Jan Yperman.
Jan Yperman was een jongere tijdgenoot van
Jakob van Maerlant, die door Der Naturen Bloeme de eerste beginselen der
natuurkunde onder het volk verspreidde.
De
biografische gegevens van Jan Yperman zijn heel schaars. De meeste historici
nemen aan dat Yperman geboren is in de stad Ieper. De geboorte- en
overlijdensdatum staan evenals zijn geboorteplaats niet definitief vast, wel
staat vast dat hij te Ieper leeft en werkt, sinds mensenheugenis met Ieper
vereenzelvigd wordt en dat in zijn naam de naam van de Vlaamse stad zelf
opgenomen is. Met zekerheid kan men aannemen dat hij geleefd heeft tussen + 1265
en + 1335. Ook het boek De Cyrurgie van Meester Jan Yperman, door de
Leidse professor E.Ec. van Leersum neergeschreven, houdt deze data aan. De
uitgave Wetenschap in de taal der Vlamingen; vanaf Jacob van Maerlant tot de
stichting van de Akademienvermeldt; Jehan Yperman zou als zoon van een
chirurgijn geboren zijn te Ieper of omgeving omstreeks 1260 en gehuwd zijn in
1285en verder Jehan Yperman, die na 1329 niet meer voorkomt op de Ieperse
stadsrekeningen, is waarschijnlijk weinig jaren later overleden.
De kans
bestaat dat zijn vader ook geneesheer was (Jan Yperman prijst immers in zijn
werken geneesmiddelen aan die zijn vader gebruikte). Zijn zoon zou eveneens
arts zijn geweest ( hij schrijft zijn werken over geneeskunde omme dat hi
begeerde dat hi (zijn zoon) soude
propheteren van vaders kunst en opgedane ervaringen van veel grote meesters)
Hij
genoot een universitaire opleiding te Parijs bij de Milanees Lancfranco (
Waaerbi ic rade also lancfranc mi riet ende leerde.. di leerde meester
lancfranc van meylanen..). Il tudia la chirurgie Paris, sous Lancfranc de
Milan qui enseignait en 1295, avec clat, dans cette cole clbre en En 1303
ou 1304, Jehan Yperman termina ses tudes chirugicales a Paris. Ypermans
Chirurgie vermeldt de totaliteit van de chirurgische kennis van zijn tijd en
verbindt zijn traditie met deze van de Parijse school en de school van Bologna.
Het is niet uitgesloten dat hij van de
Ieperse stadsmagistraat een studiebeurs kreeg. Hoogstwaarschijnlijk werd hij
bij zijn terugkomst te Ieper aangesteld tot heelmeester in het Belle-hospitaal.
Op 8 augustus 1933 werd een bronzen gedenkplaat aangebracht aan het huis (de
kapel, thans Belle Goodshuismuseum) Rijselstraat 38 te Ieper die de volgende
tekst vermeldt; Roemrijke gedachtenis van de befaamden geneesheer en
vermaarden Yperling Jehan Yperman. Hij legde de grondslag der heelkunde en was
werkzaam in t Belle- Godshuis 1304-1331. Hij bewoonde het huis hiernevens.
(bedoeld wordt het huis rechts van de kapel). Inderdaad, in zijn tijd is Yperman
ontegensprekelijk een buitenbeentje op het vlak van de geneeskunde die
baanbrekend werk heeft verricht. We kunnen hem gerust een der eerste
modernegeneesheren noemen. Dat de Vlaamse chirurgie in de Middeleeuwen op een
uitzonderlijk hoog peil stond is door hem een vaststelling die niemand meer in
twijfel trekt. Jan Yperman is in de eerste plaats chirurg en daarnaast ook
geneesheer.
Al
weten we nagenoeg niets over zijn leven, des te beter zijn we over zijn
werkwijze en capaciteiten als geneesheer ingelicht. Zijn kennis en ervaring
schreef hij in 2 boekdelen neer. Het eerste werk, de Cyrurgie zal rond 1318
geschreven zijn (op een tiental jaren is men het niet zeker) dat in zijn tijd
is gesitueerd, een uniek werk. Daarin vertoont Yperman zich als rechtstreekse
voorloper van Vesalius (1543) en William Harvey (1628). Het boek behandelt een
hele reeks ziekteverschijnselen en kwalen met hun mogelijke behandelingen.
Ypermans
tweede werk is de Medicinagetiteld. De hierin beschreven behandelingen zijn
minder revolutionair dan in het eerstgenoemde werk. Deze beide werken zijn, in
tegendeel tot de meeste wetenschappelijke werken uit die tijd, in de Vlaamse
volkstaal geschreven. (misschien een van de redenen waarom Yperman in de eeuwen
daarna in het vergeetboek is geraakt.)
In de
Middeleeuwen bevonden de meeste handschriften zich veilig in
kloosterbibliotheken. De beeldenstorm, (16de Eeuw) keizer Jozef II (18de
eeuw), de Franse Revolutie (eind 18de eeuw) en Wereldoorlog I
zorgden ervoor dat vele handschriften openbaar verkocht, aan openbare
bibliotheken toegewezen of door verzamelaars opgekocht of verloren gingen.
De
Gentenaar K. van Hulthem kocht in 1818 een bundel Middelnederlandse
handschriften en zijn vriend Jan-Frans Willems bestudeerde dit werk in Londen
dat uit 147 perkamentbladen bestond en 17 verhandelingen bevatte wat een
manuscript uit de 14de eeuw was dat melding maakte van de Vlaemsche
taal. De inhoud van de van Hulthem-bundel vermeldt als de twee meest
uitgebreide geschriften de nummers 10, Boek der medicina van Jan Yperman; en
11, Cyrurgie van Jan Yperman.
Tot dan
had nog niemand ooit van Jan Yperman gehoord.
In 1845
verscheen een verhandeling van de Brusselaar Carolus met als titel La
chirurgie du Matre Jehan Ypermans, le pre de la chirurgie flamande. Daarna
volgden nog enkele publicaties over Yperman onder meer van de Ieperse
archivaris en bibliothecaris Diegerick in 1859 en die noemde in zijn Annales
de la Socit dEmulation de Bruges Jehan Yperman als pre de la chirurgie
flamande.
Oude
manuscripten van Ypermans Cyrurgiewerden nog gevonden in Cambridge, de Gentse
Universiteitsbibliotheek (uit nalatenschap van dr. Snellaert) en in 1896 in het
British Museum.
In fine
verscheen de uitgebreide, kritische editie van de Nederlandse professor dr.
E.E. van Leersum in 1912 over de Cyrurgie van meester Jan Yperman die steunde
op de van Hulthemse bundel dat aangevuld was met fragmenten uit de manuscripten
van Cambridge, Londen en Gent en een paar merkwaardige stukken die hij kreeg
van de voormalige Ieperse stadsarchivaris E. de Sagher, onder meer een stuk die
vermeldde dat ene Jehan Ypermans op 18 augustus 1285 huwde en anderzijds dat
Yperman in 1310 tot de burgerij van Ieper behoorde.
Ook met
het schrijven van zijn tweede werk, het Boec der Medicina, bleek Jehan
Yperman een vooruitstrevende medicus geweest te zijn. Men vindt er methoden
beschreven die men van veel jongere datum waande zoals het afbinden van
bloedvaten.
De
Medicinawerd in 1867 door M.C. Broecx en in 1972, in een verbeterde uitgave,
door professor dr. L. Elaut gepubliceerd.
Vermoedelijk
zullen nog weinig historisch gefundeerde elementen aan de diverse uitgaven
toegevoegd kunnen worden omdat het rijke Ieperse archief in Wereldoorlog I
onherroepelijk verloren ging.
Zijn
Cyrurgieis verdeeld in 7 boeken; hoofd, ogen, neus, mond, oren hals en keel
met uiteindelijk de overige ledematen en organen.
Zijn
grote specialiteit is de schedelchirurgie. Tevens is hij de uitvinder van de
slagaderligatuur en –torsie.
Wanneer
we Ypermans Cyrurgie lezen komen we tal van dergelijke voorbeelden tegen. Jan
Yperman toont zich een geneesheer die zich definitief van het dogmatische en
het louter theoretische van de geneeskunde losgemaakt heeft. De kennis van de
oude Griekse en Arabische meesters en van een hele reeks Middeleeuwse meesters
toetst hij aan de
werkelijkheid.
De Cyrurgie is dan ook een samenraapsel van Ypermans ervaringen. In vele
behandelingswijzen blijft hij een kind van zijn tijd, maar bij hem ontdekken we
de eerste sporen van een positief - wetenschappelijk denken wat hem een
voorloper maakt van de moderne geneesheren. In tegenstelling tot zijn illustere
collegas, barbiers en chyrurgijen, gaat hij slechts opereren wanneer het
absoluut noodzakelijk is en probeert hij veeleer door geneesmiddelen genezing
te verkrijgen.
Naast
de kennis van de geneeskunde moest de geneesheer volgens Yperman ook blijk
geven van menselijke kwaliteiten en een algemene ontwikkeling;
Ende
hine moet hem oec niet verstaen van medicinen, maer oec coenen sine boeken van
naturen dat heet philosophie. Want grammarie, logike, rithorike ende ethike,
deze vier consten leren alle dinc met redenen proeven. Yperman is een
voorstander van de uitoefening van heel- en geneeskunde door een enkel persoon.
Hij schreef er trouwens over in zijn tweede befaamde werk, de medicina; ,het
ware oec nuttelijc dattie surgijn ware medicijn ende oec recht, alsi waren ten
beginne also Ypocras was ende galienus ende avicenna, ende also mer noch vindt
in saleerne, overberch te monpelier, ende te parijs, ende also mer noch vint in
andren steden opten dach van heden.
Yperman
haalt fel uit tegen onkundige collegas en kwakzalvers die hij sotte meesters
en dorpersnoemt en die hij soms met naam vermeldt.
Voor de
geneeskunde van Yperman wat nader toegelicht wordt moeten we heel even een blik
werpen op de geneeskunde in die tijd. Die verkeerde in een erbarmelijke
situatie. Nagenoeg iedereen kon de taak van geneesheer uitoefenen. De
geneesheren die aan de universiteit gestudeerd hadden waren vast verankerd aan
de dogmatische en kritiekloze navolgers van de Griekse en Arabische meesters.
De kloof die er bestond tussen geestes- en handarbeid droeg er mede toe bij dat
deze geneesheren nagenoeg geen praktische ervaring hadden. De medische
wetenschap was tevens een mengelmoes van bijgeloof, astrologie, magie etc Waar
de geschoolde geneesheren weinig of geen aandacht hadden voor het als
minderwaardig beschouwde handwerk kwam de praktijk van de geneeskunde in de
handen van ongeschoolde artsen en kwakzalvers van allerlei slag die met de
meeste fantasie dit beroep uitoefenden.
Het zou
nog eeuwen duren voor de beoefening van de geneeskunst aan reglementen
onderworpen werd. De praktijk van deze barbier- chirurgijns beperkte zich
hoofdzakelijk tot het snijden van puisten, aderlaten en amputaties.
Een
raadsbesluit uit 1484 te Leiden;
Meester
Claes, die schoenlapper, die dagelix practiseert ende hanteert in medicijne en
surgijne, wordt deze praktijk verboden.
Een
kritiek van Pieter Haschaert van Armentiers rond 1530;
Die
ongeleerde buffels vroeten in de kunst zoals varkens in de mest, de kleren
maken de man niet, ten sijn alle gheen medecijnen die den langhen tabbaert
dragen (dat was meestal aan de geneesheren die gestudeerd hadden voorbehouden),
noch ook alle chirurgijns die beckens uitsteken (scheerbekkens in het
uithangbord van de barbiers).
De
antieke leer van de vier elementen in de macrokosmos; lucht, water, vuur en aarde
en de daarmee corresponderen elementen in ons lichaam was alom in zwang.
Het
bloed, dat heet is als het vuur
De gele
gal, die vochtig is als het water
Het
slijm, dat koud is zoals de aarde
En
tenslotte de zwarte gal, die droog is als lucht.
Het
kwam er op aan dat deze vier lichaamsstoffen in evenwicht te houden door een
bepaalde voeding en door geneeskrachtige kruiden, stoornis in dit evenwicht
brengt ziekte teweeg. Men ging van elk geneeskundig kruid na in hoeverre het
droog of vochtig, warm of koud was om het te kunnen inzetten tegen de
tegenovergestelde stoornis in de humeuren. Met tegenovergestelde middelen
probeerde men genezing te bekomen.
In deze
geneeswijze werd een enorm belang gehecht aan het purgeren en aan het
aderlaten. Zo kon men kwade en overtollige stoffen verwijderen.
Velen
(soms ganse kloosters) lieten zich enkele keren per jaar aderlaten ter
voorkoming van ziekte. Dat een dergelijke behandeling vaak het
tegenovergestelde resultaat had, spreekt voor zichzelf.
Een
veel voorkomen manier van diagnoseren was de uroscopie of het piskijken. (Zie
de leringhe van orinen.)
In de
middeleeuwse geneeskunde speelden de badstoven een niet onaanzienlijke rol. Als
voorbehoedsmiddel tegen lepra prees men warme baden aan ,men dacht deze ziekte
te voorkomen door de huid rein te houden. In de steden rezen de badhuizen als
paddestoelen uit de grond. Deze warme badinrichtingen voor het publiek
degenereerden al gauw en kregen een slechte naam. Meestal werden ze uitgebaat
door een scone vrouwe.
Laten
we het nu over Jan Yperman hebben.
Zijn
werken getuigen niet alleen van een groote belezenheid, maar leveren ook een
doorslaand bewijs dat de geneeskunde toen verder gevorderd was, dan men vroeger
vermoedde. Hij bezat. eene anatomische kennis die men vor Vesalius onmogelijk
achtte en beschreef kunstbewerkingen die eerst later in zwang geraakten. Vor
Ambroise Par onderstak en bond hij de doorgesneden slagaders en beval zelfs
het verdraaien der arterin aan om het bloed te stelpen. In nadere
bijzonderheden treden over zijn werken ligt buiten ons bestek, alleen zij
aangemerkt dat hij een zelfzoeker was, die zijn heldere en eenvoudige taal wist
vrij te houden van al die schoolgeleerde spitsvondigheden, welke de lezing der
geneeskundige schriften van dien tijd zoo onverkwikkelijk maken.
Aan de
hand van enkele concrete voorbeelden willen we het medisch denken van deze arts
wat nader toelichten en illustreren. Daarin zien we de mening van Yperman ten
aanzien van toestanden in de geneeskunde van zijn tijd.
De
scaermonde of hazenlip werd toegeschreven aan het eten van hazenvlees of een
vissoort, roobaert, door een vrouw. Jan Yperman bestempelt dat als een grote
logene, het sin menich schaerde in lippen wier moeder noyt en aten
hasenvleesch no en sagen robaerde van der see. Voor zover het natuurlijk in zijn tijd
mogelijk was geeft Yperman een rationele uitleg. Volgens hem komt die misgroei
voort van een faute van de vaderlijke kiemcellen of een of andere stoornis
tijdens de zwangerschap of een fauten de baarmoeder of een of andere
ymagieof inbeelding die de moeder tijdens de zwangerschap gemaakt heeft.
Een
tweede voorbeeld is de uitspraak van Yperman over de wonderbare macht die de
koning van Frankrijk zou bezitten om door aanraking de mensen met scrofulen (kliergezwellen
in de hals) te genezen.
Het
geneester vele met haren gelove ende onderwilen genezen sulke niet.
Nu
weten we dat vitamine D een genezende werking heeft op deze tuberculeuze
kliergezwellen. Zonbestraling werkt een vorming van natuurlijke vitamine D in
de hand. Door de wekenlange voettocht tijdens het warme seizoen naar Parijs of
naar bedevaartsoorden en door het soms uren en dagenlang wachten kregen de
mensen de noodzakelijke hoeveelheden zon om te genezen. (Vroeger moest men een
bleke tint hebben om mooi en deftig te zijn, vandaar dat kwalen door
vitaminetekort soms een massale omvang kenden).
Grote
en erg bloedende worden werden
gedicht door middel van gloeiend ijzer of gloeiende olie. Ypermans
ervaring leerde dat men dit beter kon doen door de bloedende aders te
verbinden. De wond werd zo droog mogelijk gehouden en regelmatig met warme wijn
(ontsmettingsmiddel) gewassen.
Praktisch
viel het me op dat bij darmoperaties er een hol pijpje van vlier in gestoken
werd, vast genaaid, het stokje verteerde vanzelf wel weer.
Uit Jan
Annoot en Jozef Deruyter.
Bij
gebrek aan oorkonden is het niet mogelijk de invloed na te gaan die Yperman
noodzakelijk op den stand der geneeskunde in de Nederlanden moet uitgeoefend
hebben. De enige behouden gebleven afschriften van zijn werken bewijzen dat
deze invloed niet onbeduidend moet geweest zijn. Maar de tijd dat men zich van
het wetenschappelijk dogmatisme zou losscheuren, was nog niet aangebroken en
Yperman had geen opvolgers die de stellingen der Grieken en der Arabieren aan
de werkelijkheid van hun eigen waarnemingen durfden toetsen.
TEKST
Cyrurgie,
Boek I, inhoudstafel en cap. 1-15
Auteur: Jan Yperman
Aard: Proza
BRON Brussel,
Koninklijke Bibliotheek, 15624-41
Datum: 1351
Omvang: 88042 woorden
Opm.: Handschrift van 148
bladen, 2 of 3 kolommen per bladzijde, 50 tot 53 regels per kolom. De tekst
bevindt zich op fol. 108r-147v; het hs. bevat verder o.a. nog de Natuurkunde
van het geheelal (fol. 1-6r), de Leringhe van orinen (fol. 22r-28r),
het Liber Magistri Avicenne (fol. 28v-45v), Van de vier elementen en
complexin (fol. 46r47v), een tekst over het verband tussen uiterlijke
kenmerken en karakterile eigenschappen (zie Fysionomie (proza)) (fol.
48r-49r), de Medicina van Jan Yperman (fol. 54r-73r), uittreksels uit
Jacob van Maerlants Heimelijcheit der heimelijcheden en Der naturen
bloeme (fol. 75v-77r), Der mannen ende vrouwen heimelijcheit (fol.
77v-85r), een tekst over handwaarzeggerij (zie Chiromantie (proza))
(fol. 85r-88v) en de Herbarijs (fol. 91r-107r).
EDITIE E.C.
van Leersum (ed.): De "Cyrurgie" van Meester Jan Yperman. Naar
de Handschriften van Brussel, Cambridge, Gent en Londen uitgegeven. Leiden,
[1912].
Status: Kritisch
MNW-nr: 1394, 56.60 (andere editie), 408.108
(ander handschrift), 736 (ander handschrift)
Opm.: Voor zijn uitgave
van Ypermans Cyrurgie heeft Van Leersum gekozen voor de tekst in het
Brusselse handschrift. Hij laste echter regelmatig aanvullingen in uit een
drietal andere handschriften: Cambridge, St. John's College, A 19, Gent,
Bibliotheek der Rijksuniversiteit, 1273 en Londen, British Library,
Harley 1684. De aanvullingen uit deze drie handschriften zijn tussen rechte
haken geplaatst; aan de afsluitende haak gaat een C, G of L vooraf, letters die
verwijzen naar resp. hs. Cambridge, Gent en Londen. De grootste aanvulling is
afkomstig uit hs. Cambridge. Dit gedeelte is niet overgeleverd in de drie
andere handschriften; het volgt in de editie direct na de tekst van hs. Brussel
(p. 168-214) en werd niet tussen rechte haken geplaatst. De overige invoegsels,
die van Van Leersum afkomstig zijn, zijn tussen ronde haken gezet en
gecursiveerd.
De inhoudstafel uit de editie (p. xli-xliv), door de editeur
zelf samengesteld op basis van de diverse kapittelopschriften, gaat hier aan de
eigenlijke tekst van het handschrift vooraf.
Van Leersum geeft in de marges naast de tekst de foliring
van alle vier de handschriften. Hier werd bij het eerste gedeelte van de tekst
(editie, pag. 1-167) alleen de foliring van het Brusselse handschrift
overgenomen. Het tweede stuk (editie, pag. 168-214), met de aanvulling uit hs.
Cambridge, werd voorzien van de foliring van dit laatste hs. (zie hiervoor).
De in de editie gebruikte symbolen voor ons, drachme,
scrupel, pond en Recipe zijn hier vervangen door resp. o.,
dr., scr., lb. en Rp.
Het apparaat met varianten en aantekeningen werd niet
overgenomen uit de editie.
BRONNEN
Jan Ypermans Cyrurgie
is, geheel of gedeeltelijk, o.a. overgeleverd in de volgende handschriften
(alle vier gebruikt voor de editie Van Leersum): Brussel, Koninklijke
Bibliotheek, 15624-41, Cambridge, St. John's College, A 19 (tekst
incompleet), Gent, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, 1273; Londen, British
Library, Harley 1684 (bevat alleen het eerste boek).
Uit Cd.Rom. Middelnederlands.
Toch
wat lastige tekst. Met planten weet je ongeveer wat er komen gaat doordat ik
vele latere vertalingen gelezen heb. Dit is heel wat anders, onbekende materie,
onbekende namen, ook wijzigt het taalgebruik nog wel eens zodat dezelfde
woorden in een andere spelling voorkomen. Toch heb ik het zo goed mogelijk
proberen te vertalen zodat het voor velen al wat duidelijker en sneller te
lezen wordt.
N.
Koomen.
Zie ten
overvloede onderaan E. C. Van Leersum.
MEESTER JAN YPERMANS SURGIE
[Wy sijn sculdich onse werck yerst gode te beveelne onsen vader ende
den sone ende den heylighen gheest In drie personen .1. warachtich god Den
vader sonder beghyn Den zone comende vanden vader gheboren vander maghet
marien moeder wesende ende maghet blivende Den heylighen gheest comende
vanden vader ende vanden zone Dese drie persone een wille ende een god Nu
biddic der maghet ende der moeder alder werelt Advocatigge dye ane hare
ghelovet ende ane haren zone dat zy voere ons bidde ende over den dichtere
van desen ghedichte dat hij my moete gheven den syn ende dye conste dat icke
moete nemen uten auctoers Cirurgie die nuttelec moet wesen den lieden die
ghequetsts sijn of dye ander ongelukken hebben datsij dair mede moeten
ghenesen ende dye bate ontfaen van haren ongelukken // Ay sente Cosme sente
damyaen heylege martelaerts Jhesus kerst ende sente luuc den flsissijn ende
capellaen der moeder gods heylich ewangelyste bidt gode over alle die ghene
dye wercken zulen met desen wercken also zij hier bescreven staen die
werke vander hant datmen heet cuijrgye van buten. C] 2 |
MEESTER JAN YPERMANS CHIRURGIE.
Wij moeten ons werk eerst aan God aan bevelen, onze Vader en de Zoon
en de Heilige Geest in drie personen, 1 waarachtige God, de Vader zonder
begin, de Zoon die van de Vader komt en geboren uit de Maagd Maria die moeder
werd en maagd bleef. De Heilige Geest die van de vader en van de Zoon komt.
Deze drie personen met 1 wil en 1 God. Nu bid ik de maagd en de moeder van de
hele wereld pleitbezorger voor die aan haar gelooft en aan haar zoon dat ze
voor ons bidden en voor de dichter van dit gedicht dat hij me zijn en uw
kunst moet geven dat ik moet nemen uit auteurs van chirurgie die nuttig moet
wezen voor mensen die gekwetst zijn of die andere ongelukken hebben dat ze
daarmee moeten genezen en de baat ontvangen van hun ongeluk. Ai, Sint Cosmos,
Sint Damianus, heilige martelaars, Jezus Christus en Sint Lucas, de arts en
kapelaan van de moeder Gods, heilige evangelist bidt God voor al diegenen die
werken zullen met dit werk zoals ze hier beschreven staan het werk van de
hand dat men chirurgie van buiten noemt. C] [2] |
DITS DIE TAFELE VAN MEESTER JAN YPERMANS SURGIE. DEWELKE HEEFT
IN .7. BOEKEN. |
DIT I S DE INDEX VAN DOKTER JAN
YPERMANS CHIRURGIE DIE 7 HOOFDSTUKKEN BEVAT. |
Eerste boec. Van den hoofde. Cap. 1. Van den hoefde ende van sire sceppenissen ..... 5. Cap. 2. In wat manieren therssenbecken gewont mach siin in die
tekenen van den liesen gewont alse dura mater ende pia mater ..... 9. Cap. 3. Hoe thoeft gedeilt es ende hoe men die deel sal mogen
medicineren ..... 11. Cap. 4. In isto capitulo protestis scire quod pertinet ad
cyrurgicum et quomodo se ipsum habebit et reget et omnis (!) articulo quos
tenetur habere de jure ..... 12. Cap. 5. Dits leringe hoe men ierstwerf sal vermaken entie wonden
te nayene in elke stede ..... 14. Cap. 6. Van wonden te stremmene van bloede ..... 16. Cap. 7. Van den hoefde gewont ende niet toten herssenbeckene ende
ierst van .4. tiden int jaer ..... 20. Cap. 8. Die leringe van bulen gevallen of geslegen of geworpen
of van wonden optie bulen ..... 20. Cap. 9. Hier leert men kennen ende proeven of therssenbecken
ontwee es met bulen of sonder bulen of met wonden ..... 24. Cap. 10. Dits van gevacken af geslagen sonder been ende metten
bene ende dore ..... 25. Cap. 11. Dits van gevacken af geslagen met snidender wapinen so
dat men siet dura mater ..... 26. Cap. 12. Van den herssenbeckene gewont met snidender wapenen ende
dat gescaelget ..... 28. Cap. 13. Van dat men therssenbecken wont metten hoeke van .1.
fautsoene of aex. of metten orde van den swerde ..... 30. Cap. 14. Van den bulen diemen valt int herssenbecken of slaet of
worpt swaerlike ..... 34. Cap. 15. Van dat men therssenbecken wont so dat dene zide vander
score van den bene sciet onder dandere. dat gevalt ondertiden met groten
scoren ..... 35. xxxix Cap. 16. Die leringe
van den herssenbeckene tebroken slecht sonder wonde int vleesch ..... 36. Cap. 17. Die leringe vanden .4. meesters ende van roelandine
ende van vele andere goeder meesters ..... 40. Cap. 18. Hoe men nayen sal int ansichte ende in andren steden om
scone lixemen te makene ..... 46. Cap. 19. Dits van kindren die siin geboren met gespletenen lippen
scaertmonde ..... 48. Cap. 20. Dits van bulen te doene gesitten die herde moru siin
..... 49. Cap. 21. Van wonden die vallen boven die ogen dweers toten bene
..... 49. Cap. 22. Van dat die ore afgescoort es so dat si hangende blijft
an thooft ..... 50. Cap. 23. Van wonden gescoten int ansichte of in andren steden
..... 52. Cap. 24. Van dornen of gescutte uut te doen comen sonder sniden
.....55. Cap. 25. Hoe men den gewonden es sculdech te houdene van etene
ende van drinkene ende waer af men sal doen wachten ..... 56. Cap. 26. Dits van spasmus. dats die crampe. ende dit es vrese
den gewonden ..... 57. Cap. 27. Van scorfheiden van den hoofde bi den rade van den .4.
meesters ..... 60. Cap. 28. Dits van lusen die wassen op thooft of in andren steden
an den lichaem. die cuere daer iegen ..... 65. Cap. 29. Dits van den wannen opt hooft dat men heet overbene
.....66. Cap. 30. Van te genesene bulen opt hooft ..... 67. |
Kap. 1. Van het hoofd en van zijn schepping ..... 5. Kap. 2. In welke manieren het hersenbekken gewond mag zijn in de
tekens van de hersenvlies gewond zoals harde hersenvlies en dunne hersenvlies
..... 9. Kap. 3. Hoe het hoofd gedeeld is en hoe men dat deel zal mogen
medicineren ..... 11. Kap. 4. In isto capitulo protestis scire quod pertinet ad
cyrurgicum et quomodo se ipsum habebit et reget et omnis (!) articulo quos
tenetur habere de jure ..... 12. Kap. 5. Dit is de lering hoe men de eerste keer zal maken en de
wonden te naaien op elke plaats ..... 14. Kap. 6. Van wonden te stremmen van bloed ..... 16. Kap. 7. Van het hoofd gewond en niet tot het hersenbekken en
eerst van 4 tijden in het jaar ..... 20. Kap. 8. De lering van builen gevallen of geslagen of geworpen of
van wonden op die builen ..... 20. Kap. 9. Hier leert men kennen en beproeven of het hersenbekken
stuk is met builen of zonder builen of met wonden ..... 24. Kap. 10. Dit is van gedeelte van afgeslagen zonder been en met
het been en door ..... 25. Kap. 11. Dit is van gedeelte van afgeslagen met snijdende wapens
zodat men harde hersenvlies ziet..... 26. Kap. 12. Van het hersenbekken gewond met snijdende wapens en dat
met splinters ..... 28. Kap. 13. Van dat men het hersenbekken verwond met de hoek van
een dolk of bijl of met het orde van het zwaard ..... 30. Kap. 14. Van de builen die men valt in het hersenbekken of slaat
of zwaar werpt..... 34. Kap. 15. Van dat men het hersenbekken verwond zodat de ene zijde van de scheur van het been onder het andere schiet, dat gebeurt soms met grote scheuren ..... 35. (xxxix) Kap. 16. De lering van het hersenbekken gebroken, echt zonder
wond in het vlees ..... 36. Kap. 17. Die lering van de 4 dokters en van Rolando en van vele
andere goede dokters ..... 40. Kap. 18. Hoe men naaien zal in het aanzicht en in andere
plaatsen om mooie littekens te maken ..... 46. Kap. 19. Dit is van kinderen die zijn geboren met gespleten
lippen, hazenlip..... 48. Kap. 20. Dit is van builen te laten zinken die zeer murw zijn
..... 49. Kap. 21. Van wonden die vallen boven die ogen dwars tot het been
..... 49. Kap. 22. Van dat die oren afgescheurd zijn zodat ze hangen
blijven aan het hoofd ..... 50. Kap. 23. Van wonden geschoten in het aanzicht of in andere
plaatsen ..... 52. Kap. 24. Van doornen of geschut uit te laten komen zonder snijden
.....55. Kap. 25. Hoe men de gewonden moet houden van eten en van drinken
en waarvan men ze zal laten wachten ..... 56. Kap. 26. Dit is van spasme, dat is kramp en dit is de vrees van
de gewonde ..... 57. Kap. 27. Van schurft van het hoofd door aanraden van de 4
dokters ..... 60. Kap. 28. Dit is van luizen die op het hoofd of in andere
plaatsen aan het lichaam groeien, de genezing daartegen ..... 65. Kap. 29. Dit is van de uitwassen op het hoofd dat men uitwas
noemt .....66. Kap. 30. Van builen op het hoofd te genezen..... 67. |
Tweede boec. Van den ogen ..... 70. Cap. 1. Ierst hoe die ogen geformert siin ..... 71. Cap. 2. Nu suldi verstaen van ongemaken in die ogen ende hoe dat
si comen ..... 73. Cap. 3. Vander minster optalmen entie cure der iegen ..... 74. Cap. 4. Vander ander optalmen die starker es ..... 74. Cap. 5. Vander starxster optalmen of van misseliken ziecheiden
die van optalmen comen ..... 76. Cap. 6. Van pusten in dogen ende wit dat ungula heet in latine
..... 77. Cap. 7. Vander smetten die pannus heet ende benemt al die lucht
vanden ogen ..... 77. Cap. 8. Hoe vele manieren van desen smetten ende tekenen .....
78. Cap. 9. Vander ierster smetten die hare verbaert alse .1. cleine
sandekijn ..... 78. Cap. 10. Vander ander smetten die hare verbaert alse .1.
vischscelle ..... 79. Cap. 11. Vander derder smetten die haer verbaert als .1. vlocke
sneus ..... 80. Cap. 12. Vander vierder smetten die al doge heeft bedect .....
80. Cap. 13. Dits van doeken of nagelen in latine ungula ende van
smetten ..... 81. xl Cap. 14. Dits van brunen doeken of nagelen ende comen van
melancolien ende genesen cume ..... 82. Cap. 15. Van poentkinen die gevallen van geslagenen ogen blau
..... 82. Cap. 16. Van scorfden ogen ende van rootheiden ende van joocten
in dogen ..... 83. Cap. 17. Dits vanden seebel in die ogen ..... 83. Cap. 18. Van lopenden ogen ende waeraf tranen comen. entie cure
daer iegen ..... 83. Cap. 19. Van leepen ogen of tervenden ..... 85. Cap. 20. Van blauwen ogen geslagen of geworpen. etc. ..... 86. Cap. 21. Dits van .4. catracten in dogen die men genesen mach
entie bekennen ..... 86. Cap. 22. Vanden catracten die men niet ghenesen mach ..... 89. Cap. 23. Vanden wonden van den oghen ..... 90. Cap. 24. Vanden fistel die wassen inden sterken vander oghen
..... 91. Cap. 25. Dit es van nolimetangere int anscijn of an die lippen
..... 93. |
Tweede boek. Van de ogen ..... 70. Kap. 1. Eerst hoe die ogen gevormd zijn ..... 71. Kap. 2. Nu zal ge verstaan van ongemakken in de ogen en hoe dat
ze komen ..... 73. Kap. 3. Van de kleinste opthalmie en de genezing ertegen .....
74. Kap. 4. Van de ander opthalmie die sterker is ..... 74. Kap. 5. Van de sterkste opthalmie of van verschillende ziektes
die van opthalmie komen ..... 76. Kap. 6. Van puisten in de ogen en het wit dat ungula heet in
Latijn (pteryion, vleugelvlies)..... 77. Kap. 7. Van de smetten die pannus heet en beneemt alle licht van
de ogen ..... (pannus corneus, soort van ontsteking van het hoornvlies, ook
sebel genoemd) 77. Kap. 8. Hoeveel soorten er zijn van deze smetten en tekens .....
78. Kap. 9. Van de eerste smet die zich openbaart als een klein zand
..... 78. Kap. 10. Van de andere smetten die zich openbaren als een visschel
..... 79. Kap. 11. Van de derde smet die zich openbaart als een vlok
sneeuw ..... 80. Kap. 12. Van de vierde smet die het hele oog heeft bedekt .....
80. Kap. 13. Dit is van doeken of nagels in Latijn ungula (lunula) en van smetten ..... 81. (xl) Kap. 14. Dit is van bruine doeken of nagels en komen van
melancholie en genezen nauwelijks ..... 82. Kap. 15. Van puntjes die vallen van blauw geslagen ogen..... 82. Kap. 16. Van schurftige ogen en van roodheden en van jeuk in de
ogen ..... 83. Kap. 17. Dit is van de zeepbel in de ogen ..... 83. Kap. 18. Van lopende ogen en waarvan tranen komen en de genezing
daartegen ..... 83. Kap. 19. Van lopende ogen of tranende ..... 85. Kap. 20. Van blauwe ogen geslagen of geworpen. etc. ..... 86. Kap. 21. Dit is van 4 cataracten in de ogen die men genezen kan
en die herkennen ..... 86. Kap. 22. Van de cataracten die men niet genezen kan ..... 89. Kap. 23. Van de wonden van de ogen ..... 90. Kap. 24. Van de etterwond die groeit in het sterke van de ogen
..... 91. Kap. 25. Dit is van noli me tangere in het aanschijn of aan de
lippen ..... 93. |
Derde boec. Van den nese ..... 94. Cap. 1. Van den nese. ende ierst die sceppenisse van den nese
..... 95. Cap. 2. Ende ierst van polipus ..... 96. Cap. 3. Van puusten die wassen in den nese ..... 98. Cap. 4. Van ondercootten sweren in den nese ..... 99. Cap. 5. Van wey vlesche in den nese ..... 99. Cap. 6. Van bloedene ten nese entie cure daertoe ..... 100. Cap. 7. Van stanke
in den nese ..... 101. |
Derde boek. Van de neus ..... 94. Kap. 1. Van de neus en eerst de schepping van de neus ..... 95. Kap. 2. En eerst van poliep ..... 96. Kap. 3. Van puisten die in de neus groeien..... 98. Kap. 4. Van verharde zweren in de neus ..... 99. Kap. 5. Van wild (1) vlees in de neus ..... 99. Kap. 6. Van bloed in de neus en de genezing daartoe ..... 100. Kap. 7. Van stank in
de neus ..... 101. |
(1) Granulatie weefsel waarmee wonden en zweren
dicht kunnen groeien.
Vierde boec. Van den monde ..... 102. Cap. 1. Vander sceppenissen van den mont ..... 103. Cap. 2. Vanden huve .... van siere verstennissen ..... 104. Cap. 3. Vanden ziecheden die comen mogen in die tonge ..... 106. Cap. 4. Van swillingen vander tongen ..... 106. Cap. 5. Van sweringen optie tonge ..... 107. Cap. 6. Vander clievingen vander tongen ..... 107. Cap. 7. Vander bintadren ..... 107. Cap. 8. Van ranula onder die tonge ..... 108. Cap. 9. Van spasme vander tongen dats crampe daerin ..... 108. Cap. 10. Dits van verlagingen vander tongen dats juchticheit
..... 108. Cap. 11. Dits van puusten vanden mont ende vanden vlagen .....
109. Cap. 12. Dits van den tantvlesche ..... 109. Cap. 13. Van canker in tantvlesch ..... 109. Cap. 14. Van groten vlesc an tantvleesch alse spenen ..... 110. Cap. 15. Van clievingen van lippen of bleinen of vlagingen .....
110. Cap. 16. Vanden tantvlesc geswollen ..... 111. Cap. 17. Hoe dat tantswere toecomt ..... 111.xli Cap. 18. Dits die
cure van tanden die sweren ende sonder gaten ..... 112. Cap. 19. Dits van den tanden die siin gegaet ..... 113. Cap. 20. Van swarten tanden wit te makene ..... 114. |
Vierde boek. Van de mond ..... 102. Kap. 1. Van de schepping van de mond ..... 103. Kap. 2. Van de huig .... van zijn begrip ..... 104. Kap. 3. Van de ziektes die in de tong komen mogen..... 106. Kap. 4. Van zwellingen van de tong ..... 106. Kap. 5. Van zweren op de tong ..... 107. Kap. 6. Van de kloven van de tong ..... 107. Kap. 7. Van de bindaderen ..... 107. Kap. 8. Van ranula onder de tong ..... 108. Kap. 9. Van spasme van de tong, dat is kramp daarin ..... 108. Kap. 10. Dit is van verlagingen van de tong, dat is
jichtachtigheid..... 108. Kap. 11. Dit is van puisten van de mond en van ontvellen .....
109. Kap. 12. Dit is van het tandvlees ..... 109. Kap. 13. Van kanker in het tandvlees ..... 109. Kap. 14. Van groot vlees aan tandvlees zoals spenen ..... 110. Kap. 15. Van kloven van lippen of blaren of ontvellen ..... 110. Kap. 16. Van het tandvlees gezwollen ..... 111. Kap. 17. Hoe dat tandpijn komt ..... 111. (xli) Kap. 18. Dit is de
genezing van tanden die zweren en zonder gaten ..... 112. Kap. 19. Dit is van de tanden met gaten ..... 113. Kap. 20. Van zwarte tanden wit te maken ..... 114. |
Vijfte boec. Vanden oren ..... 115. Cap. 1. Ende sprect ierst wat die ore es ..... 116. Cap. 2. Van sweringen van der oren ..... 117. Cap. 3. Dits van sweringen in die oren ende hoe mense cureren
sal ..... 117. Cap. 4. Van wormen of lusen gelopen in die oren .....118. Cap. 5. Van misseliken dingen dat vallet in doren. etc. .....
118. Cap. 6. Van watere gevallen in die oren ..... 119. Cap. 7. Van oren die lange hebben gelopen ende stinken. ende
daer fistel in is ..... 119. Cap. 8. Van rutingen in die oren ..... 120. Cap. 9. Van droefheiden in die oren ..... 120. |
Vijfde boek. Van de oren ..... 115. Kap. 1. En spreekt eerst wat het oor is ..... 116. Kap. 2. Van zweren van de oren ..... 117. Kap. 3. Dit is van zweren in de oren en hoe men ze genezen zal
..... 117. Kap. 4. Van wormen of luizen gelopen in de oren .....118. Kap. 5. Van verschillende dingen die in de oren vallen, etc.
..... 118. Kap. 6. Van water dat valt in de oren ..... 119. Kap. 7. Van oren die lang hebben gelopen en stinken en daar
etter in is ..... 119. Kap. 8. Van tuiten in de oren ..... 120. Kap. 9. Van droefheid in de oren ..... 120. |
Seste boec. Van den halse ende van der kelen ..... 122. Cap. 1. Ende ierst die sceppenisse daeraf al toten scoudren
..... 123. Cap. 2. Van wonden die in den hals geslegen of gesteken siin
..... 125. Cap. 3. Van ysopagus gewont so datter die spiss dore gaet .....
126. Cap. 4. Van wonden die vallen in den roepere achter ..... 127. Cap. 5. Vander squinancien ..... 127. Cap. 6. Van branken of amandren ..... 129. Cap. 7. Dits van ranula onder die tonge ..... 131. Cap. 8. Van graten of benen gescoten in de kele ..... 131. Cap. 9. Van bocium an die kele gewassen ..... 132. Cap. 10. Van scrofulen diemen heet sconinx evel ..... 133. Cap. 11. Van scrophulen of glandulen te snidene ..... 135. Cap. 12. Van scrophulen of glandulen uut te broken ..... 135. |
Zesde boek. Van de hals en van de keel ..... 122. Kap. 1. En eerst de schepping daarvan al tot de schouders .....
123. Kap. 2. Van wonden die in de hals geslagen of gestoken zijn
..... 125. Kap. 3. Van ysopagus (slokdarm) gewond zodat de spijs er door
gaat ..... 126. Kap. 4. Van wonden die vallen in de roeper (strot) achter .....
127. Kap. 5. Van de keelontsteking ..... 127. Kap. 6. Van vertakkingen of amandelen ..... 129. Kap. 7. Dit is van ranula onder de tong ..... 131. Kap. 8. Van graten of benen geschoten in de keel ..... 131. Kap. 9. Van bocium (struma) die aan de keel groeit..... 132. Kap. 10. Van halsklieren die men koningseuvel noemt ..... 133. Kap. 11. Van halsklieren of klieren en snijden ..... 135. Kap. 12. Van halsklieren of klieren uit te breken ..... 135. |
Sevende boec. Vanden halse ende vander kelen nederwert tote
allen leden ende tallen steden vanden lichame ..... 136. Cap. 1. Van datmen wont adren of arterien te meneger steden
vanden lichame ..... 138. Cap. 2. Van den canebene gewont of daer ontrent ..... 140. Cap. 3. Van steken met kniven of des gelijc ..... 140. Cap. 4. Vander herten gewont ..... 142. Cap. 5. Van dootwonden waerse vallen anden live ..... 143. Cap. 6. Dits vander nieren gewont ..... 145. Cap. 7. Van musen of zenewen gewont in den pistel van den armen
..... 145. Cap. 8. Van wonden in den ellenboge of in andren juncturen .....
147. xlii Cap. 9. Van wonden in die darmen ..... 148. Cap. 10. Van te cortene die darmen ..... 148. Cap. 11. Vanden gescorden of die den steen hebben ..... 149. Cap. 12. Van carnofels gelijc gescorden ..... 150. Cap. 13. Vanden stene dat ondersceet ..... 150. Cap. 14. Van den spenen ..... 151. Cap. 15. Van te genesene die spenen ..... 151. Cap. 16. Van den preparacien ..... 151. Cap. 17. Van der tijt dat men medicine geven sal te vorsiene
..... 152. Cap. 18. Van spenen die comen van den menisoene ..... 152. Cap. 19. Van .3. manieren van spenen te bekenne ..... 153. Cap. 20. Van .5. adren diemen heet spenen .....153. Cap. 21. Van geswollenen spenen te vorsiene ..... 154. Cap. 22. Van handelingen te verstane ..... 154. Cap. 23. Van buten nature te werkene ..... 155. Cap. 24. Van den dyescinkele uter stede ..... 158. Cap. 25. Hoe die dyescinkele es gemaect boven ..... 158. Cap. 26. Van den dyescinkele te broken ..... 159. Cap. 27. Van den dieskincele ..... 160. Cap. 28. Van te settene dbeen eer ment spalct ..... 161. Cap. 29. Vanden knie uter stede ..... 161. Cap. 30. Van wonden int knie ..... 161. Cap. 31. Van benen te broken ..... 162. Cap. 32. Van benen die uutragen ..... 163. Cap. 33. Van diversen meesters ..... 163. Cap. 34. Andre mesters ..... 164. Cap. 35. Van den voete uten lede ..... 164. Cap. 36. Van den voete verwrongen ..... 164. Cap. 37. Van den voete te broken ..... 165. Cap. 38. Van diversen werkene van mesters ..... 165. Cap. 39. Ander meesters ..... 165. Cap. 40. ..... 166. Van rudicheit ende scorreftheit ane die mensche ..... 168. Van warten die toe commen over al dat lijf ..... 171. Van den poucken ende van den maselen ..... 173. Nu willic jou bescriven van eener siecheit datmen heet laserscap
..... 175. Dit sijn die teekinen van laserien ..... 175. Van den laserscap dat men heet alopicia ofte vulpes ..... 175. Van den laserscap datmen heet leonina ..... 176. Dit sijn de teekinen die hebben leonnus ..... 176. Van den laserscap datmen heet elefancia ..... 176. Warachtige prove omme dat laserscap te kennen .....177. Laserie van ghenoeten ..... 178. xliii Van den tresoer omme te verhoudene laserie ..... 179. Dye ghene die venin ghenomen heft ofte ghedroncken ..... 180. Om te weder slane dat venin dat men heet cantarides ..... 181. Van der steken of beeten vander slanghen ..... 181. Vander beeten ofte steken der scorpioen ..... 182. Van der beeten ofte steken der ruthelen ..... 182. Die bete van den verwoeden hont es quaets van al ..... 182. Dits den armen tresoer jeghen venin ..... 182. Van clieren datmen heet scrouffelen ..... 183. Van den stancke dat yrcus heet in die oxelen ..... 186. Van den clappoeren diemen heet bubo ..... 186. Van den siecheit diemen heet fistula ..... 187. Van apostemen die commen van colera combusta ..... 190. Van bescautheit van hete water ofte van viere ..... 192. Van den bloet zweere flegmon ..... 193. Van der couwe aposteme die men heet zimia ..... 193. Leeringhe des Ypermans ..... 194. Van den lever ghewont ..... 195. Van dat den lever hute hanghet ..... 195. Van wonden in den nieren ..... 195. Van den blase ghewont ..... 195. Van dat den darmen ghewont sijn ..... 196. Van ghescorden te ghenesene sonder snijden ..... 196. Van apostemen die wassen in de rode der veden ende dat van winde
es ..... 198. Van gaten in den roeden der veden ..... 199. Van den vede die erisipeleren wille ofte ontsteken ..... 201. Hoemen den siecken houwen sel van eten ende van drincken .....
202. Van den cancker in den vede ..... 203. Van bloet te stelpen in de roede der vede ..... 203. Van apostemen ende zwellingge der cullen ..... 205. Van apostemen van couwe saken ..... 205. Van eenen siecheit in den cullen die men heet erina ..... 206. Van water carnouffele ..... 206. Van den gescorden te ghenesene in ander maniere ..... 207. Van den navele ghescort in kinderen ..... 208. Van spenen die wassen in dat fundament ..... 209. Van den fistele in den ersdarme ..... 210. Van dat fundament dicken hute gaet ..... 211. Hier beghint dat bouc van den quaden beenen ..... 212. Van apostemen in der beenen ..... 213. Van den cancker die comt in den beenen ..... 213. |
Zevende boek. Van de hals en van de keel naar beneden tot
alle leden en tot alle plaatsen van het lichaam ..... 136. Kap. 1. Van dat men aderen of arterin op vele plaatsen van het
lichaam verwond..... 138. Kap. 2. Van de borstbeen (sleutelbeen) gewond of daar ontrent
..... 140. Kap. 3. Van steken met messen of dergelijke ..... 140. Kap. 4. Van het hart gewond ..... 142. Kap. 5. Van doodsonden waar ze vallen aan het lijf ..... 143. Kap. 6. Dit is van de nieren gewond ..... 145. Kap. 7. Van spieren of zenuwen gewond in de pees van de armen
..... 145. Kap. 8. Van wonden in de elleboog of in anderen
gerwichten..... 147. (xlii) Kap. 9. Van wonden in de darmen ..... 148. Kap. 10. Van te korten de darmen ..... 148. Kap. 11. Van de breuk of die de steen hebben ..... 149. Kap. 12. Van darmbreuk net zoals breuken ..... 150. Kap. 13. Van de steen, het verschil ..... 150. Kap. 14. Van de aambeien ..... 151. Kap. 15. Van te genezen de aambeien ..... 151. Kap. 16. Van de preparaten ..... 151. Kap. 17. Van de tijd dat men medicijnen geven zal te voorzien
..... 152. Kap. 18. Van aambeien die van de loop komen..... 152. Kap. 19. Van 3 soorten van aambeien te herkennen ..... 153. Kap. 20. Van 5 aderen die men aambeien noemt .....153. Kap. 21. Van gezwollen aambeien te voorzien ..... 154. Kap. 22. Van handelingen te verstaan ..... 154. Kap. 23. Van buiten natuur te werken ..... 155. Kap. 24. Van de dijbeen uit de plaats ..... 158. Kap. 25. Hoe de dijbeen is gemaakt boven ..... 158. Kap. 26. Van de dijbeen gebroken ..... 159. Kap. 27. Van de dijbeen ..... 160. Kap. 28. Van te zetten het been eer men het spalkt ..... 161. Kap. 29. Van de knie uit de plaats ..... 161. Kap. 30. Van wonden in de knie ..... 161. Kap. 31. Van benen gebroken ..... 162. Kap. 32. Van benen die uitsteken ..... 163. Kap. 33. Van diverse dokters ..... 163. Kap. 34. Andere dokters ..... 164. Kap. 35. Van de voeten uit het lid ..... 164. Kap. 36. Van de voeten verwrongen ..... 164. Kap. 37. Van de voeten gebroken ..... 165. Kap. 38. Van diverse werken van dokters ..... 165. Kap. 39. Andere dokters ..... 165. Kap. 40. ..... 166. Van ruwheid en schurft aan de mensen ..... 168. Van wratten die toekomen over het hele lijf ..... 171. Van de pokken en van de mazelen ..... 173. Nu wil ik u beschrijven van een ziekte dat men melaatsheid of
huidziekte noemt ..... 175. Dit zijn de tekens van huidziekte ..... 175. Van de huidziekte dat men alopicia of vulpes noemt.... 175. (1) Van de huidziekte dat men leonina noemt ..... 176. (Lenontiasis,
lepra van het aangezicht) Dit zijn de tekens die leonnus hebben ..... 176. Van de huidziekte die men elefancia noemt ..... 176. Waarachtig bewijs om de huidziekte te kennen .....177. Huidziekte van coitus ..... 178. (xliii) Van de troost om huidziekte te verhoeden..... 179. Diegene die gif genomen heeft of gedronken ..... 180. Om dat gif te weerstaan dat men canthariden noemt ..... 181. Van de steken of beten van de slangen ..... 181. Van de beten of steken van de schorpioen ..... 182. Van de beten of steken van de bijen..... 182. De beten van de dolle hond is het ergste van al ..... 182. Dit is de armentroost tegen venijn ..... 182. Van klieren die men scrophulen noemt ..... 183. Van de stank dat yrcus heet in de oksels ..... 186. Van de klaporen die men bubo noemt ..... 186. Van de ziekte die men fistel noemt ..... 187. Van gezwellen die van colera combusta komen..... 190. Van verbranding van heet water of van vuur ..... 192. Van de bloedzweer flegmon ..... 193. Van het koude gezwel die men zimia noemt ..... 193. Lering van Ypermans ..... 194. Van de lever gewond ..... 195. Van dat de lever uithangt ..... 195. Van wonden in de nieren ..... 195. Van de blaas gewond ..... 195. Van dat de darmen gewond zijn ..... 196. Van breuken te genezen zonder snijden ..... 196. Van gezwellen die in de roede van het geslacht groeien en dat
van wind is ..... 198. Van gaten in de roede van het geslacht ..... 199. Van het geslacht die zweren wil of ontsteken ..... 201. Hoe men de zieke houden zal van eten en van drinken ..... 202. Van de kanker in het geslacht ..... 203. Van bloed te stelpen in de roede van het geslacht ..... 203. Van zweren en zwelling van de ballen ..... 205. Van gezwellen van koude zaken ..... 205. Van een ziekte in de ballen die men hernia noemt ..... 206. Van water netbreuken ..... 206. Van de breuken te genezen op een andere manier ..... 207. Van de navel gescheurd in kinderen ..... 208. Van aambeien die in dat fundament groeien..... 209. Van de etterwond in de aarsdarm ..... 210. Van dat fundament dik uitgaat ..... 211. Hier begint dat boek van de kwade benen ..... 212. Van gezwellen in de benen ..... 213. Van de kanker die in de benen komt..... 213. |
(1) een
haarziekte, vroeger ook wel Vulpes genoemd, zich kenmerkend door: een
Alopecia, uytvallen des hayrs van den hoofde, ende somtijdts der wijnbrauwen,
des baerts ende van andere partyen, het welcke men ghemeynelick de Palade
noemt. Dit ghebreck wordt also van de Medicijns ghenoemt, ghelijck als de
siecte van oude vossen, om dat de selve alsulcken uytvallen des hayrs
onderworpen zijn, midts eenige schurften die sy in haren ouderdom ghekrijghen
(Par).
|107rb| Dits de
tafele van meester Jan ypermans surgie. dewelke heeft in .7. boeken. Ende
dierste boec sprect vanden hoefde 3 ende van den wonden vanden
herssenbeckene. ende heeft in .30. capittele.
.1. Dierste sprect vander sceppenissen vanden hoofde
.2. In wat manieren therssenbecken gewont mach siin entie tekene
vander liesen gewont als dura mater
.3. Hoe thooft gedeilt es ende hoemen die deel sal mogen medicinieren 4 .4. van dat den surgijn toe
behoort
.5. Hoemen ierstwerf vermaken sal die wonde
.6. Van wonden te stremmene van bloede
.7. vanden hoofde gewont ende niet toten herssenbeckene ende ierst van
vier tiden int jaer
.8. van bulen gevallen. of wonden optie bulen
.9. van te kenne of therssenbecken ontwee es met bulen of sonder
.10. van gevacken af geslegen met bene. of der sonder
.11. van gevacken af. dermen ziet dura mater
.12. vanden herssenbeckene gewont ende dat gescaelget
.13. Van den hersenbec. gewont metten hoeke van enen fautsoene of aex.
of ort vanden swerde
.14. vanden herssenbec. tebroken sonder wonde int vleesch met bulen
.15. vanden hersenbec. gescort. dat deen [been] sciet onder dander
.16. vanden herssebec. te broken slecht sonder wonde
.17. wat die .4. meesters leren vanden herssenbec. etc. .18.
hoemen nayen sal int ansichte om scone lixemen te makene
.19. van die met gespletenen lippen geboren siin
.20. van morwen bulen te doen gesitten
.21. van wonden boven dogen dwers toten bene
.22. vander oren af gescort. so datsi hangende blijft an thooft
.23. van wanden gescoten int ansichte of eldre
.24. van dornen of gescutte uut doen comen sonder sniden
.25. hoemen den gewonden sculdech es te houdene van etene ende van
drinkene ende te hoedene
.26. van spasmus dats van crampe
.27. van scorftheiden vanden hoofde
.28. van lusen te verdrivene waer datse siin
.29. van wannen op thooft of overbene
.30. van bulten op thooft in latine testudo
Dese leringen suldi alle vinden ende elc op siin proper getal
achtervolgende 5 |107va| Hic
incipit cyrurgia magistri Johannis domini ypermans quam ipse compilavit et in
teutonico redegit filio suo. Omme dat hi begerde dat hi propheteren soude met
sire consten ende met sire leringen Ende metter leringen van vele groetere
meesters ende uut vele goeden auctoers getrect also men hier na vinden sal op
surgie. Ende oec so salmen hier in leren wat surgye es ende wat surgyen
toebehort. ende oec wat den surgijn toebehort Ende men sal ierst seggen wat
thoeft es Surgie es geseit van der hant. cyros in griex. dats .1. hant in
dietsch surgie. dats werc gewrocht metter hant ende es te verstane surgie
hant werc van medicinen Nu wille wi beginnen onse werc van surgien ierst op
thoeft ende alderierst wat thoeft es |
|107rb| Dit is de tafel van meester
Jan Ypermans chirurgie die 7 boeken bevat. En het eerste boek spreekt van het hoofd (3)
en van de wonden van de schedel en bevat 30 kapittels.
1. De eerste spreekt van de schepping van het hoofd. 2. In welke vorm de schedel gewond kan zijn en de tekens van de
verwonde vliezen zoals harde hersenvlies. 3. Hoe het hoofd verdeeld is en hoe men die delen zal mogen
behandelen. [4] 4. Van wat tot de chirurgie behoort. 5. Hoe men de eerste keer de wond behandelen zal. 6. Van wonden en het
bloed te stremmen. 7. Van de
hoofdwonden en niet tot de schedel en eerst van de vier tijden in het jaar. 8. Van builen
gevallen of wonden op die builen. 9. Van het weten of
de schedel kapot is en met of zonder builen. 10. Van gedeeltelijk
afgeslagen met of zonder been. 11. Van gedeeltelijk
afgeslagen darmen, zie dura mater. (harde hersenvlies) 12. Van de gewonde
schedel en dat afgeschilferd is. 13. Van de gewonde
schedel met een hoek van een knots of bijl of punt van een zwaard. 14. Van de gebroken schedel zonder wonden in het vlees met builen. 15. Van de gescheurde schedel, het ene (been) schiet onder de
andere. 16. Van de gebroken schedel, echt zonder wond. 17. Wat de 4 dokters leren van de schedel, etc. 18. Hoe men naaien zal in het aanzicht om mooie littekens te
maken. 19. Van die met gespleten lippen geboren zijn. 20. Van murwe builen te laten zinken. 21. Van wonden boven de ogen dwars tot het been. 22. Van de oren afgescheurd zodat ze aan het hoofd hangen
blijft. 23. Van wonden
geschoten in het aanzicht of elders. 24. Van dorens of geschut
uit laten komen zonder snijden. 25. Hoe de gewonde
zich moet houden aan eten en van drinken en zich te hoeden. 26. Van spasme, dat
is van kramp. 27. Van schurft van
het hoofd. 28. Van luizen te
verdrijven waar dat ze zijn. 29. Van uitgroei op
het hoofd of over benen. 30. Van bulten op het hoofd, in Latijn testudo. (gezwel, kyste,
met de oppervlakte gelijk een schildpad) Deze lering zal u alle vinden en elk op zijn goede getal achter
elkaar. [5] Hic incipit cyrurgia magistri Johannis domini Ypermans quam
ipse compilavit et in teutonico redegit filio suo. Omdat hij begeerde dat hij
met zijn kunsten en met zijn leringen profeteren zou. En met de leringen van
vele grotere meesters en uit vele goede auteurs getrokken zoals men hierna
vinden zal op chirurgie. En ook zo zal men hierin leren wat chirurgie is en
wat tot chirurgie behoort en ook wat aan de chirurg toebehoort. En men zal eerst zeggen wat het hoofd is. Chirurgie betekent; dat is van de hand, cyros in Grieks, dat is
1 hand in Diets. Chirurgie, dat is werk gewrocht met de hand en dat is
betekent chirurgen handwerk van de medicijnen. Nu willen wij beginnen met ons
werk van chirurgie en eerst met het hoofd en allereerst wat het hoofd is. |
CAP. 1. Vande(n)
hoefde e(nde) va(n) sire sceppenissen.
Verstaet thoeft es ront. om dat
6 te meer houden soude in even vele steden. ende om dat ront
.1. scone vorme es. Ende om dat herde slagen of vallen of werpingen te min
daeran souden daken. ende te lichtelikere af souden scieten. Ende wi selen
oec verstaen dat thoeft die wortel es vanden mensce. uut wien alle die
zenuwen nemen haer wassen ende haer gevoelen. dats uten herssenen ende uten
marge van den rugge bene. dwelke dat comt uten herssenen [ende es vander
zelver naturen ende alsoe G.] liggende in .2. huden also die herssenen doen.
ende dat march heet in latine. Nucha. Thoeft es van .3. substancien. ene
van bene ende ene van vleesce. ende ene van herssenen de welke [hersinen C]
siin march van den hoefde. ende musech es tfleesch. die huut daer boven es al
vol wortelen van hare. Musech vleesch dats herdere dan ander vleesch. ende
moruwer dan zenuwen of corden. of gecroes. of been. Wter huut wassen hare die
de herssenen decken ende tfleesch van couden dat hem contrarie mach wesen. de
welke huut es dorgaet vanden wortelen toten ende. alse ene kemeneye. dore
welke gaetkine die herssenen steken uut den rooc of die hitten die hem sijn
contrarie. Ende tfleesch dat decket dbeen met sire huut al vol haers. Ende
thaer es boven der huut om .2. saken. dierste om dat dect die sweet gaten
datter geen coude in en come de welke gaten heeten in latine |107vb| poros.
dat siin zere nauwe gaten. Dander es om dat thoeft te scoenre es om dat haer
op heeft. Die huut van den hoefde es dicker dan ander huden. [aen den lichaem
L] sonder die planten vanden voeten om dat mer op gaet. entie palmen vanden
handen [onder L] om datmer mede pijnt. ende daeromme essi van naturen dicke
om dat si es dorgaet. Want dore elc gat comt .1. haer ende onderwilen .2. of
drie. Entie huut es vaste gebonden ant vleesch dat musech es met cleinen
dradekinen van zenuwen comende vanden herssenen. ende met dradekinen comende
vanden adren ende vander leveren. ende met dradekinen comende van cleinen
puls adren. die men heet in latine arterien comende vander herten. van welken
dradekinen nature heeft geweven of gebreit die huut subtilike daer. ende over
al den lichame van den mensce. Ende dbeen vanden hoefde es van vele stucken
alst recht es. ende es .2. vout. daer es ene tafele buten ende .1. binnen.
Binnen ten herssenen wert es ene. ende buten ten vleesche wert es ene andere
ende daer tusscen siin vele adren ende arterien die den bene geven hitte ende
voetsel ende geest. Die arterien geven hitte ende geest. die adren 7 geven
hitte ende voetsel. Therssenbecken es van vele stucken ende tweevout alsoet
vorseit es Thoeft es van .3. pertien. deen voren. dander in midden ende terde
achter. Voren vander mouden vorwert es thoeft heet ende droge hebbende vele
geesten ende luttel marchs. Die middewert van den hoefde heeft vele marchs
ende vele geesten. ende es heet ende versch. ende int middelste deel staen
die oren ende staen op .2. been die men heet stenech been. Dat achterste deel
es cout ende droge hebbende luttel geests ende luttel marchs. Ende dus moet
men de nature verstaen ende leren om dat ment aldus moet genesen. versceeden
also si versceeden ende gedeilt siin van harer naturen. Dats te verstane. dat
hete ende dat droge. met medicinen cout ende versch. dat es tcontrarie. ende
also es men sculdech alle ziecheiden te genesene. Int vorste deel van den
hoefde so siin die ogen. die nese. entie mont Ende boven den ogen siin .2. bene
die niet en siin vanden herssenbeckene. mer si siin scilde vanden ogen. ende
liggen lanx [ofte dwers C] onder die wintbrauwen Dbeen vanden hoefde es van
vele stucken dats [gedaen C] om vele nutscapen. Dierste om dat daer vergadren
die stucken daer die zenuwen uut wassen. dander es om datter dalen in die
adren entie arterien om te gevene den herssenen hitte. voetsel 8 ende
geest ende alle die zenuwen die comen uten hoefde. |108ra| Terdde es om
dattie herssenen hebben hem [zelven G] daer dore te lichtene ende uut te
stekene die hitte die hem contrarie es. Tfierde es om dattie huve die men
heet die herde moeder es vast in die vergaderinge vander mouden. ende vanden
slape ende vander nolle. ende dat an die been. ende hangen aldaer die
herssenen ant been onder die celle. de welke men heet herssenbecken. dat de
scilt es van den herssenen die moru siin ende wit. Waerbi dat selke
philosophe seit. dattie herssenen siin cout ende versch [ne ware tghemeene
seyt datsij sijn heet ende versch G] ende ratech tusscen. 2. tafelen. daer
die vorseide adren in lopen. ende om dat daer die hitte van den herssenen in
spaersen soude. ende daerna uut comen soude te harrer vergaderingen. de welke
vergaderinge siin tanden. Ende alst therssenbecken daer ontwee es. dan eist
tontsiene dat die liese gewont es. dan es tontsiene die doot. Thoeft es in
drien gedeilt alsoet vorseit es. int vorste deel leget die kennesse van den
mensche. Alse zien. smaken ende rieken. Dat zien es om ondersceet te hebbene
of kennesse te dragene tusscen wit ende swert. of donker ende licht ende des
gelike. Die smaec es te hebbene ondersceet tusscen gesouten ende versch. ende
des gelike. Roke es te hebbene ondersceet tusscen stinkende ende wel riekende
ende des gelike. Int middelste deel legt die redene ende dat horen. die
redene dat es heesch ende andwerde. horen dats verstaen ende andwerde geven
[van datmen seyt ende van G] dattie mensce hort. Ende daer omme es in dit
deel tgepeins [ende der memorien C] vanden mensche. Int achterste deel so
legt die onthoudenisse wat dattie mensce hort of gehort heeft dat gaet liggen
int achterste deel van den hoefde. Dus segt cort rogerus in roelandinus in
latijn In prima cellula sit ymago. in media ratio. in posteriori memoria
Die herssenen liggen tusscen .2. huven. daer dene af heet dura mater. entie
andre pia mater. dats te seggene genadege moeder. Mer herde moeder es dicke
ende vast om dat si legt naest den bene. ende sleet daer iegen altoes Ende
dese mach 9 siin gewont. of si mach apostemeren. [oft zweeren G] ende
genesen sonder meskief van den live den gewonden. Mer die genadege moeder es
dunne om die hersenen diere in liggen besloten. dese mach qualike wesen
gewont ende genesen. Nochtan seit galienus dat hi sach enen die beide die
liesen hadde gewont. ende hi genas. maer het was so cleine dat van den
herssenen niet uut en quam [ter wonden G]. Thoderijc seit daer iegen
dat hi sach enen scedemakere in die stat van luken den welken |108rb| dat hi
uut dede dat achterste deel vanden hoefde. ende hine verloes niet. mer hem
bleven alle sine werke van naturen. Tusscen dura mater ende pia mater
vergadert .1. materie bi gramscapen of bi vare. entie daerna wert dicke. ende
bi beslotender hitten diere [in C] es. ende dit mach wel siin [bi natueren
ende C] sonder den mensce te quetssene. Ende gevalt dattie mensce wert gewont
int hoeft so dat therssenbecken brect. ende dura mater wert gewont of
geapostemert waerbi datter herde humoren uut comen. ende dan wanen enege
leeke meesters dat herssenen siin. neent niet. Ende dus siin si bedrogen ende
doen den lieden ende hen selven logene te verstane. Want die herssenen en
mogen niet siin gewont. entie zieke daer af genesen. want het es .1. led
principael. daer al die beseffelicheit ute spruut die de mensce over hem
heeft. Hets hier af gnouch gesproken. mer ic wil spreken van datter surgien
bestaet. |
KAPITTEL 1. Van
het hoofd en van zijn schepping.
Begrijp dat het hoofd rond is zodat het [6] beter te houden zou
zijn in evenveel plaatsen en omdat rond een mooie vorm is. (Zie afbeelding
boven) En omdat harde slagen of vallen of werpen er minder aan zouden
bedekken en gemakkelijker er af zouden schieten. En we zullen ook verstaan
dat het hoofd de wortel is van de mens waaruit alle zenuwen hun groei nemen
en hun gevoel, dat is uit de hersens en uit het merg van de ruggenwervel. Wat
uit de hersens komt is van dezelfde natuur en en ligt in 2 huiden net zoals
de hersens doen en het merg heet in Latijn Nucha. (ruggenmerg) Het hoofd is van 3 substanties, een van been, een van vlees en
een van hersens die hersens zijn het merg van het hoofd en spieren is het
vlees, de huid erboven is al vol wortels van haar. Spiervlees, dat is harder
dan ander vlees en meer murw dan zenuwen of koorden of kraakbeen of been. Uit
de huid groeien haren die de hersens bedekken en het vlees van koude dat hen
tegenover gesteld mag wezen en die huid zit vol gaatjes van de wortels tot
het eind als een schoorsteen door die gaatjes steken de hersens de rook of de
hitte uit die hem tegenover gesteld zijn. En het vlees dat bedekt het been
met zijn huid al vol haar. En het haar is boven de huid vanwege 2 zaken, de
eerste omdat het de zweetgaten bedekt zodat er geen koude inkomt en die gaten
heten in Latijn poros, dat zijn zeer nauwe gaten. De andere is omdat het hoofd
mooier is omdat het haar er op heeft. De huid van het hoofd is dikker dan
andere huid aan het lichaam, uitgezonderd de planten van de voeten omdat die
meer opgaan en de palmen van de handen onder omdat men ermee werkt. Daarom is
ze van naturen dik omdat ze is doorgaat. Want door elk gat komt 1 haar en
soms 2 of drie. En de huid is vast gebonden aan het vlees dat gespierd is met
kleine draadjes van zenuwen die
van de hersens komen en met draadjes van de aderen en van de lever komen en
met draadjes van kleine pulsaderen komen die men in Latijn slagaders noemt
die van het hart komen. Van deze draadjes heeft de natuur daar subtiel
geweven of gebreid de huid en over het hele lichaam van de mens. En het been
van het hoofd is van vele stukken als het recht is en is 2voudig. Er is een
tafel buiten en 1 binnen. Binnen naar de hersens toe is er een en buiten naar
het vlees toe is er een andere en daartussen zijn vele aderen en slagaders
die het been hitte en voedsel en geest geven. Die slagaders geven hitte en geest,
de aderen [7] geven hitte en voedsel. De schedel is van vele stukken en tweevoudig, zoals gezegd is. Het hoofd is van 3 delen, de ene voor, de andere in het midden
en de derde achter. Voor van de schedel voorwaarts is het hoofd heet en droog
en heeft vele geesten en weinig merg. Het middelste gedeelte van het hoofd
heeft veel merg en vele geesten en is heet en vochtig en in het middelste
deel staan de oren en staan op 2 benen die men rotsbeen noemt. Dat achterste
deel is koud en droog en heeft weinig geest en weinig merg. En aldus moet men de natuur begrijpen en leren omdat men het
aldus moet genezen, verschillend net zo omdat ze verschillend en gedeeld zijn
vanuit hun natuur. Dat is te verstaan dat hete en het droge met koude en vochtige
medicijnen, dat is tegenover gesteld, en net zo moet men alle ziektes
genezen. In het voorste deel van het hoofd zijn er ogen, de neus en de
mond. En boven de ogen zijn 2 benen die niet van de schedel zijn, maar ze
zijn schilden van de ogen en liggen in de lengte of dwars onder de
wenkbrauwen. Het been van het
hoofd is van vele stukken en dat is gedaan om vele nuttige zaken. De eerste
omdat zich de stukken zich daar verzamelen waar de zenuwen uitgroeien, de
andere is omdat er de aderen en de slagaders in dalen om de hersens hitte,
voedsel [8] en geest te geven en alle zenuwen die uit het hoofd komen. De
derde is omdat de hersens zichzelf daar hebben door te lichten en de hitte
uit te steken die hem tegenovergesteld is. Het vierde is omdat de huif (boogvormige
deksel) die men harde moeder noemt vast is in de verzameling van de mond en
van de slaap en van de kruin en dat aan het been en daar hangen de hersens
aan het been onder de kamer die men schedel noemt, dat is het schild van de
hersens die murw zijn en wit. Waarbij dat sommige filosofen zeggen dat de
hersens koud en vochtig zijn terwijl men algemeen zegt dat ze heet en vochtig
zijn en gedraaid tussen 2 tafels waar de voor vermelde aders in lopen en
omdat daar de hitte van de hersens in verstrooien en daarna uitkomen zou in
een harde verzameling en die verzameling zijn de tanden. En als de schedel
daar kapot is dan is het te ontzien dat de vlies gewond is waar je dood van
kan gaan. Het hoofd is in drien gedeeld zoals gezegd is. In het voorste
deel ligt de kennis van de mens zoals zien, proeven en ruiken. Dat zien is om
onderscheid te hebben of kennis te dragen tussen wit en zwart of donker en
licht en dergelijke. De smaak is om onderscheid te hebben tussen gezouten en
vochtig en dergelijke. Ruiken is om onderscheid te hebben tussen stinkend en
goed geurend en dergelijke. In het middelste deel ligt de reden en het horen. De reden dat
is praten en antwoorden. Horen dat is verstaan en antwoorden geven van wat
men zegt en dat de mens hoort. En daarom is in dit deel het denken en het
geheugen van de mens. In het achterste deel ligt het onthouden wat de mens hoort of
gehoord heeft, dat gaat in het achterste deel van het hoofd liggen. Dus zegt
Cort Rogerus in Rolando in Latijn; In prima cellula sit ymago, in media
ratio, in posteriori memoria. De hersens liggen tussen 2 huiden, de ene ervan heet dura mater
en de andere pia mater, dat betekent genadige moeder. (hersenvlies) Maar haar
moeder is dik en vast omdat ze naast het been ligt en daartegen altijd slijt.
En deze kan gewond zijn of ze maakt zwellen of zweren en genezen zonder leed
van het lijf van de gewonde. Maar de genadige moeder is dun vanwege de
hersens die er in liggen besloten. Die kan slecht tegen gewond zijn en
genezen. Nochtans zegt Galenus dat hij er een zag die beide vliezen gewond
had en hij genas, maar het was zo klein dat de hersens er niet uitkwamen bij
de wond. Theoderik zegt daartegen dat hij een schedelmaker in de
plaats Lucca zag waarvan hij het achterste deel van het hoofd er uit deed en
hij verloor niets, maar bij hem bleven al zijn werken van naturen. Tussen het harde hersenvlies en dunne hersenvlies ligt verzameld 1 materie van gramschap of van gevaar en die wordt daarna dik door besloten hitte die er in is en dit kan wel zijn van natuur zonder de mens te kwetsen. En gebeurt het dat een mens gewond wordt aan het hoofd zodat de schedel breekt en harde hersenvlies gewond wordt of tot zwellen komt waarbij er harde vochtvermenging uitkomen en dan menen enige dokters dat het hersens zijn, neen, niet. En dus zijn ze bedrogen en laten de lieden en zichzelf leugens horen. Want de hersens kunnen niet gewond worden en die zieke er van genezen want het is 1 hoofdlid waar al het besef uitspruit die de mens bij zich heeft. Hiervan is genoeg gesproken, maar ik wil spreken dat ter chirurgie bestaat. |
CAP. 2.
In wat maniere(n) th(er)ssenbecke(n) gewont mach siin i(n) die
tekene(n) vande(n) liesen gewo(n)t alse dura mat(er) e(nde) pia mat(er).
Het gevalt datmen thoeft misselike wont. Men wondet onderwilen dat
dbeen brect. ende onderwilen dat niet en brect. ende onderwilen breket dbeen
met cleinre wonden. ende onderwilen met groeter wonden [ende wyde G]. Ende
wet dat beter es therssenbecken te broken met groeter wonden int vleesch. dan
met cleinre. Want met cleinre wonden moet men de wonde meerren om te bat den
herssenbeckene te helpene. Also men u leren sal hier na. Ende onderwilen
breket dbeen herde zere met cleinre wonden. ende onderwilen met groeten
wonden. Maer hoe die broke int herssenbecken comt. altoes es men sculdech
tontsiene vanden liesen. want onderwilen wont men die herde moeder ende
onderwilen die sachte moeder. 10 Alse die herde moeder gewont es dat
mach men bekennen bi desen tekenen. Want die gewonde heeft groete sweringe
int hoeft. om dat daer es versceden datter te gadere behorde te sine
gevoecht. dansichte root ontsteken. om dat die geesten derwert lopende siin.
entie ogen blakende. die tonge brunende om die cortssen. ende onverstandelijc
te sine om die storberinge van den geesten ende van den humoren. Ende alse
die sachte moeder es gequestst |108va| so mogedijt bi desen tekenen bekennen.
Alse bi fauten van crachten. van smake. ende bi dat hem niet en smelt sine
spise onder hem ende dat hise gene macht en heeft te stekene van hem met
crudene. ende bi dat hi niet spreken en mach bi den geesten enten roeken die
in die roerende lede siin. of die zenuwen die de tonge vervullen. dat si niet
en mach werken haer werc van naturen.
Om te wetene of pia mat(er) es gewo(n)t op sek(er) teke(n)
vand(er) doot.
Puustkine comen onderwilen int ansichte biden voetsele daer getrect bi
der cracht van naturen. ende niet lichamlike. ende bloet ende etter loept hem
onderwilen uten oren ende uten nese bider zelver redenen of. bider fauten der
onthoudende nature ende oec den vasten lichame bi den geesten die lopen ter
wonden. entie vercrancheiden vanden instrumente vanden leden die den lichame
voeden. Ende es te verstane of den vasten lichame of den lichten lichame hem
lieden volgende es. dat dicken siin vortekene vander doot. ende dat noch
arger es beven ende daerna hitte van cortssen .3. werf of .4. sdages comende
den gewonden. dat siin quade tekenen. want die natuerlike hitte sceedt haer
vanden wonden ende vanden lichame. de welke hitte si moeten hebben int
achterste. ende dats .1. gewarech teken vander doot. Ende alle dien dat toe
comt vanden vorseiden .2. laetsten tekenen ontbeiden si die doot binnen den
ondersten dage ende sonderlinge alse enech van den huven van den herssenen
gewont siin. so sterven die gewonde int ierste volle mane. dat gesciet
sonderlinge om dattie lichamen van den planeten hebben heerscapie optie
ertsce dingen. werbi dattie mane es moeder der wacheiden van ertscen
lichamen. ende die versceit vander manen gevoeget meer die verschheide vander
erden wassende. ende dan die verscheide vanden herssenen wassende. doen die
herssenen verspelen grotelike. ende en mach niet onthouden die herssenen
sinen scieten uut haer rechter stede. want sine hebben geen onthouden alse
die huve gequetst es. ende aldus sterft die gewonde. waerbi grote vrese es
gewont te sine int herssenbecken ende daer behort grote const 11 toe
dat herssenbeken wel te medicineerne Maer Bruno seit. dat hire vele
genas die dura mater gewont ende ontwee hadden. mer hebbende die vorseide
tekene en sach hi noyt en genen genesen. Ende noch orcont hi dat hi genas die
pia mater hadden ontwee. mer het was herde cleine dattie hersenen |108vb|
niet uut lopen en mochten. Ende galieen orcontint comment vanden
anphorisme. dats .1. boec van medicinen die also heet. dat hi oec sach den
menegen die pia mater hadden gewont met cleinder wonden die oec genasen. ende
dat bediedt hi nerenstelike alse hi seit. alse die wonde comt ten herssenen
dat si uut lopen. sonder twivel dan stervet die mensce [ende dat vynt men in
plantegine In den anderen boec bescreven ende seyt dat hem vele zotten
beroemen dat sij hebben ghenesen dye de hersenen ute liepen ende vulden dye
stede met cottoene twelcke dat valsch was ende onrechtverdich Deo gracias G] |
KAPITTEL 2. Op welke manieren het hersenbekken (schedel) gewond mag zijn, de tekens van de gewonde vliezen zoals
harde hersenvlies en hersenvlies.
Het gebeurt dat men het hoofd verschillend verwond. Men verwondt het
soms zodat het been breekt en soms dat het niet breekt en soms breekt het
been met kleine wonden en soms met grote wonden en wijde. En weet dat het
beter is de schedel gebroken met grote wonden in het vlees dan met kleine.
Want met kleine wonden moet men de wond wijder maken om de schedel beter te helpen
zoals men u hierna leren zal. En soms breekt het been zeer hard met kleine
wonden en soms met grote wonden. Maar hoe de breuk in de schedel komt, altijd
moet men de liezen ontzien want soms verwondt men de harde moeder en soms de
zachte moeder. [10] (=boogvormig deksel) Als de harde moeder gewond is kan men dat aan deze tekens
herkennen. Want de gewonde heeft grote (hoofdpijn) zweren in het hoofd omdat
het daar verdeeld is dat tezamen gevoegd behoorde te zijn, het aanzicht is
rood ontstoken omdat de geesten derwaarts gelopen zijn en de ogen gloeien,
die tong wordt bruin vanwege de koortsen en is onverstandig vanwege de
verstoring van de geesten en van de vochtvermenging. En als de zachte moeder gekwetst is dan kan u het met deze
tekens herkennen. Zoals bij gemis van krachten, van smaak en omdat hij zijn
spijzen onder zich niet smelt (toilet) en dat hij geen macht heeft zich te
besteken met kruiden en omdat hij niet spreken kan door de geesten en ruiken
die in de roerende leden zijn of die zenuwen die de tong vervullen zodat ze
niet van naturen hun werk kunnen doen.
Om te weten of hersenvlies gewond is op zekere tekens van de
dood. Puistjes komen soms in het aanzicht door het voedsel en zijn daar getrokken doo |