Edda.

Snorre Sturluson.

 

Jonge Edda, SnorreÕ s Edda of Proza Edda. Noorse mythologie, opgetekend in IJsland in 1178. 

Uit; http://www.gutenberg.org/files/18947/18947-h/18947-h.htm#gylfe_I

 

Bewerkt door Nico Koomen.

Ook is er een voorwoord in de oude Edda met het leven van Snorre Sturluson. Dat onder de Jonge Edda. Op het eind is er nog een jongere Edda en enkele verklarende woordenboeken.

[33] Voorwoord.

1.  In het begin schiep de Almachtige God hemel en aarde en alle dingen die daartoe behoren en als laatste maakte hij twee menselijke wezens waarvan de rassen afstammen (Adam en Eva), en hun kinderen vermenigvuldigden en verspreidden zich over de hele wereld . Maar in de loop van de tijd werden mensen ongelijk; sommigen waren goed en rechtsgelovig, maar velen lieten de lusten van de wereld achter zich en gehoorzaamden niet aan Gods wetten; en om deze reden verdronk God de wereld in de vloed en alles wat snel was in de wereld, behalve degenen die in de ark waren met Noach. Na de vloed van Noach leefden er acht mannen die de wereld bewoonden en van hen komen de rassen; en nu, zoals tevoren, namen zij toe en vervulden de wereld en er waren heel veel mannen die graag rijkdom en macht begeerden, maar zich afwendden van gehoorzaamheid aan God en zoveel deden ze dit zodat zij de naam God niet wilden noemen. En wie kon hun zonen dan vertellen over de wonderbare werken van God? Zo gebeurde het dat  ze de naam God verloren; [34] en in de wijde wereld was er geen mens te vinden die over zijn maker kon vertellen. Maar toch, God gaf hen aardse gaven, rijkdom en geluk, dat zou bij hen in de wereld moeten zijn; hij verdeelde ook wijsheid onder hen zodat zij alle aardse dingen begrijpen en alle soorten die te zien waren in de lucht en op aarde. Hier dachten ze over na en vroegen zich af hoe het kon gebeuren dat de aarde en de dieren en de vogels in sommige dingen dezelfde aard hadden, maar nog steeds niet hetzelfde waren in gewoonten.

 

Een bewijs van deze aard was dat als er  in de aarde zou worden graven op hoge bergtoppen en water zou daar opspringen, dan was niet nodig om daar dieper naar water te graven dan in diepe dalen; dus ook bij beesten en vogels is het bloed niet verder in het hoofd dan naar de voeten. Een ander bewijs van deze aard is dat er elk jaar op het aarde gras en bloemen groeien en hetzelfde jaar valt en verwelkt; zo groeien ook dieren, vogels, beesten en vogels per jaar haar en veren en vallen elk jaar af. De derde aard van de aarde is dat wanneer het wordt geopend en gegraven groeit gras op de grond die het bovenste van de aarde is. Rotsen en stenen werden legden ze uit die overeen komen met de tanden en botten van levende wezens. Van deze dingen oordeelden zij dat de aarde snel moet zijn en op een of andere manier leven moet hebben en zij wisten dat het van een wonderbaarlijke grote leeftijd en een machtige aard was. [35] Het voedde alles wat snel was en nam alles op wat dood ging. Om deze reden gaven zij het een naam en telden er hun voorouders terug naar toe. Dit leerden zij ook van hun oude verwanten, dat wanneer vele honderd winters werden geteld dat de loop van de hemellichamen ongelijk was; sommige hadden een langere loop dan andere. Van zulke dingen vermoedden zij dat iemand de heerser moet zijn van de hemellichamen die op eigen kracht hun gang kunnen gaan en hij moet sterk en machtig zijn; en van hem dachten zij dat, als hij de voornaamste elementen regeerde, hij dat ook v——r de hemellichamen moest zijn geweest en zij zagen dat als hij de loop van de hemellichamen regeerde hij de zonneschijn en de dauw van de hemel moest regeren en de producten van de aarde die hen volgen; en dus ook de windvlagen en daarmee de stormen van de zee. Ze wisten niet waar zijn rijk was, maar ze geloofden dat hij regeerde over alle dingen op aarde en in de lucht, over de hemelen en de hemellichamen, de zee‘n en het weer. Maar opdat deze dingen beter zouden worden verteld en herinnerd, gaven ze hem dezelfde naam met zichzelf en dit geloof is op veel manieren veranderd toen de volkeren gescheiden en de tongen verdeeld zijn.

[36] 2. Noach deelde op zijn oude dag de wereld met zijn zonen: Cham gaf hij de westelijke regio, Jafet de noordelijke regio, maar voor Sem de zuidelijke regio met die delen die hierna zullen worden uitgezet in de verdeling van de aarde in drie delen. In de tijd dat de zonen van deze mannen in de wereld waren nam toen onmiddellijk het verlangen naar rijkdommen en macht toe vanwege het feit dat zij vele ambachten kenden die nog niet eerder waren ontdekt en iedereen was verheven met zijn eigen handwerk; en tot nu toe hebben zij hun trots gedragen zodat de Afrikanen, afstammelingen van Cham, in dat deel van de wereld gestuit zijn op de nakomelingen van Sem, hun bloedverwant. En toen zij hen hadden overwonnen leek de wereld hen te klein en zij smeden een toren met tegels en stenen waarvan zij meenden dat zij de hemel zouden bereiken, op de vlakte genaamd Sennar. En toen dit gebouw zo ver gevorderd was dat het zich boven de lucht uitstrekte waren ze niet minder enthousiast om het werk voort te zetten en toen God zag hoe hun trots hoog werd ziet hij dat hij het op de een of andere manier zal moeten neerhalen. En dezelfde God, die almachtig is, en die al hun werk in een oogwenk kan neerslaan en het tot stof maken geeft nog steeds de voorkeur aan het frustreren van hun doel door hen hun eigen kleinheid te laten realiseren, in die zin dat geen ander begreep wat de ander sprak; en aldus wist niemand wat de ander beval en de een brak wat de ander wilde opbouwen totdat zij bij elkaar kwamen om te vechten en daarmee werd in het begin hun doel gefrustreerd om een ​​toren te bouwen. En hij die de belangrijkste was, [37] de hoge Zoroaster, hij lachte voordat hij huilde toen hij de wereld in kwam; maar van de meestersmeden waren er twee en zeventig en zoveel talen hebben zich over de wereld verspreid sinds de reuzen zich over het land verspreidden en de naties talrijk werden. In deze zelfde plaats werd de beroemdste stad gebouwd die zijn naam aan de toren ontleende en Babylon heette. En toen de spraakverwarring had plaatsgevonden namen de namen van mensen en van andere dingen toe en dezelfde Zoroaster had vele namen; en hoewel hij begreep dat zijn trots laag was door het genoemde gebouw werkte hij toch door tot wereldse macht en liet hij zich verkiezen tot koning over vele volken van de Assyri‘rs. Van hem verrees de dwaling van afgoderij; en toen hij werd aanbeden werd hij Bal genoemd; we noemen hem Bel; hij had ook veel andere namen. Maar toen de namen in aantal toenamen was ook de waarheid verloren; en uit deze eerste dwaling aanbad elke volgende man zijn hoofdleider, dieren of vogels, de lucht en de hemellichamen en verschillende levenloze dingen totdat de dwaling zich over de gehele wereld verspreidde; en zo zorgvuldig verloren zij de waarheid zodat niemand zijn maker kende, uitgezonderd alleen die mannen die de Hebreeuwse taal spraken, [38] datgene wat bloeide voor de bouw van de toren en nog steeds verloren zij niet de lichamelijke gaven die werden gegeven en daarom oordeelden zij van alle dingen met aards begrip, want geestelijke wijsheid werd hun niet gegeven. Ze meenden dat alles van ˇˇn materiaal was gesmeed.

3.  De wereld was verdeeld in drie delen, ˇˇn vanuit het zuiden, westwaarts naar de Middellandse Zee, welk deel Afrika werd genoemd; maar het zuidelijke deel van dit deel is heet en wordt verschroeid door de zon. Het tweede deel vanuit het westen en noorden en naar de zee is dat Europa of Enea wordt genoemd. Het noordelijke deel hiervan is koud dat gras er niet groeit en niemand kan daar wonen. Vanuit het noorden de oostelijke regio en helemaal naar het zuiden wordt Azi‘ genoemd. In dat deel van de wereld is alle schoonheid en pracht en rijkdom van de producten van de aarde, goud en edelstenen. Er is ook de midden wereld en zoals de aarde is er eerlijker en van betere kwaliteit dan elders, zo zijn ook de mensen daar rijkelijk begiftigd met alle geschenken, met wijsheid en kracht, met schoonheid en met alle kennis.

4.  Nabij het midden van de wereld werd een huis en herberg gebouwd, de beroemdste die is gemaakt en die Troje heette in het land dat we Turkije noemen. Deze stad werd veel groter gebouwd dan andere, met meer vaardigheid in vele manieren, veel duurder en met de middelen die voorhanden waren. [39] Er waren twaalf koninkrijken en ˇˇn hoofdkoning en vele landen en naties behoorden tot elk koninkrijk; er waren in de stad twaalf hoofdtalen. Hun leiders overtroffen alle mannen die in de wereld zijn geweest in alle hero•sche dingen. Geen enkele geleerde die ooit over deze dingen heeft verteld heeft dit feit ooit betwist en om deze rede, dat alle heersers van het noordelijke gebied hun voorouders daarheen naspeuren en plaatsen hun aantal goden naar die heersers over de stad waren. Ze plaatsen vooral Priamus in de plaats van Odin; noch moet dat wonderbaarlijk genoemd worden want Priamus was voortgekomen uit Saturnus, hij die in de noordelijke regio lange tijd als God zelf werd beschouwd.

5.  Deze Saturnus groeide op in dat eiland in Griekenland dat Kreta heet. Hij was groter en sterker en eerlijker dan andere mannen. Net zoals in andere natuurlijke gaven zo overtrof hij alle mensen in wijsheid. Hij vond veel handwerk uit dat nog niet eerder was ontdekt. Hij was ook zo groot in de kunst van de magie dat hij zeker was over dingen die nog niet waren gebeurd. Hij ontdekte ook dat rode ding in de aarde waaruit hij goud smolt en van zulke dingen werd hij al snel zeer machtig. [40] Hij voorspelde ook oogsten en vele andere geheime dingen en vanwege dergelijke en vele andere daden werd hij gekozen tot hoofd van het eiland. En toen hij het een korte tijd had geregeerd kwam er snel genoeg een grote overvloed van alle dingen. Er circuleerde geen geld met uitzondering van gouden munten, zo overvloedig was dit metaal; en hoewel er in andere landen hongersnood was, faalden de gewassen nooit op Kreta zodat mensen daar alles konden vinden wat ze nodig hadden. En uit deze en vele andere geheime krachtige gaven die hij had geloofden de mensen dat hij God was en van hem ontstond een nieuwe dwaling onder de Kretenzers en Macedoni‘rs zoals de eerder genoemde Zarathustra onder de Assyri‘rs en Chaldee‘n. En toen Saturnus ontdekte hoe groot de kracht is die de mensen denken dat hij in zich heeft noemde hij zichzelf God en zegt hij dat hij hemel en aarde en alle dingen regeert.

6.  Eens ging hij met een schip naar Griekenland want daar was een koningsdochter op wie hij zijn hart had gevestigd. Hij won haar liefde op deze manier dat op een dag toen ze met haar dienstmeisjes op pad was hij de gelijkenis van een stier nam en voor haar in het bos ging liggen en zo mooi was hij dat er een tint van goud op elk haar was; en toen de dochter van de koning hem zag krulde hij zijn lippen op. Hij sprong op en gooide de beeltenis van de stier af [41] en nam haar in zijn armen en droeg haar naar het schip en bracht haar naar Kreta. Maar zijn vrouw, Juno, ontdekte dit en dus veranderde hij haar (de dochter van de koning) in de vorm van een vaars en stuurde haar naar het oosten naar de armen van de grote rivier (dat is, van de Nijl) en laat de knecht die op Argus heet voor haar zorgen. Ze was daar twaalf maanden voordat hij haar vorm opnieuw veranderde. Vele dingen deed hij zo of nog wonderlijker. Hij had drie zonen: ˇˇn hoge Jupiter, een andere Neptunus en de derde Pluto. Dat waren allemaal mannen met de grootste prestaties en Jupiter was veruit de grootste; hij was een krijger en won vele koninkrijken; hij was ook geslepen zoals zijn vader en nam de gedaante van vele dieren op zich en volbracht zo veel dingen die onmogelijk zijn voor de mensheid; en vanwege dit en andere dingen werd hij door alle volken met ontzag gezien. Daarom wordt Jupiter in de plaats van Thor geplaatst omdat alle boze zwakken hem vrezen.

7.  Saturnus had op Kreta twee‘nzeventig burgten gebouwd en toen hij dacht dat hij stevig in zijn koninkrijk gevestigd was deelde hij het met zijn zonen, die hij met zichzelf als goden zette; en aan Jupiter gaf hij het rijk van de hemel; aan Neptunus het rijk van de aarde en aan Pluto de hel; en dit laatste leek hem het slechtst te beheren en daarom gaf hij hem zijn hond die die hij Cerberus noemde om de hel te bewaken. Deze Cerberus, zeggen de Grieken, werd door Heracles uit de hel gesleurd en naar de aarde. En hoewel Saturnus het koninkrijk van de hemel aan Jupiter had gegeven wilde de laatste toch het rijk van de aarde bezitten [42] en zo streed hij tegen koninkrijk van zijn vader en er wordt gezegd dat hij hem had laten nemen en overwonnen en vanwege zulke grote prestaties verklaarde hij dat hij god was en de Macedoni‘rs zeiden dat hij zijn leden had meegenomen en in de zee had geworpen en daarom geloofden zij eeuwenlang dat er een vrouw van was gekomen; zij noemden die Venus (Aphrodite) en stelden haar bij de goden en zij is in alle tijden sindsdien de godin van de liefde genoemd omdat zij geloofden dat zij in staat was om de harten van alle mannen en vrouwen tot liefde te brengen. Toen Saturnus ontkracht werd door Jupiter, zijn zoon, vluchtte hij vanuit het oosten uit Kreta en westwaarts naar Itali‘. Er woonden in die tijd mensen die niet werkten en leefden van eikels en gras en lagen in grotten of gaten in de aarde. En toen Saturnus daar kwam veranderde hij zijn naam en noemde zichzelf Njord, om die reden dat hij dacht dat Jupiter, zijn zoon, hem later zou kunnen zoeken. Hij was de eerste die de mannen leerde om te ploegen en wijngaarden te planten. Daar was de grond goed en vers en al snel produceerde het zware gewassen. Hij werd tot hoofdman gemaakt en hij kreeg daar alle rijken in bezit en bouwde vele burgten.

 

[43] 8. Jupiter, zijn zoon, had vele zonen waarvan de rassen zijn gekomen; zijn zoon was Dardanus, zijn zoon Herikon, zijn zoon Tros, zijn zoon Ilos, zijn zoon Laomedon, de vader van de belangrijkste koning Priamus. Priamus had veel zonen; een van hen was Hector die de beroemdste man ter wereld was vanwege kracht, gestalte en prestaties en voor alle mannelijke daden van ridderlijke aard; en er is geschreven dat wanneer de Grieken met alle sterkte van de noordelijke en oostelijke regioÕs tegen de Trojanen vochten zij nooit overwinnaars zouden zijn als de Grieken de goden niet hadden aangeroepen; en er wordt ook gezegd dat geen enkele menselijke kracht hen zou overwinnen tenzij ze verraden werden door hun eigen mannen, dat daarna was gedaan. En vanuit hun roem gaven de mannen die na hen kwamen er titels aan en vooral werd dit gedaan door de Romeinen die in hun dagen de meest beroemde waren in veel dingen; en er wordt gezegd dat de Romeinen toen Rome werd gebouwd hun gewoonten en wetten zo goed mogelijk aan die van de Trojanen, hun voorvaderen, aanpasten. En zoveel macht vergezelde deze mannen nog vele eeuwen later dat toen Pompeius, een Romeins stamhoofd, in het oosten streek Odin uit Azi‘ vluchtte naar het noordenland en daarna gaf hij zichzelf en zijn mannen hun namen en zei dat Priamus Odin en zijn koningin [44] Frigg hoog had en vandaar nam het rijk daarna zijn naam aan en heette het Frigia waar de burcht stond. En of Odin dit zei van zichzelf uit hoogmoed of dat het werd bewerkstelligd door het veranderen van taal van de tong; niettemin hebben veel wijze mannen het als een waar woord beschouwd en lang nadat iedereen die een groot stamhoofd was zijn voorbeeld volgde.

9.  Een koning in Troje heette Munon of Mennon, zijn vrouw was een dochter van de hoofdkoning Priamus; ze hadden een zoon die Tror heette die we Thor noemen. Hij werd in Thraci‘ opgevoed door de hertog die Loricos wordt genoemd. Maar toen hij tien winters oud was nam hij de wapens van zijn vader. Zo mooi van gezicht was hij als hij bij andere mannen stond zoals ivoor bij een eik staat; zijn haar was mooier dan goud. Toen hij twaalf winters oud was, had hij de volle kracht; toen hief hij in ˇˇn keer tien berenhuiden uit de grond, en daarna doodde hij zijn pleegvader Loricos en zijn vrouw, Lora of Glora, en nam bezit van Thraci‘; dit noemen we Thrudheim. Daarna bezocht hij vele landen en kende de landen van de wereld en overwon met eigen hand alle berserkers en alle reuzen en ˇˇn zeer grote draak en vele beesten. In het noorden van het land vond hij die profetes Sibyl die we Sif noemen en trouwde met haar. Niemand kan de genealogie van Sif vertellen; zij was de schoonste van alle vrouwen, haar haar was als goud. [46] Hun zoon was Loride (Hloride), die op zijn vader leek; zijn zoon was Henrede; zijn zoon Vingethor (Vingthor); zijn zoon Vingener (Vingner); zijn zoon Moda (Mode); zijn zoon Magi (Magne); zijn zoon Kesfet; zijn zoon Bedvig; zijn zoon Atra die we Annan noemen; zijn zoon Itrman; zijn zoon Heremod (Hermod); zijn zoon Skjaldun die we Skjold noemen; zijn zoon Bjaf die wij Bjar noemen; zijn zoon Jat; zijn zoon Gudolf, zijn zoon Fjarlaf die wij Fridleif noemen; hij had die zoon die Vodin wordt genoemd, die we Odin noemen; hij was een beroemd man voor wijsheid en alle prestaties. Zijn vrouw, Frigida en die noemen we Frigg.

10.       Odin had de kracht van waarzeggerij en zo ook zijn vrouw en uit deze kennis kwam hij erachter dat zijn naam hoog in het noorden van de wereld zou worden gehouden en ge‘erd boven dat van alle koningen. Om deze reden wilde hij graag zijn reis vanuit Turkije beginnen en hij had heel veel mensen, jong en oud, mannen en vrouwen en hij had veel kostbare dingen bij zich. Maar overal waar ze het land betraden werd grote roem over hen gesproken en er werd gezegd dat ze meer op goden dan op mensen lijken. En zij stopten niet op hun reis voordat zij naar het noorden kwamen in dat land dat nu Saksenland wordt genoemd; daar bleef Odin lang en onderwierp het land heinde en ver. Daar vestigde Odin zijn drie zonen als een verdediging van het land. De ene heet Veggdegg; hij was een sterke koning en regeerde over Oost-Saksenland. Zijn zoon was Vitrgils en zijn zonen waren Ritta, de vader van Heingest [46] (Hengist), en Sigar, de vader van Svebdegg, die we Svipdag noemen. Een andere zoon van Odin, heette Beldegg die wij Balder noemen; hij bezat het land dat nu Westfalen is; zijn zoon was Brander en zijn zoon Frjodigar die wij Froda (Frode) noemen. Zijn zoon was Freovit, zijn zoon Yvigg, zijn zoon Gevis die we Gave noemen. De derde zoon van Odin heet Sigge, zijn zoon Verer. Deze voorvaderen regeerden over het land dat nu Frankenland wordt genoemd en van hen is het ras gekomen dat de Volsungs wordt genoemd. Uit al deze stammen vele en grote rassen af.

11.       Toen vervolgde Odin zijn reis naar het noorden en kwam in het land dat Reidgotaland heette en in dat land overwon hij alles wat hij verlangde. Hij vestigde daar zijn zoon die Skjold heette; zijn zoon heette Fridleif; en van hem stamt het ras af dat de Skjoldungs zijn; dit zijn de Deense-koningen en dat land is nu Jutland dat toen Reidgotaland heette.

12.       Daarna ging hij noordwaarts naar wat nu Svithjod (Zweden) heet, daar was een koning die Gylfe wordt genoemd. Maar toen hij hoorde van de komst van die mannen uit Azi‘ die asas werden genoemd ging hij hen tegemoet en bood Odin zulke dingen aan in zijn koninkrijk zoals hij zelf zou wensen. [47] En zoÕn geluk volgde hun pad dat waar ze stopten in die landen er overvloedige gewassen en goede vrede waren; en allen geloofden dat zij de oorzaak daarvan waren. De machtige mannen van het koninkrijk zagen dat ze anders waren dan andere mannen die ze hadden gezien, zowel met betrekking tot schoonheid als begrip. Het land daar leek Odin goed en hij koos daar voor zichzelf een plaats voor een burcht die nu Sigtuna wordt genoemd. Hij vestigde er daar stamhoofden zoals gelijk wat vroeger in Troje bestond; hij benoemde twaalf mannen in de burcht om rechters van de wet van het land te zijn en maakte alle rechten die overeenkomen met wat eerder in Troje was geweest en met die waar de Turken gewend aan waren geraakt.

13.       Daarna ging hij noordwaarts totdat hij de zee bereikte waarvan zij dachten dat het alle landen omringde en daar vestigde hij zijn zoon in het koninkrijk dat nu Noorwegen wordt genoemd; hij is de heer van Saming en de koningen van Noorwegen tellen hun voorouders bij hem terug en dat geldt ook voor de jarls en andere sterke mannen zoals in de Haleygjatal staat. Maar Odin had met hem die zoon die Yngve heette die koning was in Zweden en van hem stammen de families Ynglings (Yngvelings) af. De asas namen zich daar vrouwen in het land. Maar sommigen namen vrouwen voor hun zonen en deze families werden zo talrijk [48] dat ze zich over Saksenland verspreidden en vandaar over het hele noordelijk gebied en de taal van deze Aziatische mannen werd de moedertaal van al deze landen. En men denkt dat ze op deze manier begrijpen kunnen waarop de namen van hun voorvaderen zijn geschreven dat deze namen tot deze taal hebben behoord en dat de asas deze taal naar het noorden hebben gebracht, naar Noorwegen, naar Zweden en naar Saksenland. Maar in Engeland zijn er oude namen van plaatsen en steden die in een andere taal gezien kunnen worden dan hier. [49]

 

DE SPOTTERIJ VAN GYLFE.

HOOFDSTUK 1.

HET PLOEGEN VAN GEFJUN.

1.  Koning Gylfe regeerde de landen die nu Svithjod (Zweden) worden genoemd. Van hem wordt gezegd dat hij aan een reizigster gaf, als een beloning voor het vermaak dat ze hem had geboden door haar verhaal, een ploegland in zijn rijk zo groot als vier ossen het konden ploegen in een dag en een nacht. Maar deze vrouw was van het asa-ras; haar naam was Gefjun. Ze nam uit het noorden, uit Jotunheim, vier ossen, die de zonen waren van een reus en van haar en zette ze voor de ploeg. Toen ging de ploeg zo hard en diep dat hij het land verscheurde en de ossen trokken het westwaarts in de zee totdat het stil bleef staan. Daar zette Gefjun het land, gaf het een naam en noemde het Seeland. En waar het land was weggehaald, werd het daarna een zee die in Zweden nu Logrinn (het meer, het meer van Malar in Zweden) wordt genoemd. En in het Malar-meer komen de baaien overeen met de kaap in Seeland. Dus Brage, de oude skald: [50]

Gefjun blij
Trok van Gylfe
Het uitstekende land,
Zodat Denemarken toenam,
Zodat het stonk
Van de rennende beesten.
Vier hoofden en acht ogen
Droegen de ossen
Toen ze voor de grootte gingen
Geroofd land van het grasachtige eiland.

 

[51] HOOFDSTUK II.
GYLFEÕS REIS NAAR ASGARD.

2. Koning Gylfe was een wijs man en bekwaam in de zwarte kunst. Hij vroeg zich vaak af of het Asa-volk zo machtig was in kennis dat alles naar hun wil ging. Hij dacht bij zichzelf na of dit uit hun eigen aard kon komen of dat de oorzaak gezocht moest worden onder de goden die ze aanbaden. Hij ondernam daarom een reis naar Asgard. Hij ging heimelijk, nadat hij de vorm van een oude man had aangenomen en ernaar streefde om zich te vermommen. Maar de asas waren wijzer want die zien in de toekomst en vooruitziend op zijn reis voordat hij kwam ontvingen ze hem met een bedrog. Dus toen hij de burg binnenkwam zag hij daar een hal zo hoog dat hij er nauwelijks overheen kon kijken. Het dak was bedekt met gouden schilden met als met pannen. Zo zegt Thjodolf van Hvin dat Valhal met schilden bedekt was:

Denkend aan bedekkers
Bedekten het dak;
De balken van de burcht
Straalde van goud.

 

[52] In de hal van de gang zag Gylfe een man die zo behendig met zwaarden speelde dat er zeven tegelijk in de lucht zaten. Die man vroeg hem wat zijn naam was. Gylfe antwoordde dat hij Ganglere (wandelaar) heette; dat hij van heel ver was gekomen en dat hij onderdak zocht voor de nacht. Hij vroeg ook wie de burcht bezat. De andere antwoordde dat het van hun koning was: ik zal met je meegaan om hem te zien en dan mag je hem zelf om zijn naam vragen. Toen draaide de man zich om en liep de gang naar de hal binnen. Ganglere volgde en plotseling sloot de deur achter hem. Daar zag hij veel kamers en een groot aantal mensen van wie sommigen aan het spelen en anderen aan het drinken waren en sommigen met wapens aan het vechten waren. Hij keek om zich heen en veel van wat hij zag leek hem ongelooflijk. Dan zegt hij:

Allemaal poorten,
Voordat je gaat,
moet je goed onderzoeken;
Je kan het niet weten
Waar vijanden zitten
In het huis voor je. (Oude Edda; Havamal)

 

Hij zag drie hoge stoelen, de een boven de andere en in elke zat een man. Hij vroeg wat de namen van deze leiders waren. Hij, [53] die hem naar binnen had geleid, antwoordde dat de persoon die op de laagste zitplaats zat koning was en heet Har; de ene daarna boven hem Jafnhar; maar degene die op de hoogste troon zat Thride. Har vroeg de binnenkomer wat zijn boodschap nog meer was en voegde eraan toe dat eten en drinken hem ter beschikking stond zoals iedereen in de hal van Har. Ganglere antwoordde dat hij eerst zou willen vragen of er een wijze man was. Har antwoordde: Je komt niet uit deze hal tenzij je wijzer bent.

En ga nu staan

Terwijl je het vraagt;

Hij die antwoordt zal zitten.

 

 

 [54] HOOFDSTUK III.
VAN DE HOOGSTE GOD.

3. Ganglere stelde toen vervolgens de volgende vraag: Wie is de hoogste en oudste van alle goden? Antwoord maakte Har: Alfather hij wordt in onze taal genoemd, maar in Asgard van weleer had hij twaalf namen. De eerste is Alfather, de tweede is Herran of Herjan, de derde Nikar of Hnikar, de vierde Nikuz of Hnikud, de vijfde Fjolner, de zesde Oske, de zevende Ome, de achtste Biflide of Biflinde, de negende Svidar, de tiende Svidrer, de elfde Vidrer, de twaalfde Jalg of Jalk. Ganglere vraagt ​​opnieuw: Waar is deze god? Wat kan hij doen? Welke machtige werken heeft hij volbracht? Antwoordt Har: Hij leeft van eeuwigheid tot eeuwigheid, heerst over heel zijn rijk en regeert over alle dingen, groot en klein. Toen merkte Jafnhar op: Hij maakte hemel en aarde, de lucht en alle dingen daarin. Thride voegt eraan toe: Wat het allerbelangrijkste is, hij heeft de mens gemaakt en hem een ​​geest gegeven, die zal leven en nooit zal vergaan, hoewel het lichaam zich in het stof kan veranderen of tot as kan verbranden. Allen die een leven van deugdzaamheid leven wonen bij hem in Gimle of Vingolf. De goddelozen, aan de [55] andere kant, gaan naar Hel en van haar naar Niflhel, dat is naar beneden in de negende wereld. Toen vroeg hij Ganglere: Wat deed hij voordat hemel en aarde werden gemaakt? Har gaf antwoord: toen was hij bij de vorst reuzen.

 

[56] HOOFDSTUK IV.
DE CREATIE VAN DE WERELD.

4. Toen zei Ganglere: Hoe is de wereld ontstaan of hoe kwam het omhoog? Wat was daarvoor? Antwoord werd hem gemaakt door Har: Zo wordt het gezegd in de profetie van Vala:

Het was de ochtend van de tijd,
Toen er niets was;
Noch zand, noch zee,
Noch koelende golven.
De aarde was er niet,
Noch hemel hierboven.
De Ginungagap was,
Maar gras nergens. (Oude Edda; profetie van Vala)

 

Jafnhar merkte op: Vele eeuwen voordat de aarde werd gemaakt bestond Niflheim, in het midden waarvan de put genaamd Hvergelmer is van waaruit de volgende stromen vloeien: Svol, Gunnthro, Vorm, Fimbul, Thul, Slid en Hrid, Sylg en Ylg, Vid, Leipt en Gjoll, waarvan de laatste het dichtst bij de poort van Hel is. Toen voegde Thride eraan toe: Nog steeds was er een wereld in het zuiden die Muspelheim heette. Het is licht en heet, en zo helder en oogverblindend dat geen enkele vreemdeling die daar niet inheemse is het kan verdragen. Surt is de naam van hem die aan de grens staat en het bewaakt. Hij heeft een [57] vlammend zwaard in zijn hand en aan het einde van de wereld zal hij komen en gaan en alle goden overwinnen en de hele wereld met vuur verbranden. Zo wordt er in de profetie van Vala gezegd:

Surt komt vanuit het zuiden
Met vlammende vlammen;
Van het zwaard schijnt
De zon van de oorlogsgod.
Rotsen komen tezamen
En heksen storten in,
Mannen gaan de weg naar Hel
En de hemelen zijn gespleten. (Oude Edda; profetie van Vala)

 

5. Zei Ganglere: Wat gebeurde er voordat de rassen ontstonden en mannen werden verhoogd en vermenigvuldigd? Antwoordde Har en legde uit, dat zodra de beken, die Elivogs worden genoemd, zo ver van hun bron waren gekomen dat de giftige gist die ermee vloeide verhardde, net als het schuim dat uit het vuur vloeit, toen veranderde het in ijs. En toen dit ijs stopte en niet meer vloeide verzamelde het de druilende regen die uit het gif was voortgekomen en bevroor tot rijp en ˇˇn laag ijs werd op de andere gelegd om Ginungagap te zuiveren. Toen zei Jafnhar: al dat deel van Ginungagap dat naar het noorden [58] kronkelt is gevuld met dik en zwaar ijs en rijp en overal binnen waren er druilende regens en windvlagen. Maar het zuidelijke deel van Ginungagap werd verlicht door de gloeiende vonken die uit Muspelheim vlogen. Toe, voegde Thride toe: Zoals koude en alle grimmige dingen voortgingen uit Niflheim zodat wat aan Muspelheim grensden was warm en helder en Ginungagap was zo warm en mild als windstille lucht. En toen het verwarmde blazen van Muspelheim de rijp ontmoetten zodat het tot druppels smolt, dan, door de macht van hem die de hitte zond, werden de druppels levendiger en namen de gelijkenis van een man die de naam Ymer kreeg. Maar de Vorst reuzen noemen hem Aurgelmer. Dit wordt er gezegd in de korte profetie van de Vala (het lied van Hyndla):

Alle valaÕ s zijn
Van Vidolf afkomstig;
Alle tovenaars zijn
Van het geslachtvan Vilmeide;
Alle bezweerders
Zijn zonen van Svarthofde;
Alle reuzen zijn

Gekomen van Ymer. (Oude Edda; lied van Hyndla)

En op dit punt toen Vafthrudner, de reus, gevraagd werd door Gangrad:

Waar kwam Aurgelmer vandaan?
Oorspronkelijk voor de zonen
[59] Van de reuzen? - u wijze reus! .(Oude Edda; lied van Vafthrudner)

 

Zei hij;
Van de Elivogs
Springen druppels gif,
En groeide tot een reus werd gemaakt.
Vandaar ons geslacht
Zijn allemaal afstammelingen,
Daarom zijn we allemaal zo fel. (Oude Edda; lied van Vafthrudner)

 

Toen vroeg Ganglere: Hoe ontwikkelden de geslachten zich van hem? Of wat werd er gedaan om meer mannen te maken? Of gelooft u dat hij de god is van wie u nu sprak? Har maakte een antwoord: We geloven in geen geval dat hij god is; kwaad was hij en al zijn nageslacht die we vorst-reuzen noemen. Er wordt gezegd dat hij toen hij sliep en zweette en toen groeide er onder zijn linkerarm een man en een vrouw en een van zijn voeten verwekte met de andere een zoon. Van deze komen de rassen die vorst-reuzen worden genoemd. De oude vorstreus die we Ymer noemen.

6. Toen zei Ganglere: Waar woonde Ymer en waarvan leefde hij? Beantwoorde Har: Het volgende ding was dat toen de rijp smolt in druppels er een koe van gemaakt was die Audhumbla heette. Vier melkstromen stroomden uit haar spenen en ze voedde Ymer. Daarop vroeg Ganglere: Waarvan leefde de koe? Beantwoorde Har: Ze likte de zoutstenen die bedekt waren met rijp en de eerste dag dat ze de stenen likte daar kwam Ōs avonds een mannenhaar uit, de tweede dag een mannenhoofd en de [60] derde dag was de hele man daar. De naam van deze man was Bure; hij was schoon van gezicht, groot en machtig en hij verwekte een zoon wiens naam Bor was. Deze Bor trouwde met een vrouw wiens naam was: Bestla, de dochter van de reus Bolthonr; ze hadden drie zonen, de ene heet Odin, de andere Vile en de derde Ve. En ik geloof dat deze Odin en zijn broers de heersers van hemel en aarde zijn. We denken dat hij zo genoemd moet worden. Dat is de naam van de man waarvan we weten dat die de grootste en beroemdste is en misschien mogen mannen hem bij die naam noemen.

7. Ganglere vroeg: Hoe konden deze vrede houden met Ymer of wie was de sterkste? Toen antwoordde Har: De zonen van Bor doodden de reus Ymer, maar toen hij viel stroomde er zoveel bloed uit zijn wonden dat ze daarin verdronken het hele ras van de vorstreuzen; behalve ˇˇn, die ontsnapte met zijn huishouding. De reuzen noemen hem Bergelmer. Hij en zijn vrouw gingen aan boord van zijn ark en redden zichzelf daarin. Van hen zijn nieuwe geslachten van vorstreuzen gekomen, zoals hier gezegd wordt:

Talloze winters
Eer de aarde was gemaakt,
Was Bergelmer geboren.
[61] Dit eerste die ik me herinner
Hoe die slimme reus
Veilig in zijn ark lag. (Oude Edda; lied van Vafthrudner)

 

8. Toen zei Ganglere: Wat werd er toen gedaan door de zonen van Bor, omdat u gelooft dat zij goden waren? Antwoordde Har: Daarover valt niet veel te zeggen. Ze namen het lichaam van Ymer en brachten het naar het midden van Ginungagap en maakten van hem de aarde. Van zijn bloed maakten zij de zee‘n en meren; van zijn vlees was de aarde gemaakt, maar van zijn beenderen de rotsen; van zijn tanden en kaken en van de gebroken beenderen maakten zij stenen en kiezelstenen. Jafnhar merkte op: van het bloed dat uit de wonden vloeide en dat vrij was maakten ze de oceaan; zij bevestigden de aarde tezamen en daaromheen legden zij deze oceaan in een ring erom en het moet de meeste mensen onmogelijk schijnen om deze over te steken. Thride voegde toe: Ze namen zijn schedel en maakten daarvan de lucht en hieven hem met vier zijden over de aarde. Onder elke hoek zetten ze een dwerg en de vier dwergen heetten Austre (oost), Vestre (West), Nordre (Noord), Sudre (Zuid). Toen namen ze gloeiende vonken die los waren en uit Muspelheim waren geworpen en plaatsten ze in het midden van de grenzeloze hemel, zowel boven als beneden om hemel en aarde te verlichten. Ze gaven rustplaatsen aan alle vuren en zetten [62] sommigen in de hemel; sommigen werden gemaakt om vrij onder de hemel te gaan, maar zij gaven hun een plaats en vormden hun koers. In oude liedjes wordt gezegd dat vanaf die tijd dagen en jaren werden gerekend. Dus in de profetie van de Vala:

De zon wist niet
Waar ze haar hal had;
De maan wist het niet
Wat hij zou kunnen hebben;
De sterren wisten niet
Hun rustplaatsen. (Oude Edda; profetie van Vala)

 

Zo was het voordat deze dingen werden gemaakt. Toen zei Ganglere: Wonderbaarlijke tijdingen zijn deze die ik nu hoor; een wonderbaarlijk groots gebouw is dit en behendig gebouwd. Hoe was de aarde gevormd? Antwoord maakte Har: De aarde is rond en buiten de ronding ligt de diepe oceaan en langs de buitenste zeestrand van de zee hebben ze land gegeven voor de reuzenrassen om in te wonen; en tegen de aanval van rusteloze reuzen bouwden ze een vesting in de zee en rond de aarde. Voor dit doel gebruikten ze de wenkbrauwen van de gigantische Ymer en noemden ze de burcht Midgard. Ze namen ook zijn hersens en wierpen ze in de lucht en maakten daaruit de wolken, zoals hier gezegd wordt:

[63] Van Ymers vlees
Is de aarde is gemaakt,
En van zijn zweet de zee‘n;
Rotsen van zijn botten,
Bomen van zijn haar,
En de lucht van zijn schedel;
Maar van zijn wenkbrauwen
De blijde krachten
Maakte Midgard voor de zonen van mannen.
Van zijn hersens
Alle melancholie
Werden wolken gemaakt. (Oude Edda; lied van Grimmer, in oud Noors is de zon vrouwelijk en de maan mannelijk)

 

[64] HOOFDSTUK V.

DE CREATIE- (VERVOLG.)

9. Toen zei Ganglere: Er was veel gedaan lijkt me, toen hemel en aarde werden gemaakt, toen zon en maan op hun plaatsen werden geplaatst en toen dagen werden uitgezet; maar vanwaar kwamen de mensen die de wereld bewonen? Har antwoordde als volgt: Toen de zonen van Bor langs het strand gingen vonden ze twee bomen. Deze bomen namen ze op en maakten er mannen van. De eerste gaf hun geest en leven; de tweede begiftigde hen met rede en kracht van beweging; en de derde gaf hen vorm, spraak, gehoor en gezichtsvermogen. Ze gaven kleding en namen; de man die ze Ask noemden en de vrouw Embla. Van hen is de gehele mensheid gekomen en een verblijfplaats is hen gegeven onder Midgard. In de volgende plaats maakten de zonen van Bor zich in het midden van de wereld een burcht die Asgard heet en die wij Troje noemen. Daar woonden de goden en hun geslacht en vandaar werden veel nieuws en avonturen gedaan, zowel op aarde als in de lucht. In Asgard is een [66] plaats genaamd Hlidskjalf en toen Odin daar op de hoge stoel ging zitten zag hij over de hele wereld en wat elke man aan het doen was en hij kende alle dingen die hij zag. Zijn echtgenote heet Frigg en zij was de dochter van Fjorgvin en van hun nageslacht stamt het geslacht af dat wij asas noemen die Asgard bewonen, de oude en de rijken die eromheen liggen en al dat geslacht staat ​​bekend als goden. En om deze reden wordt Odin Alvader genoemd, dat hij de vader is van alle goden en mensen en van alle dingen die door hem en door zijn macht gemaakt zijn. Jord (de aarde) was zijn dochter en zijn vrouw; met haar verwekte hij zijn eerste zoon en dat is Asa-Thor. Aan hem werd kracht en macht gegeven waardoor hij alle dingen snel overwint.

10. Norfe, of Narfe heet een reus en die woont in Jotunheim. Hij had een dochter met de naam Nacht. Ze was zwart en donker als het geslacht waartoe ze behoorde. Ze was eerst getrouwd met een man die Naglfare heette. Hun zoon was Aud. Daarna was ze getrouwd met Annar. Jord heet hun dochter. Haar laatste echtgenoot was Delling (morgenstond), die van asa-geslacht was. Hun zoon was Dag, die licht en eerlijk was naar zijn vader. Toen nam Alfather Nacht en haar zoon Dag, gaf ze twee paarden en twee wagens en zette ze in de hemel om rond de aarde te rijden, elk om beurten twaalf uur. De nacht rijdt eerst op het paard dat Hrimfaxe wordt genoemd en elke ochtend bedauwt hij de aarde met het schuim van zijn bit. [66] Het paard waarop Dag rijdt wordt Skinfaxe genoemd en met zijn manen verlicht hij de hele hemel en de aarde.

11. Toen zei Ganglere: Hoe stuurt hij de loop van de zon en de maan? Antwoordde Har: Mundilfare heet de man die twee kinderen had. Ze waren zo mooi en schoon dat hij zijn zoon Maan noemde en zijn dochter, die hij ten huwelijk gaf aan een man met de naam Glener, die hij Zon noemde. Maar de goden werden boos op deze arrogantie, namen zowel de broer als de zuster en zetten ze in de hemel en zorgden dat de zon de paarden rijd die de kar van de zon trekt die de goden hadden gemaakt om de wereld te verlichten van vonken die uit Muspelheim vloog. Deze paarden zijn Arvak en Alsvid. Onder hun schoft plaatsten de goden twee windtassen om ze af te koelen, maar in sommige liederen wordt het ijzerkoud (’sarnkol) genoemd. Maan begeleidt de loop van de maan en regeert zijn wassen en afnemen. Hij nam van de aarde twee kinderen die Bil en Hjuke hoog heten toen ze vanuit een bron genaamd Byrger gingen en droegen op hun schouders de emmer genaamd Sager en de paal Simul. De naam van hun vader is Vidfin. Deze kinderen vergezellen altijd Maan zoals te zien is vanaf de aarde.

[67] 12. Toen zei Ganglere: Swift vliegt naar de Zon, bijna alsof ze bang was en ze kon niet meer haast maken in haar loop alsof ze haar vernietiger vreesde. Toen antwoordde Har: Noch is het wonderbaarlijk dat ze vaart met al haar macht. Dichtbij is hij die haar achtervolgt en er is geen ontsnapping voor haar dan om hem voor hem te rennen. Toen vroeg Ganglere: ŅWie heeft haar deze moeite gedaan? Antwoordde Har: Het zijn twee wolven. De enige heet Skol, hij rent haar achterna; ze is bang voor hem en hij zal haar op een dag inhalen. De andere heet Haat, de zoon van Hrodvitner; hij begeeft zich voor haar en wil de maan vangen en dat zal hij tenslotte doen. Toen vroeg Ganglere: Van wie zijn nakomelingen zijn deze wolven? (dat wolven de zon en de maan volgen is een wijdverspreid populair bijgeloof. In Zweden wordt een heldere vlek Solvarg (zonnewolf) genoemd) Zei Har; Een heks woont ten oosten van Midgard, in het bos genaamd Jarnved (IJzerhout), waar de heksen verblijven die Jarnvidjes heten. De oude heks baarde vele reuzenzonen en allemaal in de vorm van een wolf. Vandaar komen deze twee wolven. Er wordt gezegd dat van dit wolvengeslacht een de machtigste is en wordt Moongarm genoemd. Hij is vervuld met het levensbloed van alle doden. Hij zal de maan verslinden en de hemel en de hemel met bloed bevlekken. Daardoor zal de zon verduisterd worden, zullen de winden woest worden en brullen zoals in de profetie van de Vala wordt gezegd:

In het oosten woont de oude heks,
In het Jarnved-bos;
En brengt daar voort
de nakomelingen van Fenrer.
Er komt van allemaal
Een van de ergste,
[68] De verslinder van de maan
In de vermomming van een trol.

Hij is vervuld van het levensbloed
Van mensen gedoemd om te sterven;
De stoelen van de goden
bevlekt hij met rood bloed;
Zonneschijn wordt zwart
De zomer daarna
Alle weer wordt wispelturig.
Ken je het al of niet? (Oude Edda, profetie van Vala)

 

13. Toen vroeg Ganglere: Wat is het pad van aarde naar de hemel? Har antwoordde lachend: Gekkigheid vraag je nu. Is er je niet verteld dat de goden een brug hebben gemaakt van de aarde naar de hemel die Bifrost wordt genoemd? Je moet het gezien hebben. Het kan zijn dat je het de regenboog noemt. Het heeft drie kleuren, is erg sterk en is gemaakt met meer handigheid en vaardigheid dan andere structuren. Toch, hoe sterk het ook is, het zal breken wanneer de zonen van Muspel erover komen rijden en dan zullen hun paarden moeten zwemmen over grote rivieren om door te kunnen gaan. Toen zei Ganglere: De goden hebben, denk ik, die brug niet eerlijk gebouwd als het in stukken kan breken omdat ze dat hadden kunnen doen, hadden ze dat gewenst. Toen antwoordde Har: De goden zijn niet de schuld van deze structuur. Bifrost is inderdaad een goede brug, maar er is niets in de wereld dat in staat is om te weerstaan als de zonen van Muspel komen te vechten.

[69] HOOFDSTUK VI.
DE EERSTE WERKEN VAN DE ASAS. DE GOUDEN EEUW.

 

14. Toen zei Ganglere: Wat deed Alvader toen Asgard was gebouwd? Zei Har: In het begin stelde hij heersers aan op een plaats in het midden van de burcht die Idavold heette die met hem de geschillen van mannen moesten beoordelen en de aangelegenheden van de burcht moesten beslissen. Hun eerste werk was om een ​​rechtbank te bouwen waar er stoelen waren voor alle twaalf en, bovendien, een hoge plaats voor Alvader. Dat is het beste en grootste huis ooit gebouwd is op aarde en is binnen en buitn als vast goud. Deze plaats wordt Gladsheim genoemd. Daarna bouwden ze een andere hal als een thuis voor de godinnen wat ook een heel mooi herenhuis is en wordt Vingolf genoemd. Daarop bouwden zij een smederij; maakten hamer, tang, aambeeld en met deze alle andere gereedschappen. Daarna werkten ze in ijzer, steen en hout en vooral in dat metaal dat goud wordt genoemd. Al hun huishoudelijke waren waren van goud. Dat tijdperk werd de gouden eeuw genoemd totdat het verloren was door de komst van de vrouwen uit Jotunheim. Toen plaatsten de goden zichzelf op hun hoge stoelen en hielden raad. Ze herinnerden zich hoe de dwergen zich in de vorm van de aarde hadden vermenigvuldigd als maden in vlees. [70] De dwergen waren eerst gemaakt en waren levend geworden in het vlees van Ymer en waren toen maden; maar nu, door de beslissing van de goden, kregen zij het begrip en de gelijkenis van mensen, maar moesten zij nog steeds op de aarde en in rotsen wonen. Modsogner was een dwerg en Durin een andere. Zo wordt er in de profetie van Vala gezegd:

Toen gingen alle goden,
De alle-heilige goden,
Op hun rechterstoelen,
En namen daarop raad
Wie zou het geslacht
Van dwergen cre‘ren
Van de bloedige zee
En uit de botten van Blain.
In de gelijkenis van mensen
Ze hebben er veel gemaakt
Dwergen in de aarde,
Zoals Durin zei.

En deze, zegt de Vala, zijn de namen van de dwergen:

Nye, Nide,
Noorden, Zuiden,
Oosten, Westen,
Althjof, Dvalin,
Na, Nain,
Nipen, Dain,
Bifur, Bafur,
Bombor, Nore,
Erts, Onar,
Oin, Mjodvitner,
Vig, Gandalf,
Vindalf, Thorin,
Bestand, Kile,
Fundin, Vale,
[71] Thro, Throin,
Thek, Lit, Vit,
Ny, Nyrad,
Rek, Radsvid.

 

Maar de volgende zijn ook dwergen en wonen in de rotsen, terwijl de hierboven genoemde wonen in de modder:

Draupner, Dolgthvare,
Hor, Hugstare,
Hledjolf, Gloin,
Dore, Ore,
Duf, Andvare,
Hepte, File,
Har, Siar.

 

Maar de volgenden komen van SvarinÕs tot Aurvang op Joruvold en uit hen is Lovar voortgekomen. Hun namen zijn:

Skirfer, Virfir,
Skafid, Ae,
Alf, Inge,
Eikinslgalde,
Fal, Froste,
Fid, Ginnar. (Oude Edda, profetie van Vala)

 

[72] HOOFDSTUK VII.
OP DE PRACHTIGE DINGEN IN DE HEMEL.

 

15. Toen zei Ganglere: Waar is de voornaamste of meest heilige plaats van de goden? Har antwoordde: Dat is door de es Yggdrasil. Daar komen de goden elke dag samen in raad. Zei Ganglere: Wat wordt er gezegd over deze plek? Antwoordde Jafnhar: deze es is de beste en grootste van alle bomen; zijn takken strekken zich over de hele wereld uit en reiken tot boven de hemel. Drie wortels ondersteunen de boom en staan wijd uit elkaar; de ene wortel is bij de asas en de andere bij de vorstreuzen waar Ginungagap vroeger was; de derde reikt tot Niflheim; daaronder is Hvergelmer, waaronder Nidhug is die de wortel knaagt. Maar onder de tweede wortel, die zich uitstrekt tot de vorstreuzen, bevindt zich de put van Mimer, waarin kennis en wijsheid verborgen zijn. De eigenaar van de bron heet Mimer. Hij is vol van wijsheid want hij drinkt uit de bron met de Gjallar-hoorn. Alvader kwam er eens en vroeg om iets te drinken uit de bron, maar hij kreeg het niet voordat hij een van zijn ogen als pand achterliet. Dat staat dus in de profetie van de Vala;

[73] Weet ik wel, Odin,
Waar je je oog verborg:
In de kristalheldere
Bron of Mimer.
Mede drinkt Mimer
Elke ochtend
Van de belofte van Alvader.
Ken je het al of niet? (Oude Edda, profetie van Vala)

 

De derde wortel van de es is in de hemel en daaronder is de heiligste fontein van Urd. Hier hebben de goden hun doodsvelden. De asas rijden hier elke dag over Bifrost die ook wel Asabrug genoemd wordt. Hierna volgen de namen van de paarden van de goden: Sleipner is de beste; hij is van Odin en hij heeft acht voeten. De tweede is Glad, de derde Gyller, de vierde Gler, de vijfde Skeidbrimer, de zesde Silfertop, de zevende Siner, de achtste Gisl, de negende Falhofner, de tiende Gulltop, de elfde Letfet. BalderÕ s paard was met hem verbrand. Thor gaat te voet naar het dodenveld en waadt door  de volgende rivieren:

Kormt en Ormt
En de twee Kerlaugs;
Deze zullen Thor waden
Elke dag
Wanneer hij gaat oordelen
Dichtbij de Yggdrasil-es;
Voor de Asa-brug
Verbrandt alles in vuur en vlam, -
De heilige wateren brullen. (Oude Edda, lied van Grimner)

 

[74] Toen vroeg Ganglere: Brandt het vuur over Bifrost? Har antwoordde: Het rood dat je in de regenboog ziet is het brandende vuur. De vorstreuzen en de bergreuzen zouden naar de hemel gaan als Bifrost begaanbaar was voor iedereen die daarheen wilde gaan. Er zijn veel schone plaatsen in de hemel en ze worden allemaal beschermd door een goddelijke verdediging. Daar staat een prachtige hal bij de fontein onder de es. Daaruit komen drie maagden wiens namen Urd, Verdande en Skuld zijn. Deze maagden vormen het leven van mensen en we noemen ze Nornen. Er zijn nog meer Nornen, namelijk degenen die naar elke man komen wanneer hij wordt geboren om zijn leven vorm te geven en deze staan bekend als van het geslacht van goden; anderen daarentegen zijn van het elvengeslacht en weer anderen behoren tot het ras van de dwergen. Zoals hier gezegd wordt:

Ver van mij, denk ik,
Zijn de Nornen geboren,
Ze zijn niet van hetzelfde geslacht.
Sommige zijn van de asas,
Sommigen zijn van de elven,
Sommige zijn dochters van Dvalin. (Oude Edda, lied van Grimner)

 

Toen zei Ganglere: Als de Nornen het lot van de mensen regeren, dan delen ze die buitengewoon ongelijk uit. Sommigen leven een goed leven en zijn rijk; sommigen krijgen rijkdom noch lof. Sommigen hebben een lange, anderen een kort leven. Har antwoordde: Goede Nornen en van goede afkomst vormen een goed leven en wanneer sommige mensen met tegenslag bezwaard worden zijn de slechte Nornen er de oorzaak van.

16. Toen zei Ganglere: Welke andere opmerkelijke dingen zijn er te zeggen over de es? Har antwoordde: Er valt veel over te [75] zeggen. Op een van de takken van de es zit een adelaar die veel weet. Tussen zijn ogen zit een havik die Vedfolner wordt genoemd. Een eekhoorn genoemd Ratatosk springt op en neer in de boom en draagt woorden van afgunst tussen de arend en Nidhug. Vier herten springen in de takken van de es en bijten de bladeren. (IJslandse belemmeringen) Hun namen zijn: Dain, Dvalin, Duney en Durathro. In Hvergelmer met Nidhug zijn meer slangen dan de tong kan vertellen. Zoals hier wordt gezegd:

De es Yggdrasil
Draagt zorgen
Groter dan mannen weten.
Herten bijten het hierboven,
Aan de zijkant gaat het rotten,
Nidhug knaagt het hieronder.

 

En zo wordt er ook gezegd;

Meer slangen leugens
Beneden de es Yggdrasil
Dan wordt gedacht
Bij elke dwaze aap.
Goin en Moin
(Ze zijn zonen van Grafvitner),
[76] Grabak en Grafvollud,
Ofner en Svafner
Moet toestaan, denk ik,
Knagen aan de wortels van die boom. (Oude Edda, profetie van Vala)

 

Opnieuw wordt gezegd dat de Nornen die in de fontein van Urd wonen dagelijks water uit de fontein nemen en de klei nemen die rond de fontein ligt en daarmee de es besprenkelen opdat zijn takken niet verwelken of vergaan. Dit water is zo heilig dat alle dingen die in de fontein worden gebracht zo wit worden als de film van een eierschaaltje Zoals hier wordt gezegd;

Een es die ik ken
Heet Yggdrasil;
Een hoge, heilige boom
Met witte klei besprenkeld.
Vandaar komt de dauw
Die valt in de dalen.
Groen voor altijd staat het
Over de fontein van Urd. (Oude Edda, profetie van Vala)

 

De dauw die vanaf deze boom op de aarde valt noemt men de val van honing en het is het voedsel van bijen. Twee vogels worden gevoed in de fontein van Urd; zij worden zwanen genoemd en zij zijn de ouders van het geslacht van zwanen.

17. Toen zei Ganglere: Grote tijdingen die je van de hemel kan vertellen. Zijn er andere opmerkelijke plaatsen dan die van UrdÕs fontein? Antwoordde Har: Er zijn veel prachtige woningen. Een daarvan heet Alfheim. Daar wonen de mensen die lichtelven [77] worden genoemd; maar de donkere elven wonen beneden op de aarde en ze lijken niet op de licht-elfen, maar veel meer op daden. De licht-elfjes zijn schoner dan de zon om naar te kijken, maar de donkere elfjes zijn zwarter dan pek. Een andere plaats wordt Breidablik genoemd en geen enkele plaats is mooier. Er is ook een landhuis genaamd Glitner, waarvan de muren en pilaren en palen van gepolijst goud zijn en het dak is van zilver. Verder is er een woning genaamd Himinbjorg die aan het einde van de hemel staat waar de Bifrost-brug verenigd is met de hemel. En er is een grote woning genaamd Valaskjalf die van Odin is. De goden hebben het gemaakt en het omhuld met zuiver zilver. In deze hal is de hoge stoel die Hlidskjalf wordt genoemd en wanneer Alvader op deze stoel zit ziet hij over de hele wereld. In het zuidelijke einde van de wereld is het paleis en dat is de mooiste van allemaal en helderder dan de zon; zijn naam is Gimle. Het zal standhouden wanneer zowel hemel als aarde zijn vergaan. In deze zaal zullen de goeden en de rechtvaardigen door alle eeuwen heen wonen. Zo zegt de profetie van de Vala:

Een hal die ik ken, staat
Dan is de zon mooier,
Dan goud beter,
[78] Gimle van naam.
Het zal goed zijn
Mensen te wonen,
En voor altijd
Genieten van vreugde. (Oude Edda, profetie van Vala)

 

Toen zei Ganglere; Wie bewaakt dit paleis wanneer SurtÕs vuur hemel en aarde verbrandt? Har antwoordde: Er wordt gezegd dat naar het zuiden en boven deze hemel een andere hemel is die Andlang wordt genoemd. Maar er is een derde, dat boven deze is, en wordt Vidblain genoemd en in deze hemel geloven we dat dit landhuis (Gimle) gesitueerd is; maar wij achten dat alleen de licht-elven daar nu in wonen.

[79] HOOFDSTUK VIII.
DE ASAS.

 

18. Toen zei Ganglere: Waar komt de wind vandaan? Het is zo sterk dat het grote zee‘n beweegt en de waaiers vuren in vlammen en toch, hoe krachtig het ook is, het kan niet worden gezien. Daarom is het wonderlijk gemaakt. Toen antwoordde Har: Dat kan ik je goed vertellen. Aan het noordelijke uiteinde van de hemel zit een reus die Hrasvelg heet. Hij is gekleed in adelaars pluimen en wanneer hij zijn vleugels spreidt voor vlucht komt de wind onder hm vandaan. Zo is het hier gezegd:

Hrasvelg heet hij
Die zit aan het einde van de hemel,
Een reus in adelaars vermomming.
Van zijn vleugels, zeggen ze
Komt de wind
Over de hele mensheid. (Oude Edda, lied van Vafthrudner)

 

19. Toen zei Ganglere: Hoe komt het dat de zomer zo heet is, maar de winter zo koud? Har antwoordde: Een wijs man zou zoÕn vraag niet stellen want iedereen kan dit vertellen; maar als jij alleen zo stom bent geworden dat je er nog nooit van gehoord [80] hebt, dan vergeef ik het je liever vanwege het feit dat je onverstandig bent ˇˇn keer dan dat je langer zou moeten gaan in onwetendheid over wat je zou moeten weten. Svasud is de naam van hem die de vader is van de zomer en hij leeft zoÕn leven van plezier dat alles wat mild is van hem zoete (svasligt) wordt genoemd. Maar de vader van de winter heeft twee namen, Vindlone en Vindsval. Hij is de zoon van Vasad en al dat geslacht is grimmig en ijzig en de winter is gelijk hen.

20. Toen vroeg Ganglere: Wie zijn de asas in wie mensen zijn gebonden om te geloven? Har antwoordde hem: Twaalf zijn de goddelijke asas. Jafnhar zei: niet minder heilig zijn de asynjes (godinnen), evenmin is hun macht minder. Vervolgens voegde Thride toe: Odin is de hoogste en oudste van de asas. Hij bestuurt alle dingen, maar de andere goden, elk volgens zijn macht, dienen hem als kinderen tot vader. Frigg is zijn vrouw en zij kent het lot van de mens, hoewel zij daar niets over vertelt omdat er verband mee bestaat dat Odin zelf tegen Asa-Loke zei;

Gek ben jij, Loke!
En uitzinnig;
Waarom stop je niet?
Fortuinen allemaal,
Denk ik, Frigg weet het,
Hoewel ze het zichzelf niet vertelt. (Oude Edda, strijd van Loki)

 

[81] Odin wordt Alvader genoemd want hij is de vader van alle goden; hij wordt ook Valvader genoemd, want allen die in gevecht vallen zijn zijn uitverkoren zonen. Voor hen bereidt hij Valhal en Vingolf voor, waar ze einherjes (helden) worden genoemd. Hij wordt ook Hangagod, Haptagod en Farmagod genoemd; en hij gaf zichzelf nog meer namen toen hij naar koning Geirrod kwam;

Grim is mijn naam,
En Ganglare,
Herjan, Hjalmbore,
Thek, Thride,
Thud, Ud,
Helblinde, Har,
Sad, Svipal,
Sangetal,
Herteit, Hnikar,
Bileyg, Baleyg,
Bolverk, Fjolner,
Grimner, Glapsvid, Fjolsvid,
Sidhot, Sidskeg,
Sigfather, Hnikud,
Alfather, Atrid, Farmatyr,
Oske, Ome,
Jafnhar, Biflinde,
Gondler, Harbard,
Svidur, Svidrir,
Jalk, Kjalar, Vidur,
Thro, Yg, Thund,
Vak, Skilfing,
Vafud, Hroptatyr,
Gaut, Veratyr. (Oude Edda, lied van Grimner)

 

Toen zei Ganglere: Een heel groot aantal namen heb je hem gegeven; en dit weet ik zeker, dat hij een zeer wijze man moet zijn die in staat is te begrijpen en te beslissen welke kansen de oorzaken zijn van al deze namen. Har antwoordde: Er is veel kennis [82] nodig om het allemaal goed uit te leggen, maar toch is dit het kortste om je te vertellen dat de meeste van deze namen hem zijn gegeven omdat er, omdat er veel talen in de wereld zijn, alle mensen dachten dat ze zijn naam in hun taal moesten veranderen opdat zij hem zouden kunnen aanbidden en elk hem in zijn eigen taal zou bidden. Andere oorzaken van deze namen moeten in zijn reizen worden gezocht waarover in oude sagen wordt verteld; en je kan geen aanspraak maken op een wijze man  genoemd te worden als je niet in staat bent om over deze prachtige avonturen te vertellen.

21. Toen zei Ganglere: Wat zijn de namen van de andere asas? Wat is hun beroep en wat voor werk hebben ze gedaan? Har antwoordde: Thor is de belangrijkste van hen. Hij wordt Asa-Thor of Oku-Thor genoemd. (Oku is ontleend van de Finse dondergod Ukko) Hij is de sterkste van alle goden en mensen en heerst over het rijk dat Thrudvang heet. Zijn hal heet Bilskirner. Daarin zijn vijfhonderdveertig verdiepingen en het is het grootste huis dat mannen hebben gemaakt. Zo wordt er in GrimnerÕ s Lied gezegd:

Vijfhonderd verdiepingen
En nog eens veertig,
Mij dunkt, heeft Bilskirner gebogen.
Van alle huizen
Dat ik weet dat het overdekt is
Ik weet dat mijn zoon de grootste is. (Oude Edda, lied van Grimner)

 

[83] Thor heeft twee geiten met name Tangnjost en Tangrisner, en een strijdwagen waarin hij rijdt. De geiten trekken de strijdwagen; daarom wordt hij Oku-Thor genoemd. Hij bezit drie waardevolle schatten. Een daarvan is de hamer Mjolner, die de vorstreuzen en bergreuzen goed kennen als het geheven wordt; en dit is niet verwonderlijk, want daarmee heeft hij menige schedel van hun vaders of vrienden gespleten. De tweede schat die hij bezit is Megingjarder (riem van kracht); wanneer hij er zich mee omgordt wordt zijn kracht verdubbeld. Zijn derde schat die van grote waarde is, is zijn ijzeren handschoenen; deze kan hij niet missen als hij het heft van de hamer vasthoudt. Niemand is zo wijs dat hij al zijn grote werken kan vertellen; maar ik kan u zoveel tijdingen over hem vertellen dat het laat zal worden voordat alles is verteld dat ik weet.

22. Daarop zei Ganglere: Ik wil het nieuws van meer asas vragen. Har gaf hem antwoord: OdinÕ s tweede zoon is Balder en van hem worden goede dingen verteld. Hij is de beste en allemaal prijzen hem. Hij is zo schoon van gezicht en zo helder dat lichtstralen van hem uitgaan; en er is een plant zo wit dat hij wordt vergeleken met BalderÕ s voorhoofd en het is de witste van alle planten. Hieruit kun je oordelen over de schoonheid van zowel zijn haar als zijn lichaam. Hij is de wijste, mildste en meest welsprekende van alle asas; en dat is zijn aard dat niemand het oordeel dat hij heeft uitgesproken kan veranderen. Hij woont in [84] de hemel genaamd Breidablik en daar kan niets onreins binnenkomen. Zoals hier wordt gezegd;

Breidablik wordt het genoemd

Waar Balder heeft

Gebouwd voor zichzelf een hal

In het land

Waar ik weet wordt gevonden

Het minste kwaad. (Oude Edda, lied van Grimner)

 

23. De derde asa is hij die Njord wordt genoemd. Hij woont in Noatun, wat in de hemel is. Hij regeert het verloop van de wind en controleert de woede van de zee en van vuur. Hij wordt aangeroepen door zeevarenden en door vissers. Hij is zo rijk en welvarend dat hij iedereen die hem aanroept brede landen en overvloed kan geven. Hij werd opgevoed in Vanaheim, maar de Vans (Vergelijk Vainamoinen, de zoon van Ukko in de Finse Kalevala) gaven hem als een gijzelaar voor de goden en ontvingen in zijn plaats als een asa-gijzelaar de god wiens naam Honer is. Hij vestigde vrede tussen de goden en Vans. Njord nam tot vrouw Skade, een dochter van de reus Thjasse. Ze wilde wonen waar haar vader had gewoond, dat wil zeggen, op de bergen in Thrymheim; Njord, aan de andere kant, verkoos om dichtbij de zee te zijn. Ze kwamen daarom overeen om negen nachten door te brengen in Thrymheim en drie in Noatun. Maar toen Njord terugkwam uit de bergen naar Noatun, zong hij dit:

[85] Vermoeid ben ik van de bergen,
Niet lang was ik daar,
Slechts negen nachten.
Het gehuil van de wolven
Dacht ik klonk ziek
Tegen het lied van de zwanen.

 

Skade zong toen dit:

Ik kon niet slapen
Op mijn zeestrand bank,
Vanwege het schreeuwen van de zeevogels.
Daar word ik wakker van,
Zoals hij uit de zee komt,
Elke ochtend het miauwen.

 

Toen ging Skade de berg op en woonde in Thrymheim. Ze gaat vaak op skees (sneeuwschoenen), met haar boog en schiet wilde beesten. Ze wordt skee-godin of skee-dis genoemd. Zo wordt er gezegd:

Thrymheim wordt het genoemd
Waar Thjasse woonde,
Die machtigste reus.
Maar nu woont er  Skade,
Pure bruid van de goden,
In de oude woning van haar vader. (Oude Edda, lied van Grimner)

 

[86] 24. Njord, in Noatun, verwekte daarna twee kinderen: een zoon met de naam Frey en een dochter met de naam Freya. Ze waren mooi van gezicht en machtig. Frey is de beroemdste van de asas. Hij regeert over regen en zonneschijn en over de vruchten van de aarde. Het is goed om hem te vragen voor oogst en vrede. Hij zwaait ook de rijkdom van mannen. Freya is de beroemdste godin. Zij heeft in de hemel een woning die Folkvang wordt genoemd en wanneer zij naar de strijd rijdt behoort de ene helft van de verslagenen aan haar en de andere helft aan Odin. Zoals hier gezegd:

Folkvang wordt het genoemd,
En daar regeert Freya.
Voor de stoelen in de hal
De helft van de verslagenen
Ze kiest elke dag;
De andere helft is van Odin. (Oude Edda, lied van Grimner)

 

Haar hal is Sesrynmer en het is groot en mooi. Wanneer ze naar het buitenland gaat rijdt ze in een wagen getrokken door twee katten. Ze leent een gunstig oor aan mannen die haar aanroepen en het is van haar naam dat de titel is gekomen dat vrouwen rijk van geboorte frur (IJslands fr, Duits Frau, Deens freu, meervoud fr; dame, afgeleid van Freyja) frur genoemd worden. Ze houdt van liefdesliedjes en het is goed om haar aan te roepen in liefdesaangelegenheden.

25. Toen zei Ganglere: deze asas lijkt me van groot belang te zijn en het is niet geweldig dat je grote macht hebt omdat je zoÕn uitstekende kennis van de goden hebt en weet aan wie van hen je bid op elke gelegenheid. Maar welke andere goden zijn er? [87] Har antwoordde: er is nog een asa wiens naam Tyr is. Hij is zeer gedurfd en moedig. Hij zwaait de overwinning in de oorlog, daarom moeten strijders hem aanroepen. Er is een gezegde, dat wie anderen in dapperheid overtreft en nooit ophoudt, dat is Tyr-sterk. Hij is ook zo wijs dat er gezegd wordt van iemand die bijzonder intelligent is dat hij Tyr-geleerd is. Een bewijs van zijn durf is dat toen de asas de wolf  Fenrer brachten om hem te laten binden met de ketting Gleipner, hij niet zou geloven dat ze hem weer zouden verliezen totdat Tyr zijn hand in de mond legde als een belofte. Maar toen de Asas de Fenris-wolf niet wilden verliezen, beet hij TyrÕs hand af op de plaats van het wolfs gewricht (de pols). Vanaf die tijd heeft Tyr een hand en wordt hij nu een vredestichter genoemd onder mensen.

26. Brage is de naam van een van de andere asas. Hij is beroemd om zijn wijsheid, welsprekendheid en vloeiende spraak. Hij is een meester-dichter en van hem wordt zangkracht brag genoemdÕ (po‘zie) en zulke mannen of vrouwen die zich onderscheiden [88] door hun welsprekendheid worden brag mannen en brag vrouwen genoemd. (Vergelijk Angelsaksisch brego: voornaamste, hoofd) Zijn vrouw is Iduna. Ze bewaart een doos die appels waarvan de goden eten als ze oud worden en dan worden ze weer jong en zo zal het zijn tot Ragnarok (de schemering van de goden). Toen zei Ganglere: Van groot belang voor de goden moet het, naar mijn mening, zijn dat Iduna deze appels met zorg en eerlijkheid bewaart. Har antwoordde en lachte: ze liep een groot risico bij een gelegenheid, waarvan ik je misschien meer zou vertellen, maar je zult eerst de namen van meer asas horen.

27. Heimdal is de naam van een. Hij wordt ook de witte-asa genoemd. Hij is groot en heilig; geboren uit negen meisjes die allemaal zussen waren. Hij heet ook Hallinskide en Gullintanne, want zijn tanden waren van goud. Zijn paard heet Gulltop (Goud-top). Hij woont in een plaats genaamd Himinbjorg, in de buurt van Bifrost. Hij is de bewaker van de goden en zit aan het einde van de hemel, bewaakt de brug tegen de bergreuzen. Hij heeft minder slaap nodig dan een vogel; ziet honderd mijl rondom hem en zowel Ōs nachts als overdag. Hij hoort het gras groeien en de wol op de ruggen van de schapen en natuurlijk alle dingen die luider klinken dan deze. Hij heeft een trompet genaamd de Gullhorn, en wanneer hij het blaast kan het in alle werelden gehoord worden. Het hoofd heet HeimdalÕ s zwaard. Zo wordt hier gezegd;

[89] Himinbjorg wordt het genoemd,
Waar Heimdal regeert
Over zijn heilige zalen;
Daar drinkt de bewaker van de goden
In zijn heerlijke woning
Blij de goede mede. (Oude Edda; lied van Grimner)

 

En nogmaals, in het lied van Heimdal, zegt hij zelf:

Zoon ben ik van negen meisjes,
Geboren ben ik van negen zussen.

 

28. Hoder heet een van de asas die blind is, maar buitengewoon sterk; en de goden zouden wensen dat dit deze asa nooit genoemd moet worde, want het werk van zijn hand zal lang in herinnering worden gehouden, zowel door goden als door mensen.

29. Vidar is de naam van de stille asa. Hij heeft een hele dikke schoen en hij is de sterkste na Thor. Van hem hebben de goden veel hulp bij alle moeilijke taken.

30. Ale, of Vale is de zoon van Odin en Rind. Hij is gedurfd in gevechten en een goede schutter.

31. Uller is de naam van een die een zoon van Sif is en een stiefzoon van Thor. Hij is zo goed een boogschutter en zo snel met zijn schieten dat niemand met hem kan twisten. Hij is vriendelijk van gezicht en bezit alle kwaliteiten van een krijger. Men zou hem moeten aanroepen in een enkel gevecht.

[90] 32. Forsete is een zoon van Balder en Nanna, dochter van Nep. Hij heeft in de hemel de hal die Glitner heet. Allen die met geschillen tot hem komen gaan volkomen verzoend weg. Geen beter tribunaal is te vinden onder goden en mannen. Zo wordt hier gezegd:

Giltner heet de hal,
Die op gouden pilaren staat,
En overdekt met zilver.
Daar woont Forsete
Gedurende de hele tijd,
En regelt alle geschillen. (Oude Edda; lied van Grimner)

 

 

[91] HOOFDSTUK IX.

LOKIÕ S NAKOMELINGEN.

33. Hier is er nog steeds een die tot de asas behoort, maar sommigen noemen de roddelaar van de asas. Hij is de bedenker van bedrog en de schande van alle goden en mensen. Zijn naam is Loki, Loke of Lopt. Zijn vader is de reus Farbaute, maar de naam van zijn moeder is Laufey of Nal. Zijn broers zijn Byleist en Helblinde. Loki is eerlijk en mooi van gezicht, maar slecht in aanleg en zeer wispelturig. Hij overtreft de andere in de kracht dat sluw genoemd wordt en bedriegt in alle dingen. Hij heeft de asas vaak in grote problemen gebracht en hen vaak weer geholpen met zijn sluwe listen. Zijn vrouw heet Sygin en hun zoon Nare of Narfe.

34. Loki had nog meer kinderen. Een reuzin in Jotunheim, heet Angerboda. Met haar had hij drie kinderen. De eerste was de Fenris-wolf; De tweede, Jormungand, dat is de Midgard-slang, en de derde, Hel. Toen de goden wisten dat deze drie kinderen gestimuleerd werden in Jotunheim en zich bewust waren van de profetie‘n die veel leed en ongeluk vandaar naar hen zou [92] komen en gezien het feit dat veel kwaad zou worden gezocht uit aan de kant van hun moeder en nog steeds meer van de vaderskant stuurde hun vader stuurde Alvader enkele van de goden om de kinderen mee te nemen en naar hem te brengen. Toen ze bij hem kwamen gooide hij de slang in de diepe zee die alle landen omringt. Daar groeide de slang zodat het in het midden van de oceaan ligt, de hele aarde omgeeft en in zijn eigen staart bijt. Hel wierp hij in Niflheim en gaf haar de militaire macht over negen werelden (of negende wereld) zodat ze de verblijfplaatsen zou moeten noemen die naar haar gezonden worden, namelijk wie er sterven ten gevolge van ziekte of ouderdom. Ze heeft daar een groot herenhuis en de muren eromheen hebben een vreemde hoogte en de poorten zijn enorm. Eljudner is de naam van haar hal. Haar tafel heet hongersnood; Haar mes, versterving. De naam van de bediende van haar man is Ganglate; Ganglot (Beide namen betekenen luiaard) van haar vrouwelijke dienaar. Haar drempel wordt struikelblok genoemd; hier bed, zorg; de kostbare gordijnen van haar bed, glimmende balen. De ene helft hier is blauw en de andere helft is van de kleur van het vlees; vandaar dat ze gemakkelijk bekend is. Haar uiterlijk is erg streng en lelijk.

[93] 35. De wolf werd opgevoed door de asas thuis en Tyr was de enige die de moed had om naar hem toe te gaan en hem voedsel te geven. Toen de goden zagen hoeveel hij elke dag groeide en alle profetie‘n verklaarden dat hij voorbestemd was om voor hen fataal te worden besloten ze om een ​​zeer sterke boei te maken die ze Lading noemden. Ze brachten het naar de wolf en vroegen hem zijn kracht uit te oefenen op de boei. De wolf, die niet dacht dat het te sterk voor hem zou zijn, liet ze daarmee doen wat ze wilden. Maar toen hij in de boei beet kwam die los en hij was vrij van Lading. Toen maakten de asas nog een boei en een helft sterker en die noemden ze Drome. Ze wilden dat de wolf dit ook probeerde en zeiden hem dat hij heel beroemd zou worden vanwege zijn kracht als zoÕn sterke ketting hem niet kon vasthouden. De wolf dacht dat deze boei inderdaad zeer sterk was maar dat ook zijn kracht was toegenomen sinds hij Lading had gebroken. Hij nam het ook in overweging dat het nodig was om zichzelf aan gevaar bloot te stekken als hij beroemd wilde worden; dus liet hij zich in de boeien slaan. Toen de asas zeiden dat ze klaar waren schudde de wolf zich en zag en smeet de boei op de grond zodat de kapotte stukken ver weg vlogen. Zo brak hij uit de Drome. Sindsdien werd het als een spreekwoord gehouden, Ņom los te komen van de LadingÓ of Ņom uit de Drome te rakenÓ, wanneer iets buitengewoon moeilijk is. De asas begonnen nu te vrezen dat ze de wolf niet konden laten binden. Dus stuurde Alvader de jongeman die Skirner heet, FreyÕs boodschapper, [94] naar twee dwergen in Svartalfaheim en liet ze de boei maken die Gleipner wordt genoemd. Die was van zes dingen gemaakt: van de voetstap van katten, van de baard van de vrouw, van de wortels van de berg, van de zenuwen van de beer, van de adem van de vogels, en van het speeksel van de vogels. Als je dit nog niet eerder hebt geweten kan je er gemakkelijk achter komen dat het waar is en dat er geen leugen over bestaat omdat je moet hebben opgemerkt dat een vrouw geen baard heeft, dat de voetstap van een kat niet gehoord kan worden en dat bergen geen wortels hebben; en ik weet zeker dat wat ik je heb verteld volmaakt waar is, hoewel er enkele dingen zijn die je niet begrijpt. Toen zei Ganglere: Dit moet ik zeker begrijpen om waar te zijn. Ik kan deze dingen zien die je als bewijs hebt genomen. Maar hoe was de boei gesmeed? Antwoordde Har; Dat kan ik je goed uitleggen. Het was zacht en zacht als een zijden snaar. Hoe sterk en betrouwbaar het was, zal je nu horen. Toen de boei naar de asas werd gebracht bedankten ze de boodschapper voor het zo goed doen van zijn boodschap. Toen gingen ze naar het meer genaamd Amsvartner, naar de holm (rotsachtig eiland) genaamd Lyngve en riepen de wolf om met hen mee te gaan. Ze lieten hem de zijden band zien en boden hem het te breken en zeiden dat het iets sterker was dan de dunheid zou doen vermoeden. Ze gaven het vervolgens van de een aan de ander en probeerden de kracht met hun handen, maar het brak niet.[95]  De wolf antwoordde: Het lijkt me dat ik geen roem zal krijgen, hoewel ik breek een zo slanke draad als dit is. Maar als het gemaakt is met kunst en list dan zal, hoe klein het er ook uitziet, die band zal nooit op mijn benen komen. Toen zeiden de asas dat hij gemakkelijk in staat zou zijn een slanke zijden band te doorbreken, omdat hij al grote ijzeren boeien had opengebroken. Maar zelfs als je niet in staat bent om deze band te verbreken heb je niets te vrezen van de goden want we zullen je onmiddellijk weer los maken. De wolf antwoordde: als je me zo vast laat binden dat ik mezelf niet meer kan verlossen zal u wegsluipen en het zal lang duren voordat ik enige hulp van u krijg, daarom ben ik afkerig om deze band op me te laten leggen; maar opdat u mij niet van lafheid zou beschuldigen laat iemand van u zijn hand in mijn mond steken als een belofte dat dit zonder bedrog wordt gedaan. De ene keek de andere aan en dacht dat er nu een keuze was uit twee kwaden en niemand wilde zijn hand aanbieden voordat Tyr zijn rechterhand uitstak en in de mond van de wolf legde. Maar toen de wolf er nu tegenaan begon te draaien werd de band stijver en hoe meer hij spande hoe strakker het werd. Ze lachten allemaal behalve Tyr; hij verloor zijn hand. Toen de asas zagen dat de wolf voldoende goed was gebonden namen ze de ketting die was vastgemaakt aan de boei en die Gelgja [96] heette en trokken hem door een grote rots die Gjol wordt genoemd en bevestigden deze rots diep in de aarde. Toen namen ze een grote steen die Tvite wordt genoemd en staken die nog dieper in de grond en gebruikte deze steen als een bevestigingspen. De wolf opende zijn mond verschrikkelijk breed, draaide en wrong zich uit alle macht en wilde hen bijten; maar ze stopten een zwaard in zijn mond, op zoÕn manier dat het gevest in zijn onderkaak stond en het punt in het bovenste deel, dat is zijn mondknevel. Hij huilde vreselijk en het speeksel dat uit zijn mond liep vormde een rivier die Von wordt genoemd. Daar zal hij liggen tot Ragnarok. Toen zei Ganglere: ŅErg slecht zijn deze kinderen van Loki, maar ze zijn sterk en machtig. Maar waarom doodden de asas de wolf niet als ze het kwaad van hem verwachtten? Har antwoordde: ZoÕn groot respect hebben de goden voor hun heiligheid en vrede plaats dat ze zich niet zullen bevlekken met het bloed van de wolf, hoewel de profetie voorspelt dat hij de vloek van Odin moet worden.

[97] HOOFDSTUK X.

DE GODINNEN (ASYNJES).

36. Ganglere vroeg: Wie zijn de godinnen? Har antwoordde: Frigg is de eerste; zij bezit de juiste heerlijke woning die Fensaler wordt genoemd. De tweede is Saga die in Sokvabek woont en dit is een grote woning. De derde is Eir die de beste bloedzuiger is. De vierde is Gefjun die een maagd is en die meisjes die sterven worden haar dienstmeiden. De vijfde is Fulla die ook een maagd is, ze draagt ​​haar haar dat stroomt als een gouden lint om haar hoofd; ze draagt de kist van Frigg, zorgt voor haar schoenen en kent haar geheimen. De zesde is Freya die verbonden is met Frigg. Ze is getrouwd met de man wiens naam Oder is; de naam van hun dochter is Hnos en ze is zo mooi dat alle dingen die eerlijk en waardevol zijn genoemd worden met  haar naam, Hnos. Oder ging ver weg. Freya huilt om hem, maar haar tranen zijn gepolijst goud. Freya heeft veel namen en de reden daarvoor is dat ze haar naam veranderde in de verschillende naties waar ze op zoek was naar Oder. Ze wordt Mardol, Horn, Gefn en Syr genoemd. Ze heeft de halsketting Brising en ze wordt Vanadis genoemd. De zevende is Sjofn die dol is op het veranderen van de harten van mannen en vrouwen naar liefde en het is van haar naam dat liefde Sjafne wordt genoemd. [98] De achtste is Lofn die aardig en goed is voor degenen die haar oproepen en ze heeft toestemming van Alvader of Frigg om mannen en vrouwen bij elkaar te brengen, ongeacht welke moeilijkheden in de weg kunnen staan; daarom wordt ŌliefdeÕ zo genoemd van haar naam, en ook datgene waar mensen veel van houden. De negende is Var. Ze hoort de eden en trouw die mannen en vrouwen elkaar behoren te doen. Vandaar dat zulke geloften Vars worden genoemd en zij neemt wraak op diegenen die hun beloften verbreken. De tiende is Vor die zo wijs en zoekend is dat niets voor haar verborgen kan blijven. Het is een gezegde dat een vrouw vor (waar) wordt waarvan ze wijs wordt. De elfde is Syn die de deur van de hal bewaakt en sluit tegen degenen die niet binnen mogen. In processen bewaakt ze die waarin iemand gebruik probeert te maken van leugens. Vandaar het gezegde dat ŌSyn ertegen isÕ, wanneer iemand iets probeert te ontkennen. De twaalfde is Hlin die de mensen bewaakt die Frigg tegen elk gevaar wil beschermen. Vandaar het gezegde dat hij hlins is die vooraf waarschuwt. De dertiende is Snotra die wijs en hoofs is. Na haar worden mannen en vrouwen die wijs zijn Snotras genoemd. De veertiende is Gna die Frigg haar boodschappen in verschillende werelden stuurt. Ze rijdt op een paard genaamd Hofvarpner [99] dat door de lucht en over de zee loopt. Eens, toen ze aan het rijden was, zagen sommige Vans haar door de lucht vliegen. Toen zei een van hen;

Wat vliegt daar?
Welke gaat daar?
Wat glijdt in de lucht?

 

Ze antwoordde;
Ik vlieg niet,
Hoewel ik ga
En glijden door de lucht
Op Hofvarpner,
Die Hamskerper,
Won met Gardrofa. (Oude Edda; lied van Grimner)

 

Van de naam van Gna wordt gezegd dat alles wat hoog in de lucht ligt gnas zijn. Sol en Bil worden onder de godinnen geteld, maar hun aard is al beschreven. (Pagina 66)

37. Er zijn nog anderen die in Valhal dienen, de drank ronddragen, op de tafel wachten en op bier-hoorns geven. Zo worden ze genoemd in GrimnerÕs Lied:

Hrist en Mist
Ik wil dat mijn hoorn naar mij toe komt;
Skeggold en Skogul,
Hild en Thrud,
Hlok en Heifjoter,
Gol en Geirahod,
Randgrid en Radgrid,
En Reginleif;
Deze dragen bier naar de helden. (Oude Edda; lied van Grimner)

 

[100] Deze worden Walkuren genoemd. Odin stuurt ze naar alle veldslagen waar ze degenen kiezen die zullen worden gedood en heersen over de overwinning. Gud en Rosta en de jongste Norne Skuld rijden altijd om het gevecht te verslaan en de verslagenen te kiezen. Jord, de moeder van Thor, en Rind, de moeder van Vale, worden tot de godinnen gerekend.

[101] HOOFDSTUK XI.

DE REIS VAN DE REUZINNEN GERD EN SKIRNER.

38. Gymer heette een man wiens vrouw Orboda was van het geslacht van de bergreuzen. Hun dochter was Gerd, (gerst) de mooiste van alle vrouwen. Toen Frey op een dag naar Hlidskjalf was gegaan en naar alle werelden keek, zag hij in het noorden een gehucht waarin een groot en mooi huis was. Naar dit huis ging een vrouw en toen zij haar handen ophief om de deur te openen, glinsterde zowel de lucht als de zee daarvan en zij maakte de hele wereld helder. Als straf voor zijn vermetelheid om zichzelf in die heilige stoel te plaatsen ging Frey verdrietig weg. Toen hij thuiskwam sprak hij niet, sliep noch dronk en niemand durfde tot hem te spreken. Toen liet Njord zenden om Skirner, FreyÕs dienaar, en vroeg hem om naar Frey te gaan en hem te vragen waarom hij zo kwaad was omdat hij niemand wilde spreken. Skirner zei dat hij zou gaan, hoewel hij daartoe in staat was, omdat het waarschijnlijk was dat hij slechte woorden zou krijgen als antwoord. Toen hij bij Frey kwam en hem vroeg waarom hij zo verdrietig was dat hij niet wilde praten antwoordde [102] Frey dat hij een mooie vrouw had gezien en van haar was hij zo vervuld van verdriet dat hij niet langer kon leven als hij kon haar niet krijgen. En nu moet je gaan, voegde hij eraan toe, en vraag haar hand voor me en breng haar naar mijn huis of dat nu met of zonder de toestemming van haar vader is. Ik zal je goed belonen voor je moeite. Skirner antwoordde en zei dat hij met deze boodschap zou doorgaan, maar Frey moest hem zijn zwaard geven, dat was zo uitstekend dat het zichzelf in de strijd hanteerde. Frey maakte hier geen bezwaar tegen en gaf hem het zwaard. Skirner ging op reis, verkreeg Gerd gunst voor hem en kreeg de belofte van haar dat ze negen nachten daarna naar Bar-Isle zou komen en daar haar bruiloft met Frey zou houden. Toen Skirner terugkwam en verslag deed van zijn reis, zei Frey:

Lang is ˇˇn nacht,
Lang zijn twee nachten,
Hoe kan ik er drie uitstellen?
Vaak mij een maand
Leek minder
Dan deze halve nacht van liefde. (Oude Edda; reis van Skirner)

 

Dit is de reden waarom Frey ongewapend was toen hij met Bele vocht en hem met een hertshoorn doodde. Toen zei Ganglere: [103] Het is een groot wonder dat zoÕn heer als Frey zijn zwaard zou weggeven als hij niet een ander net zo goed had. Een groot verlies was het voor hem toen hij met Bele vocht; en dit weet ik zeker dat hij groot berouw van die gift moet hebben. Har antwoordde: Van geen grote vermelding was zijn ontmoeting met Bele. Frey had hem met zijn hand kunnen doden. Maar de tijd zal komen dat hij zich in een slechter lot zal bevinden omdat hij zijn zwaard niet heeft en dat zal zijn wanneer de zonen van Muspel in de strijd uit komen.

[104] HOOFDSTUK XII.

HET LEVEN IN DE WALHALLA.

39. Toen zei Gangler: U zegt dat alle mensen die sinds het begin van de wereld in de strijd zijn gevallen naar Odin in Valhal zijn gekomen. Wat moet hij ze te eten geven? Het lijkt mij dat er een grote menigte mensen moet zijn. Har antwoordde: Het is waar, zoals u opmerkt, dat er een grote menigte is; er zullen er nog veel meer komen en toch zullen er te weinig zijn wanneer de wolf komt. (Fenris wolf in Ragnarok) Maar hoe groot de menigte ook mag zijn in Valhal, ze zullen veel vlees van het zwijn Sahrimner krijgen. Hij wordt elke dag gekookt en is Ōs avonds weer heel. Maar wat betreft de vraag die u zojuist stelde, het lijkt mij dat er maar weinig mannen zijn die zo wijs zijn dat ze in staat zijn om het correct te beantwoorden. De naam van de kok is Andhrimner en de ketel wordt Eldhrimner genoemd zoals hier wordt gezegd;

Andhrimner kookt
In Eldhrimnir
Saerimner.
Het is het beste van vlees.
Er zijn er maar weinig die het weten
Wat de helden eten. (Oude Edda; lied van Grimner)

 

[105] Gangler vroeg: Heeft Odin hetzelfde soort eten als de helden? Har antwoordde: Het voedsel dat op zijn tafel wordt geplaatst geeft hij aan zijn twee wolven die Gere en Freke heten. Hij heeft zelf geen voedsel nodig. Wijn is voor hem zowel eten als drinken, zoals hier wordt gezegd;

Gere en Freke

Verzadigd in eten

Beroemde vader van gastheren;

Maar alleen wijn

Hernieuwt Odin in strijd

Voor altijd leeft. (Oude Edda; lied van Grimner)

 

Twee raven zitten op Odins schouders en brengen alles wat ze horen en zien in zijn oren. Hun namen zijn Hugin en Munin. Bij het ochtendgloren zendt hij ze uit om over de hele wereld te vliegen en ze komen terug bij het ontbijt. Zo krijgt hij informatie over veel dingen en daarom wordt hij Rafnagud genoemd (raven-god). Zoals hier wordt gezegd;

Hugin en Munin
Vliegen elke dag
Over de grote aarde.
Ik vrees voor Hugin
Dat hij misschien niet terug komt,
Nog meer ben ik bezorgd voor Munin. (Oude Edda; lied van Grimner)

 

40. Toen vroeg Ganglere: Wat hebben de helden te drinken dat hen zo overvloedig als het eten wordt geleverd? Of drinken ze water? [106] Har antwoordde: Dat is een wonderlijke vraag. Denkt u dat Alvader koningen, graven of andere grote mannen uitnodigt en hen water te drinken geeft? Dit weet ik zeker dat er velen naar Valhal komen die denken dat hij een grote prijs voor zijn waterdrank betaalt, als daar geen betere onthaal te vinden was, -personen namelijk die zijn gestorven aan wonden en pijn. Maar ik kan u nog andere berichten vertellen. Een geitenbok met de naam Heidrun staat op in Valhal en bijt de bladeren van de takken van die beroemde boom genaamd Lerad. Uit haar spenen loopt zoveel mede dat ze elke dag in de hal een vat vult van waaruit de hoorns worden gevuld en die zo groot is dat alle helden alle drank krijgen die ze willen. Toen zei Ganglere: Dat is een zeer nuttige geit en een uitstekende boom die haar moet voeden. Toen zei Har: Nog opmerkelijker is het hert Eikthyrner die boven Valhal staat en de takken van dezelfde boom bijt. Vanuit zijn hoorns vallen zo veel druppels neer in Hvergelmer dat vandaar de rivieren die Sid, Vid, Sekin, Ekin, Svol, Gunthro, Fjorm, Fimbulthul, Gipul, Gopul, Gomul en Geirvimul worden genoemd allemaal rond de verblijfplaatsen van de asas vallen. De volgende worden ook genoemd: Thyn, Vin, Thol, Bol, Grad, Gunthrain, Nyt, Not, Non, Hron, Vina, Vegsvin, Thjodnuma.

[107] 41. Toen zei Ganglere: Dat is een prachtige tijding die je me nu vertelt. Een geweldig huis moet Valhal zijn en een grote menigte moet er vaak aan de deur zijn. Toen antwoordde Har: Waarom vraag je niet hoeveel deuren er in Valhal zijn en hoe groot ze zijn? Wanneer je dat ontdekt zal je erkennen dat het eerder geweldig zou zijn als iedereen er niet gemakkelijk naar binnen en buiten kon gaan. Het is ook een feit dat het niet moeilijker is om binnenin een ruimte te vinden om binnen te komen. Hierover kun je horen wat het lied van Grimner zegt;

Vijfhonderd deuren
En nog eens veertig,
Ik gok, zijn er in Valhal.
Achthonderd helden
Gaan op een moment door ˇˇn deur
Wanneer ze gaan om met de wolf te vechten.

 

42. Toen zei Ganglere: Er is een machtige groep mannen in Valhal en ik weet dat Odin een zeer groot opperhoofd is omdat hij zoÕ n machtig gastheer is. Maar wat is het tijdverdrijf van de helden als ze niet drinken? Har antwoordde: Elke ochtend, wanneer ze zichzelf hebben aangekleed, nemen ze hun wapens en gaan de hof in en vechten en doden elkaar. Dat is hun spel. Tegen het ontbijt in rijden ze naar Valhal en gaan zitten om te drinken. Zoals hier gezegd wordt;

Alle helden

In OdinÕ s hof

[108] Houwen elkaar dagelijks

Ze kiezen de verslagenen

En rijden van het slagveld

Dan zitten ze in vrede tezamen. (Oude Edda; lied van Vafthrudner)

 

Maar het is waar zoals je zei dat Odin een groot opperhoofd is. Daar zij vele bewijzen van. Zo wordt gezegd in de woorden van de asas zelf;

De ese Yggdrasil
Is de belangrijkste van bomen,
Maar Skidbladner van schepen,
Odin van asas,
Sleipner van rossen,
Bifrost van bruggen,
Brage van liederen,
Habrok van wijzen,
Maar Garm van honden. (Oude Edda; lied van Grimner)

 

[109] HOOFDSTUK XIII.

HET PAARD VAN ODIN EN HET SCHIP VAN FREY.

43. Ganglere vroeg: Van wie is dat paard Sleipner en wat valt ervan  te vertellen? Har antwoordde: Je hebt geen kennis van Sleipner, noch ken je de omstandigheden bij zijn geboorte; maar het moet je de moeite waard lijken om te vertellen. In het begin toen de stad der goden gebouwd werd, toen de goden Midgard hadden opgericht en Valhal hadden gemaakt kwam er een zekere bouwer en bood aan om hen in drie half jaar een burcht te maken, zo uitstekend dat het volkomen veilig zou moeten zijn tegen de bergreuzen en vorstreuzen, ook al zouden ze zich binnen Midgard kunnen begeven. Maar hij eiste als beloning dat hij Freya zou hebben,en hij wilde daarnaast de zon en de maan. Toen kwamen de asas bij elkaar en hielden raad en er werd met de bouwer afgesproken dat hij zou krijgen wat hij eiste als hij het burcht in ˇˇn winter kon laten maken; maar als op de eerste dag van de zomer een deel van de burg niet af was dan zou het contract ongeldig moeten zijn. Er was ook overeengekomen dat geen enkele man hem zou moeten helpen met het werk. Toen zij hem deze voorwaarden vertelden verzocht hij dat zij hem de hulp van zijn paard zouden moeten toestaan, genaamd Svadilfare, en op suggestie van Loki werd hem dit verleend.

[110] Op de eerste dag van de winter begon hij de burcht te bouwen, maar Ōs nachts haalde hij er stenen voor met zijn paard. Maar het leek een groot wonder voor de asas welke geweldige rotsen dat paard trok en het paard deed de helft meer van de machtige taak dan de bouwer. Het koopje was stevig vastgelegd met getuigen en eed want de reus achtte het niet veilig om bij de asas zonder wapenstilstand te zijn als Thor naar huis zou komen die nu op reis was in het oosten om met trollen te vechten. Tegen het einde van de winter was de burcht ver gebouwd en het was zo hoog en sterk dat het op geen manier kon worden ingenomen. Toen er drie nog dagen voor de zomer waren was het werk voltooid, met uitzondering van de poort van de burcht. Toen gingen de goden naar hun rechterstoelen en hielden raad en vroegen elkaar wie hen had geadviseerd om Freya in Jotunheim te laten trouwen of om de lucht en de hemelen in duisternis te doven door de zon en de maan weg te nemen en ze aan de reus te geven; en iedereen was het erover eens dat dit moet zijn geadviseerd door hem die de slechtste raadgevingen geeft, namelijk Loki, de zoon van Laufey, en zij bedreigden hem met een wrede dood als hij geen manier kon bedenken om te voorkomen dat de bouwer zijn deel van het koopje kreeg en zij gingen naar Loki om het in zijn handen te leggen. Hij beloofde in schrik toen met een eed dat hij het zo zou moeten regelen dat de bouwer zijn loon zou verliezen, laat het kosten wat het zou. En dezelfde avond, toen de bouwer met zijn paard Svadilfare achter stenen aanreed,[111]  rende plotseling een merrie het bos uit naar het paard en begon naar hem te hinniken. Het ros, wetend wat voor soort paard dit was, raakte opgewonden en barstte uit de teugels en rende achter de merrie aan, maar ze rende van hem weg het bos in. De bouwer haastte zich naar hen toe met al zijn kracht en wilde het ros vangen, maar deze paarden bleven de hele nacht rennen en zo ging de tijd verloren en bij het aanbreken van de dag had het werk niet de gebruikelijke vooruitgang geboekt. Toen de bouwer zag dat zijn werk niet voltooid zou worden nam hij zijn gigantische vorm weer aan. Toen de asas dus zeker werden dat het echt een berg-reus was die onder hen was gekomen, luisterden ze niet naar hun eden maar riepen Thor op. Hij kwam meteen en zwaaide met zijn hamer, Mjolner, en betaalde de werkman zijn loon, niet met de zon en de maan, maar eerder door hem te beletten in Jotunheim te wonen; en dit was gemakkelijk te doen met de eerste slag van de hamer die zijn schedel in kleine stukjes brak en hem naar Niflhel zond. Maar Loki had zoÕn race met Svadilfare gedaan dat het enige tijd later een veulen droeg. Het was grijs en had acht voeten en dit is het beste paard onder goden en mensen. Zo wordt er in de ValaÕ s profetie gezegd:

[112] Toen gingen de goden.
De meest heilige goden,
Op hun oordeelstoelen,
En beraadden tezamen
Hoe de hele lucht
Met bedrog was gemengd
Of aan het gigantische geslacht
Oder had het kunnen geven.
Gebroken waren eden,
En woorden en beloften, -
Alle machtige spraak
Dat tussen hen was door gegaan.
Thor deed alleen dit,
Gezwollen van woede.
Zelden zit hij stil
Wanneer hij zulke dingen hoort. (Oude Edda; profetie van Vala)

 

44. Toen vroeg Ganglere: Wat valt er te zeggen van Skidbladner, waarvan je zegt dat het de beste van schepen is? Is er geen schip even goed of even geweldig? Antwoord maakte Har: Skidbladner is het beste van schepen en is gemaakt met de beste handwerkers; maar Naglfare, die in Muspel is, is de grootste. Sommige dwergen, de zonen van Ivalde, maakten Skidbladner en gaven die aan Frey. Het is zo groot dat alle asas, met hun wapens en oorlogstuig, ruimte aan boord kunnen vinden en zodra de zeilen worden gehesen en het een goede wind heeft, ongeacht waar het heen gaat. Wanneer het niet gewenst is voor een reis is het gemaakt van zoveel stukken en met zoveel vaardigheid dat Frey het samen kan vouwen als een servet en het in zijn zak kan dragen.

[113] HOOFDSTUK XIV.

THORÕS AVONTUREN.

Toen zei Ganglere: Een goed schip is Skidbladner, maar veel zwarte kunst moet er dan gebruikt zijn voordat het zo gevormd is. Is Thor nooit ergens gekomen waar hij iets heeft gevonden dat zo sterk en machtig is dat het superieur aan hem is geweest, hetzij in kracht of in de zwarte kunst? Har antwoordde: Weinig mannen, weet ik, zijn in staat om dat te vertellen, maar hij is nog is vaak in moeilijke omstandigheden geweest. Maar hoewel er dingen zo machtig en sterk zijn geweest dat Thor niet in staat was om de overwinning te behalen, zijn het dingen waarover niet moet worden gesproken; want er zijn veel bewijzen die allen moeten accepteren dat Thor de machtigste is. Toen zei Ganglere: Het lijkt mij dat ik nu iets heb gevraagd dat niemand kan beantwoorden.[114]  Zei Jafnhar: We hebben gehoord over avonturen die ons ongelooflijk lijken, maar hier zit er een dichtbij die in staat is om de ware tijdingen daarvan te vertellen en je mag geloven dat hij niet voor de eerste keer zal liegen, hij die nooit een leugen heeft verteld. Toen zei Ganglere: Ik zal hier blijven luisteren om te zien of er een antwoord op deze vraag te krijgen is. Maar als je mijn vraag niet kunt beantwoorden verklaar ik dat je verslagen bent. Toen antwoordde Thride: Het is duidelijk dat hij het nu zeker moet weet, hoewel het voor ons niet gepast lijkt om daarover te spreken. Het begin van dit avontuur is dat Oku-Thor op reis ging met zijn geiten en strijdwagen en met hem ging de asa die Loki wordt genoemd. Ōs Avonds kwamen ze bij een boer en kwamen daar logeren voor de nacht. Ōs Avonds nam Thor zijn geiten en doodde ze allebei waarna hij ze liet villen en in een ketel droeg. Toen het vlees was gekookt gingen Thor en zijn metgezel naar het avondeten. Thor nodigde de boer, zijn vrouw en hun kinderen, een zoon met de naam Thjalfe, en een dochter met de naam Roskva, uit om met hen te eten. Toen legde Thor de geitenhuiden weg van de open haard en verzocht de boer en zijn huishouding om de botten op de huiden te werpen. Thjalfe, de zoon van de prinses, had de dij van een van de geiten die hij met zijn mes uiteen brak om bij het merg te komen, Thor bleef daar Ōs nachts. Ōs Morgens, vlak voor het aanbreken van de dag stond hij op en kleedde zich aan, nam de hamer Mjolner, tilde hem op en heiligde de geitenhuiden. Toen stonden de geiten op, maar een van hen hinkte op een van zijn achterpoten. [115] Toen Thor dit zag, zei hij dat de boer of een van zijn mensen de botten van de geit niet goed had behandeld, want hij merkte op dat de dij gebroken was. Het is niet nodig om stil te staan bij dit deel van het verhaal. Iedereen kan begrijpen hoe bang de man werd toen hij zag dat Thor zijn wenkbrauwen voor zijn ogen liet zakken. Toen hij zijn ogen zag dacht hij dat hij alleen moest vallen als hij ze zag. Thor greep het handvat van zijn hamer zo hard dat zijn knokkels wit werden. Zoals te verwachten was, schreeuwden de boer en heel zijn huishouding hardop en smeekten om vrede door hem als een verzoening alles aan te bieden wat ze bezaten. Toen hij hun angst zag verliet zijn woede hem. Hij was tevreden en nam als losgeld de kinderen van de bondgenoten, Thjalfe en Roskva. Zij werden zijn dienaren en hebben hem sinds die tijd altijd vergezeld.

46. ​​Hij liet zijn geiten daar en ging op weg naar het oosten naar Jotunheim, helder bij de zee, en toen ging hij over de diepe oceaan, en ging aan de overkant aan land, samen met Loke en Thjalfe en Roskva. Toen ze een korte afstand hadden afgelegd stond er een groot bos voor hen waardoor ze de hele dag door gingen tot het donker werd. Thjalfe, die van alle mensen de vlijtigste van voet was droeg de tas van Thor, maar in het woud was geen goede plaats voor proviand. Toen het donker geworden was zochten ze een plek voor hun nachtverblijf en vonden een heel grote zaal. Aan het einde daarvan was een deur zo breed als de hal. Hier bleven ze de hele nacht. [116] Rond middernacht was er een grote aardbeving; de grond trilde onder hen en het huis schudde. Toen stond Thor op en riep zijn metgezellen. Ze keken om zich heen en vonden een aangrenzende kamer aan de rechterkant, in het midden van de hal, en daar gingen ze naar binnen. Thor ging in de deur zitten; de anderen gingen verder en waren erg bang. Thor hield zijn hamer vast bij het handvat, klaar om zichzelf te verdedigen. Toen hoorden ze een groot gekreun en gebrul. Toen het begon te dagen ging Thor naar buiten en zag een man niet ver van hem in het bos liggen. Hij was heel groot, lag te slapen en snurkte luid. Toen dacht Thor dat hij erachter was gekomen wat voor lawaai het was dat ze Ōs nachts hadden gehoord. Hij omgordde zich met zijn Megingjarder, waardoor zijn asa-kracht toenam. Ondertussen werd de man wakker en stond meteen op. Er wordt gezegd dat Thor dit ooit eens had gespaard om hem met de hamer te slaan en hem om zijn naam vroeg. [117] Hij noemde zichzelf Skrymer; maar, zei hij, ik hoef je niet te vragen wat uw naam is, ik weet dat je Asa-Thor bent. Maar wat heb je gedaan met mijn handschoen? Hij strekte zijn hand uit en pakte zijn handschoen op. Toen zag Thor dat de handschoen de hal was waarin hij de nacht had doorgebracht en dat de aangrenzende kamer de duim van de handschoen was. Skrymer vroeg of ze zijn gezelschap zouden accepteren. Thor zei ja. Skrymer pakte zijn provisiezak en maakte deze los en begon zijn ontbijt te eten; maar Thor en zijn makkers deden hetzelfde op een andere plaats. Skrymer stelde voor dat ze hun voorraad proviand samen zouden leggen, waarop Thor toestemde. Toen bond Skrymer al hun proviand in ˇˇn zak, legde het op zijn rug en leidde de hele dag de weg met gigantische stappen. Laat in de avond zocht hij een plaats op voor hun nachtverblijf onder een grote eik. [118] Toen zei Skrymer tegen Thor dat hij in liggen wilde om te slapen; ze kunnen de provisie zak nemen en hun avondmaal klaarmaken. Toen viel Skrymer in slaap en snurkte enorm. Toen Thor de provisiezak pakte en het moest openen gebeurde er wat ongelooflijk lijkt, maar toch moet het verteld worden, dat hij geen enkele knoop los kon krijgen en evenmin een enkel uiteinde van de snaren kon roeren zodat het was losser dan voorheen. Toen hij zag dat al zijn pogingen tevergeefs waren werd hij boos, greep zijn hamer Mjolner met beide handen en stapte met ˇˇn voet naar voren waar Skrymer lag en gooide de hamer naar zijn hoofd. Skrymer werd wakker en vroeg of er een blad op zijn hoofd was gevallen; of ze hun avondeten hadden genomen en klaar waren om te gaan slapen. Thor antwoordde dat ze net gingen slapen. Toen gingen ze onder een andere eik. Maar de waarheid moet verteld worden dat het geen onverschrokken slaap was. Ongeveer rond middernacht hoorde Thor dat Skrymer zo snurkte en zo vast sliep dat het in het woud donderde. Hij stond op en liep naar hem toe, klemde de hamer stevig en hard vast en gaf hem een klap in het midden van de kroon zodat hij wist dat het hoofd van de hamer diep in zijn hoofd zakte. Maar net toen werd Skrymer wakker en vroeg: Wat is dat? Is er een eikel op mijn hoofd gevallen? Hoe gaat het met jou, Thor? Thor haastte zich terug, antwoordde dat hij net wakker was geworden en zei dat het middernacht was en dat het nog steeds tijd was om te slapen. Toen bedacht Thor dat als hij de kans zou krijgen om hem de derde slag te geven hij hem nooit meer zou zien, en nu lag hij te kijken hoe Skrymer diep sliep. Kort voor het aanbreken van de dag hoorde hij dat Skrymer in slaap was gevallen. Dus stond hij op en rende naar hem toe. Hij greep de hamer met alle macht en sloeg hem op zijn slaap die hij het meest zag. De hamer zonk er in tot het handvat. Skrymer ging rechtop zitten, streelde zijn slapen en zei: zitten er vogels boven mij in de boom? Toen ik wakker werd dacht ik dat er wat mos uit de takken op mijn hoofd viel. Wat! ben je wakker, Thor? [119] Het is nu tijd om op te staan en aan te kleden; maar je bent nog niet ver weg van de burcht die Utgard wordt genoemd. Ik heb gehoord dat je in jezelf hebt gefluisterd dat ik niet klein van gestalte ben, maar je zult grotere mannen zien als je naar Utgard komt. Nu zal ik u gezond advies geven. Schep niet te veel op van jezelf, want Utgard-LokeÕs Denen zullen de roem van zulke onbeduidende kleine kerels niet bevatten zoals je bent; keer anders terug en dat is in feite het beste wat je kunt doen. Maar als je je reis wilt vervolgen ga dan rechtdoor naar het oosten; mijn weg ligt in het noorden, naar de bergen die je daar ziet. Skrymer pakte de provisiezak en gooide hem op zijn rug en liet ze achter draaide zich om het woud en er wordt niet geleerd of de asas hem in gezondheid opnieuw wilden ontmoeten.

47. Thor en zijn metgezellen gingen hun gang en zetten hun reis voort tot het middaguur. Toen zagen ze een burcht op een vlakte staan en die was zo hoog dat ze hun nek goed terug moesten buigen voordat ze erover konden kijken. Ze kwamen dichterbij en kwamen naar de poort van de burcht, die gesloten was. Omdat hij merkte dat hij het niet kon openen en omdat hij graag in de burcht wilde komen kropen ze tussen de tralies en kwamen zo binnen. Ze ontdekten een grote hal en gingen erheen. Toen ze de deur open vonden liepen ze binnen en zagen daar veel mannen van wie de meesten immens groot waren op twee banken zitten. Daarop naderden ze de koning, Utgard-Loke, en groetten hem. Hij verwaardigde zich nauwelijks om naar hen te kijken, glimlachte minachtend en toonde zijn tanden en zei: [120] Het is laat om te vragen naar berichten van een lange reis, maar als ik me niet vergis is deze jongeling Oku-Thor, is het niet? Het kan echter zijn dat je echter groter bent dan je eruit ziet. Voor welke prestaties ben je en heb je metgezellen voorbereid? Niemand kan hier bij ons blijven, tenzij hij bekwaam is in een of ander ambacht of prestatie die de meeste mensen te boven gaat. Toen antwoordde hij die als laatste binnenkwam, namelijk Loki: ik ken de prestatie waarvan ik bereid ben om er het bewijs van  te leveren dat er niemand aanwezig is die zijn voedsel sneller kan eten dan ik. Toen zei Utgard-Loke: Dat is een inderdaad een prestatie, als u uw woord kunt houden en u zal het onmiddellijk proberen. Vervolgens riep hij een man genaamd Loge uit het bankje en verzocht hem om op de vloer te komen en zijn kracht tegen Loki te proberen. Ze namen een trog vol met vlees en legden die op de grond waarop Loki aan het ene uiteinde ging zitten en Loge aan het andere eind. Beide aten zo snel als ze konden en ontmoetten elkaar in het midden van de trog. Loki had al het vlees van de botten weg gegeten, maar Loge had zowel het vlees als de botten en de trog vernietigd. Allen waren het erover eens dat Loki de weddenschap verloren had. [121] Toen vroeg Utgard-Loke wat voor spel die jongeman kende? Thjalfe antwoordde dat hij zou proberen een race te rijden met iedereen die Utgard-Loke zou kunnen aanwijzen. Utgard-Loke zei dat dit een goede prestatie was en voegde eraan toe dat het was om te hopen dat hij snel uitblonk als hij verwachtte te winnen in deze wedstrijd, maar hij zou spoedig de zaak beslist hebben. Hij stond op en ging naar buiten. Er was een uitstekende renbaan langs de vlakke vlakte. Utgard-Loke riep toen een jonge man wiens naam Huge was en vroeg hem om een race te lopen met Thjalfe. Toen namen ze de eerste loop en Huge stond zoveel vooruit dat hij Thjalfe ontmoette toen hij zich omdraaide naar het doel. Zei Utgard-Loke: Je moet je meer naar voren brengen, Thjalfe, als je de race wilt winnen; maar dit beken ik, dat er nooit eerder iemand is geweest die sneller was dan u. Toen namen ze een tweede loop en toen Huge naar het doel kwam en zich omdraaide, was er een lange boogschot op Thjalfe. Toen zei Utgard-Loke: Thjalfe lijkt mij goed te rennen; nog steeds denk ik dat hij de race nauwelijks zal winnen, maar dit zal bewezen worden als ze de derde loop draaien. Toen namen ze nog een keer een loop. Huge rende naar het doel en keerde terug, maar Thjalfe was nog niet in het midden in de baan. Toen zeiden ze allemaal dat dit spel game voldoende geprobeerd was. Utgard-Loke vroeg nu aan Thor welke verdiensten er waren die hij bereid zou zijn om voor hen te exposeren, wat overeenkomt met de verhalen die de mensen vertellen over zijn grote werken. Thor antwoordde dat hij er de voorkeur aan gaf te concurreren met iemand die dronk. [122] Utgard-Loke zei dat er hier geen bezwaar tegen zou zijn. Hij ging de hal binnen, riep zijn bekerdrager en verzocht hem om de blaashoorn te nemen die zijn Denen gewoon waren te drinken. De bekerdrager bracht onmiddellijk de hoorn naar voren en gaf die aan Thor. Zei Utgard-Loke: Van deze hoorn wordt gedacht dat hij goed dronken is als hij in ˇˇn keer wordt geleegd, sommige mannen ledigen hem in twee teugen, maar er is geen drinker die zo ellendig is dat hij hem niet in drie‘n kan uitputten. Thor keek naar de hoorn en vond het niet erg groot, hoewel het vrij lang leek, maar hij had heel veel dorst. Hij legde het op zijn lippen en slikte met al zijn kracht en dacht dat hij zich niet voor de tweede keer over de hoorn moest buigen. Maar toen zijn adem ontsnapte en hij in de hoorn keek om te zien hoe het met zijn drinken was gegaan, leek het hem moeilijk te bepalen of er minder in zat dan vroeger. Toen zei Utgard-Loke: Dat is goed gedronken, maar toch is het niet veel. Ik had het nooit kunnen geloven als iemand me had verteld dat Asa-Thor niet meer kon drinken, maar ik weet dat je het in een tweede maal kan legen. Thor antwoordde niet, maar zette de hoorn aan zijn lippen en dacht dat hij nu een grotere trek zou nemen. Hij dronk zo lang als hij kon en dronk diep, zoals hij gewoon was, maar toch kon hij de punt van de hoorn niet zo vaak omhoog laten komen als hij zou willen. En toen hij de hoorn wegdeed en ernaar keek leek het hem dat hij minder dan de eerste keer dan had gedronken; maar de hoorn kon nu worden gedragen zonder te morsen. Toen zei Utgard-Loke: [123] Hoe nu, Thor! Laat je niet meer achter voor de derde maal dan passend bij je vaardigheden? Het lijkt mij dat je de hoorn moet legen met de derde teug, dan zal dit de grootste zijn. Je zal niet als zoÕn grote man hier onder ons worden beschouwd zoals de asas je noemen, als je jezelf niet meer onderscheidt in andere heldendaden dan je in dit opzicht lijkt te hebben gedaan. Toen werd Thor boos, zette de hoorn op zijn mond en dronk uit alle macht en bleef zo lang als hij kon, en toen hij erin keek was de inhoud ervan zichtbaar verminderd, maar hij gaf de hoorn terug en wilde niet meer drinken. Zei Utgard-Loke: Het is duidelijk dat jouw macht niet zo groot is als we dachten. Wil u andere spellen proberen? Het is duidelijk dat je bij de eerste niets hebt verkregen. Antwoordde Thor: ik zou graag andere spellen willen proberen, maar ik zou verrast moeten zijn als zoÕn drankje thuis onder de asas klein zou worden genoemd. Welk spel bied je me nu aan? Antwoordde Utgard-Loke: Jonge jongens hier vinden geen anders spelen dan om mijn kat uit de grond op te tillen en ik durfde nooit durfde iets dergelijks aan Asa-Thor aan te bieden had ik al niet gezien dat je veel mindere man bent dan ik dacht. Toen sprong er een grijze kat op de vloer en die was tamelijk groot. [124] Thor ging ernaartoe, legde zijn hand onder het midden van zijn lichaam en probeerde hem op te tillen, maar de kat boog zijn rug in dezelfde mate als Thor zijn handen ophief; en toen hij ze zover had opgerekt als hij kon tilde de kat een voet op en Thor deed het spel niet verder. Toen zei Utgard-Loke: Dit spel eindigt zoals ik had verwacht. De kat is vrij groot en Thor is klein en klein vergeleken met de grote mannen die hier bij ons zijn. Zei Thor; Klein zoals je me noemt, laat iemand die het leuk vindt hier naartoe komen en met me worstelen, want nu ben ik boos. Antwoordde Utgard-Loke en keek over hem vanaf dee bank: ik zie hier niemand die het niet een kleinigheid zou vinden om met jou te worstelen. En opnieuw zei hij: laat me eerst zien! Roep hier die oude vrouw, Elle, mijn pleegmoeder en laat Thor met haar worstelen als hij dat wil. Ze heeft mannen op de grond geworpen die me niet minder sterk leken dan Thor. Toen kwam er een oude vrouw de hal binnen. Utgard-Loke beval haar een worsteling met Asa-Thor aan te gaan. Het verhaal duurt niet lang. Het resultaat van de worsteling was dat hoe meer Thor zijn greep verstevigde hoe vaster zij stond. Toen begon de vrouw zichzelf te besturen en Thor verloor zijn stevigheid. Ze hadden een paar hele erge worstelingen en weldra werd Thor op ˇˇn knie neergehaald. Toen kwam Utgard-Loke naar voren en beval hen het worstelen te staken en voegde eraan toe dat Thor niemand anders hoefde uit te dagen om met hem in zijn hal te worstelen, bovendien dat het nu laat werd. Hij toonde Thor en zijn metgezellen zetels en zij brachten daar de nacht door en genoten van de beste gastvrijheid.

[125] 48. Bij het aanbreken van de dag de volgende dag stonden Thor en zijn metgezellen op, kleedden zich aan en waren klaar om te vertrekken. Toen kwam Utgard-Loke en liet de tafel voor hen spreiden en er was geen gebrek aan feesten, zowel in eten als in drinken. Toen ze ontbeten hadden vertrokken ze onmiddellijk uit de burcht. Utgard-Loke ging met hen de burcht uit, maar toen hij afscheid nam sprak hij met Thor en vroeg hem hoe hij dacht dat zijn reis was ge‘indigd, of dat hij ooit een machtiger man had ontmoet dan hijzelf. Thor antwoordde dat hij niet kon ontkennen dat hij in deze samenkomst enorm in ongenade was gevallen; en dit weet ik, voegde hij eraan toe, dat je me een man van klein belang zal noemen waardoor ik zeer gekrenkt ben. Toen zei Utgard-Loke: Nu zal ik u de waarheid vertellen, aangezien u uit de burcht bent gekomen, dat als ik leef, en mijn zin mag hebben u er nooit meer zal binnengaan; en dit weet ik zeker dat je er nooit in zou moeten komen als ik tevoren had geweten dat je zo sterk was en dat je zo dichtbij was gekomen en ons in groot ongeluk hebt gebracht. Weet dan dat ik je bedrogen heb met illusies. Toen ik je voor het eerst in het bos vond kwam ik je tegemoet en toen je bezig was om de provisiezak los te maken had ik het gebonden met ijzeren draden,[126]  maar je vond niet waar het los gemaakt werd. In de volgende plaats sloeg je me drie keer met de hamer. De eerste slag was de minste en toch was het zo hevig dat het mijn dood was geweest als het me had geraakt. Je zag in de buurt van mijn burcht een berg die aan de top is gespleten in drie vierkante dalen waarvan er ˇˇn de diepste is, dit waren de holtes gemaakt door je hamer. De berg die ik voor de slagen bracht zonder dat je het zag. Op dezelfde manier heb ik je bedrogen in je wedstrijden met mijn hovelingen. Met betrekking tot de eerste waaraan Loki deelnam waren de feiten als volgt: hij had erg veel honger en at snel; maar hij, wiens naam Loge was, was wild vuur en hij verbrandde de trog niet minder snel dan het vlees. Toen Thjalfe een race had met hem wiens naam Huge was, was dat mijn gedachte, en het was onmogelijk voor hem om gelijke tred te houden met zijn snelheid. Toen je dronk van de hoorn en dacht dat het zo weinig afnam toen, bij mijn trouw, een groot wonder wat ik nooit voor mogelijk had kunnen maken. Het ene uiteinde van de hoorn stond in de zee, maar dat zag je niet. Wanneer u naar de zee komt zal u ontdekken hoeveel de zee is gezonken door uw drinken; dat heet nu de eb. Verder zei hij: Het leek mij ook niet minder wonderbaar dat je de kat ophief; en om u de waarheid te vertellen dat iedereen die het zag bang waren toen zij zagen dat u een van zijn voeten van de grond hief, [128] want het was niet zoÕn kat als u dacht. Het was in werkelijkheid de Midgard-slang die alle landen omringt. Het was nauwelijks lang genoeg om de aarde met zijn staart en hoofd aan te raken en je hief het zo hoog op dat je hand bijna de hemel bereikte. Het was ook een zeer verbazingwekkende prestatie toen je worstelde met Elle, want er is nooit iets geweest en niemand zal dat ooit zijn dat Elle (oud, ouderdom) hem niet de schuld zal geven, hoewel hij oud genoeg moet worden om haar komst af te wachten. En nu is de waarheid dat we moeten scheiden; en het zal voor ons beiden beter zijn dat je me niet opnieuw bezoekt. Ik zal mijn burcht opnieuw verdedigen met soortgelijke of andere waanvoorstellingen zodat je geen macht over me krijgt. Toen Thor dit verhaal hoorde greep hij zijn hamer en tilde hem de lucht in, maar toen hij op het punt stond te slaan zag hij Utgard-Loke nergens; en toen hij terugkeerde naar de burcht en dat in stukken wilde slaan zag hij een mooie en grote vlakte, maar geen burcht. Dus draaide hij zich om en ging terug naar Thrudvang. Maar het is naar waarheid verzekerd dat hij vervolgens in zijn eigen gedachten besloot om die ontmoeting te zoeken met de Midgard-slang, die daarna plaatsvond. En nu denk ik dat niemand u meer kan vertellen over deze reis van Thor.

[128] 49. Toen zei Ganglere: Een machtige man is Utgard-Loke, hoewel hij veel te maken heeft met waanidee‘n en tovenarij. Zijn macht wordt ook bewezen door het feit dat hij Denen had die zo machtig waren. Maar heeft Thor zich hiervoor niet gewroken? Antwoord maakte Har: Het is niet onbekend, hoewel geen wijze mannen dat vertellen hoe Thor de reis waar nu over gesproken is goedkeurde. Hij bleef niet lang thuis voordat hij zo plotseling voor een nieuwe reis vertrok, dat hij noch een wagen, noch geiten noch andere metgezellen meenam. Hij vertrok uit Midgard onder het mom van een jonge man en kwam Ōs avonds naar een gigant met de naam Hymer. (Ymer in de jonge Edda, in de jongere Edda Hymer) Thor bleef daar de hele nacht als gast. Ōs Morgens stond Hymer op, kleedde zich aan en haatte zich om de zee op te jagen om te gaan vissen. Thor sprong ook op, maakte zich haastig gereed en vroeg Hymer of hij misschien met hem mee zou roeien. Hymer antwoordde dat hij maar weinig hulp van Thor zou krijgen omdat hij zo klein en jong was; en hij voegde eraan toe, je zal het koud krijgen als ik zo ver roei en blijf zo lang als ik gewoon ben. Thor zei dat hij zo ver van de kust zou roeien als hij wilde, ondanks alles, en het was nog te bezien wie als eerste zou vragen om terug te roeien naar het land. [129] En Thor werd zo verbolgen over de reus dat hij dichterbij kwam en de hamer meteen in zijn hoofd liet omdraaien, maar hij bedwong zichzelf want hij was van plan zijn krachten elders te proberen. Hij vroeg Hymer wat ze voor aas moesten hebben, maar Hymer antwoordde dat hij zijn eigen aas moest vinden. Toen draaide Thor zich om en zag een kudde ossen, die van Hymer was. Hij nam de grootste os die Himinbrjot heette, draaide zijn hoofd af en bracht het naar de zeestrand. Hymer had toen de boot afgeschoven. Thor ging aan boord en ging op de achtersteven zitten; hij nam twee roeispanen en roeide zodat Hymer moest bekennen dat de boot snel van zijn roeien ging. Hymer legde de riemen in de boeg en zo eindigde het roeien al snel. Toen zei Hymer dat ze naar de plaats waren gekomen waar hij gewoon was om platvis te vangen, maar Thor zei dat hij nog veel verder wilde roeien en dus maakten ze weer een snelle trek. Toen zei Hymer dat ze zo ver waren gekomen dat het gevaarlijk was om daar te blijven vanwege de Midgard-slang. Thor zei dat hij nog een tijdje wilde roeien en dat deed hij; maar Hymer was helemaal niet in een gelukkige bui. Thor nam de roeispanen in, maakte een zeer sterke lijn gereed en de haak was niet minder, noch zwakker. [130] Toen hij het ossenhoofd als aas had gezet gooide hij het overboord en het zakte op de bodem. Het moet toegegeven worden dat Thor nu de Midgard-slang niet minder dan Utgard-Loke bedroog toen hij hem bespotte toen hij de slang met zijn hand moest optillen. De Midgard-slang nam de ossenkop in zijn mond, waardoor de haak zijn gehemelte binnendrong, maar toen de slang dit waarnam trok hij zo hard dat beide handen van Thor tegen het dolboord werden gestoten. Nu werd Thor boos, nam zijn asa-macht en trapte zo hard dat beide voeten door de boot gingen en hij op de bodem van de zee stond. Hij trok de slang naar het dolboord; en in waarheid heeft nog nooit iemand een vreselijker zicht gezien dan toen Thor zijn ogen op de slang richtte en de laatste staarde hem aan en spoot gif. Er wordt gezegd dat de reus Hymer van kleur veranderde en bleek werd van angst toen hij de slang zag en het water in de boot zag stromen; maar net op het moment dat Thor de hamer beetpakte en in de lucht tilde tastte de reus naar zijn vismes en sneed ThorÕ s lijn af aan het dolboord waardoor de slang terugzonk in de zee. Thor gooide de hamer erna en er wordt zelfs gezegd dat hij zijn hoofd op de bodem eraf sloeg, maar ik denk dat de waarheid is dat de Midgard-slang nog steeds leeft en in de oceaan ligt. Thor balde zijn vuist en gaf de reus een dreun op zijn oor zodat hij achterover in de zee viel en hij zag zijn hielen het laatst, maar Thor waadde aan de wal.

[131] HOOFDSTUK XV.

DE DOOD VAN DE BALDER.

50. Toen vroeg Ganglere: Zijn er nog andere opmerkelijke dingen gebeurd onder de asas? Een grote daad was het die Thor op deze reis heeft gedaan. Har antwoordde: Ja, inderdaad, er zijn berichten die verteld moeten worden dat van veel groter belang leek voor de asas. Het begin van dit verhaal is dat Balder droomde dromen die groot en gevaarlijk waren voor zijn leven. Toen hij deze dromen aan de asas vertelde namen ze samen raad en er werd besloten dat ze vrede voor Balder moesten zoeken tegen allerlei soorten schade. Daarom eiste Frigg een eed van vuur, water, ijzer en allerlei soorten metaal, stenen, aarde, bomen, ziekten, beesten, vogels en kruipende dingen dat ze Balder niet zouden beschadigen. Toen dit werd gedaan en bekendgemaakt werd het tijdverdrijf van Balder en de asas dat hij zou opstaan ​​tijdens hun samenkomsten terwijl sommigen van hen naar hem zouden schieten, anderen zouden hem moeten houwen, terwijl anderen stenen naar hem zouden gooien; maar wat ze ook deden er kwam geen schade aan hem en dit leek voor allemaal een grote eer. Toen Loki, de zoon van Laufey, [132] dit zag, vond hij het erg vervelend dat Balder niet beschadigd was. Dus ging hij naar Frigg in Fensal omdat hij de gelijkenis van een vrouw op zich had genomen. Frigg vroeg deze vrouw of ze wist wat de asas deden tijdens hun ontmoeting. Ze antwoordde dat allen op Balder schieten, maar dat hij daardoor niet beschadigd werd. Toen zei Frigg: Noch wapen noch boom kan Balder schaden, ik heb een eed van hen allemaal genomen. Toen vroeg de vrouw: Hebben alle dingen een eed gezworen om Balder te sparen? Frigg antwoordde: ten westen van Valhal groeit een kleine struik die de maretak wordt genoemd die mij te jong leek om een eed af te leggen. Toen verdween de vrouw plotseling. Loki ging en trok de maretak uit en ging naar de samenkomst. Hoder stond ver aan een kant  in de ring van mannen omdat hij blind was. Loki richtte zich tot hem en vroeg: Waarom schiet je niet op Balder? Hij antwoordde: Omdat ik niet zie waar hij is en bovendien heb ik geen wapens. Toen zei Loki: Doe zoals de anderen en toon eer aan Balder; Ik zal je laten zien waar hij staat; schiet op hem met deze toverstok. Hoder nam de maretak en schoot op Balder onder leiding van Loki. De pijl doorboorde hem en hij viel dood neer op de grond. Dit is het grootste ongeluk dat ooit met goden en mensen is gebeurd. Toen Balder gevallen was werden de asas sprakeloos geslagen van afschuw en hun handen faalden om het lijk te grijpen. [133] De een keek naar de ander en iedereen had ˇˇn geest tegenover hem die de daad had gedaan, maar omdat hij in een heilige plaats in vrede was verzameld kon niemand wraak nemen. Toen de asas eindelijk probeerden te spreken verstikte het gejammer hun stemmen zodat men zijn verdriet aan de ander niet kon beschrijven. Odin nam dit ongeluk het meest ter harte omdat hij het beste begreep hoe groot verlies en letsel de val van Balder was voor de asas. Toen de goden tot bezinning kwamen sprak Frigg en vroeg wie er mogelijk was in de asas die al haar liefde en goede wil wilden winnen door op weg naar Hel te gaan en Balder te vinden en Hel een losgeld te bieden als ze het toeliet dat Balder weer naar huis kwam naar Asgard. Maar hij wordt Hermod, de Nimble, OdinÕ s minnaar genoemd, die deze reis ondernam. OdinÕ s ros, Sleipner, werd naar voren gebracht. Hermod steeg op en galoppeerde weg.

51. De asas haalden het lijk van Balder en brachten het naar de zeeoever. Hringhorn was de naam van het schip van Balder en het was het grootste van alle schepen. De goden wilden het voorwaarts trekken en BalderÕs baalvuur daarop maken, maar ze konden het niet verplaatsen. Daarna stuurden ze naar Jotunheim naar de reuzin wiens naam Hyrrokken is. [134] Ze kwam gereden op een wolf en gedraaide slangen als teugels. Toen ze uitstapte benoemde Odin vier berserkers om voor haar ros te zorgen, maar ze konden hem niet vasthouden behalve door hem op de grond te gooien. Hyrrokken ging naar de boeg en trok het schip met een enkele duw, maar de beweging was zo hevig dat vuur uit de ondergelopen rollen sprong en de hele aarde trilde. Toen werd Thor boos, greep zijn hamer en zou onmiddellijk haar schedel hebben verpletterd ware het niet dat alle goden vrede voor haar hadden gevraagd. BalderÕ s lijk werd op het schip bevestigd; en toen zijn vrouw, Nanna, dochter van Nep, dit zag brak haar hart van verdriet en ze stierf. Ze werd naar de grafstapel gebracht en het vuur in brand gestoken. Thor stond naast en heiligde de stapel met Mjolner. Voor zijn voeten liep een dwerg, wiens naam Lit is. Thor schopte hem met zijn voet en gooide hem in het vuur en ook hij werd verbrand. Maar deze begrafenisstapel werd bezocht door vele soorten mensen. Allereerst Odin vergezeld van Frigg en de walkuren en zijn raven. Frey kwam aanrijden in zijn wagen getrokken door het everzwijn Gullinburste of Slidrugtanne. Heimdal reed met zijn ros Gulltop en Freya reed met haar katten. Er was een groot aantal vorstreuzen en bergreuzen. Odin legde op de grafstapel zijn gouden ring Draupner, die de eigenschap had om elke negende nacht acht gouden ringen van hetzelfde gewicht te produceren. BalderÕ s paard, volledig opgetuigd werd geleid naar de stapel van zijn meester.

[135] 52. Maar van Hermod moet worden verteld dat hij negen nachten door diepe en donkere valleien reed en geen licht zag totdat hij naar de Gjallar-rivier kwam en op de Gjallar-brug reed, die bedekt is met stralend goud. Modgud is de naam van de maagd die de brug bewaakt. Ze vroeg hem naar zijn naam en naar wat hij was en zei dat de dag ervoor vijf fylkes (koninkrijken, groepen) van dode mannen over de brug reden; maar zij voegde eraan toe, het schudt niet minder onder u alleen en u hebt niet de kleur van dode mensen. Waarom rij je de weg naar Hel? Hij antwoordde: ik moet naar Hel rijden om Balder te vinden. Heb je hem zo zien passeren? Ze antwoordde dat Balder over de Gjallar-brug had gereden; voegde toe: maar naar beneden en naar het noorden ligt de weg naar Hel. Toen reed Hermod verder tot hij bij HelÕ s poort kwam. Hij stapte van zijn paard en trok de gordel strakker, klom er weer op en klopte de sporen in hem en het paard sprong met zoveel kracht over de poort dat hij het nooit aanraakte. Daarop begaf Hermod zich naar de hal en stapte van zijn ros. Hij ging naar binnen en zag daar op de voorste stoel zijn broer Balder zitten. Hij bleef daar overnachten. Ōs Morgens vroeg hij aan Hel of Balder met hem naar huis mocht rijden en vertelde hoe groot wenen er was onder de asas. Maar Hel antwoordde dat nu zou moeten worden geprobeerd of Balder zo geliefd was als ze zeggen. Als alle dingen, zei ze, zowel snelle en dode om hem zullen huilen dan zal hij teruggaan naar de asas, maar als iets weigert tranen te vergieten dan zal hij bij Hel blijven. Hermod stond op en Balder vergezelde hem tot uit de hal. [136] Hij nam de ring Draupner en stuurde het als een aandenken aan Odin. Nanna stuurde Frigg een hoofddoek en andere geschenken en naar Fulla stuurde ze een ring. Daarop reed Hermod terug en kwam naar Asgard waar hij het nieuws dat hij gezien en gehoord had meldde.

53. Toen zonden de asas boodschappers over de hele wereld en baden dat Balder uit HelÕ s macht zou worden gehuild. Alle dingen deden dat, mannen en dieren, aarde, stenen, bomen en alle metalen, net zoals je hebt kan zien dat deze dingen huilen als ze uit de vorst in de hitte komen. Toen de boodschappers naar huis terugkeerden en hun boodschap goed hadden gedaan vonden ze een bepaalde grot waarin een reuzin zat (gygr = menseneetster) wiens naam Thok was. Ze verzochten haar om Balder uit de Hel te wenen; maar zij antwoordde;

Thok zal huilen
Met droge tranen
Voor de begrafenis van Balder;
Noch in het leven noch in de dood
Hij gaf me blijdschap.
Laat Hel behouden wat ze heeft!

Algemeen wordt aangenomen dat deze Thok Loki was, de zoon van Laufey, die het meeste kwaad heeft gedaan onder de asas.

[137] 54.  Toen zei Ganglere: Een zeer groot onrecht heeft Loki gepleegd; allereerst in het veroorzaken van de dood van Balder, en vervolgens in het in de weg staan van zijn bevrijding uit de Hel. Kreeg hij geen straf voor deze misdaad? Har antwoordde: Ja, hij werd hiervoor terugbetaald op een manier die hij zich lang zal herinneren. De goden werden buitengewoon toornig, zoals te verwachten was. Dus rende hij weg en verstopte zich in een rots. Hier bouwde hij een huis met vier deuren zodat hij alle kanten op kon kijken. Dikwijls nam hij overdag de gelijkenis van een zalm aan en verborg zich in Frananger Force. Toen bedacht hij bij zichzelf welke listen de asas zouden kunnen gebruiken om hem te vangen. Nu, terwijl hij in zijn huis zat, nam hij vlas en garen en bewerkte ze in mazen, zoals nu netten zijn gemaakt; maar er brandde een vuur voor hem. Toen zag hij dat de asas niet ver van verwijderd waren. Odin had vanaf Hlidskjalf gezien waar Loki zichzelf hield. Loki sprong meteen op, gooide het net op het vuur en sprong de rivier in. Toen de asas naar het huis kwamen ging hij als eerste binnen die de wijste van allemaal was en wiens naam Kvaser was; en toen hij in het vuur de as zag van het net dat was verbrand begreep hij dat dit een manier was om vissen te vangen en dit vertelde hij aan de asas. [138] Daarop namen ze vlas en maakten zichzelf een net naar het patroon van wat ze in de as zagen en dat Loki gemaakt had. Toen het net was gemaakt gingen de asas naar de rivier en wierpen het er in met kracht. Thor hield het ene uiteinde van het net vast en alle andere grepen het andere vast en aldus trok men het gezamenlijk langs de stroom. Loki ging er voor staan ​​en legde zich tussen twee stenen neer zodat ze het net over hem heen haalden, hoewel ze zagen dat een levend voorwerp de mazen raakte. Ze gingen weer met geweld en gooiden het net voor de tweede keer uit. Deze keer hingen ze er een groot gewicht aan waardoor het zo zwaar werd dat er niets onder door kon. Loki zwom voor het net, maar toen hij zag dat hij vlak bij de zee was sprong hij over de rand van het net en haastte zich terug naar de kracht. Toen de asas zagen waar hij heen ging begaven ze zich naar de kracht en verdeelden zich in twee groepen, maar Thor waadde in het midden van de beek en zo sleepten ze het net mee naar de zee. Loki zag dat hij nu slechts twee ontsnappingskansen had, om zijn leven te riskeren en naar zee te zwemmen of om weer over het net te springen. Hij koos voor de laatste en maakte een geweldige sprong over de bovenste lijn van het net. [139] Thor greep hem vast en ving hem, maar hij gleed in zijn hand omdat Thor hem niet stevig vastgreep voordat hij bij de staart had en dit is de reden waarom de zalm zo slank is. Nu werd Loki zonder wapenstilstand genomen en naar een grot gebracht. De goden namen drie rotsen en zetten ze op aan de rand en boorden een gat door elke rots. Toen namen ze de zonen van Loki, Vale en Nare of Narfe. Vale veranderden zij in de gelijkenis van een wolf waarop hij zijn broer Narfe aan stukken scheurde en met zijn ingewanden bonden de asa Loki over drie rotsen. Een stond er onder zijn schouder, een ander onder zijn lendenen en de derde onder zijn hammen en de boeien werden ijzer. Skade nam een ​​slang en bevestigde het op hem zodat het gif van de slang in zijn gezicht zou vallen. Maar Sigyn, zijn vrouw, staat bij hem en houdt een schotel onder de gif druppels. Wanneer de schaal vol raakt gaat ze weg en gooit het gif weg, terwijl ondertussen het gif op Loki Ōs gezicht valt. Dan verdraait hij zijn lichaam zo heftig dat de hele aarde trilt en dit noem je aardbevingen. Daar zal hij vastgebonden blijven tot Ragnarok.

[140] HOOFDSTUK XVI.

RAGNAROK.

55. Toen zei Ganglere: welk nieuws moet er over Ragnarok worden verteld? Hiervan heb ik nog nooit van gehoord. Har antwoordde: Grote dingen moeten daarvan worden gezegd. Ten eerste is er een winter, de Fimbul-winter, wanneer sneeuw van alle kanten komt, de vorst zo hevig is, de wind zo scherp en priemend dat er geen vreugde in de zon is. Er zijn drie van dergelijke winters achter elkaar, zonder tussenliggende zomer. Maar voor deze zijn er drie andere winters waarin grote oorlogen over de hele wereld woeden. Broers doden elkaar om winst te maken en niemand spaart zijn vader of moeder in die doodslag en overspel. Dat zegt de profetie van Vala.

Broeders zullen samen vechten

En worden elkaars vloek;

De kinderen van zusters
Hun broer zal bederven. (doet overspel)
Hard is de wereld,
Sensuele zonden worden enorm.
Er zijn bijltijden, zwaardtijden-
Schilden zijn in twee‘n gespleten, -
Er zijn windentijden, wolventijden,
Eer de wereld valt dood. (Oude Edda; profetie van Vala)

 

[141] Dan gebeurt er wat een groot wonder lijkt dat de wolf (Fenris wolf) de zon verslindt en dit zal een groot verlies lijken. De andere wolf zal de maan verslinden en ook dit zal groot onheil veroorzaken. De sterren zullen uit de hemel worden geschud. Dan zal het geschieden dat de aarde en de bergen zo heftig zullen schudden dat bomen door de wortels worden verscheurd, de bergen zullen omvallen en alle banden en boeien zullen worden verbroken en knappen. De Fenris-wolf raakt los. De zee snelt over de aarde want de Midgard-slang kronkelt in gigantische woede en probeert het land te winnen. Het schip dat Naglfar wordt genoemd raakt ook los. Het is gemaakt van de nagels van dode mannen; daarom is het de moeite waard te waarschuwen dat wanneer een man sterft met ongelijke nagels hij een grote hoeveelheid materialen levert voor de bouw van dit schip waarvan zowel goden als mannen wensen dat het zo laat mogelijk kan worden afgemaakt. Maar in deze vloed wordt Naglfar drijvend. De reus Hrym is zijn stuurman. De Fenris-wolf gaat verder met wijd open mond; de bovenkaak reikt tot de hemel en de onderkaak is op de aarde. Hij zou het nog breder openen als hij ruimte had. Vuur flitst uit zijn ogen en neusgaten. De Midgard-slang braakt het vergif uit en verontreinigt alle lucht en de zee; die is erg vreselijk en plaatst zichzelf aan de zijde van de wolf. In het midden van deze botsing en lawaai wordt de hemel in twee‘n gescheurd en komen de zonen van Muspel door de opening rijden. [142] Surt rijdt eerst en v——r hem en na hem branden vlammen. Hij heeft een heel goed zwaard dat feller schijnt dan de zon. Terwijl ze over Bifrost rijden breekt het stuk, zoals eerder is gezegd. De zonen van Muspel richten zich op de vlakte die Vigrid wordt genoemd. Daarheen verblijven ook de Fenris-wolf en de Midgard-slang.  Naar deze plaats zijn ook Loki en Hrym gekomen, en met hen alle vorstreuzen. In LokiÕ s gezelschap zijn alle vrienden van Hel. De zonen van Muspel hebben hun stralende banden alleen van zichzelf. De vlakte Vigrid is honderd mijl (rast) aan elke kant.

56. Terwijl deze dingen gebeuren staat Heimdal op en blaast met al zijn kracht in de Gjallar-hoorn en wekt alle goden op die vervolgens raad houden. Odin rijdt naar de bron Mimer om advies te vragen aan Mimer voor zichzelf en zijn mensen. Dan siddert de es Yggdrasil en alle dingen in hemel en aarde vrezen en beven. De asas en de helden bewapenen zich en spoeden zich naar het slagveld. Odin rijdt eerst; met zijn gouden helm, luisterrijke mali‘nkolder en zijn speer Gungner schrijdt hij vooruit tegen de Fenris-wolf. Thor staat naast hem, maar kan hem geen hulp bieden want hij heeft zijn handen vol in zijn worsteling met de Midgard-slang. Frey ontmoet Surt en zware slagen worden uitgewisseld voordat Frey valt. [143] De oorzaak van zijn dood is dat hij niet zoÕn goed zwaard heeft als die hij aan Skirner gaf. Zelfs de hond Garm, die gebonden was voor de Gnipa-grot, raakt los. Hij is de grootste plaag. Hij vecht met Tyr en ze doden elkaar. Thor krijgt grote bekendheid door de Midgard-slang te doden, maar trekt zich slechts negen stappen terug wanneer hij dood op de aarde valt, vergiftigd door het gif dat de slang op hem blaast. De wolf slikt Odin in en veroorzaakt zo zijn dood; maar Vidar draait zich om en snelt naar de wolf,met een voet op zijn onderkaak. Aan deze voet heeft hij de schoen waarvoor materialen door alle eeuwen heen verzameld zijn, namelijk de stroken leer die mannen afsnijden voor de tenen en hakken van schoenen; daarom moet hij die de asas wil helpen deze stroken weg werpen. Met ˇˇn hand grijpt Vidar de bovenkaak van de wolf, en zo scheurt hij zijn mond uiteen. Dus de wolf vergaat. Loki vecht met Heimdal en ze doden elkaar. Daarop werpt Surt vuur over de aarde en verbrandt de hele wereld. Zo wordt er in de ValaÕ s profetie gezegd:

Luid blaast Heimdal

Zijn opgeheven hoorn.
Odin spreekt
Met MimerÕ s hoofd.
[144] De rechtopstaande es
Yggdrasil trilt,
De oude boom kreunt,
En de reus raakt los.


Hoe gaat het met de asas?
Hoe gaat het met de elfen?
Geheel Jotunheim brult.
De asas houden raad;
Voor hun stenen deuren
De dwergen kreunen,
De gidsen van de wetsteen.
Ken je nu min of meer

 

Vanuit het oosten rijdt Hrym,

Draagt zijn schild voor zich.
Jormungand-weldoeners
In gigantische woede
En slaat de golven.
De adelaar gilt,
En met bleke bek betraande lijken,
Naglfar raakt los.


Een schip komt uit het oosten,
De gastheren van Muspel
Komen voor de belangrijkste,
En Loki is stuurman.
Alle gevallen krachten
Zijn bij de wolf;
Samen met hen
Is de broer van Byleist. (Loki)

 

Vanuit het zuiden komt Surt

Met blazende vuurbrand,

De zon van de oorlogsgod

Glanst van zijn zwaard.

Bergen slaan tezamen,
Reuze meiden zijn bang,
Helden gaan de weg naar Hel,
En de hemel is in twee‘n te huur.


[145] Dan komt naar Hlin
Nog een pijn,
Wanneer Odin gaat
Met de wolf om te vechten,
En de heldere moordenaar van Bele (Frey)
Om met Surt te kampen.
Er zal vallen

FriggÕ s geliefde.

OdinÕ s zoon gaat

Om met de wolf te vechten,
En Vidar gaat op weg
Naar het wilde beest. (Fenris wolf)
Met zijn hand stoot hij
Zijn zwaard naar het hart
Van het kind van de reus,
En wreekt zijn vader.

Dan gaat de beroemde

Zoon van Hlodyn (Thor)
Om met de slang te vechten.
Hoewel bijna gaat sterven,
Hij is niet bang voor de wedstrijd;
Alle mannen
Verlaten hun huizen
Wanneer de bewaker van Midgard
In toorn de slang verslaat.

 

De zon wordt donker,

De aarde zakt weg in de zee,
De heldere sterren
verdwijnen uit de hemel;
Vuur woedt,
Hitte blaast,
En hoge vlammen spelen
Tegen de hemel zelf. (Oude Edda; profetie van Vala)

 

En weer wordt gezegd zoals volgt;

[146] Vigrid is de naam van de vlakte

Waar in de strijd zal ontmoeten

Surt en de zachte god.
Honderd mijl
Het is elk opzicht.
Dit veld is voor hen gemarkeerd. (Oude Edda; lied van Vafthrudner)

 

 

[147] HOOFDSTUK XVII.

HERSCHEPPING.

57. Toen vroeg Ganglere: Wat gebeurt er als hemel en aarde en de hele wereld in vlammen opgegaan zijn en wanneer alle goden en alle helden en alle mensen dood zijn? U hebt al gezegd dat alle mensen in alle eeuwen in een wereld zullen leven. Har antwoordde: Er zijn veel goede en veel slechte verblijfplaatsen. Het is het beste om in Gimle te zijn, in de hemel. Er is genoeg te drinken voor degenen die dit een vreugde vinden in de hal genaamd Brimer. Dat is ook in de hemel. Er is ook een uitstekende hal die op het Nida-gebergte staat. Het is gebouwd van gepolijst goud en wordt Sindre genoemd. In deze zaal zullen goede en zeer beminde mannen wonen. Nastrand is een grote en vreselijke hal en de deuren openen naar het noorden. Het is gebouwd van samengebonden slangen en alle hoofden van de slangen draaien naar de gang en verspreiden gif dat in stromen langs de hal stroomt en in deze stromen waden meinedige en moordenaars. Dus wordt hier gezegd;

Een hal waarvan ik weet dat hij staat

Ver van de zon
[148] Op het strand van lijken.
Gif druppels
Val door de lusgaten.
Van slangenruggen
De hal is gemaakt.
Er zal een doorwade zijn
Door zware stromen
Meinedige
En moordenaars.

 

Maar in Hvergelmer is het ergste.

Daar martelt Nidhug

De lichamen van de doden. (Oude Edda; profetie van Vala)

 

58. Toen zei Ganglere: Bestaan er dan nog goden? Is er een aarde of hemel? Har antwoordde: De aarde komt weer uit de zee en is groen en schoon. De onbezaaide velden produceren hun oogsten. Vidar en Vale leven. Noch de zee noch het vuur van Surf heeft hen schade berokkend en ze wonen op de vlakten van Ida waar Asgard eerder was. Daar komen ook de zonen van Thor, Mode en Magne en ze hebben Mjolner. Dan komen Balder en Hoder van Hel. Ze zitten allemaal bij elkaar en praten over de dingen die eerder zijn gebeurd, over de Midgard-slang en de Fenris-wolf. Ze vinden in het gras die gouden tafels die de asas eens hadden. Zo wordt er gezegd;

Vidar en Vale

Wonen in het huis van de goden,

Wanneer gedoofd is het vuur van Surt.
[149] Mode en Magne
VingnerÕ s Mjolner zal hebben
Wanneer het gevecht is ge‘indigd. (Oude Edda; lied van Vafthrudner)

 

In een plaats genaamd Hodmimer Õs bosje zijn twee personen verborgen tijdens het vuur van Surt, genaamd Lif and Lifthraser. Ze voeden zich met de ochtenddauw. Uit deze stammen zoveel verschillende geslachten af dat ze de hele wereld met mensen vullen, zoals hier wordt gezegd:

Lifth en Lifthraser

Zullen verborgen blijven
In HodmimerÕ s hout.
De ochtenddauw
Hebben ze voor eten.
Van hen zijn de geslachten gekomen. (Oude Edda; lied van Vafthrudner)

 

Maar wat u geweldig zal schijnen is dat de zon een dochter heeft voortgebracht die niet minder rechtvaardig is dan zijzelf en zij rijdt in de hemelse loop van haar moeder, zoals hier wordt gezegd:

Een dochter
Is geboren uit de zon
Eer Fenrer haar neemt.
In de loop van haar moeder
Wanneer de goden dood zijn
Deze maagd zal rijden. (Oude Edda; lied van Vafthrudner)

 

[150] En als je nu meer vragen kan stellen, zei Har tegen Ganglere, ik weet niet vanwaar die kracht naar u toe kwam. Ik heb nog nooit iemand het lot van de wereld horen vertellen. Maak nu zo goed mogelijk gebruik van wat u is verteld.

59. Toen hoorde Ganglere een vreselijk geluid aan alle kanten en toen hij om zich heen keek, stond hij buiten op een vlakke vlakte. Hij zag geen hal nog burcht. Hij ging heen en keerde terug naar zijn koninkrijk en vertelde de tijdingen die hij had gezien en gehoord, en sinds die tijdingen zijn overgeleverd van mens tot mens.

[151] NAWOORD.

TOT HET FOPPEN VAN GYLFE.

De asas gingen nu zitten om te praten en hielden hun raad en herinnerden zich alle verhalen die aan Gylfe waren verteld. Ze gaven precies dezelfde namen die eerder waren genoemd naar de mannen en plaatsen die daar waren. Dit deden ze om de reden dat wanneer een lange tijd is verstreken mannen niet moeten betwijfelen dat die asas van wie deze verhalen nu werden verteld en degenen aan wie dezelfde namen werden gegeven allemaal identiek waren. Er was er een die Thor heette en hij is Asa-Thor, de oude. Hij is Oku-Thor en aan hem worden de grote daden toegeschreven die Hector in Troje heeft gedaan. Maar mensen denken dat de Turken over Odysseus hebben verteld en hem Loki hebben genoemd want de Turken waren zijn grootste vijanden.

[153] BRAGEÕ S PRAATJE.

HOOFDSTUK 1.

®GERÕ S REIS NAAR ASGARD.

1. Een man met de naam ®ger of Hler die op het eiland woonde genaamd HlerÕ s Eiland was goed bedreven in de zwarte kunst. Hij maakte een reis naar Asgard. Maar de asas wisten van zijn komst en gaven hem een ​​vriendelijke ontvangst; maar ze maakten ook gebruik van vele soorten illusies. Ōs Avonds toen het feest begon had Odin zwaarden naar de hal gebracht en ze waren zo helder dat het van hen glinsterde zodat er geen ander licht nodig was terwijl ze zaten te drinken. Toen gingen de asas naar hun feest en de twaalf asas die tot rechter werden benoemd gingen op hun hoge stoelen zitten. Dit zijn hun namen: Thor, Njord, Frey, Tyr, Heimdal, Brage, Vidar, Vale, Uller, Honer, Forsete, Loke. De asynjes (godinnen) waren ook bij hen: Frigg, Freya, Gefjun, Iduna, Gerd, Sigyn, Fulla, Nanna. ®ger dacht dat alles wat hij zag er heel groots uitzag. De panelen van de wanden waren allemaal bedekt met prachtige schilden. [154] De mede was erg sterk en ze dronken veel. Naast ®ger zat Brage en ze praatten veel samen over hun drankje. Brage sprak met ®ger over veel dingen die met de asas waren gebeurd.

[155] HOOFDSTUK II.

IDUNA EN HAAR APPELS.

2. Brage begon zijn verhaal door te vertellen hoe drie asas, Odin, Loki en Honer, op reis gingen over bergen en heide, waar ze niets konden eten. Maar toen zij in een vallei kwamen zagen zij een kudde runderen. Uit deze kudde namen ze een os en gingen aan het werk om het te koken. Toen ze dachten dat het genoeg gekookt was openden ze de  bouillon, maar het was nog niet klaar. Na een tijdje tilde ze het deksel weer op, maar het was nog niet gekookt. Ze spraken er onderling over hoe dit kon gebeuren. Toen hoorden ze een stem in de eik boven hen en hij die daar zat zei dat hij de oorzaak was dat de bouillon niet gekookt werd. Ze keken op en zagen een adelaar en die was niet klein. Toen zei de arend: als u mij de vulling van de os geeft zal de bouillon gekookt worden. Ze stemden hiermee in. Dus vloog hij van de boom af, ging naast de kokende bouillon zitten en pakte onmiddellijk eerst de twee dijen van de os en vervolgens beide schouders. [156] Dit maakte Loki boos: hij pakte een grote paal en hief hem met al zijn kracht op en gooide hem naar het lijf van de arend. De adelaar schudde zichzelf na de slag en vloog omhoog. Het ene uiteinde van de paal bond zich vast aan het lijf van de adelaar en het andere uiteinde klemde aan de handen van Loki. De adelaar vloog net hoog genoeg zodat de voeten van Loki over stenen en rotsen en bomen werden getrokken en het leek hem dat zijn armen van zijn schouderbladen gescheurd zouden worden. Hij roept en bidt de arend zeer ernstigs voor vrede, maar de laatste verklaart dat Loki nooit vrij zal komen tenzij hij zich ertoe verbindt om Iduna en haar appels uit Asgard te halen. Toen Loki dit had beloofd werd hij bevrijd en ging hij weer naar zijn metgezellen; en er is verder niets meer te vertellen van deze reis, behalve dat ze naar huis terugkeerden. Maar toen de overeengekomen tijd er was lokte Loki Iduna uit Asgard in een bos en zei dat hij appels had gevonden die ze heel aardig zou vinden en hij vroeg haar om haar eigen appels mee te nemen om ze te vergelijken. Toen kwam de reus Thjasse in de gedaante van een adelaar, greep Iduna en vloog met haar weg naar zijn huis in Thrymheim. De asas waren slecht op hun gemak vanwege de verdwijning van Iduna, ze werden grijs en oud. Ze ontmoetten elkaar en vroegen elkaar wie Iduna het laatst had gezien. Het laatste dat van haar was gezien was dat ze Asgard in gezelschap van Loki had verlaten. Toen werd Loki gevangen genomen en naar de raad gebracht en hij werd met de dood of marteling bedreigd. Maar hij werd bang en beloofde Iduna terug te halen uit Jotunheim als Freya hem de valken vermomming zou lenen dat ze had. [157] Hij kreeg de valk-vermomming, vloog naar het noorden naar Jotunheim en kwam op een dag bij de reus Thjasse. De reus was de zee opgeroeid en Iduna was alleen thuis. Loki veranderde haar in de gedaante van een noot, hield haar in zijn klauwen en vloog weg met alle macht. Maar toen Thjasse naar huis terugkeerde en Iduna miste, nam hij zijn adelaars-gedaante aan, vloog achter Loki aan en sloeg die met zijn adelaarsvleugels. Toen de asas zagen dat de valk met de noot vloog en hoe de adelaar vloog gingen ze naar de muren van Asgard en brachten ze bundels plataan spaanders met zich mee. Toen de valk in de burcht vloog liet hij zich naast de burchtmuur neervallen. Toen ontstaken de asas een vuur in de krullen; en de adelaar, die niet in staat was om op te stoppen toen hij de valk miste vatte zijn veren vuur zodat hij niet verder kon vliegen. De asas stonden klaar en doodden de reus Thjasse binnen de poorten van Asgard en die slachting is het meest beroemd.

[158] HOOFDSTUK III.

HOE NJORD SKADE TOT VROUW KREEG.

Skade, de dochter van de reus Thjasse, trok haar helm aan, mali‘nkolder en al haar oorlogstuig en begaf zich naar Asgard om de dood van haar vader te wreken. De asas boden haar losgeld en boetedoening; en er werd overeengekomen in de eerste plaats, dat ze zichzelf een man uit de asas zou kiezen, maar ze zou haar keuze aan de voeten maken wat het enige was dat ze van hun personen mocht zien. Ze zag de voeten van een man die prachtig mooi waren en riep uit: deze kies ik! Op Balder zijn er enkele onvolkomenheden. Maar het was Njord, van Noatun. In de tweede plaats werd bepaald dat de asas doen moesten wat ze niet geschikt achtte en dat was om haar aan het lachen te maken. Toen bond Loki het ene uiteinde van een touw vast aan de baard van een geit en het andere aan zijn eigen lichaam en de een trok deze kant op en de ander dat en ze krijsten allebei hardop. Toen liet Loki zich op SkadeÕ s knie‘n vallen en dit maakte haar aan het lachen. Er wordt gezegd dat Odin zelfs meer deed dan werd gevraagd, in die zin dat hij de ogen van Thjasse nam en hen in de hemel wierp en er twee sterren van maakte.  [159] Toen zei ®ger: deze Thjasse lijkt mij een aanzienlijk man te zijn geweest; van welke familie was hij? Brage antwoordde: De naam van zijn vader was Olvalde en als ik je over hem vertelde zou je het heel opmerkelijk vinden. Hij was heel rijk aan goud en toen hij stierf en zijn zonen hun erfgoed gingen verdelen hadden ze deze manier om het goud te meten, dat iedereen zijn hap goud zou nemen en ze zouden allemaal hetzelfde aantal happen nemen. Een van hen was Thjasse, een ander Ide en de derde Bende. Maar we hebben het nu als een gezegde onder ons dat we goud het mondnummer van deze reuzen noemen. In runen en liedjes verpakken we het goud door het de maat of het woord of het verhaal van deze reuzen te noemen. Toen zei ®ger: het lijkt mij dat het goed verborgen zal zijn in de runen.

[160] HOOFDSTUK IV.

DE HERKOMST VAN POčZIE.

3. En opnieuw zei ®ger: vanwaar kwam de kunst voort die skaldship wordt genoemd? Brage gaf antwoord: Het begin was dat de goden oorlog hadden met de mensen die bestelwagens worden genoemd. Ze spraken af om een bijeenkomst te houden met het doel vrede te sluiten en vestigden hun geschil op deze manier dat ze allebei naar een pot gingen en erin spuugden. Maar bij het afscheid van de goden, omdat ze niet bereid waren om dit merkteken van vrede te laten sterven, vormden ze een man wiens naam Kvaser was en die zo wijs was dat niemand hem enige vraag kon stellen die hij niet kon beantwoorden. Hij reisde veel rond in de wereld om mensen wijsheid te leren. Eens kwam hij naar het huis van de dwergen Fjalar en Galar. Ze riepen hem opzij en zeiden dat ze alleen met hem wilden spreken, doodden hem en lieten zijn bloed in twee potten lopen, genaamd Son en Bodn, en in een ketel genaamd Odrarer. Ze vermengden honing met het bloed en zo werd een mede gemaakt dat iedereen die ervan drinkt een skald en wijs wordt. De dwergen vertelden de asas dat Kvaser in zijn wijsheid was versmoord omdat niemand zo wijs was dat hij hem genoeg kon vragen over het leren.

[161] 4. Toen nodigden de dwergen een reus ui, wiens naam Gilling is en zijn vrouw; en toen hij kwam vroegen ze hem met hen mee de zee in te trekken. Toen ze een korte afstand van de kust waren gegaan roeiden de dwergen op een blinde rots en de boot kapseisde. Gilling, die niet in staat was om te zwemmen, verdronk, maar de dwergen richten de boot weer op en roeiden aan de wal. Toen zij over dit ongeluk aan zijn vrouw vertelden nam zij het zeer ter harte en begon hardop te huilen. Toen vroeg Fjalar haar of het haar verdriet niet zou verlichten als ze naar de zee kon kijken waar haar man was omgekomen en zij zei dat het zou gebeuren. Hij zei toen tegen zijn broer Galar dat hij boven de deur moest gaan en terwijl ze passeerde liet hij een steen op haar hoofd vallen want hij zei dat hij van haar brullen moe was geworden en Galar deed dat. Toen de reus Suttung, de zoon van Gilling, dit ontdekte kwam hij naar de dwergen, nam ze mee in de zee en liet ze achter op een rotsachtig eiland dat bij vloed werd overstroomd. Ze baden Suttung om hun leven te sparen en boden hem ter verzoening voor het bloed van hun vader de kostbare mede aan die hij accepteerde. Suttung bracht de mede mee naar huis en verstopte die op een plaats genaamd Hnitbjorg. Hij zette er zijn dochter Gunlad om het te bewaken. Om deze redenen noemen we het gezang Kvaser bloed; de drank van de dwergen; de vulling van de dwergen; een soort likeur van Odrarer, of Bodn of Zon; het schip van de dwergen (omdat deze mede hun leven heeft losgekocht van het rotsachtige eiland); de mede van Suttung of de likeur van Hnitbjorg.

[162] 5. Toen merkte ®ger op: het lijkt me duister om een ​​lied te noemen met deze namen; maar hoe kwamen de asas aan de mede van Suttung? Antwoordde Brage: De sage hierover is dat Odin van huis vertrok en naar een plek kwam waar negen slakken hooi maaiden. Hij vroeg hun of ze hem graag hun zeisen wilden laten wetten. Hierop zeiden ze ja. Toen pakte hij een wetsteen uit zijn riem en wette de zeisen. Ze dachten dat hun zeisen veel beter waren en vroegen of de wetsteen te koop was. Hij antwoordde dat hij die het zou kopen er een eerlijke prijs voor moet betalen. Allen zeiden dat ze bereid waren om de gevraagde som te geven en elk wilde dat Odin het aan hem verkoopt. Maar hij gooide de wetsteen in de lucht en toen iedereen het wilde vangen zochten ze er zo omheen dat elk zijn zeis op de nek van de ander bracht. Odin zocht onderdak voor de nacht in het huis van de reus Bauge, die een broer van Suttung was. Bauge klaagde over wat er met zijn gezin was gebeurd en zei dat zijn negen slaven elkaar hadden gedood en dat hij niet wist waar hij andere werklui moest krijgen. Odin noemde zichzelf Bolverk. [163] Hij bood aan het werk van de negen mannen voor Bauge op zich te nemen, maar vroeg in ruil daarvoor een slok van de mede van Suttung. Bauge antwoordde dat hij geen controle had over de mede en zei dat Suttung gebonden was dat alleen voor zich te houden. Maar hij stemde ermee in om met Bolverk mee te gaan en te proberen of ze de mede konden krijgen. Tijdens de zomer deed Bolverk het werk van de negen mannen voor Bauge, maar toen de winter kwam vroeg hij om zijn loon. Toen gingen ze allebei naar Suttung. Bauge legde Suttung zijn koopje uit met Bolverk, maar Suttung weigerde stoutmoedig zelfs een druppel mede te geven. Bolverk stelde toen voor aan Bauge dat ze zouden moeten proberen of ze niet met de hulp van een truc in de buurt van de mede konden komen en Bauge stemde hiermee in. Toen trok Bolverk de boor, die Rate genoemd wordt, en verzocht Bauge om een ​​gat door de rots te boren als de boor scherp genoeg was. Hij deed het. Toen zei Bauge dat er een gat door de rots was; maar Bolverk blies in het gat dat de boor had gemaakt en de spaanders vlogen terug in zijn gezicht. Zo zag hij dat Bauge hem wilde bedriegen en gebood hem door te boren. Weer blies Bauge en toen Bolverk een tweede keer blies vlogen de spaanders naar binnen. Nu veranderde Bolverk zichzelf in de gelijkenis van een slang en sloop door het boorgat. Bauge duwde hem achterover met de boor, maar miste hem. [164] Bolverk ging naar waar Gunlad was en deelde haar bank drie nachten lang. Ze beloofde toen om hem drie scheuten uit de mede te geven. Met de eerste scheut leegde hij Odrarer, in de tweede Bodn en in de derde Zon en aldus had hij alle mede. Toen nam hij de gedaante van een adelaar aan en vloog zo snel hij kon weg. Toen Suttung de vlucht van de adelaar zag nam hij ook de vorm aan van een adelaar en vloog hem achterna. Toen de asas Odin zagen aankomen zetten ze hun kruiken in de tuin. Toen Odin Asgard bereikte spuwde hij de mede in de potten. Hij werd echter zo goed als door Suttung betrapt dat hij een deel van de mede achter hem naar achter stuurde daar geen zorg voor werd gedragen, mocht iemand die dat wilde het hebben. Dit noemen we het aandeel van po‘tasters. Maar SuttungÕ s mede gaf Odin aan de asas en aan die mensen die verzen kunnen maken. Vandaar dat we gezangen OdinÕ s prooi, OdinÕ s vondst, OdinÕ s drankje, OdinÕ s gift en de drank van de asas noemen.

6. Toen zei ®ger: Op hoeveel manieren varieer je de po‘tische uitdrukkingen of hoeveel soorten po‘zie zijn er? Antwoordde Brage: Er zijn twee soorten en alle po‘zie valt in de een of de andere van deze klassen. ®ger vraagt: Welke twee? Brage antwoordde: Voordracht en versmaat. Welke voordracht wordt in de po‘zie gebruikt? [165] Er zijn drie soorten po‘tische voordrachten. Welke? Eˇn is om alles met zijn eigen naam te noemen; een andere is om het te benoemen met een voornaamwoord, maar de derde soort van voordracht wordt kenning genoemd (een po‘tische perifrases of beschrijvende naam); en deze soort wordt zo beheerd dat we wanneer we Odin of Thor of Tyr of een van de asas of elven een naam geven we er een verwijzing naar een andere asa aan toevoegen of we maken melding van sommige van zijn werken. Dan is de benaming van hem die overeenkomt met de hele zin en niet met hem die daadwerkelijk is genoemd. We spreken dus over Odin als Sigtyr, Hangatyr of Farmatyr en dergelijke namen noemen we eenvoudige benamingen. Op dezelfde manier wordt hij Reidartyr genoemd.

[166] NAWOORD.

TOT BRAGEÕ S PRAATJE.

Nu moeten we zeggen tegen jonge skalden die de neiging hebben om de voordracht van de po‘zie te verwerven of om hun opslag van woorden met oude namen te vergroten of, aan de andere kant, graag te begrijpen wat ondoordacht gezongen wordt dat ze dit boek moeten beheersen voor hun instructie en tijdverdrijf. Deze sagen moeten niet zo worden vergeten of weerlegd zoals ze genomen zijn van po‘zie van oude omschrijvingen waarmee grote skalden tevreden waren. Maar christelijke mannen moeten niet in heidense goden geloven, noch in de waarheid van deze sagen, anders dan in het begin van dit boek wordt uitgelegd, waar de gebeurtenissen worden uitgelegd die mensen wegleidden van het ware geloof en waar het in de volgende plaats wordt verteld over de Turken hoe de mannen uit Azi‘, die asas worden genoemd, de verhalen over de dingen die gebeurden in Troje vervalsten zodat de mensen zouden geloven dat ze goden waren.

Koning Priamus in Troje was een groot hoofd van het hele Turkse gastland en zijn zonen waren de meest vooraanstaande mannen in zijn hele leger. Die uitstekende hal die de asas BrimeÕ s Hall of bierhal noemen was het paleis van koning Priamus. [167] Wat betreft het lange verhaal dat ze vertellen over Ragnarok, dat zijn de oorlogen van de Trojanen. Wanneer gezegd wordt dat Oku-Thor met een ossenkop viste en aan boord de Midgard-slang trok, maar dat de slang zijn leven hield en in de zee terugzonk, dan is dit een andere versie van het verhaal dat Hector Volukrontes versloeg, een beroemde held, in de aanwezigheid van Achilles en zo trok de laatste hem op met het hoofd van de verslagenen die ze vergeleken met het hoofd van een os die Oku-Thor had afgeslagen. Toen werd Achilles vanwege zijn durf in dit gevaar getrokken was het de redding van zijn leven dat hij vluchtte voor de dodelijke slagen van Hector, hoewel hij gewond was geraakt. Er wordt ook gezegd dat Hector de oorlog zo machtig voerde en dat zijn woede zo groot was toen hij Achilles in het oog kreeg dat niets zo sterk was dat het voor hem kon staan. Toen hij Achilles, die gevlucht was, had gemist kalmeerde hij zijn woede door de kampioen Roddros genoemd te verslaan. Maar de asas zeggen dat toen Oku-Thor de slang miste hij de reus Hymer doodde. In Ragnarok kwam de Midgard-slang plotseling op Thor en blies gif op hem, en sloeg hem aldus dood. Maar de asas konden hun besluit niet nemen om te zeggen dat dit het lot van Oku-Thor was geweest, dat iedereen stond boven hem dood, hoewel dit zo was gebeurd. Ze renden regelrecht over oude sagen heen dan waar was toen ze zeiden dat de Midgard-slang daar stierf; en ze voegden dit toe aan het verhaal dat Achilles de roem vergaarde van de dood van Hector, [168] hoewel hij daarom dood lag op hetzelfde slagveld. Dit was het werk van Elenus en Alexander en Elenus noemen de asas Ale. Ze zeggen dat hij zijn broer wreekte en dat hij leefde toen alle goden dood waren en nadat het vuur was geblust dat Asgard en al het bezit van de goden in brand was gestoken. Pyrrhus vergeleken ze met de Fenris-wolf. Hij versloeg Odin en Pyrrhus zou volgens hun geloof een wolf genoemd kunnen worden want hij heeft het vredesteken niet gespaard toen hij de koning in de tempel voor het altaar van Thor doodde. Het verbranden van Troje noemen ze de vlam van Surt. Mode en Magne, de zonen van Oku-Thor, kwamen hunkerend naar het land van Ale of Vidar. Hij is Eneas. Hij kwam uit Troje en bewerkte daarop grote werken. Er wordt gezegd dat de zonen van Hector naar Frigia land kwamen en zich in dat koninkrijk vestigden, maar verbannen Elenus.

[169[ UITTREKSELS VAN DE POETISCHE VOORDRACHT.

(Sk‡ldskaparm‡l) (Dit deel van de Jongere Edda komt overeen met het Latijnse Ars Poetica, en bevat de regels en wetten van oude po‘zie.)

THOR EN HRUNGNER.

Brage vertelde ®ger dat Thor naar het oosten was gegaan om trollen te verpletteren. Odin reed op zijn paard Sleipner naar Jotunheim en kwam naar de reus wiens naam Hrungner is. Toen vroeg Hrungner wat een man dat was die met een gouden helm door de lucht en over de zee reed en voegde eraan toe dat hij een opmerkelijk goed paard had. Odin zei dat hij zijn hoofd zou inzetten dat zoÕn goed paard in Jotunheim niet te vinden was. Hrungner gaf toe dat het inderdaad een uitstekend paard was, maar hij had er een genaamd Goldfax, die veel langer kon verduren; en in zijn toorn sprong hij onmiddellijk op zijn paard en galoppeerde Odin achterna met de bedoeling hem voor zijn onbeschaamdheid te betalen. Odin reed zo snel dat hij een behoorlijke afstand voor hem was, maar Hrungner had zich in zoÕn enorme woede gekeerd dat hij, voordat hij het wist, binnen de poorten van Asgard was gekomen. [170] Toen hij naar de deur van de hal kwam nodigde de asas hem uit om met hen te drinken. Hij ging de hal binnen en vroeg om iets te drinken. Daarna namen ze de kommen in ontvangst waarvan Thor gewoon was te drinken en Hrungner ledigde ze allemaal. Toen hij dronken werd gaf hij de meest vrije uiting van zijn luidruchtige opschepperij. Hij zei dat hij Valhal ging nemen en het naar Jotunheim zou brengen, Asgard slopen en alle goden vermoorden behalve Freya en Sif die hij mee naar huis zou nemen. Toen Freya naar voren ging om de kommen voor hem te vullen pochte hij dat hij al het bier van de asas zou opdrinken. Maar toen de asas moe begonnen te worden van zijn arrogantie, noemden ze ThorÕ s naam. Onmiddellijk was Thor in de hal en zwaaide zijn hamer in de lucht en vroeg zich buitengewoon verbolgen af wie de schuld was van de hondachtige reuzen die daar mochten drinken die Hrungner toestemming hadden gegeven om in Valhal te zijn en waarom Freya bier zou moeten schenken voor hem zoals ze deed in de feesten van de asas. Toen antwoordde Hrungner met allesbehalve vriendelijke ogen naar Thor en zei dat Odin hem had uitgenodigd te drinken en dat hij daar was onder zijn bescherming. Thor antwoordde dat hij die uitnodiging zou betreuren voordat hij naar buiten kwam. Hrungner antwoordde wederom dat Asa-Thor maar weinig eer zou hebben om hem te doden, ongewapend zoals hij was. Het zou een groter bewijs van zijn moed zijn als hij het durfde een duel met hem te vechten aan de grenzen van zijn territorium, op Grjottungard. [171] Het was heel dwaas van mij, zei hij, dat ik mijn schild en mijn vuursteen thuis had gelaten; als ik hier mijn wapens had zouden jij en ik een holmgang proberen (duel op een rotsachtig eiland); maar aangezien dit niet het geval is, verklaar ik je voor lafaard als je me ongewapend vermoordt. Thor was in geen geval de man om een duel te weigeren te vechten toen hij werd uitgedaagd, een eer die hem nooit eerder was getoond. Toen ging Hrungner zijn weg en snelde met al zijn kracht terug naar Jotunheim. Zijn reis werd beroemd onder de reuzen en er werd veel gesproken over de voorgestelde ontmoeting met Thor. Ze vonden het heel belangrijk wie de overwinning behaalde en ze vreesden het ergste van Thor als Hrungner verslagen zou worden, want hij was de sterkste onder hen. Daarop maakten de reuzen in Grjottungard een man van klei die negen rietstengels grot was en drie riet breed onder de armen, maar omdat ze geen hart konden vinden dat groot genoeg was om geschikt voor hem te zijn, haalden ze het hart van een merrie, maar zelfs deze fladderde en beefde toen Thor kwam. Hrungner had, zoals bekend is, een hart van steen, scherp en driezijdig; net zoals de rune sindsdien is genoemd dat HrungnerÕ s hart wordt genoemd. Zelfs zijn hoofd was van steen. Zijn schild was van steen en breed en dik en hij hield dit schild voor zich toen hij bij Grjottungard op Thor stond te wachten. [172] Zijn wapen was een vuursteen dat hij over zijn schouders slingerde en tezamen presenteerde hij een zeer formidabel aspect. Aan de ene kant van hem stond de reus van klei die Mokkerkalfe heette. Hij was zo buitengewoon bang dat er gezegd wordt dat hij zichzelf nat maakte toen hij Thor zag. Thor ging verder met het duel en Thjalfe was bij hem. Thjalfe rende vooruit naar waar Hrungner stond en zei tegen hem: Je staat slecht bewaakt, reus; je houdt het schild voor je, maar Thor heeft je gezien, hij daalt in de aarde en zal je van onderaf aanvallen. Toen stak Hrungner het schild onder zijn voeten en ging erop staan, maar de vuursteen sloeg hij met beide handen. Het volgende dat hij zag waren bliksemschichten en hij hoorde luid kraken; en toen zag hij Thor in zijn asa-macht met onstuimige snelheid voortgaan, zijn hamer zwaaien en het van ver naar Hrungner slingeren. Hrungner greep de vuursteen met beide handen en gooide het tegen de hamer. Ze ontmoetten in de lucht en de vuursteen brak. Eˇn deel viel op de aarde en daaruit kwamen de vuurstenen bergen; het andere deel trof ThorÕ s hoofd met zoveel kracht dat hij voorover op de grond viel. Maar de hamer Mjolner raakte Hrungner recht in het hoofd en verpletterde zijn schedel in kleine stukjes. Hij viel zelf over Thor zodat zijn voet op Thor Ōs nek lag.  [173] Ondertussen viel Thjalfe Mokkerkalfe aan, die viel met weinig eer. Toen ging Thoralfe naar Thor en moest Hrungners voet van hem afpakken, maar hij had niet de kracht om het te doen. Toen de asas hoorden dat Thor was gevallen kwamen ze allemaal om de voet van de reus af te nemen, maar geen van hen kon het verplaatsen. Toen kwam Magne, de zoon van Thor en Jarnsaxa. Hij was slechts drie nachten oud. Hij gooide Hrungners voet van Thor en zei dat het een groot ongeluk was, vader, dat ik zo laat kwam. Ik denk dat ik deze reus met mijn vuist had kunnen doden, had ik hem ontmoet. Toen stond Thor op, groette zijn zoon liefdevol en zei dat hij groot en machtig zou worden; En, voegde hij eraan toe, ik zal je het paard Goldfax geven dat aan Hrungner toebehoorde. Odin zei dat Thor verkeerd deed om zoÕn mooi paard te geven aan de zoon van een reuzin, in plaats van aan zijn vader. Thor ging naar Thrudvang terug, maar de vuursteen bleef nog steeds in zijn hoofd steken. Toen kwam de vala, wiens naam is Groa, de vrouw van Orvandel de Dappere. Ze zong haar magische liedjes over Thor tot de vuursteen los raakte. Men toen Thor dit ontving verwachtte hij dat de vuursteen gewoon zou verdwijnen. Hij wilde Groa belonen voor haar genezing en haar hart blij maken. Dus vertelde hij over hoe hij vanuit het noorden over de Elivogs-rivieren had gewaad en in een mand op zijn rug Orvandel uit Jotunheim had gedragen; en als een bewijs hiervan vertelde hij hier hoe die ene van hem uit de mand was geduwd en was bevroren, daarom had Thor het afgebroken en het in de lucht gegooid en maakte daarvan de ster die OrvandelÕ s wordt genoemd. [174] Uiteindelijk voegde hij eraan toe dat het niet lang zou duren voordat Orvandel thuis zou komen. Maar Groa werd zo blij dat ze haar magische liedjes vergat en dus werd de vuursteen niet losser dan het was en het plakt nog steeds in het hoofd van Thor. Daarom is het verboden om een ​​vuursteen over de vloer te gooien, want dan wordt de steen in ThorÕ s hoofd bewogen. Uit deze saga heeft Thjodolf van Hvin een lied gemaakt;

We hebben voldoende bewijsmateriaal
Van de reis van de verschrikkelijke reus (Thor)
Naar Grjottungard, naar de reus Hrungner,

 In het midden van omringende vlammen.
De moed groeide hoog in de broer van Meile;
De maan weg trilde
Toen JordÕ s zoon ging (Thor)
Naar de wedstrijd met stalen handschoenen.

 

De hemel stond helemaal in vlammen
Voor de stiefvader van Uller (Thor)
En de aarde schommelde.
SvolneÕs (Thor) weduwe (Odin) barstte uiteen
Toen het span geiten
Trok de verheven wagen
En zijn goddelijke meester
Naar de ontmoeting met Hrungner.

 

[175] BalderÕs broer beefde niet (Thor)
Voor de hebzuchtige mensheid;
Bergen trilden en stenen braken;
De hemelen waren in vlammen gewikkeld.
Veel deed de reus
Word bang, ik leer,
Toen hij zijn verderf man zag
Klaar om hem te doden.

 

Vlug vloog het grijze schild
Beneden de hielen van de reus.
Dus de goden wilden het,
Dus wilden het de walkuren.
Hrungner de reus,
Verlangde naar slachting,
Niet nodig lang te wachten op slagen
Van de dappere vriend van de hamer.

 

De moordenaar van het slechte geslacht van Bele (Thor)

Maakte het vallen van de beer van de luidruchtige berg; (de reus Hrugner)
Op zijn schild
Bijten in het stof
Moet de reus
Voordat de scherp gerande hamer,
Toen de reuzen breker
Stond tegen de machtige Hrungner.

 

En de vuursteen
(Zo moeilijk te breken)
Van de vriend van de trollenvrouwen
In de schedel suisde
Van JordÕ s zoon, (Thor)
En dit