Der naturen bloeme.
Mensen, viervoetige dieren, vogels, slangen, insecten, fabeldieren.
Uit de Liber de nature rerum. Ca. 1350.
Bestiaria en meervoud bestiarium.
Hetzelfde verhaal schreef ook Megenberg.
Geschreven en vertaald door Nico Koomen.
Inleiding staat onderaan.
Jacob van merlant die dit dichte Omme te sendene tere ghifte wil datmen dit boec nome jn ulaems der naturen bloeme 5want noch noint in dietscen boeken ne gheen dichtre wilde soeken hiet te dichtene van naturen van so messeliken creaturen alse in desen boeken staen 10niemene nebbe dies waen dat ic die materie vensede els dan ic die rime pensede want de materie vergaderde recht van colne meester albrecht 15hute desen meesters die hir comen die ic iv sal bi namen nomen die erste es aristotiles die met rechte wel deerste es want hi van alre phisosophyen 20van alre naturliker clergien bouen allen eidinen die hoit waren crone draghet inder scaren waer somen dit teikin siet AR dats dat hi segghens pliet 25plinius die comet hier naer wis boeke men oudet ouer waer solinus dar na die van naturen spreket scone in sire scrifturen jn enen boeke diemen weet 30die vander werelt wondre heet Sente ambrosius van melane die van naturen doet te verstane jn sinen boeke Exameron dien nopmen dicken in dit doen 35sente bazelis sekerlike dien got sende van emelrike enen boec van beesten nature staet dicken oec in dese scrifture Sente isidorus oec mede 40die dicken groote nuttelikede ghescreuen heuet in sinen boeken dicken moetmen sijns hier roeken echt meester iacob van vitri bisscop van hakers so was hi 45sident cardinael van rome sijns eist recht dat ic hier gome een boec oec mar menne weet wiene makede ghereet die es geheeten onder hem somen 50experimentator hormenne nomen sijn wort setti hier mede alst noot es ter menegher stede Galienus palladius platearius fisogolus 55lucillus piso teofrastus entie keiser claudius dorothenus van athenen ende dyogenus ghemeene dymocritus apollodijn 60die vanden beesten die draghen venijn jn sinen boeken latet besien dionisius die fisisien katon verro ende marcus eraclides ende orpheus 65pitagoras ende menander omerus ende nicander mucianus dyagoras virgilius ende andreas coninc iuba patroneus 70coninc philometor metellus coninc tholomeus vmbricus coninc antigonus alfeus coninc archelaus flaminus philiomon ende nigidius 75ceneca ende cicero entie wise ipocras also nigidius ende matulidus dit sijn die meesters dar wi dus dit werc af ebben ghemaket 80dar toe die bouen allen smaket dats die wise sente agustijn seghet hier mede toe dat sijn dar toe vander biblen de glose saiet hier meneghe soete rose 85wien so fauelen dan vernoien ende onnutte loghenen moien lesier nutscap ende waer ende uersta dat noit een haer om niet ne mekede nature 90het nes so onwerde creature sones teregher sake goet want got die bouen al es vroet dans te gheloeuene meer no min dat hi hiet makede sonder min 95noch gheene dinc ne makede har seluen noch die duuel noch die heluen ne makeden creaturen nie dies willic dat elc besie ende loue gode van allen saken 100die wonderlic es in sijn maken jc ebbe belouet ende wilt ghelden ghewilleghelike ende sonder scelden te dichtene .i. bestiaris nochtan wetic wel dat waer is 105dat dar willem huten houe een priester van goeden loue van erdenborch: enen heuet ghemaket mar hi waser in ontraket want hine huten walsche dichte 110dies wart hi ontledet lichte ende heuet dat ware begheuen mar daric dit hute ebbe bescreuen ebbic van broeder albrechte van colne diemen wel met rechte 115hetet bloeme van der clergien vp hem dar ix conlike lien deerste boec sal iv bedieden dat wonder datmen vindet van lieden dander van .iiii. uoeten beesten 120darmen uele af spreket in geesten die derde die sal sonder lieghen sijn uan uoghelen die ulieghen die vierde dats noch mee es vanden wondre vander ze 125die uichte van uisschen meneghertiere die die zee uoedet entie riuiere den sesten belouic te sine van serpenten met venine die seuende sal sijn van wormen 130die sijn van messeliken uormen die achtende van bomen die int wout wassen arde menech fout de neghende sal ghewaghen van bomen die specie draghen 135die tiende sal bedieden dat cruud dat menegherande heuet vertuud die .xi. spreket van fonteinen beeda van soeten ende van onreinen die twelefste van dieren steenen 140beede van groten ende van cleenen de dertienste van .vij. metalen diemen moet huter erden halen ende in allen desen boeken mach hi vinden dies wilroeken 145medicina dachcurtinghe scone redene ende leringhe ende dit dichtic dor sinen wille dien ix ian lude ende stille dats mine here niclaus van cats 150ende omme dat mi ghebreket scats biddic dat hem ghename si dit iuweelkin van mi Gode biddic al te voeren ende sine moeder hute vercoren 155ende si minen sin verlichte also dat ic moete dichte dat vromelic si ende bequame jc beghinne in marien name |
Proloog.
Jacob van Maerlant die dit dicht om te zenden een tere gift wil dat men dit boek noemt in Vlaams der naturen bloeme, want nog nooit in Dietse boeken en geen dichter zal het zoeken om hier te dichten van de natuur van zulke verschillende creaturen zoals in deze boeken staan. 10 Niemand heeft de waan dat ik deze materie veinsde anders dat ik de rijmen peinsde want de materie verzamelde echt van Keulen meester Albrecht (1) uit de meesters die hierna komen en die ik bij namen zal noemen. De eerste is Aristoteles die met recht wel de eerste is omdat hij van alle filosofen 20 en van andere klerken over de natuur boven alle heidenen die er ooit waren de kroon draagt van de scharen waar je soms dit teken ziet, AR (2) dat is dat hij het hier te zeggen pleegt. 25 Plinius die komt hierna wiens boeken men houdt voor waar Solinus daarna die van natuur mooi spreekt in zijn geschriften in een boek die men kent 30 en die Van de wereld wonderen heet. Sint Ambrosius van Milaan die van de natuur laat verstaan in zijn boek Exameron die noopt men veel hier te gebruiken. 35 Sint Basilius zeker die God zond vanuit het hemelrijk een boek over beesten natuur staat ook vaak in dit schrift. Sint Isidorus ook mede 40 die vele grote nuttigheden geschreven heeft in zijn boeken vaak moet men hem hier waarnemen. Echt meester Jacob van Vitri bisschop van Akko, dat was hij 45 en nu zittend kardinaal van Rome. Ze hebben er echt op dat ik ze hier noem. Een boek ook waarvan men weet wie het maakte gereed die is genoemd onder hen sommige. 50 Experimentator horen we wij het noemen. Zijn woord zetten we hier mede als het nodig is, op menige plaats. Galenus en Palladius, Platearius en Physologus, 55 Lucillus, Piso, Theophrastus en de keizer Claudius, Dorotheus van Athene, en Dyogenus algemeen, Dymocritus Apollodijn, 60 die van de beesten die dragen venijn in hun boeken laten zien, Dionysus de geneesheer Cato, Varro en Marcus, Eraclides en Orpheus, 65 Pythagoras en Menander, Homerus en Nicander, Musianus en Dyagoras, Virgilius en Andreas, Koning Juba, Patronius, 70 koning Philometor, Metellus, koning Ptolomeus, Umbricus, koning Antigonus, Alpheus, koning Archelaus, Flamicius, Philemon en Nigidius, 75 Seneca en Cicero en die wijze Hippocrates alzo Hygienus en Matilius, dit zijn die meesters waarvan wij dus dit werk van hebben gemaakt. 80 Daarbij die boven allen staat dat is de wijze Sint Augustinus zeg het hier mede bij dat je van zijn glossaria van de bijbel hier ziet menige zoete strofen. 85 Wie zo fabels dan verdrieten en onnutte leugens vermoeien lees hier de nuttigheid en waarheid en begrijp dat nooit voor niets om niet nee maakte de natuur, 90 zelfs al is het zon onwaardig creatuur het is voor enige zaken goed want God die boven alles verstandig dat te geloven is meer of min dat Hij het niet maakte zonder bedoeling 95 nog geen ding maakt zichzelf nog de duivel, nog de elven nee, maakten die creaturen niet. Zo wil ik dat elk beziet en God looft in alle zaken 100 die wonderlijk zijn in hun maaksel. Ik heb beloofd en laat het gelden gewillig en zonder schelden te dichten een bestiarium. Nochtans weet ik wel dat het waar is 105 dat heer Willem uit de Hof, een priester van goede lof van Aardeburg, er een heeft gemaakt maar hij was er in verdwaald want hij uit het Frans dichtte 110 dus werd hij gemakkelijk ontwricht en heeft het ware opgegeven. Maar waar ik dit uit heb beschreven heb ik van broeder Albrecht van Keulen die men wel met recht 115 noemt bloem van de geestelijkheid. Op hem durf ik koen te vertrouwen. Het eerste boek zal u verklaren van het wonder dat men vindt van lieden. De volgende van viervoetige beesten 120 waarvan men veel spreekt in verhalen. De derde, die zal zonder liegen, zijn van vogels die vliegen. De vierde, dat is nog meer, is van de wonderen van de zee. 125 De vijfde is van vele soorten vissen die de zee voedt en de rivieren De zesde beloof ik te zijn van serpenten met venijn. De zevende zal zijn van wormen 130 die zijn van misselijke vormen De achtste van bomen die in het woud groeien zeer menigvuldig. De negende zal gewagen van bomen die specerijen dragen. 135 De tiende zal verklaren het kruid dat menigvuldige kracht heeft. De elfde spreekt van fonteinen beide, van zoete en van onreine. De twaalfde van dure stenen 140 beide, van grote en van kleine. De dertiende van zeven metalen die men uit de aarde moet halen. En in al deze boeken mag hij vinden, die zich er toe zet, 145 medicijnen en tijdverdrijf, mooie redenen en lering. En dit dicht ik door zijn wil die 9 luid en stil, dat is mijn heer Niclaus van Cats 150 omdat hij mijn gebreken schat bid ik dat het hem aangenaam zij dit juweeltje van mij. God bid ik van tevoren en zijn Moeder uitverkoren 155 dat zij mijn geest verlicht alzo dat ik moet dichten dat goed is en bekwaam Ik begin in Marias naam. |
(1) Albertus Magnus.
(2) Aristoteles.
Menselijke
levensstadia Omme dat de mensce nader scrifturen 160coninc es der creaturen es dus van hem mijn beghin alst kint comet ter werelt in so eist bouen allen dieren cranc want het neuet crupen no ganc 165ende aristotiles die seghet dat hem te wassene pleghet ter seuender maent hare tande ende meest es hare soch sulkerande dat der vrouwen melc si heet 170dat kindekin ne doet noch weet altoes negheen quaet voer dat sprekens bestaet dits deerste etaet vanden kinde also als icket bescreuen vinde 175dandre etaet die gaet in alst kint doet sprekens beghin ende men seghet die spade gaen dat si erst sprekens bestaen lettel vindemerre die wel sproken 180her hem die moude werdet beloken jn .v. iaren als aristotiles telt heuet kint sire langhen delt dese kintsce etaet strecket te waren alsemen seghet te .xv. iaren ende heuet ene name van suuerheden jn latijn maer al nu heden es die quateit so verheuen datter lettel suuer leuen tote dat si tharen daghen comen hier bi heuet menscheit af ghenomen ioghet hetet de derde etaet die te .xv. iaren bestaet ende strecket tote xxv iaren dan wint die mensche uort te waren mar lase de menscelichede vloiet so nu in die onsuuerhede dat de mensce hem seluen vertert met te doene dat hi beghert dat hi cume mach heten man 200gans ende salech raet wart dan datmen huwelic wilde sparen tote .xxii. iaren dan sijn die senewen entie been beede wlcomen ouer een 205ende die waesdoem es al wlcomen plaghemens het soude nu vromen manneit es die vierde etaet die te xxxv. jaren ane gaet dan es die mensce wlcomen 210ende nature heuet ghenomen hare groue ende hare linghe entie luxurie ende hare dinghe beghinnen inden man te gaen dan willi starke dinc bestaen 215dese etaet van deser tijd maket orloghe ende strijd ende nijd ende ouerde riset die dicke te stride wiset dese etaet loept te waren 220vpward tote .L. jaren ten .L. iaren comt die oude die noit niemen ebben woude nochtan wilt al lange leuen aristotilus heuet bescreuen 225dat die houde comen moet alse den mensce ontgaet sijn bloet al houden saen man ende wijf die lettel bloets ebben int lijf dese etaet vallet in een strec 230want so ghierech wert ende vrec ende dit es de redene twi die mensce merket wel dat hi te dale gaet. ende wille sparen hem die na hem comen te waren 235te ebne hare lijfnere ende oec om sijn selues there alse die curtelike dernaer niet ne wint ende es swaer jnde oude mindert inden man 240alle smette die hem ghinc an maer vrechede ende gierechede beghinnen eerst dan wassen mede ja al plachire niet te voren nv heeftise vaste vercoren 245dese etaet strecket te waren nv bi tide tote lxx. jaren vort meer alse die mensce lijd van lxx. jaren die tijd so gaet hi tsuffen ende rasen 250hem dinket al die werelt duasen al dat hi siet dinket hem quaet hi lachtert al dat wale staet mar hi priset al datter was datter nv es dinket hem gheduas 255sine crachte die te breken jn allen dinghen sonder in spreken dat andre liede bringhen vort dinken hem [wesen] dulle word ende tsine dinket hem wesen groot 260dese etaet die loept ter doot want al dat lijf heuet ontfaen moet ter doet ten hende gaen maer dar na comt dat langhe lijf dies nemmermeer ne wert gheblijf 265iof du sies dat enech man ter gadoet spoet so nem dan een mes ende mac int hore .i. gat ende jof tu heues tijd ende stat doe hem laten die mediane 270want bloet doet hem na minen wane |
1. Menselijke levensstadia. Omdat de mensen naar de schriften 160 koning is van de creaturen is dus van hem mijn begin. Als kind komt het ter wereld in Zo is het boven alle dieren zwak want het niet kruipt of gaat. 165 En Aristoteles die zegt dat bij hem te groeien pleegt in de zevende maand zijn tanden. En meestal is hun zog zodanig dat de vrouwenmelk is heet. 170 Dat kindje dat niets doet of weet in ieder geval nog geen kwaad voordat het spreken gaat. Dat is de eerste staat van het kind zoals ik het beschreven vindt. 175 De andere staat die gaat in als het kind met spreken begint. En men zegt het, die laat gaan lopen dat die het eerste spreken gaan. Weinig vindt men er die goed spraken 180 eer hem de schedel werd gesloten. In vijf jaren, zoals Aristoteles telt heeft het kind zijn langste gedeelte. Deze kindse staat strekt ze te bewaren, zoals men zegt, tot vijftien jaren en heeft een naam van zuiverheden (1) in Latijn. Maar nu tegenwoordig is die kwaadheid al zo verheven dat er weinig zuiver leven totdat ze tot hun dagen komen. Hierom heeft de mensheid achteruit gegaan. Jeugd heet de derde staat die vanaf vijftien jaar bestaat en strekt tot vijf en twintig jaren. Dan wint de mens voort te waren maar helaas, de menselijkheden vliedt zo in onzuiverheden dat de mens zichzelf verteert met te doen wat hij begeert dat hij nauwelijks mens mag heten. 200 Goede en zalige raad is het dan dat men het huwelijk moet sparen tot de twee en twintigste jaren dan komen de zenuwen en de benen beide volkomen met elkaar overeen 205 en is de volwassenheid zo volkomen doet men dit, het zou verbeteren. Manlijkheid is de vierde staat die met vijf en dertig jaren aangaat dan is de mens volkomen 210 en de natuur heeft genomen zijn dikte en zijn lengte en wulpsheid en haar dingen beginnen in de man te gaan, dan wil hij sterke dingen doen. 215 Deze staat van deze tijd maakt oorlog en strijd en afgunst en hoogmoed die rijst die vaak tot strijd wijst. Deze staat loopt te waren 220 opwaarts tot vijftig jaren. Met vijftig jaren komt de ouderdom die nooit iemand hebben wou nochtans willen allen lang leven. Aristoteles heeft geschreven 225 dat de ouderdom komen moet als de mens ontgaat zijn bloed al ouderdom gelijk, man en wijf die weinig bloed hebben in het lijf. Deze staat vervalt in een streek 230 dan wordt hij gierig en een vrek. Dit is om reden twee, De mens merkt wel dat hij te dal gaat en wil sparen voor hen die na hem komen te waren 235 en te hebben hun leeftocht en ook om zichzelf te daar als ze dit kort daarna niet verdienen kunnen en het zwaar wordt. Met de ouderdom vermindert in de man 240 alle smetten die
hem gingen aan, maar vrekkigheid en gierigheid beginnen dan eerst te groeien mede. Ja, al was hij dat niet tevoren nu heeft hij het helemaal uitverkoren. 245 Deze staat strekt te waren opwaarts soms tot zeventig jaren verder meer als de mens gaat. Vanaf zeventig jaren die tijd dan gaat hij suffen en razen 250 en denkt dat iedereen in de wereld daast. Van alles wat hij ziet denkt hij kwaad hij lacht alles uit dat goed staat maar hij prijst alles dat er was dat er nu is is voor hem dwaas. 255 Zijn krachten die breken in alle dingen, uitgezonderd in het spreken. Wat andere lieden brengen voort denkt hij te zijn gekke woorden en het zijne dat denkt hij wijsheid groot. 260 Deze ouderdom loopt ter dood want alles wat het lijf heeft ontvangen moet met de dood ten einde gaan. Maar daarna komt dat lange leven dus nimmermeer is er een blijven. 265 Als je ziet dat enig man naar snelle dood of pest spoedt neem dan een mes en maak in het oor een gat en als je hebt tijd en plaats laat hem een ader in het midden van de arm. 270 want het bloed doodt hem naar mijn waan. (3) |
(1) Burger: De
kindertijd [] ontleent haar naam (pueritia) aan het woord dat
zuiverheid betekent (puritas) - de afleiding is onjuist, maar typerend
voor de middeleeuwse etymologie, die vrijwel uitsluitend gericht was op het
achterhalen van de vermeende grondbetekenis van een woord.
(3) zijn bloed is dodelijk, vandaar het bloed laten.
nv hord van wonderliken lieden dar ons die wise of bedieden maer eer wi spreken van elken allene horter of teersten int ghemeene 275om dat dese eerste boec bedied dat wonder dat men ter werelt siet so vraghemen of dat volc te samen van adame onsen vader quamen ende wi segghen neensi niet 280het ne sij also ghesciet als ons scriuet adelijn die seghet dat centauroene sijn ghewassen ter werelt an van den beesten ende van den man 285die wise segghen ieghen dat al eist ghesciet te menegher stat dat sulke dier onlanghe leuen sente Jeronimus heuet bescreuen jn sente pauwels vite 290die was die eerste heremite datten sente anthonis sochte jn die woude dar hi mochte hem quam een wonder te ghemoete een man staende up gheets uoete 295ende vor sijn vorhoft horne twe alse buxhorne min no me ende seide aldus spreke die scripture jc bem eene steruelike creature ende van minen ghesellen bode 300ende wi bidden v dat ghi bid gode ouer mi ende ouer de mine die hier wonen in de wostine want wi bekennen dat hi es comen den mensce te salicheden ende te vromen 305an scijnt na die vraie word die men van Jeronimuse hord als of dese creature adde jn menscelike redene ende sin maer wine segghen altoes niet 310dat dus beestelic een ghediet van adame moghen sijn comen ende al vindemen an hem somen menscelike lede .i. deel onse geloue es dat geheel 315dat si die siele niet hebben ontfaen die nemmermeer machte gaen ende het nes te wonderne niet dat dus beestelic een ghediet een deel van meeren sinne si 320want bi auonturen bedj dat si in vterliken leden gheliken der menscelicheden si sijn een deel van binnen machlichte van subtilen sinne 325dan andre bestelike diere dit machmen dit merken schiere nu es hier ghesproken int ghemene vort hort van elken wondre allene |
2. Nu hoort van wonderlijke lieden daar ons de wijzen van aanwijzen, maar voor wij spreken van elk alleen hoor er eerst van in het algemeen. 275 Omdat dit eerste boek aanwijst van het wonder dat men in de wereld ziet, dan vraagt men of dat volk tezamen van Adam onze vader kwam. En wij zeggen, neen, dat is het niet 280 het is niet zo geschied. Zoals ons schrijft Adelinus die zegt dat er Centaurs
(1)
zijn gewonnen in de wereld van de beesten en van de man. 285 De wijzen zeggen er tegen dat al is het gebeurd op vele plaatsen en dat zulke dieren niet zeer lang leven. Sint Hironymus heeft ze beschreven in Sint Paulus leven. 290 Die was de eerste heremiet die naar Sint Antonius zocht en in het woud waar hij mocht kwam hem een wonder tegemoet een man staande op geitenvoeten 295 en voor zijn voorhoofd horens twee als bokkenhorens min of meer en zei, aldus zegt de schrift, ik ben een sterfelijk creatuur en van mijn gezellen een bode 300 en wij vragen u opdat u bidt tot God voor mij en de mijnen die hier wonen in de woestijn want wij bekennen dat Hij is gekomen om de mensen zalig te maken en te bate. 305 Nu schijnt het na die fraaie woorden die men van Hironymus hoorde alsof dit schepsel had in menselijke rede en geest. Maar wij zeggen altijd niet 310 dat dusdanige beesten die dit doen van Adam mogen zijn gekomen. En al vindt men aan hen soms menselijke leden, een deel ons geloof is geheel 315 dat ze niet de ziel hebben ontvangen die nimmermeer mag uit gaan. Het is te dan niet te verwonderen dat dusdanig beestachtig volk een deel van meerdere geesten is. 320 Want uit verhalen blijkt dat ze in uiterlijke leden gelijken op de mensen. Ze zijn een deel van binnen mogelijk van subtielere geest 325 dan andere beestachtige dieren. Dit mag men opmerken snel. Nu is hier gesproken in het algemeen voort hoort van elk wonder alleen. |
(1)
paring van mens en dier, een onocentaur. Dit fabuleuze dier begon zijn
literaire bestaan in de Septuagint. De Griekse versie van Jesaja 13: 21 en
34: 14 geeft onocentaurs weer voor het Hebreeuwse woord wat in de geautoriseerde
versie veldgeesten geworden is. ...en
veldgeesten daar rondhuppelen, wilde honden zullen huilen in de burchten
en jakhalzen in de paleizen van wellust, 34; 14 ..veldgeesten ontmoeten elkander, ja,
daar zal het nachtspook verwijlen en een rustplaats voor zich vinden. Dat
deze vertalers van Jesaja het woord niet uitgevonden hebben zien we in een
passage van Aelianus waar hij, na de beschrijving van de onocentaur, zegt:
Pythagoras stelt dat dit ding, naar de getuigenis van Crates, uit Pergamum
komt. Naar alle waarschijnlijkheid waren de vertalers bekend met Crates.
Toen ze dan ook dit vreemde woord tegenkwamen hadden ze een probleem om het
Hebreeuwse woord voor een verschrikkelijke dier te vertalen en maakten er
een onocentaur van. De
onocentaur is een van de dieren die voorkomt in de Physiologus. Het dier
heeft een menselijk gezicht en is omgeven door dik haar, heeft handen en het
bovenste deel van het lichaam is menselijk in vorm, maar het lagere gedeelte
met de achterpoten lijkt op die van de ezel. Er wordt geen melding gemaakt
van een staart. De kleur van het lichaam is asgrijs met wat wit aan de
lendenen. De handen hebben een dubbele functie, als snelheid nodig is worden
ze gebruikt als voeten en gaat het dier net zo snel als andere viervoeters.
Als het nodig is om iets te plukken of te grijpen worden ze weer handen, dan
wandelt het niet maar zet zich neer. Naar deze opmerkingen zou je zeggen dat
het een staartloze aap was. Zonder deze beschrijving zou de naam suggereren
dat het een monster was die van de klassieke centaur verschilt doordat het
lichaam een ezelsgedeelte heeft in plaats van een paard. Het is de satyr, zie
onder. Er zijn schrijvers als Adelinus die zeggen dat deze monsters ontstaan
uit de paring van ezels met mensen. Burger: Volgens Lucretius (De rerum natura,
boek v) kunnen centauren niet bestaan, aangezien het paarddeel zou sterven
voordat de menselijke helft de volwassenheid zou kunnen bereiken. Mulder: De onocentaurus
verenigt in zijn naam onager (ezel) en centaur. Ook dit wonderwezen kwam in
de bijbel voor: in Job 13:21, zoals geciteerd door
de Physiologus, verschenen sirenen en onocentauren. In de
bijbelvertaling van Hieronymus, de Vulgaat, zijn beide verdwenen.
Plinius verhaalt hoe hij ten tijde van keizer Claudius een hippocentaur
gezien heeft die met honing gebalsemd van Egypte naar Rome werd gebracht (Naturalis
Historia, VII, 35). |
330dat in orienten leghet lande van wonderliken lieden jn sinen boeken ormen bedieden ende in andren boeken mede dat daer es in ere stede 335volc van vremder manieren een lant belopen met riuieren dat amasonia es ghenant el niet dan vrouwen wonen int lant sonder gheselscap van manne 340entar sijnre meer nochtanne danne .cc. dusent vrouwen weltijt datse manne scouwen dat si van .i. wighe keeren dar si zeghe ebben met eren 345so nighen si hem alle daer nemmeer dan ene warf int iaer e willen si te manne gaen ende alsi kint ebben ontfaen eist cnapelin si oudent .vii. iaer 350ende sendent den vader dar naer eist maghedekin si oudent dan dus ouden si har lant sonder man de manne wonen van hem verscheden dar nes gheen geselscap van em beeden 355ghelijc recht datmen mach merken dat die uoghelen met crommen becken die femelen starker sijn dan die merlen alst es anschijn also machmen dar bescouwen 360starker bouen mannen vrouwen oec neist ieghen redene niet diemen bi naturen siet want somen sere wederstaet der onsuueren luxurien raet 365darmen bi uele machts verdriuet somen met rechte starker bliuet hoe dat beghin van desen vrouwen erst quam machmen bescreuen scouwen si quamen huten lande van sweden 370ende waren hem met moghenteden hare manne af ghesleghen van volke was dar bi gheleghen dar quamen si met ghemenen rade vp hem die hem daden die scade 375ende sloghent alte male doot ende wraken hare scade groot ende voeren wonen in dat lant dat amasonia es ghenant ende nemmermer vort sine wouden 380dat manne hare heren wesen souden dese wijf sijn den kerstinen houd ende ebben gheuochten met ghewoud met ons up die sarrasine dus es hare gheloue an scine |
3, Jacob van Vitry die zegt 330 dat in de Orint ligt een land van wonderlijke lieden. In zijn boeken hoort men aanduiden en in andere boeken mede dat daar is in een plaats 335 een volk van vreemde manieren in een land doorlopen met rivieren dat Amazonia (1) is genoemd en er alleen maar vrouwen wonen in dat land zonder gezelschap van mannen 340 en daar zijn er meer nochtans dan twee honderdduizend vrouwen. Soms dat ze mannen aanschouwen als ze van een strijd keren waar ze zegen hebben met eren 345 dan buigen ze voor hen alle daar. Nooit meer dan eenmaal in het jaar dan willen ze naar de mannen gaan. En als ze een kind hebben ontvangen en is het een jongen dan houden ze het zeven jaar 350 en zenden het de vader daarna. Is het een meisje dan houden ze het. Dus houden ze hun land zonder man en de mannen wonen van hen gescheiden. Daar is geen gezelschap van hen beiden 355 gelijk dat men terecht mag opmerken dat er vogels zijn met kromme bekken de vrouwtjes sterker zijn dan de mannetjes, als het lijkt, alzo mag men het daar beschouwen. 360 Sterker boven mannen zijn die vrouwen. Ook is het tegen de
reden niet die men bij natuur ziet, want zo men zeer weerstaat de onzuivere wulpse raad 365 waar men veel kracht bij verdrijft zodat men met recht sterk blijft. Hoe dat het begin was van deze vrouwen eerst kwam mag men beschreven beschouwen dat ze kwamen uit het land van Zweden 370 en waren hen met mogendheden. Hun mannen afgeslagen door volk dat daarbij was gelegen. Toen kwamen ze met algemene raad op hen die hun deden de schande 375 en sloegen hen allen dood en wraken hun grote schade en gingen wonen in dat land dat Amazonia is genoemd. En nimmermeer wilden ze 380 dat mannen hun heer wezen zouden. Deze wijven zijn de christenen goedgunstig en hebben gevochten met geweld met ons tegen de Sarasijnen dus is hun geloof aanzienlijk. |
(1)
Deze, tot de verbeelding sprekende amazones, zouden hun woonplaats te
Themistyra aan de vloed Thermodon in Pontus hebben. Toen de Grieken daar
later met Alexander de Grote aankwamen en er geen amazones aantroffen
vertelden ze dat ze allemaal door Hercules overwonnen waren. Men heeft ze
nooit gevonden. Toch bleven ze tot de verbeelding spreken. In de Griekse
mythologie is het zo een strijdlustig vrouwvolk geworden die onder een
koningin leeft en maar een maal in een jaar met mannen tezamen komt. Bij de
geboorte hielden ze alleen de meisjes waarvan later een borst weggebrand werd
zodat ze de boog beter konden hanteren. De jongens werden naar de vaders
gezonden of gedood of aan handen en voeten verminkt zodat ze alleen tot
ondergeschikt huiselijk werk in staat waren Soms worden ze dochters van Ares
genoemd, ze zouden hun mannen deels gedood en deels verjaagd hebben. Of ze
worden beschouwd als de overgebleven vrouwen van een Scythisch volk waarvan
de mannen alle in de oorlog omgekomen zijn. De
krijgszuchtige vrouwen waren een geliefd onderwerp voor de Griekse artiesten.
Maar in de Griekse kunst worden ze meestal met beide borsten, in Scythische
of in Griekse kleding met opgetrokken chiton en een schouder en borst bloot
en te paard of te voet afgebeeld. Nergens vind je het verhaal bevestigd dat
ze de pas geboren meisjes de rechterborst afgebrand zouden hebben. Dit
verhaal is waarschijnlijk een mislukte poging om de naam te verklaren. Het
Griekse amazon, (in meervoud amazones) werd door de Grieken opgevat als
a-mazos: zonder (rechter)borst. Hun strijd tegen de Griekse helden en de nederlaag
die ze telkens lijden, is waarschijnlijk niet anders dan een mythologische
voorstelling van een poging om een eredienst uit te breiden die op de hogere
Griekse beschaving afstuitte. Waarschijnlijk gaat de sage op Scythische
volkeren terug waarin de voortijd het moederrecht bestond en de vrouwen met
de mannen mee vochten. Het geloof bleef bestaan. Toen de Europese
ontdekkers aan de oever van de Marannon gewapende vrouwen ontdekten, gaven ze
die stroom dan ook de naam van Amazonenrivier. Een Boheemse overlevering verhaalt van een
merkwaardige geschiedenis van vrouwen in de geest van de mythische Amazones.
Onder aanvoering van een zekere Wlasta scheidde zich een menigte jonge
vrouwen af tot een organisatie die op militaire wijze werd ingericht. Ze
versterkten de streek die ze tot woonplaats hadden gekozen met forten en
handhaafden zich acht jaren lang tegen de hertog van Bohemen, Przemyslas. De
manspersonen die in hun macht vielen werden omgebracht of voor slavendiensten
gebruikt. Burger:
Geloof in de kracht die
seksuele onthouding en maagdelijkheid schonken, was wijdverbreid in de
middeleeuwen. Jacobus van Vitry vertelt in een van
zijn exempelen over een jongen die opgevoed is in een klooster en nog nooit
van zijn leven een vrouw gezien heeft. Op een dag neemt de abt hem mee op
reis. Ze houden stil bij een smidse om de paarden van nieuwe hoefijzers te
laten voorzien. De jongen neemt een roodgloeiend hoefijzer van het aambeeld
en geeft dat aan de smid - zonder kreet van pijn, zonder zich te branden. De
twee brengen de nacht door in een herberg, waar de jongen wordt verleid door
de vrouw van de waard. Als hij de volgende dag bij een smid nogmaals een heet
hoefijzer oppakt, moet hij het met een gil van pijn laten vallen. |
385andre lieden heten nakede vroede wonen daer in hare hoede homoedech naket ende arem mede die onwert ebben die hoechede van arderike alte male 390jn holen wonen si sonder zale hare wijf ende hare kinder wonen metten beesten ghinder sine vechten none striden wilen quam in ouden tiden 395alexander in hare lant ende alsise wijs ende arem vant heuet hi homoedelike gheseit bidt dats ghi wilt ets iv ghereit doe seiden si doe onse bede 400wi bidden di dan ontsteruelicede alexander antworde hem jc die selue steruelic bem welker wijs mochtic v gheuen dat ghi soudet ewelike leuen 405doe seiden si seghet dat dijn raet datti emmer te steruene staet twi iaghestu achterlande dan te scendene so meneghen man daer sijn lieden van andre maniere 410ouer ganges die riuiere dien de lettre hetet bracmanne van sonderlanghen liue nochtanne want dats wonderlike dinc her de gots sone lijf ontfinc 415screuen wiselike de gone vanden vader ende vanden sone ende van hare euengheweldechede an alexandre dor sine bede ende scinen hare wort openbare 420joft kerstinlic gheloue ware andre lieden wonen dar neuen die om te comene in dat leuen dat na dat steruen comet hier hem verbernen in .i. vier |
4. 385 Andere lieden heten naakte wijzen en wonen daar in hun hoede. Ootmoedig, naakt en arm mede die niets ophebben met hoogheden van het aardrijk allemaal. 390 In holen wonen ze zonder zaal hun wijf en hun kinderen wonen met de beesten ginder zij vechten niet of strijden. Wijlen kwam in oude tijden 395 Alexander in hun land en toen hij ze wijs en arm vond heeft hij barmhartig gezegd, bidt wat gij wilt en het wordt gedaan. Toen zeiden ze, doe ons deze bede 400 wij bidden u dan om onsterfelijkheid. Alexander antwoordde hen, ik die zelf sterfelijk ben, Op welke manier mag ik je geven dat gij eeuwig zou leven? 405 Toen zeiden zij, zeg dan uw raad omdat u immer te sterven staat, waarom jaagt u in achter landen dan om te schenden zoveel mannen? Daar zijn lieden van een andere soort, 410 over de Ganges, de rivier, die de boeken noemt Brahmanen. Van apart leven leven nochtans want dat is een wonderlijk ding, eer God de Zoon een lijf ontving 415 schrijven al wijs diegene van de Vader en van de Zoon en van haar eeuwigheid aan Alexander, door zijn bede en schijnt hun woord openbaar 420 alsof het Christelijk geloof ware. Andere lieden wonen daar naast die om te komen in dat lange leven dat na het sterven komt hier zich verbranden in een vuur. |
425ander uolc es daer onuroeder die haren uaer ende hare moeder alsi van ouden sijn uersleten te doot slaen ente samen heten ende dit ouden si ouer weldaet 430dies niet ne dade hi hiete quaet oec vindemen dar in somech lant menghen grooten gygant [die .xii. cubitus sijn lanc] ende uolxkin so clene so cranc 435cume so groot wi lesent dus alse .iii. uoeten iofte .ii. cubitus ar sijn urouwen horic iwagen die als enewarf kinder draghen entie werden grau geboren 440ende alsi out sijn als wijt horen so werdet hem al swart dat aer ander wijf wonen dar naer diere viue bringhen tere drachte mar sine leuen der iare mar achte 445oec es dar .i. uolc geseten die die rowe visscen heten ende drinken die soute zee ander uolc so wont dar me die de hande ebben verkert 450ende andie voete als men ons lert ebben si theen twewarf viere volc esserre van vremder manire dien de uoeten stan verkert ende als ons sente ieronimus leert 455so esser erande volc vonden die sijn gehoeft ghelijc den onden met crummen clawen ende met langhen ende met beesten uellen behanghen ende ouer hare spreken bassen 460ander uolc es dar ghewassen so cleenen mont ebben die liede dat si met enen cleenen riede n sughen moeten dar si bi leuen ander uolc es dar beneuen 465die menschen heten als ict ore dese uolghen lieden bi spore bider roke dats hare maniere tote dat si comen tere riuiere ende dar nemen si den lieden dat lijf 470weder het si man of wijf |
425 Ander volk is daar dwaas die hun vader en hun moeder als ze van oudderdom zijn versleten dood slaan en samen eten. En dit houden ze voor weldaad 430 die het niet doet, hij heet daar slecht . Ook vindt men daar in sommig land menige grote gigant. [die 5,5 m zijn lang] 435 En een volkje zo klein en zo zwak nauwelijks zo groot, wij
lezen aldus, als drie voeten of negentig cm. Daar zijn vrouwen, hoor ik gewagen, die eenmaal een kind dragen en die worden grauw geboren. 440 En als ze oud zijn, zoals wij het horen, dan wordt hen helemaal zwart dat haar. Een ander wijf woont daar naast die er vijf brengt in een dracht maar zij leven daar maar acht jaar. 445 Ook is daar een volk gezeten die rouwe vissen eten en drinken van de zoute zee. Ander volk zo woont daar meer die de handen hebben verkeerd 450 en aan die voeten, als men ons leert, hebben ze tenen, twee maal vier. Volk is er van een vreemde soort van wie de voeten staan verkeert. En zoals onze Sint Hironymus leert 455 is er een soort volk gevonden die voeten heeft gelijk de honden met kromme klauwen en met lange en met beestenvellen behangen en in plaats van spreken bassen. 460 Ander volk is daar gegroeid zon kleine mond hebben die lieden dat ze met een klein rietje zuigen moeten willen ze blijven leven. Ander volk is daar naast 465 die mensen eten, zoals ik het hoor, en volgen lieden bij een spoor via de geur, dat is hun manier, totdat ze komen bij een rivier en daar nemen ze van die lieden het lijf 470 of het een man of wijf is. |
ander lieden die wonen daer bi die heeten arismaspi ofte ciclopen in latijn die maer met enen oge sien 475ende staet hem int vorouet voren |
5, Andere lieden die wonen daarbij die heten Arismaspi (1) of Cyclopen in het Latijn die maar met een oog zien 475 en dat staat hen in het voorhoofd voor. |
(1) Aristeas, 900 v. Chr., had een reis gemaakt naar het land der Issodoniers (ongeveer bij Irkoetsk) die de buren waren van de Arismaspen en mensen waren met een oog (arima: een, spou: oog) Dat de griffioenen in het hoge noorden op de Rhipaise bergen de goudmijnen tegen de Arimaspen bewaakten. De griffioenen leefden met de rijdende Scythisch Arimaspen en zo ook met hun paarden in vaste vijandschap. Vandaar het spreekwoord: iugentur grypes equis, dat is het onmogelijke zal mogelijk worden. De verhalen over hen, over eenogige demonen en over wezens die de gouden hemelberg bewaakten bleven eeuwenlang een gezocht onderwerp. Burger: Ook bekend als gymnosofisten, de middeleeuwse versie van de Indiase yogis. Misschien danken ook de parasolvoeten hun ontstaan aan ontmoetingen met yogis. Mulder: Mede-eeuwigheid
- van medeeuwig, met iemand of iets eeuwig bestaande (theol.). De meeste
middeleeuwse geleerden zagen de aarde als een bol, verdeeld in vijf
klimaatgordels - het is een lasterlijke misvatting dat middeleeuwers dachten
dat de aarde plat was. De gordels rond de polen waren onbewoonbaar door de
grote koude; het gebied rond de evenaar liet geen mensen toe door overmatige
hitte. De enige twee bewoonde gebieden waren dus de gematigde zones ten
noorden en ten zuiden van de evenaar. In de loop der tijd werden de mensen
die aan de ommezijde van de wereld leefden, onze tegen voeters, verward met
het door de Griekse reizigers beschreven mensenras waarvan de voeten naar
achteren wezen, zodat ze in de dubbele betekenis van het woord tegenvoeters
of antipoden werden. Dit volk veroorzaakte doctrinair ongemak: als het
evangelie gepredikt was tot de einden der wereld, dan was het niet mogelijk
dat er op het zuidelijke deel van de aarde, door hitte en oceanen gescheiden
van de rest van de mensheid en verstoken van de heilsboodschap, ook bezielde
wezens leefden. Bovendien stammen volgens de Schrift alle mensen af van Adam
- hoe konden er dan aan de andere kant van de wereld, aan gene zijde van de
ondoordringbare hittegordel rond de evenaar, k mensen leven? Tot ver in de
dertiende eeuw werd de antipodenleer dan ook fel bestreden van kerkelijke
zijde. Toch bood het bestaan van dergelijke volkeren, op veilige afstand van de mogelijkheid tot verificatie, ook theologische voordelen. Augustinus bezwoer de ketterse gedachte aan uitzonderingen op de natuurlijke orde met het argument dat het bestaan van monstervolkeren ons toont dat Gods wijsheid niet faalt als er bij ons een mismaakt kind geboren wordt. Kinderen met een staart, met twee hoofden, bedekt met haar of schubben, zonder mond, of met aaneengegroeide benen (sirenenvorming) werd met deze redenering de status van speling der natuur ontnomen. Strikt genomen bestonden spelingen der natuur dan ook niet: de uitdrukking was bekend, maar het was alleen onwetendheid die de mens een spelende natuur deed zien. Mensen met
hondekoppen - in het
Latijn de cynocephali. Vaak afgebeeld op kathedralen en kerken in
voorstellingen van de apostelen die het Evangelie over de gehele aarde
verspreiden - de cynocephali vertegenwoordigen daarin he Pygmeen
- de vroegste verwijzing naar de strijd tussen kraanvogels en pygmeen is te
vinden in Homerus Ilias,
in de eerste regels van het derde boek. Brixant - een mythische zijrivier van de Nijl.
t meest onbeschaafde en afgelegen volk. |
ander volc es daer gheboren die loepen vtermaten seere met enen uoete ende met nemmere nochtan es die voet so bret 480dat si hem ieghen die sonne heet hem bescermen dar mede war dat si rusten teregherstede ander lieden dies gheloeuet vindemen dar al sonder houet 485hare oghen in hare scouderen staende jn hare barste .ij. gate hute gaende houer nese ende houer mont eisemlic sijn si als .i. hont ander lieden sijn dar beneuen 490die bi enes appels roke leuen sonder andre spise tontfane eist dat hem uerre staet te gane si draghene uoer hem ter noot want ander sijns so bleuen si doot 495quame hem eneghe quade lucht an oec wonen daer wilde man met .vi. vingheren an elke hant |
6, Ander volk is daar geboren, die lopen uitermate snel met een voet en niet meer, nochtans is die voet zo breed 480 dat ze tegen de zonnehitte zich beschermen daarmee waar ze rusten in enige plaats. Andere lieden, wat men gelooft, vindt men daar al zonder hoofd, (1) |