezelfde kleur als aan de bovenkant. Aan de borst tussen de zes poten zijn aan weerszijden vijf rode vlekken van de kop tot aan het achterlijf. Het heeft dus de kenmerken die de heer Linnaeus aan de Trojaanse ridders toekent. Ze komt van Rio de Janeiro aan de kust van Brazili‘ en is getekend uit de verzameling van de zeer eerwaarde heer Alberti.
Figuur B. C. Niphe. (het wijfje) (Argynnis hyperbius) Hoe mooi de Europese vlinders die met parelmoer vlekken pralen ook mogen zijn zo kan echter deze Chinese met recht voor niet minder fraai gehouden worden. De twee voorste poten zijn kort gelijk in alle vlinders die uit gedoornde rupsen voortkomen.
Linnaeus systema naturea XII, pagina 785, nr. 208, Nymphales Plahl Niphe. Drury Insect. I, plaat VI, figuur I. Daubenton, planch. enlum. 93, nr. 1, 2. Le Leopard de la Chine.
Figuur D. E. Niphe (het mannetje) (Argynnis hyperbius) Ofschoon de boven vermelde niet geoogde nimf vlinder door haar kleur en de witte band aan de tippen van de bovenste vleugels van deze verschillend is komen ze echter bijna in alle andere vlekken en tekening met elkaar overeen. Onder de meeste zogenaamde parelmoer vlinders en meer andere soorten zijn de mannetjes vaak, het zij door de kleur of grotere of kleinere vlekken, [22] van de wijfjes verschillend. De heer Drury heeft deze als een bijzondere soort aangemerkt en die op de bij het wijfje aangehaalde plaats VI figuur 2 afgebeeld en Argynnis genoemd. Ze wonen in China.
Figuur F. G. Palaeno. (Colias palaeno) Deze dagvlinder wordt in alle vier werelddelen gevonden. Ze is vrij algemeen in Europa. Ik heb er in mijn verzameling die uit Jamaica gekomen is. De heer Pallas zegt er een menigte op verschillende plaatsten tijdens zijn reizen gevonden te hebben. De wijfjes hebben de vleugels zelden zo geel van kleur als die van het mannetje maar zijn gewoonlijk roomkleurig. Deze is van Kaap de Goede Hoop gezonden.
Linnaeus, systema naturea XII, pagina 764, nr.99 Dan. Cand. Palaeno. Pallas reis door verschillende provincies van het Russische rijk, I, th. Pagina 40 etc.
Naam.
Parides ascanius. Parides kan natuurlijk afgeleid zijn van het paradijs, Grieks paradeisis; park. Ascanius was een legendarische koning van Alba Longa en de zoon van Aeneas, de zoon van de godin Venus en Creusa, dochter van Priamus uit Troje. Hij is de oudervader van Romulus en Remus en het geslacht Julia. Fluminense swallowtail.
Argynnis hyperbius. Argynnis, Griekse vrouwennaam, ze was een mooie vrouw die bemind werd door Agamemnon die om haar te herinneren aan haar ondergang een tempel ter hare eer oprichtte die later een bestemming voor pelgrims werd om Aphrodite te gaan aanbidden. Op die manier werd de naam Argynnis verbonden met de godin van schoonheid, liefde. Hyperbius, zoon van Aegyptus die trouwde en gedood werd door Celaeno of door Eupheme, zie Danaus. Er zijn er echter meer met die naam als de zon van Ares die als eerste een dier gedood zou hebben. Indian hyperbius, indian fritillary.
Colias palaeno, Colias is een bijnaam van Athene die een beeld had aan de kust van Colias. Aristophanes en Strabo plaatsen een heiligdom van Aphrodite Colias in de buurt van Anaphlystus. Palaeno, Palaemin of Palaemon was een Griekse jonge zee - god die met zijn moeder Leukothea de zeilers in nood te hulp kwam. Hij was oorspronkelijk een sterfelijk kind genaamd Melikertes (Melicertes) van wie de ouders de toorn van Hera kregen toen ze op verzoek van Zeus Ôbevorderden de jonge god Dionysus. Zijn vader werd in een moorddadige razernij gedreven door Hera en vermoordde Palaemon Ôs broer of zus. Ino vluchtte met Melikertes in haar armen nadat ze haar andere kind had gedood en op de vlucht sprong ze van de rotsen in de zee. Er het paar werd omgevormd tot zee - goden en kregen de namen Palaimon en Leukothea. Palaimon wordt afgeschilderd in de Grieks -Romeinse moza•eken als ofwel een dolfijn berijdende jongen of een vis gestaarte Triton - kind. Of van Celaeno, naam van een van de 50 dochters van Danaus. Veenluzernevlinder, veengeeltje, moorland clouded yellow, palaeno sulphur of pale arctic clouded yellow.
Buitenlandse vlinders.
Plaat 15.
Figuur A. B. Rhetenor. (Morpho rhetenor) De heerlijke luister waarmee deze bijzondere Griekse ridder vlinder praalt overtreft ver de glans van het mooiste blauwe satijn. Geen penseel, hoe zeer ook door de kunst bestuurd, is bekwaam om met de mooiste kleuren die schitterende weerschijn te schilderen die naar [23] mate men de vlinder naar het licht toe keert in paars, groen en weer in helder of donker blauw verandert. De liefhebbers noemen deze de blauwe gestrekte satijn vlinder ter onderscheiding van de Menelaus of gewone blauwe satijn vlinder omdat die de vleugels ronder heeft dan deze en niet zo langwerpig. Het behoort onder de vierpotige dagvlinders en leeft in Suriname.
Figuur C. D. Cynara. (Macrodes cynara) De vleugels van deze fraaie spanrups vlinder (Phalaena Geometra) hebben een mengeling van leuren evenals de mooiste agaat. De sprieten zijn draadvormig en ook heeft ze een opgerolde zuiger. Ze leeft in Suriname en berust met de twee volgende in de talrijke verzameling van in en buitenlandse insecten van de heer Caspar Stoll.
Figuur E. Arne. (Eudmoe arne) De heer Linnaeus heeft onder de naam van Pellex een nachtvlinder opgegeven die met deze enige overeenkomst schijnt te hebben. Ze verschillen onderling daarin dat die van de heer Linnaeus de ondervleugels in het midden wit heeft waar deze aan de buitenste tippen er van een wit vlak heeft. Van onderen is dit uiltje van dezelfde kleur als de afbeelding aan de bovenkant uitwijst. De sprieten zijn draadvormig en heeft een zuiger. De poten zijn bruin en met roze kleurige haartjes bezet. Men vindt die in Suriname.
Linnaeus systema naturea XII, Phalaena noctuae pagina 838, nr. 104, Pellex.
Figuur F. Umber. (Pseudapistosia umber) Deze Surinaamse nachtvlinder heeft de sprieten met haartjes bezet. De vleugels zijn smal die ze in een rustende stand om het lijf geslagen heeft evenals de motjes gewoonlijk dragen. Het donker gele vlekje tussen de ogen en het geheel gevlekte achterlijf geven aan de donkerbruine kleur van dit uiltje een aardig aanzien. Van onderen is de kleur eveneens geheel bruin behalve dat het lijf daar geheel bruin is en de borst aan weerszijden met twee gele vlekjes bezet is.
Naam.
Morpho rhetenor, Morpho of de sierlijk geschapene verschijnt als een bijnaam van Aphrodite. Ze wordt afgebeeld in een zittende houding met haar hoofd bedekt en haar voeten geketend, bij Pausanias. Beter lijkt het me afgeleid van Morpheus; de vormgevende, is ŽŽn van de Griekse goden van de dromen. MorpheusŐ Romeinse vorm is Somnia. Zijn vader Hypnos is de god van de slaap. Zijn broers waren Icelus en Phantasos, fantasie. Morpheus kon de vorm aannemen van elk mens en verscheen in iemands dromen als de geliefde van die persoon. Waar zijn broers respectievelijk realistische, angstige en fantastische dromen gaven, zorgde Morpheus speciaal voor de dromen van helden en koningen. Daarom wordt Morpheus vaak, zijn broers negerend, Ôde Griekse God van de Droom genoemdŐ. Morpheus woonde in een donkere grot, versierd met papavers. Morfine. Rhetenor was een begeleider van Diomedes en veranderde in een reiger door Venus.
Macrodes cynara. Macrodes, Grieks macro; groot, des; achtig. Cynara. Een
Egyptische koning beschreef dat hij bij een veldtocht in Libi‘ de wilde distel,
kinara, verzamelde. Grieks kynara of
kynaros, soort artisjok genoemd naar het Ege•sche eiland Kinara. Maar de
Griekse naam Kynara betekent ook as, naar de grijze kleur van de vlinder.
Eudmoe arne, Eudmoe, Grieks eu; goed, dmos; bediende. Hźbner geeft zelf op Eudmoen of Eudmoae, maar geeft geen verklaring.
Arne is meestal een naam voor arend wat hier onwaarschijnlijk is omdat het een kleine nachtvlinder is. De naam Arne was een toponiem die gebruikt werd voor archa•sche steden in Griekenland en voornamelijk in Boeti‘ en Thessali‘. Daarom werden vrouwe Arne genoemd waarschijnlijk naar hun uitspraak van deze steden of archa•sche bevolking. Volgens de legende ontleende Griekse steden hun naam aan Arne, een nimf en dochter van koning Aelous die geregeerd zou hebben in Aeolia.
Pseudapistosia umber, Pseud; vals, apistosai; trouweloos.
Umber, bruin pigment, van Latijn umbra; schaduw, of van Umbra; behorend tot Umbri‘,
regio in Itali‘ van waaruit de kleur eerst kwam.
Buitenlandse vlinders.
Plaat 16.
Figuur A. B. Archippus. (Danaus plexippus plexippus) Dit is een van de zeldzaamste onder de kaneelkleurige niet geoogde nimf vlinders. Ze bedient zich slechts van vier poten om mee te lopen. De voorste zijn gelijk voelers, kort en zonder nagels. Ze leeft in het eiland Jamaica en N. Amerika.
Figuur C. D. Androgeus. (Papilio androgeus) Volgens de rangschikking van de heer Linnaeus zou deze onder de Trojaanse ridder vlinders behoren. Van boven zijn [25] de onderste vleugels en een gedeelte van de bovenste aan de beneden rand glanzend donker groen. Ze komt van Suriname.
Figuur E. F. Marmorides. (Letis marmorides) De sprieten van deze nachtvlinder (Phalaena Noctua) zijn draadvormig. Ze heeft een opgerolde zuiger. De mannetjes hebben aan de staart een haarachtig pluis wat bij de wijfjes ontbreekt. Ze leeft in Suriname.
Naam.
Danaus plexippus, zie Danaus. Plexippus of Plexippos die met Amphicomone, een van de 50 dochters trouwde. Of beter van Plexippus, kleinzoon van Agenor, broer van Althaea. Hij nam del aan de jacht op wilde zwijnen van Calydon en was boos dat de prijs was gegeven aan Atalanta door Meleager die hij vervolgens doodde. Monarchvlinder; koningsvlinder, een naam gegeven van Europese protestanten die naar Amerika emigreerden om aan vervolging van katholieken te ontkomen. De kleur deed hen denken aan Willem II van Oranje die in 1688 koning van Engeland werd. Zijn bijnaam was king billy. Monarchfalter, monarch butterfly, milkweed, common tiger, wanderer en black veined brown.
Papilio; Latijn voor vlinder, Nederlands pepel.
Papilio androgeus, Androgeus of Androgeos, zoon van Minos en Pasiphae. Hij zou deelgenomen hebben aan de Panatheense spelen en won alles waarop hij naar Thebe werd verwezen om aandeel te nemen ter eren van Laius maar werd in een hinderlaag gelokt en gedood door zijn concurrenten. Bij Virgilius was hij een Griekse soldaat die in Troje Aeneas en zijn mensen voor een Griekse bende aanzag en die dat moest betalen met zijn leven. Androgeus swallowtail, queen page.
Letis marmorides, Letis, Leto Ňde verborgeneÓ een dochter van de Titanen Koios en Phoibe. Zeus trouwde met Hera terwijl Leto van hem in verwachting was en verwekte bij haar Apollo en Artemis. Zij werd door Hera uit de Olympus verdreven en niemand wilde haar bij zich laten blijven uit vrees voor Hera. Ze liet de draak Python haar achtervolgen. Zeus redde haar door de noordenwind, Boreas, te sturen om haar uit de zee te redden naar het eiland Delos. De andere godinnen hielpen haar daar met de bevalling. Hera liet Leto lijden bij de geboorte van Apollo doordat ze de godin van de bevalling, Eileithya, vast hield, Iris lukte het om haar in Delos te brengen. Ze beviel eerst van Artemis en na nog negen dagen van Apollo. Daarna vluchtte ze naar Lyci‘ waar de boeren haar tegen hielden om van de bron te drinken waardoor ze hen in kikkers veranderden. Marmorides, naar Marmora aan de Adriatische kust, marmer, ides; achtig.
Buitenlandse vlinders.
Plaat 17.
Figuur A. B. Pasithoe. (Delias pasithoe) Onder alle dagvlinders die de vleugels langwerpig en smal hebben en die men om deze reden gestrekte vlinders noemt is me er nog geen met zes poten voortgekomen maar allen hebben de twee voorste poten kort en zonder nagels. Ze woont in Suriname en de Berbices, (Berbice, Guyana).
Linnaeus systema naturea XII, pagina 744, nr.53. Papilio Helicon, Pasithoe. Houttuin Natuurlijke Historie 1, D. XI, st. blad 231, plaat 88, figuur 2.
Figuur C. D. Dolicaon. (Eurytides dolicaon) Deze bijzondere page wordt zeer zelden in de kabinetten van de liefhebbers gevonden. Ze leeft in Oost-Indi‘.
Figuur E. F. Dardanus. (Xanthocastnia evalthe evalthe) Bij deze dagvlinder die tot de bonte Danaiden behoort eindigen de sprieten op dezelfde manier als bij de Dedalus. (plaat 1, figuur [26] A. B.) Men noemt deze soort in Suriname bos vlinders omdat ze daar alleen in het diepe bos gevangen worden. De vleugels hebben aan beide zijden mooie groene weerschijn. Het lijf van deze vlinders is naar mate van de grootte der vleugels zeer dik. De zes poten zijn aan de binnenzijde als gedoornd.
Naam.
Delias pasithoe. Delius en Delia, bijnamen van Apollo en Artemis zijn afgeleid van het eiland Delos, hun geboorteplaats, zie Letis. Ook voor andere goden die in Delos werden aanbeden. Bij Hesiodus komt ze voor; en van Nereus en rijk behaarde Doris, de dochter van Oceanus en Tethys, de perfecte rivier werden geboren kinderen die lang onder de mooie godinnen waren, Ploto, Eucrante, Sao en Amphitrite, Eudora en Thetis, Galene en Glauce, Cymothoe, Speo, Thoe en de mooie Halie en Pasithoe; de zeer snelle É.er waren er 3000. Redbase Jezebel.
Eurytides dolicaon, Grieks eurys; breed, ides; achtig.
Dolichaon, was een vriend van Aeneas in de Romeinse mythologie. Dolicaon kite
swallowtail.
Xanthocastnia evalthe, Xantho; geel, castnea; kastanjeachtig, de twee kleuren, evalthe is zo genoemd door de handelaar Friedrich Wilhelm Niepelt waarschijnlijk naar zijn vrouw of kennis, net zoals de naam Lycorea eva.
Buitenlandse vlinders.
Plaat 18.
Figuur A. B. Icarus. (Castnia invaria volitans) Deze bijzondere bonte Danaus vlinder heeft de zes poten met sterke nagels bezet. Uit het puntige uitsteeksel van de leg ziet men dat dit een wijfje is. Als men de vlinder met het achterlijf naar het licht keert en die wat schuin draait dan vertoont de gehele oppervlakte een uiterst heerlijke groene weerschijn. Ze komt van Suriname en is naast de andere op deze plaat getekende vlinders getekend uit het kabinet van ze hoog geboren heer baron Rengers.
Figuur C. Merops. (Ergavia merops) De aardige mengeling van kleuren op de vleugels van deze spanrups vlinder is aan de onderkant weinig flauwe van tekening. De sprieten zijn draadvormig. Ze leeft in Suriname.
Figuur D. Milete. (Ophthalmis milete) De sprieten van deze nachtvlinder zijn draadvormig. Het is een [27] mannetje en vanwege het dunne en lange achterlijf schijnt zender spanrupsen vlinders te behoren. Ze komt uit N. Amerika.
Figuur E. No‘ma. (?) Dit Surinaamse uiltje heeft de sprieten met dunne haartjes bezet, daarom moeten de sprieten van het mannetje meer gepluimd zijn. De zuiger is kort. Van onderen is de kleur van de vleugels effen grauw evenals het lijf van boven. Volgens het samenstel van de heer Linnaeus behoort die tot de zijdenspinners (Phalaenae bombyces)
Figuur F. Hiarbas. (Nyctus hiarbas) Deze dagvlinder behoort onder de dikkoppen (Papilio Plebeji urbicola) Van onderen hebben de vleugels een paarskleurige weerschijn en de aderen vertonen zich duidelijker dan aan de bovenzijde. De donker gele vlekken op de bovenvleugels zijn enigszins doorschijnend. Ze leeft in Suriname.
Naam.
Castnia invaria volitans, kastanjeachtig, zie Xanthocastnia. Invaria; in; niet, variant, geen variant, volitans; rond vliegen, beweeglijk.
Ergavia merops. Ergavica of Ergavia was een edele en machtige stad van de Vascones, mogelijk Alcaniz-Burgos een stad van Aragon bij Toledo en Cuenca. Merope was een van de zeven Plejaden, ster nimf dochters van de titan Atlas en Pleione. Ze trouwde met de goddeloze koning Sisyphos (Sisyphus) en was stammoeder van de Korinthische en Lycische) koninklijke families. Van Merope werd gezegd dat ze zich zo schaamde over de misdaden van haar man dat ze haar gezicht verborg onder de sterren van de hemel en zo verdween de zevende ster van de Plejaden uit menselijk gezicht.
Ophthalmis milete, Opthalmis; Latijn opthalmicus, Grieks
ophthalmikos; behorend tot het oog, opthalmos; oog. Milete of Miletus was een oude
Griekse stad aan de westkust van Cari‘, Anatoli‘.
Nyctus hiarbas, Nyctus maakte Antiope zwanger die naar Cadmeia vluchtte en Nyctus pleegde zelfmoord.
Dido (afkomstig van het Griekse Deido = zwerfster, vanwege haar vele zwerftochten) stamde af van Agenor en was uit haar land Tyrus gevlucht en kwam in N. Afrika. Daar regeerde koning Hiarbas in het gebied waar zij toen terechtkwam. Die stond haar daar toe een stuk grond in gebruik te nemen zo groot als zij met een runderen huid kon omtrekken. Dido sneed daarop een huid in zeer smalle repen, legde deze reepjes achter elkaar en kon op die manier een aanzienlijk gebied voor haar stad veroveren. (latere Carthago) Toen de koning haar een aanzoek deed weigerde ze beleefd; ze was immers een weduwe en wilde haar overleden man trouw blijven.
Castnia invaria volitans, Castnea; kastanjeachtig, zie Xanthocastnia. Invaria; in; niet, variant, geen variant, volitans; rond vliegen, beweeglijk.
Buitenlandse vlinders.
Plaat 19.
Figuur A. B. Nestor. (Morpho menelaus menelaus) Juffrouw Merian die deze vlinder afbeeldt zegt in de daarbij gevoegde beschrijving dat de rups in West-Indi‘ zich op de granaat appelbomen ophoudt. Deze vlinder heeft de twee voorste poten kort en zonder nagels. Ze leeft in Suriname. [28]
Linnaeus systema naturea XII, pagina 752, nr. 40. Papilio Equites achivi. Merian, Surinaamse insecten, tabel IX, figuur 1,2. Albertus Seba schatkamer I, tabel 43, figuur 23, 24.
Figuur C. D. Orithya. (Junonia orithya) Deze fraaie geoogde nimf vlinder heeft de voorste poten kort en ruig. De afbeelding is naar een wijfje gemaakt. De mannetjes hebben de onderste vleugels geheel glanzend blauw maar aan het gewricht fluweel zwart en de oogvormige vlekken zijn meestal veel kleiner dan in de wijfjes. Ze komen van Batavia en China.
Linnaeus systema naturea XII, pagina 770, nummer 137. Papilio Nymphales gemme Edw. Nat. History of birds, tabel 26. Houttuin Natuurlijke Historie I. D. XI st. blad 286, nummer 94, tabel 89 figuur 2. August Rosel Insecten belustigung, IV, tabel 6, figuur 2. (het mannetje) Albertus Seba schatkamer IV, tabel 5, figuur 13, 14, tabel 14, figuur 15, 16, tabel 22, figuur 5. 6.
Figuur E. F. Aureum. (Polygonia c-aureum.) Aan de beneden zijde van de onderste vleugels heeft deze dagvlinder een zilverachtig teken dat naar een C zweemt en met een dergelijke stip eronder. Voor het overige heeft ze veel overeenkomst met de vlinder die op plaats 5 figuur E is afgebeeld. Ze schijnt dezelfde met die welke de heer Linnaeus onder deze naam heeft opgenoemd. [29] als uit China afkomstig. Deze is me echter uit Jamaica gezonden.
Linnaeus systema naturea XII, pagina 778, nummer 169. Papilio Nymphales phalerat. C. Aureum.
Naam.
Morpho menelaus, Menelaos, Menelaus, broer van Agamemnon, was getrouwd met Helena en kreeg van haar een dochter, Hermione. Ze werd door Paris ontvoerd waardoor de strijd in Troje ontbrandde.
Junonia orithya, zie Junonia atlites. Oreithya of Orithya, Grieks voor; zij die over de bergen raast, is de dochter van Erechtheus, koning van Attica, en Praxithea. Ze maakte een dans langs de rivier Ilissos toen opeens Boreas, god van de noordenwind, haar ontvoerde naar de rivier Ergines waar hij haar verkrachtte omdat de vader van Orithyia niet wilde dat Boreas met Orithyia zou trouwen. Volgens Ovidius, Homerus en Apollodorus nam hij haar mee naar de Thrakische Kikones. Ze trouwden en kregen daar de tweeling Cala•s en Zetes. Later werd Orithyia godin van de koude bergwind. Blue pansy.
Polygonia c-aureum, Grieks polys; veel, gonia; hoeken, naar de merken aan de onderkant van elke achtervleugel, vandaar anglewing butterflies, gray comma. C; 100, Aureus; goud, honderdvoudig goud, Asian comma.
Buitenlandse vlinders.
Plaat 20.
Figuur A. Philoctetes. (het mannetje) (Antirrhea philoctetes philoctetes) In deze dagvlinders die tot de Griekse ridders behoren vertoont zich een opmerkelijk verschil omtrent de bovenvleugels tussen het mannetje en vrouwtje. De eerste hebben de binnenrand van de bovenste vleugels van de onderste tippen naar het gewricht toe als hol uitgesneden. Op elk van deze vleugels ziet men een ovale ronde vuilgroene vlek. Bijna onder deze vlek aan de andere kant van de vleugels is een bosje lange haren geplaatst dat zich als een waaier uitspreidt wat ik nog bij geen andere vlinder heb waargenomen. De heer Drury heeft een afbeelding van deze vlinder gegeven en dit onderscheid van de sekse opgemerkt. Toch zou men uit die afbeelding moeten besluiten dat de ondervleugels aan de rand rond en wat gekarteld zijn daar in tegendeel onze vlinder de vleugels hoekig en gestaart zijn waarom ook de heer Linnaeus die onder de Griekse ridders geplaatst heeft. Mogelijk was het voorwerp van de heer Drury beschadigd [30] en was het onderste van de onderste vleugels afgeknipt welke bedrieglijke kunsten men in Suriname en ook in China verstaat en waarvan men al te veel voorbeelden vindt in de doosjes of kistjes met insecten die men uit die landen ontvangt. Voor het overige komt deze vlinder aan de zonderkant van de vleugels in kleur en tekening met get volgende wijfje volmaakt overeen.
Figuur B. C. Philoctetes (het wijfje) De afbeelding wijst voldoende aan dat deze van dezelfde soort is met de voorgaande figuur A. Het verschil bestaat slechts, zoals ik vermeld heb, in de vorm van de voorste vleugels en het gemis van de vuilgroene vlekken op de bovenvleugels en aan de onderkant het harige waaierachtige bosje. Ze behoren onder de vierpotige vlinders en komen uit Suriname waar ze niet algemeen zijn.
Linnaeus systema naturea, pagina 750, nummer 29, Papilio Equites archiv. Drury tom. II, plaat I, figuur 1, 2. 3. Clerk Icon. Insect. tabel 30, figuur 3. Seb. Schatkamer IV, tabel 4, figuur 9, 10, tabel 21, figuur 7, 8.
Figuur D. E. Hemon. (Theritas hemon) Dit Surinaamse dag vlindertje is een zogenaamde pissebed page of schildpadje (Papilio plebeji ruralis) Hoe eenvoudig de kleur van deze vlinder ook mag zijn ze maken de groene golfjes aan de aarshoek en de zilverachtige [31] stip boven de zwarte stip op de achterste vleugels aan de onderkant. Ook de donkerbruine strepen daarom midden op de bovenste vleugels een aardig mengsel van kleuren.
Figuur F. G. Marica. (Eucereon marica) Deze bastaard ontrust (Sphinx adscita) heeft de sprieten draadvormig die naar het einde dun uitlopen waar in tegendeel de meeste van dit geslacht die in het midden dik of als een prisma gevormd. De blauwe ondervleugels zijn doorschijnend. Het achterlijk is met een kwastje van donkergele haartjes bezet. Ze woont in Suriname.
Figuur H. I. Agave. (Eurema agave) Onder de witte dagvlinders (Papilio Danaus candidus) is deze een van de kleinste. Ze heeft zes poten die allen even groot zijn. Behalve deze vindt men nog enige verscheidenheden. Ze is van Suriname.
Figuur K. Nise. (Eurema nise) Dit vlindertje is te onderscheiden van een dergelijke dat uit China komt en bij de heer Linnaeus Hecabe genoemd wordt. Die heeft een zwarte of donkerbruine rand en de tippen van de bovenvleugels zijn breder met bruine en oranjekleurige golfjes aan de onderkant van de vleugels. Deze is integendeel bijna eenkleurig geel. Ze komt uit Jamaica.
Linnaeus systema naturea XII, pagina 763 nummer 96. Papilio Danaus candida Hecabe.
Naam.
Antirrhea philoctetes, Grieks ant; gelijkend, rheo; vloeien of rhinos; gezicht. Philoctetes was de zoon van koning Phoias van Meliboia in Thessali‘. Hij maakte deel uit van de Argonauten en was een vriend van Hercules. Na diens dood ontving hij Hercules pijl-en-boog. Omdat hij leed aan een voetwonde die maar niet genas en die een niet te harden stank verspreidde liet Odysseus hem tijdens de afvaart naar Troje achter op het eiland Lemnos. Common brown Morpho of Northern Antirrhea.
Theritas hemon, Thero was een Najade nimf van de bron van de stad Therapne in Lacedamoni‘, Z. Griekenland. Het is de naam van de voedster van Ares van wie wordt verondersteld dat hij de achternaam van Thereitas zou hebben ontvangen, hoewel Pausanias denkt dat deze naam is ontstaan uit de felheid van de god. Een heiligdom van Ares Thereitas stond op de weg van Sparta naar Therapne met een standbeeld waar van de Dioscuri werden gezegd die van Colchis te hebben gebracht. Haemon of Haimon, Grieks voor bloederig, was de zoon van Creon en Eurydice.
Haemon was verloofd met Antigone. Hij moet kiezen tussen
zijn vader en zijn geliefde Antigone. Hij kiest Antigone, maar kan zich niet
scheiden van de sterke banden van familie en liefde. Hij pleegt zelfmoord
vanwege zijn hulpeloze situatie dat er ook toe leidt dat zijn moeder zelfmoord
pleegt.
Eucereon marica, Grieks eu; goed, cera; wasachtig, de kleur. Marica was een nimf, de moeder van Latinus, koning van Latium. Latinus werd verwekt door Faunus die ook af en toe werd aangeduid als de zoon van Marica. Het heilige bos in de buurt Minturnae was gewijd aan Marica. Een meer in de buurt was ook naar haar vernoemd. Diverse Romeinse auteurs beweert dat zij een vorm van Diana of Venus was.
Eurema. Eurema, Heurema; uitvinding, gevonden.
Eurema agave,
Agave was een van de Thebaanse koning Cadmus en Harmonia. Agave was gehuwd met
Echion waarvan ze Pentheus kreeg. Toen haar zuster Semele zwanger werd,
weigerde zij te geloven dat Zeus de vader van het kind was. Ze zou de god
Dionysus hebben gebaard, maar voor de geboorte van het kind was zij op
ellendige wijze omgekomen. Agave beweerde na de dood van Semele, dat ze met een
gewone sterveling een misdadige verbintenis had aangeknoopt en ten onrechte er
zich op had beroemd dat Zeus haar beminde. Toen later Dionysos zijn zegetocht
door alle landen roemrijk had volbracht ging men evenwel in zijn vaderstad
Thebe voort, hem de verschuldigde eerbied te weigeren en zijn dienst te
versmaden. Men verklaarde hem voor een bedrieger en de boosheid van Agave en
haar zoon ging uiteindelijk zover dat zij besloten de god met zijn tot razernij
opgewonden gezellinnen, de Maenaden, te vermoorden en toen ze op zekere dag
naar de berg Kithairon trokken om de aldaar verzamelde vereerders van de god te
overvallen. De toorn van Dionysus spaarde nu zijn vijandige bloedverwanten niet
langer. Hij maakte het gehele gevolg van Pentheus waanzinnig zodat die in
blinde woede de koning voor een everzwijn aanzag, waarop allen hem tegelijk
aanvielen, zelfs zijn eigen moeder die haar zoon niet meer herkende maar in de
wildste razernij de ongelukkige in stukken scheurde. Nadat zij uit haar roes
ontwaakt was zag Agave in wat zij had aangericht.
Eurema nise, Nu Pyrisitia nise. Virgilius verhaalt over een zangwedstrijd, opgedragen aan Asinius Pollio en verdeeld in twee lange verhalen over ongelukkige liefde. Damon houdt een jammerklacht over de trouweloosheid van Nisa, en Alphesiboeus zingt over de magische praktijken van een vrouw om de liefde van Daphnis te winnen. Mimosa yellow.
Buitenlandse
vlinders. Plaat 21.
Figuur A. B. Menelaus. (Morpho menelaus) Zo zeldzaam als die fraaie vlinder is welke we op plaats 15, figuur A en B afbeelden zo algemeen is deze. Hoewel ze anders vanwege de mooie blauwe satijnachtige gloed van boven en de oogvormige vlekken van onderen op de vleugels aanzienlijk is. De groene ringen en halve maantjes om de ogen zijn glanzend bleekgroen. De voorste poten zijn kort zoals in alle vlinders die uit gedoornde rupsen hun oorsprong hebben. Ze komt van Suriname.
Linnaeus systema naturea XII, pagina 748 nummer 20, Papilio Equites achivi. Merian, Surinaamse insecten, I