Den Nederlandtsen hovenier.

Jan van der Groen.

 

Door Nico Koomen. Ik zet het in gewoon Nederlands, voor het origineel, zie; http://caliban.mpiz-koeln.mpg.de/groen/high/IMG_5863.html, www.Biolib.de

 

Den Nederlandtsen Hovenier. 1670.

Zijnde het I. Deel von het Vermakelijk Landt-Leven. Beschrijbende alderhande Princelijke en Heerlijke Lust-hoven en Hofsteden, en houmen de selve, met veelderley uytnemende Boomen, Bloemen en Kruyden, kan beplanten, bezaeyen, en vercieren.

I.  van der Groen.

 

 

 

 

 

 

 

Inhoud en verklaring van hetgeen in dit deel begrepen is.

[11] I. De eerste figuur vertoont het vorstelijke Huis en Hof te Rijswijk, een half uur buiten s Gravenhage, gelegen op de weg naar Delft, toebehorende aan zijn doorluchtige hoogheid de heer Prins van oranje etc., naar het leven getekent.

II. Is het prinselijke hof en huis te Honselersdijk, omtrent 2 uur van s Gravenhage bij het dorp Naaldwijk gelegen.

III.       Is het Prinselijke hof en huis in t Bosch, dicht bij s Gravenhage, gewoonlijk d Oranje Zaal genoemd, bewoont door haar doorluchtige hoogheid, mevrouw de Princes Douairire van Oranje etc., naar het leven getekend.

IV.       V, VI. Zijn 3 heerlijke Franse gebouwen en hun lusthoven, bestaande uit parterres of loofwerken, bloemperken, fonteinen, oranje- en citroenbomen en beplantingen met omgaande hulst – of dorenheggen; geplante gaanderijen of overdekte lanen, alles regulier, en leggen de parterres, loofwerken of bloemperken zowel in plano; plat, als perspectief.

VII. Is een gewone hoftuin op de Hollandse of Nederlandse wijze, verdeelt in 4 perken, met grote of kleine palm (Buxus) bezet; waarvan men de eerste gebruiken kan tot bloemen of loofwerken; de tweede tot allerlei moes of salade; de derde voor asperges, bloem- en savoie kool, de vierde voor peulen, Roomse en Turkse bonen, (Phaseolus) wortels etc. Deze hof is met houten schuttingen rondom bezet waartegen morellen, kersen, abrikozen en perziken gevlochten zijn. Langs dezelfde loopt een rabat (langwerpige ophoging naast greppels) dat men met aardbeien bezetten kan; de appels, peren en andere grote vruchtbomen zet men zo hier en daar en ver van elkaar zodat de hof zijn behoorlijke open lucht kan behouden. De kwee en mispelbomen plant men aan de kanten van de sloten, over het water. Voorts zijn de perken rondom bezet met rozen, aalbessen en kruisbessen bomen. [12] Een gewoon tuinhuisje zie men hierin aan wiens muren met een wijngaard kan leiden die tegen het zuiden, zuidoosten of zuidwesten staan; aan de ene zijde is een gras of bleekveld, aan de andere zijde een hoenderhok.

VIII.           Beeldt af drie veranderingen van uitspringend water die, met nog meer andere, op een fontein gesteld kunnen worden.

X. Nog een fontein, die men met kleine kosten maken kan, met van onder uitspringende stralen zoals hierna volgen zal.

XI.  Afbeelding hoe men wijngaarden, zo in de aardboden als ook in mandjes vol aarde, zo wel in het onderste als opperste van de wijngaard, kan in- en afeggen, en daarna afsnijden.

XII.            Vertoont hoe men de vruchtbomen kan winnen door afzuigen.

XIII.           Tekening van het inenten der bomen.

XIV.           Vertoning hoe men de bomen oculeert.

XV.            Afbeelding van de oranje en citroen of limoenbomen, met hun tobben en bakken etc., als ook de galerij, stoven en kachels waarin men s winters ze voor koude bewaart.

Hierop begint in de Nederlandse hovenier in het uitgebreid met elke zaak apart, te onderwijzen hoe men een hofstede, boomgaard en lusthof behoorlijk zal behandelen.

Daarna volgen omtrent 200 tekeningen of modellen van allerlei bloemperken, parterres of loofwerken, kleine en grote, gewone en ongewone, slechte en kunstige, lichte en zware, goedkope en dure, elk naar zijn believen, ook enige ontwerpen van doolhoven.

Hierna ziet men verschillende modellen van sierlijke doorluchtig gevlochten prilen, voetstukken om bloempotten op te zetten, heiningen met kijkgaten etc., die men met groente kan laten begroeien en netjes geschoren houden of anders met wit of andere kleuren kan laten beschilderen. Eindelijk worden verschillende afbeeldingen van zonnewijzers getoond, zo om het plat te gebruiken als tegen het oosten, zuiden, westen etc., ook enige om in palm als een bloemperk te leggen.

[13]

 

[14]

 

[15]

De lieflijkheid van het landleven.

e hof-bouw en het buitenleven is, naar het zeggen van veel geleerden, het vermakelijkste, voordeligste, gezondste, ja menigmaal ook wel het zaligste leven dat men zou kunnen wensen, voor diegene die aan geen beroep in de steden vast gebonden is.

Het vermakelijkste leven is het omdat alles wat adem haalt, in de lente, zomer, ja ook zelfs in het begin van de herfst, door de aangename en zachte lucht uit de steden naar buiten gelokt, ja getrokken wordt, als waar men eerst alle dorheid in groen ziet veranderen en hetgeen als dood was wederom herleven, het jonge gras met de spruitjes en allerlei bloemen uit de schoot der aarde voortkomen die met hun liefelijke reuk de neus en aangename kleuren het oog vermaken. Deze worden later van lekkere zomer vruchten gevolgd die door hun verversende smaken de tong van de aanschouwers bekoren. Niet lang daarna ziet men de bomen met herfst en winter vruchten geladen die de keukens, naast de aardvruchten, tegen de onvruchtbare winter ooft van voorraad voorzien.   

Het voordeligste leven is het omdat bijna alles wat tot de mensen voedsel en onderhoud nodig is van het land, uit de boomgaard en de hof moet worden gehaald wat men aldaar veel verser en betere koop kan bekomen dan in de steden; ook kan men daar met veel minder pracht en kosten zichzelf en zijn huisgezin onderhouden.

Het gezondste leven is het doordat die verse lucht met geen stinkende dampen, gelijk als in de steden, besmet is, waardoor het verteren van spijzen in de maag belet wordt en veel hoofdpijn, verkoudheid, hoest en kortademigheid veroorzaakt. Buiten dit kan men hier ook een geregeld leven leiden omdat men niet belet wordt op de gewone tijd eten en drinken, slapen en opstaan. Maar bovenal kan men ook matiger leven dan in de steden alwaar men door de bijeenkomsten van vrienden [16] en kennissen zeer dikwijls wordt verleid, door overdadige maltijden, gasten en brassen, drinken en klinken, zittingen etc. Die menigmaal geen geringe oorzaak zijn dat het de mens slecht gaat, ziekten, ja wel van de dood zijn.

Het zaligste leven kan het ook wel wezen indien men zich daarnaar stelt; dit is zeker dat buiten op het land zoveel valsheid en goddeloosheid niet omgaat als in de steden. Maar daartegen heeft men veelvoudige stof om de naam van de grote schepper van al deze kruiden, bloemen, vruchten, bomen etc., te verheerlijken, loven, danken en prijzen waartoe de volgende versjes van de vloeiende poet J. Cats ook gesteld zijn;

t Wierdt Adam opgeleyt het Paradijs te bouwen,

om in dat schoon Prieel den Schepper aen te schouwen,

Te sien sijn hoogh beleydt, en onbegrepen macht,

En wat hy voor den mensch in wesen had gebracht.

Het Veldt heeft wonder in, de stomme Boomeu spreken

Ja, dat noch hooger gaet, de domme Beesten preecken;

Niet een soo kleynen Dier, niet een soo teeren Kruydt,

Of t rept, oock sonder stem, den Grooten Schepper uyt.

De oude Latijnse poten hebben al lang geleden de lof van het landleven gezongen. Doch om tot onze Nederlanders te komen zo heeft een Petrus Hondius, een Vlaming, al in het jaar 1621 een zeker boek, genoemd de Moufeschans, vol versjes daarvan uitgegeven waarin hij de dagelijkste bezigheden van het buiten leven van tijd tot tijd beschrijft. De heer van Zuylichem heeft ook nog laatst zijn hofstede Vitaulium; dat is Hofwijk, met deftige verzen potisch beschreven. Deze is aanstonds door de heer Westerbaen in het berijmen van zijn hofstede Ockenburgh gevolgd geworden. Daarna heeft ook de heer J. Cats het buitenleven en hof gedachten op zijn hofstede Sorg-vliet in het licht gebracht en hetzelfde als een doodskist voor de levenden nagelaten. De nauwkeurige lezer die de lof en nuttigheid van het buiten leven verder wil onderzoeken kan die voornoemde poten doorlezen.[17]

 

 

 

[19] Inleiding.

De overvloedige natuur (bestuurt door de eeuwige God) die de mensen haar voedsel en onderhoud zo milddadig toezendt heeft de tijd in jaren en elk jaar in vier delen verdeeld. De winter (hoewel nodig) doet door haar koude, vochtigheid en bulderend wind, hagel en sneeuwbuien de andere drie delen in onaangenaamheid uitsteken. De lente brengt haar bloemen, de zomer haar vruchten en de herfst haar winteroogst tevoorschijn. Maal al deze dingen worden op hun tijd van de natuur voort gebracht, doch ze kunnen en dienen noodzakelijk (indien men daar het rechte gebruik van wil genieten) door de kunst geholpen en verbeterd worden. Want door de kunst kan men de aarde die op sommige plaatsen door de natuur onvruchtbaar geworden is met dezelfde goed vermaken en vruchtbaar laten worden; de kunst kan de wilde, harde onsmakelijke vruchten door bemesten, koesteren en inenten tam zacht, eetbaar en smakelijk maken.

Deze en meer andere zijn algemeen en ook nodig. Doch, om op ons voornemen te komen, zeggen we dat de natuur die zich vaak wanschikkelijks vertoont door de kunst kan opgeschikt, op gepronkt, in goede orde, sierlijk en vermakelijk gemaakt worden. En hier voor kruit men soms bergen en heuvels weg, laagten en dalen verhoogt men, men maakt water tot land en land tot water etc.. Al deze dingen worden in de lusthoven opgemerkt daar men alles regulier, dat is, beide de zijden gelijkvormig maakt. Hier leert de kunst dat men de boomgaarden en lusthoven met hoge eiken, abeel of iepenbomen rondom dient te beplanten opdat ze door de marteling van de koude winden, zo veel als mogelijk is, bevrijd zijn. Dat men het water, (als het daar is) rondom de hofsteden heen legt, daar men van het geboefte meer beschermd wordt; hetzelfde ook tot vis vijvers ordineert en gebruikt de uitgegraven aarde tot verhoging van boomgaard en hof. Al deze wateren, als die ververst kunnen worden, geven grote aangenaamheid aan [20] de lusthoven; als mede doen de levende wateren of springbronnen die van de naast gelegen hoogten, onder de aarde door, in de lusthoven worden gelegd en aldaar door heerlijke fonteinen haar frisse en koele stralen tot groot vermaakt laten uitspringen. De kunst heeft hier ook geleerd de bedden zodanig te leggen dat ze geschikt zijn door de tussen lopende paden om gemakkelijk bezaaid, beplant, gewied, gesneden en geplukt te worden. Al zulke en diergelijke kunsten, ervaringen en uitvindingen, daar door de natuur geholpen, verbeterd en versierd wordt zijn er ontelbaar en hoe men de lusthoven daarmee verheerlijken kan zal de liefhebber in de hierbij gevoegde figuren (als ook diegene die achteraan van de bloemperken, parterres of loofwerken, zonnewijzers, prielen etc., vertoond worden) beter zien als uit een beschrijving verstaan.

De eerste die men weet dat de lusthoven in enige geschikte orde hebben gebracht zijn de oude Romeinen geweest die daarna van de Italiaanse prinsen loffelijk en met verbetering zijn nagevolgd zodat Itali onder andere uitstekendheden hiermee beroemd is geweest. Van daar is deze lustige vermakelijkheid door gans Europa voort geplant en van tijd tot tijd door aardige nieuwigheden toegenomen, doch voornamelijk steekt Frankrijk tegenwoordig boven alle andere landen in deze heerlijkheid uit, alwaar men niet alleen de koninklijke huizen en hoven Fontaine Bleau, St. Germain etc., maar ook bijna ontelbare prinsen, graven en edellieden hun paleizen en lusthoven als aardse paradijzen ziet pronken en pralen.

Al diegene die de Nederlanden bekend zijn weten ook wel dat die aan lustigheden niet ontbreekt en vooral ons klein doch tot nog toe gezegde Holland. Want hierin heeft men (naar zijn kleine omvang te rekenen) wel zo veel heren huizen, lusthoven en hofsteden als in Frankrijk, hoewel doorgaans niet zo prachtig en kostbaar. Evenwel moeten de prinselijke huizen en hoven bij Rijswijk, Hontsholredijk, (bij Waalwijk) de Oranje Zaal (hiervoor figuur 1, 2, 3, in de plattegrond [21]

[22]

 

[23] vertoont) wel bij enige van de voornaamste in Frankrijk gerekend worden. De andere mindere bestaan uit een groot getal, hiervan kunnen getuigen omtrent Amsterdam het uitgemalen Diemer meer, de omliggende landen van Naarden, Weesp, Woerden, Leiden, s Gravenhage, Haarlem, Beverwijk, Alkmaar als ook de uitgemalen meren daar omtrent en voornamelijk de vette kleigrond van de Beemster, Schermer, Purmer, Wormer etc., zonder de vermakelijke plaatsen bij de stad Utrecht te vergeten, aan de rivier de Vecht gelegen. Hierin mag Holland zich dan gelukkig noemen dat zo wel alle kunsten en wetenschappen als zeldzame vreemdigheden, lekkernijen, kostelijkheid, ja schatten en rijkdommen door de Goddelijke zegen overvloedig tot haar vloeien want daar de kunstenaars beloond worden is er nooit gebrek. Op Holland kleinheid en wonderlijke toevloeiing speelt de heer J. Cats met de volgende verzen;

al wat men Hollandt noemt, en zijn maer weynigh Steden,

en Hollants Vrienden self en zijn mar weynigh Leden.

En al van kleyn begrijp, maer des al niet te min

Daer schuylen over al verscheyde wonders in.

Soo wie maer eens betreet den Ringh van Hollandts Kusten, die vint een schoon Prieel vol alderhande lusten;

Al wat den Hemel sent, of uyt der Aerden groeyt,

Dat komt hier met de Zee ter Haven in-gevloeyt.

Godt is gelijck een Son, die duystent fulde Stralen

Laet op dees kleynen Tuyn geduurigh neder-dalen;

Wat oyt aen Boomen hingh, of op den Velde stondt,

Dat komt hier aen het Volck gevallen in den mondt.

De auteur mening is niet om in dit deel te beschrijven hoedanig de heren landhuizen gebouwd dienen te worden, hij laat dat aan de bouwmeesters. Zijn voornemen is slechts om hier te onderwijzen hoe men de lusthoven met mooie en ongewone bomen, kruiden en bloemen zal versieren en onderhouden; en al eer we verder gaan zullen nog iets schrijven. [24]

Van de fonteinen.

Gans vermakelijk en sierlijk zijn de fonteinen in de lusthoven, vooral als die met levend water dat van de bergen of hoogte langs of door de aarde neder komt lopen voorzien zijn. Maar deze gelegenheid heeft men niet overal zodat men zich met regenwater (dat omhoog in goten, op daken, zolders of loden bakken verzameld en stand gehouden wordt) moet behelpen. In deze loden bak maakt men een loden pijp of buis die het water naar omlaag leidt alwaar men dan met een kraan in deze buis het aflopende water (wanneer de fontein niet springt) kan tegen houden; indien men maar 1 fontein heeft, al mooi die met veel stralen gelijk springt, zo heeft men slecht alleen deze kraan nodig, van deze kraan leidt men verscheidende loden pijpen naar de plaatsen daar de waterstralen uit moeten komen, maar die men niet gelijk wil laten springen moet men aparte kranen in elke pijpje hebben. Deze fonteinen kan men wel in vijvers maken alsof het eilanden, bergen, rotsen of grotten waren. Ze worden ook wel zeer kostbaar gemaakt van gehouwen marmer, grauwe of blauwe arduin steen, ook wel van koper, lood of hout dat men sierlijk kan beschilderen. In de bijgaande figuur 8 wordt een heerlijke fontein getoond wiens onderste bak van gehouwen steen is, maar omdat men die drie, vier of zes of achtkantig wil maken kan die van hout zijn, doch van binnen met lood bekleed. Het pedestal of voetstuk dient (om de gestadige vochtigheid) van steen te zijn, de bovenste kon kan men wel van dun geslagen koper maken; het bovenste beeld kan gegoten koper of anders verguld of geschilderd hout zijn; doch deze gehele fontein kan wel van gehouwen steen gemaakt worden en aldus kan men allerlei beelden van Goden, mensen, beesten, vissen, vogels etc., hierop stellen. De figuur 9 beeld af drievormige koperen pijpjes die men de ene voor en de andere na op zodanige voet als A is stellen kan. B vertoont een zon, C een overlopende kristallen wijnglas, D een ster en aldus kan men met het veranderen van de pijpjes veelvormige veranderingen te weeg brengen [25]

[26]

[27] De figuur 10 vertoont een fontein, zeer licht en kostbaar; op de grond ziet men de vorm van een straat van kleine kei of baksteentjes, tussen deze steentjes komen verschillende loden pijpjes waar stralen uitkomen die snel en recht naar boven schieten waarmee men de toekijkers kan verrassen. De onderste waterbak kan men van klinkers maken gelijk de regenbakken, met cement gemetseld en bestreken. Het pedestal of voetstuk is van vier ijzeren of koperen staven die onder van elkaar af, maar boven naar elkaar toekomen. Deze zijn bezet met kleine stukje steen die men van de rotsen afkapt en in de grotwerken gebruikt, men kan deze ook wel in het geheel of ten dele beleggen met zee hoorntjes en schelpen die men met steenlijm (die tegen het water bestand is) vast maakt zoals men in grotten gebruikt. De bovenste kom is van dun geslagen koper, aldus uitgedreven. Van dezelfde stof is het schaaltje in het midden waaruit de waterstralen komen, als ook het kopje daar daarop staat op wiens straal (die dikker is dan de andere) men een licht, hol, koperen balletje ziet drijven en spelen  en op deze wijze kan men kroontjes, cupidootjes, fortuintjes, vogeltjes etc. op de stralen laten vliegen en draaien.

Men kan ook uit verschillende hoeken van de hoven en paden de waterstralen laten komen daar men als overwelfde bogen onderdoor gaat of in besloten wordt, ja uit de balusters of leuningen, trappen, poorten, zitplaatsen gemaakte kruipende slangen en kikkers, bloemen, rotsen, grotten en bergwerken; men kan mede gemaakte vogeltjes die in de groente gedoken zitten door waterstralen, die uit de aarde komen, laten opvliegen die de wandelaars laten verschieten en de bijzitters als onvoorziens bespringen. Lichte bollen doet men ook door en langs de paden rollen die omlopende veel stralen en vliezen van zich in de ronde afschieten. Alle veranderingen die men door dit fontein werk teweeg kan brengen zijn niet mogelijk te beschrijven want de gelegenheid van de plaatsen en de kosten kunnen hier veel toe doen. [28]

Inleggen van de wijngaard.

De Nederlandse hovenier legt de wijngaard in februari in de aarde om voort te telen en dat op de volgende wijze. Men neemt een van de eenjarige ranken die dicht bij de aarde staat en buigt die zo veel naar beneden dat die met een bocht in de aarde komt gelijk in deze figuur 11 bij de letters A en B gezien kan worden. Op deze manier kan men in korte tijd een gehele heining vol wijngaarden voort telen. Anders zet men ook wel mandjes in de aarde waardoor een gat, dat een weinig uit de bodem is gesneden, een van de eenjarige loten eerst is doorgetrokken en dan de mand met aarde vullen om die het volgende jaar, zonder de wijngaard wortel te beschadigen, te verplaatsen waar men die begeert te hebben. En wanneer uw wijngaard zo hoog is opgeschoten dat er geen eenjarige loten zo dichtbij de aarde waren; neem dan een mandje en breng dat zo hoog als ge begeert, trek gelijk hiervoor gezegd is, een van de loten door het gat en vul het met aarde gelijk bij de letter C te zien is. Uw wijngaard zal wortelen en geschikt zijn om in het volgende jaar, naar uw goedvinden, geplant te worden.

Men teelt ook wijngaarden van stekken; dat is wanneer ge uw wijngaard snoeit, neem dan een afgesneden rank waar een duim of twee oud hout aan gebleven is, gelijk bij de letter D gezien kan worden; snij de bast van het oude hout aan de ene zijde wat af en aan het lootje, laat drie knoppen boven het oude hout en steek het dan op een beschaduwde plaats schuin in de aarde, het zal wortelen en met de tijd tot een goede wijngaard groeien gelijk de liefhebbers in deze volgende figuur 11 alles goed kunnen zien. [29]

[30]

[31]

Afzuigen der bomen.

Het afzuigen, inenten en oculeren, verbeterd en maakt de boon veel mooier dan ze tevoren waren, laat die van naturen wild zijn door kunst de mooiste vruchten voortbrengen die men kan wensen of begeren, verandert de onsmakelijke in smakelijke, vroege in late, onvruchtbare en vruchtbare, zure in zoete en zomer- in winter vruchten, ja leveren van een boom verschillende soorten van vruchten gelijk men bij de liefhebbers dagelijks kan aanschouwen, maar het beste is dat men appel op appel en peer op peer voort teelt. Het wordt mede wel anders gedaan, maar vermits het oneigen is, heeft het geen aard. Men doet dat met afzuigen als volgt;

Kies een boom die u aanstaat en geschikt is om vanaf te zuigen. Plant een jaar eer ge uw werk zal beginnen een of meer jonge stammen daarbij, deze zal men wanneer ze een jaar gestaan hebben en goed geworteld zijn in de maand maart of zo lang de boom waarvan de zuigen zal nog gesloten van knoppen is en zo hoog als het nodig is hen afzagen, snij het bovenste glad af en kloof die verder met een snoei bijtel of entmes. Trek dan een van de naaste takken af die u daarvoor het beste lijkt naar beneden, snij een weinig van het op entje aan de wederzijde schuin af gelijk alsof u enten wil, uitgezonderd dat het aan de tak moet blijven, en de bast van de tak en de uiterste ent moet verenigd blijven; voeg dit in de gekloofde stam zodat de basten van buiten goed gelijk staan, bind het ingevoegde takje dan aan het stammetje vast, gelijk in deze bijgaande figuur 12 aangegeven wordt. Dan goed verzorgen met entwas opdat er door ingedrongen vochtigheid geen verrotting komt.

En omdat er door het bewegen van de oude boom geen schade aan het afzuigen geschiedt zet men een staak bij de tak die voor het schudden van de boom vast staat. Als dit zo in de herfst gestaan heeft snijdt men (zo de ent, die men afgezogen heeft, gegroeid is) beneden de invoeging af. [32]

Inenten.

De Nederlandse hovenier begint  te enten  in het begin van maart en zo lang dat de knoppen nog gesloten zijn en dat op deze manier. Men verkiest een stam die gaaf en glad is en van dezelfde soort als men wil enten (dat is peer op peer en appel op appel, maar mispels en kwee worden op meidoorn gent) die een jaar daarvoor geplant zijn en die zal men met een scherp zaagje zo hoog of laag als men de kroon wil hebben afkorten en met een mes het gezaagde boven glad afsnijden, zonder de bast van de stam los te maken. Dan met een entmes die recht in het midden zover open splijten dat de ent daar goed ingezet kan worden. De ent die men zal inenten kiest men van eenjarig hout, uit de toppen van zo n boom daar u de vruchten van behagen. Daaraan laat u ten hoogste 3 knoppen en zal ge aan weerszijde van de onderste knop die schuin afsnijden naar beneden tot elkaar toe en laat voor en achter de bast eraan zoals ge in figuur 13 bij de letter A kan zien. Als dit gedaan is steek het in de gespleten stam en er goed op letten dat de bast van de ingestoken ent met de buitenkant van de bast van de stam goed overeen komt en dat de ene niet verder uitsteekt dan de andere gelijk in B te zien is.

Dan zal ge met entwas of potaarde, met koeienhaar gemengd, de kloof rondom de ent boven de stam en waar het kan inwateren goed dicht besmeren, sommigen nemen maar klei die met een doek daar de ent doorsteekt er dicht en vast om gebonden is. Op de voor gezegde manier kan men nadat de stam dik is een of aan elke zijde van de spleet een inenten. Ook als een boom 3 of 4 takken heeft kan men die afzagen en zo op elke tak een apart soort laten groeien, gelijk de stam bij de letter C twee soorten vertoont.

De beste bomen zijn die tweemaal gent zijn, uitgezonderd suikerperen die maar eens gent worden. Die worden als ze nog jong zijn omtrent een halve voet boven de grond gent gelijk bij D gezien wordt. Laat die tot een geschikte hoogte opgroeien en dan voor de tweede maal [33]

[34]

 

[35] enten gelijk bij de letter E gezien kan worden. Deze tweede enting beneemt alle wildgroei die de natuur van de boom de eerste enting enige mate toekomt.

Oculatie.

De Nederlandse hovenier oculeert in juli en augustus. En als hij een boom heeft waar hij op wil oculeren kiest hij daarvan de takken van eenjarig hout of diegene die in deze zomer gegroeid zijn en snijdt met een scherp mesje een rechte snede even door de bast tot op het hout en daarboven een dwarse snede gelijk of men een Latijnse T wilde maken zoals in figuur 14 bij de letter A te zien is. Dan neemt men een tak van die boom waarvan men vruchten begeert te hebben en van dezelfde ouderdom als daar ge op zal oculeren. Die is in zijn bladeren even boven de knop afgesneden en snijdt men die onder en boven de knop met een dwarssnede omtrent de helft van de dikte van de tak en die ten weerszijde tot de andere snijden als een vierkant schildje. Dit dan zachtjes met de vinger en de duim van het takje aftrekken gelijk hier bij de letter B, daar het takje met twee uitgesneden schildjes nauwkeurig getoond wordt. Als dit gedaan is neemt men een benen of buxus houten mesje en licht daarmee de bast op die door het insnijden van de Latijnse T gemakkelijk van de stam komt te scheiden en voegt daar het schildje tussen bast en hout met de knop opwaarts daarin. Wel goed er op letten dat de bovenkant van het schildje dicht tegen de dwarssnede van de Latijnse T is gezet, gelijk bij C, waar het zich ongebonden vertoont, te zien is. Dan neemt men een band uit een Moskouse mat en bindt de snede onder en boven de knop dicht gelijk bij B perfect gezien kan worden. Als dit zo twee maanden gestaan heeft doe dan de band daaraf zo de knop nog groen is dan zal die in het volgende voorjaar uitschieten, dan moet de tak een hand breed boven de oculatie afgesneden worden en het daarop volgende jaar, net naast de uitgegroeide oculatie, afsnijden opdat het te beter naar elkaar groeit. [37]

Den Nederlandtsen Hovenier.

Van de oranje bomen. (Citrus aurantium subsp. amara)

e oranje bomen worden  hier te lande eerst geteeld van kernen of zaden of in goede aarde geplant; drie of vier jaren oud. En als de stam dik is, omtrent een halve duim, zal men die dan oculeren in de maand juni of juli in het wassen van de maan bij droog weer op oranje stammetjes. Maar er moet goed opgelet worden dat men die takjes van rond hout neemt. Als die voortkomen zal men het stammetjes tot omtrent een duim nabij de oculatie afsnijden en dat in de maan mei en de kleine spruitjes die er aan mochten komen van de wilde zal men er aan laten blijven zodat het sap beter naar boven kan schieten. Ze zijn aan veel moeite onderworpen door de koude dampen die hier te lande veel vallen en worden in Brabant op diergelijke manieren geteeld zoals gezegd is. Daar worden ook veel bomen of stammen van Genua of van Lissabon naar hier gezonden. De takken worden afgesneden en als dan de stammen in goede geprepareerde aarde geplant, in potten of bakken met oude koeienmest en met goede aarde verzorgt. En als het gebeurde dat de stammen wat droog geworden zijn in het overbrengen dan zal men een spons nemen of doek met melk of water met honing gemengd en die stammen daarmee wassen en bestrijken om de schors of bast week te maken zodat ze dan te beter zouden groeien. De knoppen moet men goed bewaren voor de oorwormen of pissebedden met een stuk van een oud zeil of lap in de kroon van de boompjes te hangen die men dan moet uitschudden zodat de wormen daaruit vallen. Deze bomen moeten af en toe tegen de avond begoten worden met schoon regenwater dat in de zon gewarmd is als men ziet dat de bladeren wat beginnen te krimpen. In de winter giet men soms met biest of zoete melk om de ader worteltjes voedsel te geven. Het is goed voor het afrijpen of afvallen van de bladeren. En in de mei tijd worden ze begoten met loog van oude koeien, schapen of herten mest. Men maakt daarvan een koek om de aarde vetheid te geven door het gieten van het water. Sommige nemen schraapsel van hammen of baarden van walvissen, ze zeggen dat het goed is en grote vetheid geeft. Deze bomen worden in begin van oktober of november geplant met mooi droog weer in een kachel huis of kelder die daartoe geschikt is gemaakt daar de glazen naar het zuiden of zuidwesten staan om soms als de zon schijnt de stralen daarbinnen te laten komen en als het vriest moeten de vensters gesloten worden. Maar indien de vorst zo sterk is dat het in de stoof begint te vriezen dan moet men de koude met kachels tegen gaan en dat in zulke mate dat de hitte en de koude geen van beiden de overhand hebben. Daarom zal men 2 of 3 emmers met water bij de bomen zetten en zo lang het daarin niet vriest zo behoeft men geen vuur te maken en als er ijs in is zal men het maar zo warm maken dat het begint te ontdooien [38]

 

[39] Ze worden wederom uitgezet in de maand mei wanneer een zoete aangename regen mocht vallen. Dan snoeit men die en de rijpe vruchten zal men afsnijden in de maand januari. Mocht daar te veel bloemen aan zijn dan zal men die afplukken in de maand juli zodat de boom kracht houdt.

Van de citroen- en limoen bomen.

Citroen- en limoen bomen (Citrus medica, Citrus aurantifolia) komen mede van dezelfde plaatsen als gezegd is en worden ook op zodanige manier voort geteeld en onderhouden.

In de neven gaande figuur 15 wordt de lezer de afbeelding van de oranje-, limoen- en vijgen boom getoond, als met de stoof daar men niet alleen de genoemde bomen, maar ook al diegene die van zodanige warmen zwakke aard zijn en onze koude winters niet kunnen verdragen, in brengen en bewaren.

A. Is de stoof. 

B. Zijn de kachel ovens.

C. Zijn de tobben, bakken en potten waarin de bomen gezet zijn en groeien. Ook in welke orde men die op rijen zet om dat goed bij te kunnen komen.

D. De gedaante der tobbe en bakken met de bomen waarin, met hun handvaten en haken waarmee die met handbomen de stoof in een uitgedragen worden zoals in de figuur te zien is.

E. Zijn waterpotten waarin een reepje laken ligt waaruit het water langs steeds naar de wortel druppelt.

F. Is een klein kopje waarin men de jonge spruitjes aflegt op die manier zoals tevoren van de wijngaard gezegd is.

g. Een pot waar een glazen lantaarn op staat om door de zon deze tere planten te beter laten uitkomen.

Van de vijgen bomen.

De vijgen bomen (Ficus carica) worden hier te lande geteeld van uitschieters die onder uit de wortel schieten en dan verplant worden in een warme hoek in het begin van maart. Ze worden ook in potten geplant in de winter in huis of in de stoof te zetten. Als ze buiten staan moeten ze onder de aarde gebogen of onder de basten van boekweit of hennep schijven bedekt worden opdat de oude vruchten die in de herfst tijd zijn aangekomen niet zouden vergaan. Ge kan dan daar twee maal in het jaar vruchten aan hebben, maar men moet die niet eerder uit de bedekking weghalen als in het begin of midden van april met een zuidwesten wind. Deze bomen willen sterke aarde hebben die goed bemest is met paarden- of schapenmest.

Deze vijgen bomen zijn drievormig, daar zijn witte, blauwe en ook wilde die het blad van de moerbei hebben, (Ficus sycomorus) maar hier te lande komen er weinig vruchten aan. Men zegt dat de vrucht aan de stam groeit. Daar zijn ook tweevormige vijgen van Indi wat planten zijn die dikke bladeren hebben en goed zijn om op een apothekers venster te pronk te zetten; de kleine draagt gele bloemen en daarna roodachtige vruchtjes, maar de grote soort wil in de winter droog en warm bij een kachel gehouden worden. (Opuntia stricta, Opuntia ficus-indica)

Van de granaat bomen.

(Punica granatum) Daar worden twee soorten granaatbomen gevonden; die enkele bloemen hebben worden van zaden geteeld en dragen vruchten. Die met dubbele bloemen worden van stekken of uitlopers geteeld. Deze worden in bakken of potten geplant en moeten in de zomertijd veel begoten worden met schoon water en ook in de winter in huis gezet om die goed te laten bloeien. Men zal die niet zo grote bakken of potten geven omdat die niet zo sterk zouden groeien en meer bloemen geven. Sommigen mengen de aarde met as van eikenhout [40] om ze goed te laten bloeien, maar ik bevindt oude koeienmest beter te wezen.

Van de olijfbomen.

(Olea sativa) De olijfbomen worden uit Spanje of Itali gebracht. Ze willen goed staan in goede zwarte aarde of kleiachtig; deze staan in de winter groen en moeten mede bij de kachel bewaard worden. Maar hier te lande groeien wilde en die zijn in de winter dor of bladloos en worden van stekken in de aarde gestoken. (Elaeagnus angustifolia) Ze willen goed groeien daar het vochtig en veel loof is. Als ze bloeien geven ze een zeer lieflijke reuk van zich en mogen in de winter steeds buiten staan.

Van de mirte bomen.

(Myrtus communis) het vermeerderen van mirt bomen geschiedt van stekken in mei, gestoken in een bak of pot en de takjes een klein draaitje gegeven, het zal goed wortelen in zandachtige aarde. Men steekt die ook in de maand augustus op dezelfde manier. Men kan ook dubbele mirt op andere stammen zuigen, maar die willen in de zomertijd veel begoten worden. Ook in goede aarde, hetzij bakken of potten. Ze moeten in de winter in droge kelders of kachels bewaard worden. Hiervan zijn veel soorten zoals dubbele mirt, mirt met rozemarijn bladeren, mirt met laurier blad, mirt met palmbladeren, mirt met fijne bladeren, mirt met gekruiste bladeren, mirt met rode stelen met citroen geur en tong bladeren en ook Joden mirt met kleine bladeren. Ik heb ook gezien dat daaruit zaad wordt gewonnen.

Van Genista of brem bomen.

(Genista hispanica, Cytisus scoparius) Genista of brem bomen worden van zaad geteeld, de Spaanse moeten in de winter in huis gezet worden, maar de wilde groeit genoeg in de heide. Daar zijn nog brems met grote dorens (Ulex europaeus) die uit Galli komen en kunnen in de winter wel buiten staan. Er zijn nog kleine soorten van deze brem die met stekels zijn die in de heide of bieten groeien. (Genista anglica) Die met witte bloemen (Spartium junceum) vindt men hier te lande weinig als dan bij de edele heer van Beveringh of groot liefhebber van gewassen. De anderen hebben allemaal geelachtige bloemen. Deze soorten willen wel in magere aarde groeien die zandig is. Men verplant ze in maart.

Van de laurier bomen.

(Laurus nobilis) De bakelaar wordt van zaden of boontjes gestoken en daarvan gewonnen. De stekken worden in maart gestoken. Deze moeten in de winter in huis of kelder bewaard zijn en in bakken of potten staan. De Vlaamse laurier (Ruscus hypoglossum) groeit met bossen, men scheurt die van elkaar en zo teelt men die voort, men bedekt die in de winter met stro of riet, men buigt die ook wel omlaag en werpt daar aarde op of wit zand in het laatste van oktober. Die ontbloot men weer in het begin van april met een zachte regen. Daar zijn nog hier te lande laurier bomen die uit Amerika komen. (Laurus americana Mill.) van deze zegt men dat de schors kaneel is. Ze moeten in de winter goed bij de kachel bewaard worden. Daar zijn hier te lande niet veel van die bomen, maar deze boom wil in de zomertijd goed begoten worden. Daar is nog Viburnum tinus waar vier soorten van zijn, een met blinkend blad, een met dof blad, twee soorten met ruige bladeren. Deze soorten moeten ook in de winter in huis staan en worden van inleggen vermeerderd of soms van stekken. Daar is Laurus silvestris of  [40] wilde laurier (Prunus laurocerasus) die zwarte bessen of kersen draagt; het wil goed groeien in vochtige plaatsen en uit de zon. Het heeft heel mooie bladeren om de spijs in de schotels mee te versieren. Deze legt men van de takken in de aarde en men verplant die in april in zandachtige aarde. Daar is een plant die Laurus Alexandrinus heet (Ruscus hypoglossum) en draagt rode vruchtjes. Het is een goede plant voor de apothekers om het op vensters te zetten. Deze plant wordt in potten gezet en om te vermeerderen scheurt men die van elkaar.

Van Phyliren en Alaternus.

(Phillyrea angustifolia, Rhamnus alaternus) Men krijgt dit zaad uit Frankrijk en men zaait het in de maand maart. Men verplant het als het 5 0f 6 bladeren heeft. Men kan die ook van stekken vermeerderen. Daar is een boom die men Celastrus noemt, (Rhamnus imeretina of Rhamnus glandulosa)die is van dezelfde natuur. Ze moeten in de winter in huis gezet worden, maar in Frankrijk staan die buiten en maakt men er heggen van of zet die tegen muren om die met groen te laten begroeien. Daar zijn niet lang geleden hier te land gekomen Phyliren die met zilverachtige bladeren zijn on ook met vergulde balderen. Dezen worden geteeld van inleggen of zuigen op de stammen die groene bladeren hebben. Maar willen in de winter wel bij een luchtige kachel staan.

Van Arbutus.

(Arbutus unedo) Arbutus is een boompje die in de winter groen is met tandachtige bladeren. Het draagt bloemen als de witte spekwortel (Dioscorea communis). Er is nog een die Durperkoornigh heet, genaamd Arbutus folio, Aradus Candi en verliest in de winter zijn blaadjes. Deze bomen worden van inleggen of uitspruitsels voort gekweekt en moeten in de winter in een kachel huis gezet worden.

Van de Syringa.

(Syringa vulgaris) Syringa wordt gewonnen van uitspruitsels. Men zet die aan prilen of maakt er stammen van en zet die hier of daar in de tuinen. Maar van die met witte bloemen (Philadelphus coronarius)  worden ook wel heggen gemaakt; het is een soort van vlier. Er is hier te lande een Syringa met witte bloemen zoals de paarse zijn of de blauwe. Ze willen goed staan in vochtige plaatsen. Ze bloeien in mei.

Van de Pieper boompjes.

(Daphne mezereum) Dezen worden van zaad voort geteeld. Men scheurt die ook van de anderen. Daar zijn er van deze soorten die hebben bruinrode bloemen en ook heel bleke bloemen, (Daphne alpina) daar zijn er met groene bloemen en worden Laureola (Daphne laureola) genoemd, deze draagt zwarte bessen, maar de voor genoemde rode bessen. Er zijn hier te lande ook met witte bloemen, maar zeer weinig als bij de voornaamste liefhebbers als bij de heer van Beveringh of andere. Deze wil goed groeien in zandachtige aarde, wel geen mest aan de wortel verdragen. Ze bloeien al vroeg in het voorjaar.

Van Laburnum.

(Laburnum anagyroides, Laburnum alpinum) Laburnum draagt gele bloemen als kettingen. Is tweevormig. Ze komen van zaad voort, men plant die ook van uitschieters. Ze staan in de winter in buiten en willen wel uit de zon staan.

Van de rozemarijn bomen te vermeerderen.

(Rosmarinus officinalis) De rozemarijn steekt men van stek in de maand maart of in het begin van april, men duwt wat sterk de aarde bijeen voor het uitdrogen van de zon. De oude planten zet men zo diep in de aarde tot aan het nieuwe hout toe en men moet die in de zomertijd goed begieten en het zal dan goed groeien. Me zegt als men de rozemarijn met loog begiet of sop dat van vrouwen hemden komt die vuil zijn dan het dan op een nacht wel een paar duimen zal groeien. Ze worden hier te lande meest geteeld te Gouda of te Noordwijk bij Leiden; daar worden ook van zaad gewonnen, maar hier te lande kan men [42] die in de winter niet over houden. Daar is ook dat van Luik komt, heeft brede bladeren, maar die uit Egypte komt is wel de sterkste van reuk, doch die van Gouda komt bloeit het beste. Daar zijn er die bonte of vergulde bladeren hebben en fijne. Ik heb er gezien met verzilverde bladeren die uit Engeland kwamen, maar groeien hier te lande niet goed voort en zijn daar weinig.

Van de Jasmijn bomen.

(Jasminum grandiflorum) De gele die van Amerika komt wordt van inleggen voort gewonnen en gesneden gelijk men

een anger afzet of men steekt daardoor en daar zet men een pot aan met goede zavelachtige aarde, men legt die in in het begin van mei en zet daar een potje boven op de andere pot, met water onder met een gat, en werpt daarin een hand aarde, het lekt daar met de tijd door zodat het natuurlijke vochtigheid krijgt. De witte Spaanse jasmijn die van Cataloni komt (Jasminum sambac) wordt op de wilde gezogen en hier te lande wordt die ook zo vermeerderd gezogen of gent op wilde stammetjes die omtrent een tabakspijp dik zijn. De wilde witten worden van inleggen vermeerderd en in potten gezet en daarop gezogen of gent zoals voor gezegd is, maar moeten in de winter bij een kachel staan zodat ze niet bevriezen alzo men in het laatste van de zomer de beste bloemen daaraan heeft. In de maand april snijdt men die tot een hand breed boven de ent of afzuiging af en ze schiet dan weer loten op en maakt alzo een kroontje. Daar is een gele  zo gelijk van bloem als diegene die van Amerika komt, maar heeft geen reuk. Daar is nog een met gele bloemen, (Jasminum fruticans)  en heeft hout als brem, staat in de winter ook buiten. Deze kan men van zaad vermeerderen, wil wel staan in magere aarde. Daar zijn nog twee soorten van blauwe, de ene met gesneden bladeren, de andere met onbesneden bladeren. Deze hebben bloemen wat kleiner dan de blauwe Syringa. Men kweekt die van oplopers en kunnen  in de winter buiten staan.

Van de rozen bomen.

Deze worden vermeerderd van uitspruitsels of scheuten, men kan die ook oculeren van de ene soort op de andere. Dit gebeurt in het laatste van juli in het afgaan van de maan. Mede kan men ze vermeerderen uit de dikke wortels die men dan een hand breed boven de aarde moet zetten. Maar de aard rozen en duinrozen lopen machtig voort. De namen van de rozen zijn deze.  Muskus rozen, (Rosa moschata), Morleyne rozen, bleke en bruine, (Rosa x centifolia ?) maand rozen, (var. semperflorens) enkele muskus rozen, rozen met 300 bladeren, (Rosa centifolia) peer dragende rozen, (Rosa pendulina?) Provence rozen, gele dubbele Provence rozen, (Rosa gallica Officinalis) camelot rozen, fluwelen, dubbele aard rozen. Nog drie soorten van aard rozen, egelantier (Rosa rubiginosa) dubbel en enkel, gele egelantier, Turkse rozen, kaneel roos en ruige roos. Al deze kan men planten tot heggen of struikgewas, behalve de dubbele muskusroos, die plant men in potten alzo die in de winter binnen moet staan of worden met doppen van boekweit bedekt.

Van Viburnum.

(Viburnum lantana) Deze draagt witte bloemen en wolachtige bladeren, wit ruigachtig hout en maakt een mooie boom. Kan in de winter buiten staan.

Van cipres bomen.

Het zaad wordt ons hier gezonden uit Frankrijk en hier gezaaid, maar moet eerste in zoete melk geweekt worden en in de winter in huis gezet. Geeft een hele fraaie opgaande boom om in het midden van een parterre, bloemperk of bij de inkomst van grote paden te zetten; als die 5 of 6 jaren oud worden komen [43] ze in de winter buiten te staan als ze voor de wind beschut worden.

Van dennen of mast bomen.

(Picea, Abies) Het zaad wordt ons gezonden uit Noorwegen en geweekt in water wordt het gezaaid in de maand maart in een bak. De eerste winter wordt het bedekt tegen de schrale winden en in het laatste van maart of begin april zal men die verplanten, twee voeten van elkaar in goede zavelachtige aarde. Verder als ze 4 of 5 jaren oud zijn kan men die verplanten in een zodanig bos, laan of dreef als men het beste oordelen zal. Men zet ze dan 16 of 18 voeten van elkaar. Men kweekt ze ook wel van stek, doch dan worden het geen opgaande bomen zoals de gezaaide. Er zijn ook verschillende soorten, namelijk vuren, (Picea abies) grenen, (Pinus sylvestris) fijne en grove masten met deze bij-soorten als daar pingels (Pinus cembra) aan groeien, als mede Larix europaeus die men niet kan branden en is in de winter bladloos en dor.

Tan Taxus.

(Taxus baccata) Deze wordt mede geteeld van inleggen, men maakt daar ook heggen van en blijven in de winter groen. Men verplant die in het begin van maart in zavelachtige aarde. Men maakt ze ook tot opgaande bomen, men scheert ze met kronen of laat ze rond-recht opgaan, naar welgevallen. Ze blijven in de winter groen.

Van fijne en grove seven bomen.

(Juniperus sabina, vorm Tamariscifolia)Ze worden vermeerderd van stek of inleggen. Men maakt daar ook heggen van. Men verplant die in maart. Deze bomen worden niet veel geplant omdat ze de meisjes die niet huis vast zijn zich er van bedienen om niet zwanger te worden.

Van hulst.

(Ilex aquifolium) Deze wordt vermeerderd van zaad of bessen. Die worden in een tobbe met nat zand geweekt en dan in greppels of voren gezaaid, men zaait ze in het laatste van maart of in het begin van april. Het ligt een heel jaar voor het opkomt, maar worden veel gewonnen van inleggen. Men maakt er heggen van als men die een voet van elkaar zet. Deze hulst is drievormig, namelijk met gladde bladeren, steenachtige bladeren en vergulde of bonte bladeren. Deze worden wel mede gezogen op de groene hulst om daarvan opgaande of stal boompjes te maken.

Van palm.

(Buxus sempervirens) De grootste of grove palm plant men tot heggen, maar de kleine (kleine c.v.) wordt geplant om bedden en parterres of loofwerken en in de maand maart of april moeten ze verplant worden. Men kan die ook verplanten in september. Daar is nog een soort met grote bladeren dat verguld is. Die kan men opkweken tot  kronen. Daar is ook de echte palm (Phoenix dactylifera) daar de dadels aan groeien, doch die vindt men hier te lande niet veel, als in de academie hoven of bij grote liefhebbers. Die moet in de winter binnen staan. Deze worden geteeld van de stenen van de dadels, die het eerste jaar opkomen willen niet goed overblijven.

Van Spaanse doren.

(Pyracantha coccinea) Die wordt geteeld van zaad of bessen en blijft in de winter groen. Kan ook vermeerderd worden van inliggen en is de andere doren gelijk, maar wordt zeer gekweld van de rupsen. Men maakt er ook heggen van gelijk de andere dorens, t zij om vijvers of boomgaarden, die verplant men in februari. [45]

Van Ligustrum of mondhout.

Die wordt gezaaid van bessen in zandachtige aarde, twee of drie jaren oud zijnde maakt men er heggen van. Er is nog een soort van Ligustrum die in de winter groen staat, (Syringa x persica?) ze moet in huis gebracht worden, alzo in potten gezet worden.

Van els.

(Alnus glutinosa) Daar worden heggen van gemaakt, t zij in de tuinen of boomgaarden, van drie of vierjarige els die hier vermeerderd worden in venen en men plant die een voet van de andere in de maand maart. Men kan die ook scheren zoals de voorgaande die allen geschoren worden begin juni.

Van de amandel boom.

(Prunus dulcis) Die worden gezogen op stammetjes van pruimen of kroosjes in het laatste van maart. Ze geven vele mooie bloemen op dezelfde manier als perziken. Er zijn er ook met dubbele bloemen, maar hier te lande weinig. Er is nog een kleine amandel boom(Prunus tenella)  die in de bloemtuinen ook geplant wordt. De groene vruchten om te konfijten plukt men in juni af als die nog geen steen hebben. Ze worden geplant in de maand februari in goede aarde, maar het gat of de kuil waar men die in plant wordt in de voorwinter gemaakt omdat die wat moet verluchten.

Van de appel bomen.

(Malus) De zaden van appel bomen worden bij elkaar gezaaid in het laatste van januari en als ze drie jaar oud zijn zal men die verplanten in goede aarde een voet of anderhalf van elkaar. Maar ze moeten onder de penwortel en boven een voet van de aarde afgesneden worden tot twee jaar achtereen, het bovenste hout om de stammetjes dik te maken en als ze een duim of anderhalf dik zijn dan zal ge daar op enten Clapstarten of Rabatmen, vroege bruyntjes die het meeste waterloten maken om alzo snel een mooie rechte stam te krijgen. De ent die men daarop zetten wil zet zal men in het laatst van december afsnijden en in de aarde leggen met de toppen er boven uit. In de volle maan van februari zal men op de voorgenoemde stammetjes deze ent zetten of griffelen en in plaats van was daarop te doen zal men leggen wat koeienmest en wat koeienhaar met wat zand dat onder elkaar gemengd is en de ent daarmee bestrijken voor het inlekken van water. Als nu de opgaande stam dik geworden is, anderhalve duim, zal men daarop griffelen van de beste die het aangenaamst mochten zijn, hetzij goudappels, renetten en aeghten of andere; ge dient daar goed op te letten dat ge die enten die ge daarop wil zetten afsnijdt daar bloemknoppen aan zijn aan die takjes die ge wil enten, het zal zo veel eerder vrucht dragen volgens de mening van velen en de ent aan de zon zetten. Daar zijn ook appels die van stek worden gestoken en komen uit Engeland, een soort van pipingen, zo ook paradijs appeltjes of andere die pittig hout hebben, maar de boompjes duren niet lang.

Van de peren bomen.

(Pyrus) Van het opkweken van de peren bomen doe zoals voor gezegd is van de appels die van zaden gezaaid zijn zoals boven verhaald is. Men zal die verplanten en enten als de appels. Maar in Frankrijk worden de peren op kwee peren gent en de winter peren op meidoren en op lage stammen omdat de vrucht te langer goed zou blijven en veel harder en veel [44] vaster. Hier te lande worden de peren tweemaal gent, behalve suiker peren alzo men van die de eerste maal ent of van bergamotten of herfst suiker peren. Voor de tweede maal ent men daarop peren, tafel peren, muskus peren of andere peren, hetzij van zomer of van winter. Maar als men diverse peren op een boom wil enten is het beste zomer peer op zomer peer en winter op winter peer, alzo die beter tot perfectie zullen komen. Men kan ze ook oculeren hetzij op jonge of oude bomen waar jonge takjes aan zijn.

Van het planten van appels en peren tot een boomgaard.

In het begin is er goed op te letten waar ge de boomgaard wil planten dat die goed door de derrie bedolven is en om dat land goed te breken zal men daar een jaar kool op zetten om alzo van de aarde het venijn en het  vuil weg te nemen. Het land moet altijd zo hoog wezen dat het twee voeten boven het winter water ligt. Men zal de gaten maken daar men de voor vermelde bomen in wil planten in de maand van november, 30 of 32 voeten uit elkaar en vier voet in het ronde en diep navenant en daarop twee goede kruiwagens met mest brengen en is daar wat vergane bagger bij, het zal daar geen kwaad aan doen. En als ge puin kan hebben om onder in de gaten te werpen om het water van de wortel van de boom te beter te laten zinken of in plaats van dat, als men Prins Mauris bomen plant; snij daar vier of vijf takkenbossen of mutsers (takkenbossen) in zo men die noemt en de bomen groeien zeer goed. Maar geen mest onder in de gaten alzo dat de mest vergaat dat dan de bomen zeer zakken. De bomen maar in goede aarde met vergane mest met het andere vermengt en met de wortel daarin zetten en de wortel daarmee bedekt en daar dan rondom mest en bagger leggen en die met aarde bedekken. Als de bomen met goede wortels zijn zullen ze niet nalaten te groeien. Deze bomen worden geplant in het laatste van de maand januari of in het begin van februari, sommigen zeggen in het wassen van de maan en anderen in de afgaande. Als ge deze bomen zo wijdt van elkaar zet kan ge daar kersen, pruimen of kroosjes op dezelfde linie of rij in het midden zetten. En als deze appels en peren groot geworden zijn de kersen er dan uitwerpen en in het midden van de twee rijen zal men aalbessen of kruisbessen planten. Het zal een goede boomgaard geven.

Van de perziken en abrikozen aan de heining te zetten.

Perziken worden op zodanige manier voort geteeld. Men neemt de uitlopers van pruimen, (maar de kroosjes zijn beter) die zal men planten in goede aarde 2 voet van elkaar. Als ze een jaar daar gestaan hebben zal men die in februari afsnijden 7 of 8 duim boven de aarde en laat daar twee of drie spruiten aankomen en daar zal men dan op oculeren abrikozen of perziken in de maand juli of tegen het wassen van de maan in augustus. Men houdt voor goed perziken op abrikoos geoculeerd dat de vrucht smakelijker is en ook droger. Als ge oculeert moet het droog weer wezen, het is beter na de middag dan ervoor. Ze worden ook wel gezogen, maar wordt niet zo veel gedaan. Geoculeerd en de oculatie blijft groen zal ge in de aankomen maart afsnijden 1 of 2 duimen boven de oculatie om alzo een volkomen boom te maken om aan heiningen te planten 12 voeten van elkaar in het zuiden of zuidwesten. Of aan de oost heining abrikozen en perziken door elkaar zoals de manier is. De perziken worden ook van de stenen geteeld en brengen soms wel goede vruchten voort, in Brabant [45] worden de abrikozen ook tot stal bomen geplant, maar in Holland wordt het niet zo veel gedaan omdat de vrucht alzo niet goed voortkomt.

De namen van de beste perziken zijn deze;

Perziken van der Meer, dubbele Montanien, enkele Montanie, bloed perziken, enkele en dubbele Zwolse perziken, perziken van der Nat, late perziken van Rijn en meer andere soorten. Dan de abrikozen zijn tweevormig, rode en gele, maar de rode is de beste van smaak, maar de gele beter om te konfijten.

Van de kersen bomen.

(Prunus cerasus) Aan de west heining zal men planten goed dragende kersen of Marijsse kersen die aan het oude hout dragen zijn de lage stammen. De kersen worden vermeerderd van stenen of van oplopers van krieken en worden daar van de voor vermelde stammetjes als die een duim dik zijn daarop gezogen. De bomen daar men van wil zuigen moeten een jaar stil gestaan hebben tussen de voor genoemde stammetjes in om aan de stammen daar ze op gezogen worden te beter hun voedsel te geven. Dit gebeurt in de maand maart. Zo wordt ook bevonden te enten, maar is niet lang in gebruik geweest. Daar zijn ook kersen die uit stenen voortkomen en goede vruchten voortbrengen en ook langer houdbaar en dikke bomen worden. De soorten van kersen zijn veelvormig, dubbele en enkele meikers, kruidkers, morellen, (cv. Austera) die veenboer, goed dragende kers, bloedkers, Marijsse-kers, kers van der Nat, Jan kerse kars, vroege en late volgers, Spaanse kers, zwarte krieken kers met dubbele bloemen, Ongers kers en meer andere zijn daar van deze soorten.

Van de pruim bomen.

(Prunus domestica) Deze kan men aan heiningen of in boomgaarden zetten. De boeren witte pruim hoeft niet gent te worden, die groeit uit de natuur en ook de Kroosjes. Maar andere pruimen moeten gent of geoculeerd worden, hetzij op hoge of lage stammen. Men kan ze goed enten of oculeren naar ieder zijn welgevallen. Doch alle pruimen staan lange tijd eer ze vruchten voortbrengen, het komt dat die veel waterloten maken. De waterloten zal men in de maand juli uitknippen boven de top, dan zullen daar kleine takjes uitschieten die het volgende jaar bloeien en daarna vruchten zullen aankomen. Dit is een boom die wel vochtig wil staan.

Van de moerbei boom.

(Morus nigra) Deze worden hier te land gekweekt van zaad, maar hebben wel 10 tot 12 jaren eer ze hun vruchten voortbrengen. Toch kunnen ze ook van inleggen gekweekt worden die hier te landen in de tuinen of boomgaard geplant zijn. Het maakt een grote wortel en draagt zwarte bessen in augustus.

Van frambozen (Flamboysen)

(Rubus idaeus) Die plant men hier te lande tot heggen in schaduwachtige plaatsen, groeien ook in bossen als mede de braambessen. Het is een goed dat wel voort wil. Men plant die in februari, maar de bramen (Rubus fruticosus) komen genoeg als onkruid voort.

Van kwee appels en kwee peren.

(Cydonia vulgaris (geeft twee vormen) Ze worden ook van zaden gezaaid in de maand maart en als ze drie of vier oud zijn wordt daarop gent of gegriffeld. Maar hier te lande worden die op meidoren stammen gent, zo appels op kwee peren. Ze moeten geplant worden in vochtige plaatsen, hetzij aan de kant van de vijvers of sloten. Men plant die wel in tuinen, maar de vrucht blijft dan klein of tenzij dat het natte zomers zijn. Daar wordt van enkele gezegd dat men de bomen planten moet in het wassen van de maan, anderen stellen daar geen geloof in, alzo die in januari of februari geplant worden, als [46] wanneer het hout gesloten is. Deze vrucht wordt in oktober rijp en met mooi weer geplukt zijnde en in een luchtige kamer gezet of in gekapt stro gelegd zullen lang goed blijven.

Van de mispel boom.

(Mespilus germanica) In de maand januari zal ge deze pitten of stenen in de aarde leggen, alzo die hard zijn. En daarop enten als die een duim dik zijn. Men kan die ook aantelen van oplopen of stekken van de waterloten. Er wordt gezegd als de mispel twee of driemaal gent worden dat er geen stenen in zijn, maar dat is waar dat die dan veel grotere vruchten voortbrengen. Er is nog een kleine soort van mispel, genoemd Naentjes mispel, het is een klein heestertje of boompje. (Sorbus chamaemespilus)

Van de jenever boom.

(Juniperus communis) Deze groeit veel omtrent Wesel die in het wild uitspruit van zijn bessen. Men makt er hier heggen van. Men kan die ook aankweken van inleggen.

Van de walnoten of okkernoten.

(Juglans regia) Ze worden voortgeteeld va de noten, gestoken in de aarde van diegene die lang en dun van schil zijn. De dubbele noten zijn zeer goed om te konfijten. Deze noten moeten eerst in nat zand gelegd worden en 14 of 15 dagen daarin liggen zodat ze te beter voort mogen komen en dat in de mand maart. Als ze twee of drie jaren gestaan hebben zal men die verplanten in zavelachtige aarde, 2 of 3 voeten van elkaar, maar moeten onder de penwortel afgesneden worden. Die groot en hoog tot stammen en oud geworden zijn van 5 of 6 jaren zal men planten in februari ter plaatse daar men begeert omtrent 10 voeten van elkaar.

Van de hazelaar noten.

(Corylus avellana) Deze bomen groeien veel omtrent Wesel en komen voort van hun pitten en groeien aldaar in het wild. Maar hier te lande worden die voort gekweekt van oplopen. Ze willen goed staan onder schaduwachtige plaatsen. Daar zijn de Spaanse hazelaar noten, (Corylus maxima) die zijn kort en rond. Daar zijn noten die lang zijn en hebben van binnen een roodachtige schors aan de pitten. Nog is er een andere soort die wit is aan de schors van de pit. Deze worden verplant in januari op lommerachtige plaatsen.

Van de aecker of eikenbomen.

(Quercus robur) Die worden vermeerderd van eikels die in voren gezaaid worden, een halve voet diep in de aarde. Dat moet in maart gedaan worden. Gesnoeid en 4 of 5 jaren oud kan men die verplanten en onder de penwortel afsnijden om de wortel meer te verspreiden. Dik geworteld 2 of 2 ½ duim kan men die tot laan verplanten of dreven, 18 of 20 voet van elkaar. Ze willen goed groeien in zandachtige of zavelachtige aarde. Het is een boom die lang kan staan. De verplanting kan men doen in januari of februari, maar de putten moet men van te voren graven, 3 of 4 voeten wijdt in de rondte.

Van de blaasnoten.

(Staphylea pinnata) Deze worden van zaad geteeld. Hebben een mooi loof en langachtige witte bloemen waaraan blaasjes komen waar de nootjes in besloten zijn. Het hout wordt gebruikt om lardeer priemen van de te maken. Ze worden in de maand februari verplant.

Van de linde bomen.

(Tilia x europaea) Die worden van oplopen vermeerderd die men met een houw afhakt van andere oude bomen daar enige worteltjes of vezeltjes aan zijn. Ze worden 1 of 2 voeten van elkaar gezet en dan tot de grond toe afgesneden, uitgezonderd een scheutje die men oordeelt best en geschikt te wezen om er een rechte stam van te maken. [47] 4 of 5 jaar oud en twee duim dik kan men ze verplanten ter plaatse die men daartoe geschikt oordeelt te zijn en dat 24 voeten van elkaar. Men maakt de gaten in september en men verplant ze in februari. Ze worden ook wel van zaad geteeld, maar daar is veel moeilijkheid aan eer het tot een boom komt.

Van iepen met brede en smalle bladeren.

(Ulmus glabra, Ulmus procera) Die worden vermeerderd van oplopen van de oude bomen waar enige wortels of vezels aan zijn en worden verder gekweekt zoals de voor gemelde linden bomen. Men verplant die in het laatste van februari, 16 voeten uit elkaar. De laan wordt 30 voeten breed gemaakt.

Van populieren.

(Populus nigra) Deze worden vermeerderd van oplopen en in gehuchten of bossen gezet. Het worden grote zware bomen en willen wel staan in moerassige aarde. Het geeft heel slecht hout.

Van abelen.

(Populus alba) Die worden mede geteeld zoals de populieren. Daarvan worden lanen gemaakt om te beschutten van de noorden of noordwesten winden. Willen wel staan in zandachtige aarde.

Van berken bomen.

(Betula pubescens) Deze groeien van zaad. Men plant daar bossen of lanen van tot beschutting van de wind. Ze worden gezet in zandachtige aarde in de maand februari. Ze zijn goed voor kuipers om hoepen van te maken, het hout geeft een heet vuur.

Van boomachtige Althaea.

(Lavatera arborescens) Ze worden geteeld van inleggen, maar enige jaren geleden heeft men ze ook van zaad gewonnen en rijp zijnde die gezaaid en zo verder geteeld. Ze geven heel mooie bloemen gelijke enkele stokrozen en bloeien in het begin van september. Er zijn witte, paarse, vleeskleurige, rode en meer andere kleuren die van zaad voortkomen. Ze worden verplant in de maand januari.

Van agnus castus.

(Vitex agnus-castus) Dit zijn bomen die hier te lande niet voortkomen, maar worden door de liefhebbers in bakken geteeld. Dit boom of gewas wordt voor de zuiverheid gebruikt en voornamelijk in de kloosters en daar veel geestelijke zijn.

Van wilgen bomen.

(Salix alba) Deze groeien aan de waterkant en worden van poten of stekken geteeld. Zijn geschikt tot velerhande dingen alzo ze zeer gedwee zijn, namelijk de jonge rijzen om te binden, de dikke om hoepen van te maken als mede tot rietdaken, boonstaken en anders.

Van Euonymus of papenmutsen hout.

(Euonymus europaeus) Die wordt van oplopen of uitspruitsels of zaad geteeld en geeft vierkant hout. Draagt witte kleine bloempjes en vierkante zaadjes. Opgaande wordt het van binnen zeer mooi rood en van buiten paarsachtig.

Van Colutea.

(Colutea arborescens) Dit wordt gezegd een boom te zijn daar de senna bladeren aan groeien en draagt blaasjes daar het zaad in voortkomt.

Van Lentiscus.

(Pistacia lentiscus) Dit is een boom die hier niet algemeen is en  komt uit Itali en moet drie winters goed beschermd worden. Draagt hele mooie bladeren met roodachtige steeltjes. Wordt hier te lande weinig geteeld (vanwege de hardheid van het hout) als alleen met inleggen. [48]

Van terebinthus.

(Pistacia terebinthus) Deze komt voort uit zaad dat uit Oost Indi wordt gebracht, het is blauwachtig en ligt een geheel jaar onder de aarde eer het voortkomt. Het heeft witte bloempjes en is in de winter dor en moet dan evenwel in huis bewaard worden.

Van Sint Jans brood.

(Ceratonia siliqua) Dit wordt hier te lande van zaad of Sint Jans brood dat uit Portugal komt voort geteeld en op een warme of meloen berg gezet en dan in potten geplant om in de winter bij de kachel te zetten. Maar het gewas is hier weinig als bij een grote liefhebber zo in de academie hof als andere vermaarde hoven.

Van de Hypericum boom.

(Hypericum canariense) Het is een klein boompje met de bladeren van Hypericum gelijk. Het draagt witte bloempjes en tijdens het bloeien groeien gelijk tussen de bladertjes die boompjes uit. Ze staan zeer sierlijk en vermakelijk en worden geteeld van oplopen wat onder de wortel uitspruit. Ze mogen in de winter wel buiten staan. Men plant het in tuinen in goede zavelachtige aarde in de maand februari.

Van Platanus.

(Platanus orientalis) Dit is een boom die veel in Itali groeit. Wordt meest geteeld van inleggen en daar veel geplant omdat het een dicht loof geeft. Heeft mooi blad. Het wil wel staan daar het vochtig en warm is. Het worden heel zware bomen die lang kunnen uren. Staan in de winter buiten.

Van esdoren.

(Acer platanoides) Van dit wordt gezegd dat het een soort zou wezen van Platanus, maar heeft weinig om op die te gelijken, maar de oude vroegere kruid onderzoekers hebben die hier te lande voor gehouden. Het maakt een heel sierlijke boom en geeft bladeren gelijk de wijngaard bladeren. Deze wordt hier te lande wel gebruikt tot lanen. Ze willen wel geplant worden in zandachtige gronden. Komen voort van zaad dat afgeplukt wordt of van hetgeen dat ze zelf laten vallen.

Van es bomen.

(Fraxinus excelsior) Die worden gewonnen van zaad en daarna een voet of ander half van de andere gezet in tamelijk goede aarde. Dik geworden zijnde, omtrent drie vierde duim, kan men die verplanten tot lanen of dreven daar men het beste zal ordeneren omtrent 15 voet van elkaar, hetzij aan de kanten van de sloten om die vanwege de grote wortel vaste kanten te maken. Ze worden verplant in de maand februari of begin maart. Maar de gaten daar men die in zet moeten drie of vier en een half voet wijd gemaakt worden, daar moet goed op gelet worden dat de opgaande toppen niet afgesneden worden.

Van de beuken bomen. (boecken)

(Fagus sylvatica) deze worden van beuken pitten geteeld en in goede aarde gezaaid in een greppel en daarna snoeit men die op tot stalbomen. En als ze 5 of 6 jaren oud zijn geworden kan men die verplanten tot lanen of bossen zo men het beste zal ordineren. Ze worden gezet 20 of 24 voeten van de andere en willen goed groeien in zandachtige aarde. Jong zijnde kan men er heggen van maken en worden haegh-boecken genoemd. Ze hebben kleinere bladeren dan de andere die mooi groen zijn. Men gebruikt ze mede bij prilen en lusthuizen, een voet van elkaar gezet. Ze worden verplant in het begin van januari vanwege het grote sap dat ze bij zich hebben.

Van azedarach.

(Melia azedarach) Deze worden van zaad geteeld wat komt [49] uit Virginie. Het is een mooi boompje met grauwachtige stam en heeft het blad als de lijsterbes, dan lieflijker groen. Ze moeten in de winter in huis gezet worden.

Van lijsterbessen of qualster bomen.

(Sorbus aucuparia) Deze worden van de bessen of zaad geteeld. Een duim of twee dik zijnde worden ze geplant rondom de boomgaard, 12 voeten van elkaar. Ze staan eerst mooi met bloemen en daarna met bessen dat zeer vermakelijk is.

Van vogelkers.

(Prunus avium) Deze heeft mooie takjes met mooie witte bloempjes en daarna zwarte besjes gelijk kersjes. Ze worden vermeerderd van oplopen en willen wel staan in lommerachtige plaatsen.

Van hondskersen of periclymenum

(Lonicera mahaleb, Prunus xylosteum, Prunus fruticosa) Deze zijn drievormige, de ene draagt rode vruchten of bessen die tussen de bladeren uitkomen. De tweede heeft witte bloemen met zwartachtige bessen. De derde draagt witte bloemen met rondachtige bladeren en geeft bleek rode vruchten. Dezen worden vermeerderd van zaad en oplopen. Men zet die in de hoven of tuinen.

Van vlier bomen.

(Sambucus nigra) De gewone vlier die hier te lande groeit heeft witte bloemen en daarna zwarte bessen en komen voort van oplopen of stekken. Men plant die om boeren huizen of woningen om die te bevrijden. Daar zij nog twee andere soorten die men hier noemt Gelderse of Vlock- rozen. (Viburnum opulus en Roseum) De ene draagt rode bessen die heel sierlijk staan in mei vanwege zijn bloemen. Ze willen in vochtige plaatsen staan en worden mede geteeld zoals gezegd is,

Van Judas bomen.

(Cercis siliquastrum) Deze bomen worden van zaad geteeld en hebben bladeren als mansoor. Ze krijgen in het begin van maart aan de dorre stammen paarsachtige bloempjes. Ze willen wel staan tegen een warme muur of hoek in goede aarde.

Van de wijngaarden.

(Vitis vinifera) Die worden geteeld van inleggen en ook van stekken die gestoken worden daar oud hout aan is. Men snoeit die in de maand februari tegen het afgaan van de maan want in het wassen van de maan, de jonge wijngaard gesnoeid zijnde, maken als dan zwaar en groot hout. De advocaat van Leeuwen heeft uitgezocht in de lengte van het hout 14 of 15 knoppen of botten daaraan te laten omdat de lengte van het hout de meeste vruchten geeft, dan daarop dient goed gelet te worden, zo wanneer men een lang hout neemt dat men als dan een jonge loot onder aan het hout laat met 2 of 3 knoppen omdat het beter zijn voedsel kan krijgen. Aan de oude wijngaard die een jaar of 7 of 8 gestaan hebben zal men onder aan de wortel fijne puin of kleine gehakte leien leggen om die daardoor vruchtbaar te maken. Ze worden geplant in zavelachtige aarde in de maand januari. Daar wordt rondom wat koeienmest gedaan, maar het moet de wortel niet raken zodat de jonge worteltjes of spruitjes daardoor niet komen te verrotten.

Van de kastanje bomen (Karstanje).

(Castanea sativa)Deze worden van kastanjes geteeld door die in de aarde te steken. Het geeft een sierlijke boom en wil wel groeien op hoge zandachtige grond. Men plant er van bossen of lanen. Wanneer die 6 jaren oud worden dan worden ze verplant, 24 voeten uit elkaar in de mand februari. Maar de vruchten die hier te lande komen zijn niet zo goed als die uit Spanje of Frankrijk.

Daar is nog een soort die uit Indi komt of van de Caep de Bona Esperance; (Kaap de Goede Hoop). (Anacardium occidentale) Die geeft een vrucht gelijk een nier van een schaap. Maar deze bomen vindt men hier weinig omdat ze niet goed opkomen als men ze stekt. Ze hebben dichter en bruiner loof dan de voor genoemde gewone kastanjes.

Einde van de bomen.

Den Nederlandtsen hovenier.

Van de planten.

 

 

wee figuren van boren worden hier getoond die zo wel dienstig zijn tot de planten en struiken als tot de bolbloemen zijn waarmee men de bloembollen en planten (ook wel met bloemen daaraan) kan verplaatsen of verplanten zonder dat die hun aarde komen te missen om alzo geen gevaar van uitgaan onderworpen te zijn. De langste maakt men van ijzer en wordt gebruikt in harde kleiachtige landen. De kortste is van het zwaarste dubbele blik om in de weke aarde te gebruiken. Het heeft boven 2 handvaten om mee te boren en achter 2 leden die open gaan en van voren insgelijks, maar dezen worden met het insteken en uittrekken van een ijzeren pennetjes gesloten en geopend. Men boort met die in de grond dat de bol in het midden staat en dan graaft men met een spade de aarde wat aan de ene kant uit totdat men beneden de boor komt en steken de spade onder de boor, dan kan men de aarde met de boor tezamen uitlichten. Dan verplant men het daar men wil, in een kuil, ruim, zo wijd als de boor is (van tevoren daartoe gegraven) en trek dan de pen eruit opent de boor die men ophaalt en de aarde blijft staan die men rondom aan de zijden met andere aarde opvult.

Alo uit Amerika.

(Agave inermis) Dit zijn grote planten met dikke bladeren en scherpe punten. Ze worden in tobben of potten gezet waar die in groeien en schieten jonge spruiten ter zijden de of de tobben uit waarvan die voortgeteeld worden. Ze moeten in de winter bij warme kachels staan en heel droog gehouden worden. En als het mocht gebeuren dat er enige rotheid in kwam zal men zand in een pot heel heet maken en dat daaraan doen en het dichtstoppen met pluksels waarmee de verdere rotting dan wordt voortkomen.

Alo uit Portugal.

(Agave americana) Deze wordt gezegd de echte Alo te wezen. Het heeft hele dikke bladeren vol sap [51] en worden in de winter uit de potten gedaan en aan de wortel een wollen lap gehouden en met olie van lis begoten en zo gehangen bij de kachel, alwaar het warm is en daar het droog hangt. Tegen mei wordt die wederom in potten met zavelachtige aarde gedaan. Het gebeurt wel dat ze bloeien met geelachtige bloemen boven aan de stengel gelijk de bloemen van Cana Indica (Canna indica), maar het gebeurt zelden.

Blanche musque.

(Hesperis matronalis) Van deze zijn paarse, witte en bonte. Ze worden van stekken geteeld die men van de stengels neemt, zijnde een hand lang en dan uit de zon in de aarde gestoken. Het wordt gedaan als het in bloei staat. Men scheurt ze wel mede van elkaar in het laatste van augustus. Ze willen wel staan in aarde daar geen of weinig mest in is.

Dubbele Damast bloemen.

(Hesperis matronalis) Deze zijn gelijk de Blanche Musque en worden op dezelfde manier vermeerderd; de enkele komen van zaad voort, maar groeien genoeg in wildernis en hebben ook dezelfde reuk als de dubbele.

Beren oren of Auricula ursi.

(Primula auricula) Deze zijn van velerhande kleuren tot wel in de dertig toe. Er zijn ook dubbele, maar die zijn heel ongewoon. Er is nog een soort met loof van bernagie die heel zeldzaam is. Dezen worden gescheurd in de maand mei of april als er bloemen aan zijn. Ze willen wel staan daar weinig zon komt.

Filipendula.

(Filipendula vulgaris) Deze heeft loof een hazengerst (Achillea millefolium) gelijk en draagt witachtige bloemen in de maand juni. Onderaan de wortel is het heel knobbelachtig gelijk de affodil.

Nieswortel of Helleborus.

(Helleborus niger) Van deze is er een soort met witte bloemen en zwarte wortels. Ze bloeien in februari en staan lang bij de aarde. Daar is nog een met zwarte wortels (Helleborus viridis) en draagt groene bloemen. Deze wordt gebruikt tot kropkruid. Daar zijn nog twee soorten, een met witte bloemen (Helleborus foetidus) en een met zwarte bloemen. (Epipactis helleborine) Dezen hebben witte wortels en dragen bladeren gelijkende een Brabantse huik. Al deze genoemde soorten willen wel groeien uit de zon in zavelachtige aarde.

Wintergroen.

(Pyrola rotundifolia) Dit kruid blijft in de winter groen. Het heeft witte goed ruikende bloemen zoals lelietje der dalen. Het groeit in open luchtige valleien zoals in de duinen. Hier te lande ook wel in de hoven op vochtige en goed van de zon beschenen plaatsen.

Hof bloemen.

(Dianthus barbatus?) Deze zijn van vele soorten als dubbele, gele, er zijn er waarvan de ene bloem uit de andere komt. Ook zijn er die veel op een stengel groeien, van velerlei kleuren. Er zijn nog enkele die mede velerlei kleuren hebben. Deze worden gescheurd in de maand mei en geplant op rabatten of andere plaatsen daar men die begeert te zetten.

Affodil.

Hiervan zijn drie soorten, twee witachtige die aan de kanten wat bontachtig zijn. (Asphodelus fistulosus, Asphodelus albus) Ze hebben vierkantig loof en heel knobbelachtige wortels. Daar is een soort geelachtig. (Asphodeline lutea) Die heeft een wortel als hanenvoeten. Ze willen goed groeien in goede aarde en worden van elkaar gescheurd in het begin van maart.

Lelie van een dag.

(Hemerocallis lilio-asphodelus, Hemerocallis fulva) Van deze zijn twee soorten, een met rode bloemen en een met gele bloemen. Die met gele bloemen geeft een ongemene goed reuk gelijk als de jasmijn. Ze bloeien in de maand mei. De wortel is [52] gelijk de affodil waarvan ze de naam heeft van Lilium asphodilus. Men scheurt die plant van de anderen in de maand augustus, maar groeien van zichzelf heel goed voort.

Franse lelies. (Iris?)

Deze zijn tweevormig, kleine en grote soorten. De wortels zijn de jonge asperges gelijk en de wortels worden van elkaar gescheiden. Ze moeten niet lang uit de aarde blijven, maar ten eerste wederom geplant zijn. Dat moet gedaan worden in augustus. Ze willen wel staan in zavelachtige aarde.

Pioen (Pyonie).

(Paeonia mascula, Paeonia officinalis) Daarvan zijn verschillende soorten. Mannetjes pioen, pioen die een maand goed blijft, rode dubbele, dubbele witte, kleine vleeskleurige, enkele die geen zaad dragen en nog meer andere soorten. Deze worden vermeerder van de wortels die onderaan zijn. Ze lijken op peen die men verdeelt in de voortijd of het laatste van december. Dezen worden veel geplant in grote tuinen omdat ze heel sierlijk staan.

Anjers. (angelieren).

(Dianthus caryophyllus) Deze zijn van velerlei kleuren en verschillende soorten, zowel kleine als grote. Maar de grote zonder uitstel en mooi van kleur worden voor de beste gehouden. De voornaamste zijn Prins d Orange, Keyser Augustus, Paragon, Alette, Don Jan, Graef Willem, Blan de Liege, Koningin van Vranckrijck, den Uytersten Dom, Koningh van Vranckrijck en dan nog meer andere namen die hier om de veelheid niet gedrukt staan. Ze worden verplant in het laatste van maart in goed toe gemaakte aarde met mest en wit zand, dit bevindt men goed te zijn. Dan daar zijn er die halen vermolmt hout van wilgen bomen en bloed van beesten en doppen van boekweit en geklopte leien en meer andere wissewasjes. Maar goede aarde is het beste gelijk voor is gezegd. Deze planten worden gezet in de aarde of potten. Men zal die soms( als ze droog zijn geworden) met regen- of slootwater begieten. En op het eind van juni zal men die inleggen of insnijden in het tweede of derde lid van het hart en leg die met haakjes neer. Men moet daarbij doen zandachtige aarde om ze beter aan het wortelen te brengen. Geworteld zijnde zal men die van de moederstam af nemen en verplant ze in goede aarde uit de zon. En als het mocht gebeuren dar er enige slappe onder waren die zal men in potten zetten om die in huis te bewaren. Ze worden gezaaid in de maand mei in het wassen van de maan. Als ze 3 of 4 blaadjes hebben worden ze verplant bij de anderen. Het jaar daarop moet men die verplanten een voet van elkaar en dan wachten wat voor dubbele daaruit zullen komen, maar moet wel gelet worden op diepe kleuren daar men het zaad van wint.

Tijm.

(Thymus vulgaris) Deze wordt geplant aan de kant van de rabatten of bedden. Het geeft een zeer aangename reuk. Men scheurt die in het laatste van maart of begin van april.

Lavendel.

(Lavandula latifolia of angustifolia) Die wordt ook gesteld zoals de voor beschreven tijm. Men verplant die mede op dezelfde tijden. Daar is een plantje die men lavendel noemt met brede bladeren, in het Latijn Marum Syriachum. (Lavandula stoechas?) Die wordt vermeerderd van stek, maar moet voor de winter in huis gezet worden.

Salie.

(Salvia officinalis en vormen en var. major) Dit zijn verschillende als bonte bladeren, fijne koning salie, grove salie, boomachtige salie, salie met witte bloemen. Ze worden gesteld onder het loof van bomen en in de maand juni [53] afgesneden om te drogen en wordt ook veel groen gebruikt.

Mater of Matricaria.

(Tanacetum parthenium) De dubbele mater scheurt men van de anderen in de maand april. Men zet die de tuin door al waar men wil. De enkele groeit met grote overvloed in het koren en of bloemen of kruid worden veel bij de apothekers gebruikt.

Kamille.

(Chamaemelum nobile) De dubbele Roomse kamillen worden in de paden van de tuinen gebruikt vanwege de liefelijke reuk. Ze mogen goed betreden worden, maar de enkele groeien overvloedig in het koren. Het loof en de bloemen worden bij de apothekers veel gebruikt.

Aardbeien.

(Fragaria vesca) Deze worden verplant in goede vette aarde, een voet van de anderen in het vierkant, ze lopen dan wel naar elkaar toe. Ze moeten in de winter bedekt worden met paarden- of koeienmest om in het begin van mei of juni betere vruchten voort te brengen. Daar groeien aardbeien in het wild in Zeeland en elders en hebben lange grote bessen maar zijn niet zo smakelijk als die men hier in de hoven zet.

Alsem.

(Artemisia absinthium)Die wordt geplant in vochtige plaatsen en in begin maart van de andere gescheurd en afgesneden in het begin van augustus en dan gedroogd om er alsemwijn van te maken.

Venus navel.

(Umbilicus rupestris) Deze heeft knobbelachtige wortel en rondachtige bladeren, Saxifragium gelijk en wil wel staan in vochtige plaatsen. Ze worden vermeerderd van de knobbels of wortelen die men scheurt in begin maart.

Plant zuring.

(Rumex patientia?) Die wordt gescheurd of verplant in de maand maart of augustus. Wil goed staan in schaduwachtige plaatsen of uit de zon. De Spaanse zuring heeft kleine rondachtige, bleek groene blaadjes, maar is wel zo scherp van zurigheid als die van zaad voortkomt.

Artisjokken.

(Cynara scolymus en Cynara cardunculus) Die willen goed groeien in vette moerachtige aarde en worden vermeerderd van zijscheuten van oude planten. Ze worden in maart verzet, twee voeten van elkaar. Ze moeten in de winter bedekt worden met lange paardenmest zodat ze niet bevriezen. De artisjokken zijn tweevormig, ene met groene vruchten of zaadbollen en de andere die uit Engeland komen zijn rood. Ze worden wel gezaaid, maar niet hier te lande alzo die langzaam groeien.

Asperges.

(Asparagus officinalis) Deze worden gezaaid bij de anderen en twee voeten in het verband geplant als die een jaar oud zijn en worden beter gehouden dan de tweejarige. De aarde daar men die in zal planten moet men van onderen met twee voeten koeienmest of poortaarde, dat is mensenmest, bemesten. Men moet die leggen met greppels, te weten een rij met mest en een rij met aarde opdat het water te beter doorzakt. Als dan de planten daarop gezet zijn moet men er aarde over werpen negen duim of een voet hoog. Men moet de asperges drie jaren laten staan eer men die snijdt om die te dikker te hebben. In de winter bedekt men ze met koeien- of paardenmest.

Krieken over zee of Alkekengi.

(Physalis alkekengi) Die wordt uit de zon gezet in vochtige aarde en groeit van zichzelf voort uit het onderste van de wortels. Het draagt witte bloempjes en daarna rode blaasjes waar de kersjes in te zien zijn. [54]

Martelaars bloempjes. (immortelle als Helichrysum?)

Er zijn  twee gele soorten van, de ene enkele en dubbele bloemen. De gele dubbele zijn hier weinig. Ze worden van stekken of inleggen vermeerderd en moeten in de winter in een pot in huis gedaan worden op een droge luchtige plaats. Maar de witte zet men voort van plantjes of scheutjes die terzijde uit komen. Deze zetten goed voort en willen in de winter wel buiten staan. Als de bloempjes droog afgesneden kunnen ze lange tijd goed blijven.

Scolopendria of hertstong.

(Asplenium scolopendrium) Die scheurt men van elkaar in het begin van maart. Men zet die uit de zon onder schaduw in zavelachtige aarde.

Hepatica.

(Hepatica nobilis) Deze zijn 4 of 5 soorten, dubbele blauwe, enkele witte, met dorentjes daarin of doren bloemen gelijk, voorts rode, enkele blauwe, witte zonder dorens. Al deze soorten verplant men in april in zandachtige aarde alzo daar geen mest bij mag komen. De enkele komen te mits van zaad voort.

Dragon.

(Artemisia dracunculus) Deze wordt geplant op warme plaatsen in goede vette aarde in het laatst van maart of begin april. In de winter bedekt men die met stro, paardenmest of boekweit. Het komt voort van zijscheuten, dat zijn die terzijde van de oude uitspruiten.

Zegeltjes (segeltjens).

(Polygonatum) Deze wordt geplant in het wild, maar in goede aarde in tuinen geplant zijnde, uit de zon, geven grotere bloemen. Ze worden van de wortels voortgeplant.

Salomons zegel.

(Polygonatum multiflorum) Die heeft dubbele bloempjes tussen de bladertjes. Ze worden vermeerderd of afgescheurd van de wortels en willen wel staan in goede zandachtige aarde, wat uit de zon.

Valeriaan.

(Centranthus ruber, Valeriana phu) Van deze zijn er twee soorten die Dodonaeus beschrijft, de ene met rode en de andere met witte bloemen. Men scheurt die van planten van de wortel, maar soms vallen ze van zaad en willen wel staan in goede zavelachtige aarde. Die hier in het gebruik van de apotheek zijn groeien aan de kanten van de sloten. (Valeriana officinalis) Daar zijn nog twee soorten, de ene met blauwe en de andere met witte bloemen die genoemd worden Valeriana graeca. (Polemonium caeruleum) Men scheurt die planten van de andere en men kan die mede zaaien maar ze moeten een jaar over staan eer ze bloeien.

Haveruit, wel averuit.

(Santolina chamaecyparissus en Artemisia campestris). Die is tweevormig, de ene met loof van tijm en de andere met wat grover loof. Deze heester of plant scheurt men van elkaar in het begin van de maand april. Ze willen wel groeien in zandachtige aarde.

Wijnruit.

(Ruta graveolens) Deze scheurt men van elkaar en men plant die in tuinen op rijen van brede paden, in plaats van heggen. Ze komen ook wel voort met het vallen van het zaad. Het is heel goed voor het gevogelte die de pip of andere kwalen hebben. Het wordt ook gebruikt in tijden van de pest.

Berenklauwen.

(Acanthus spinosus) Die teelt men voort van wortels en willen wel staan in hete zonneschijn. Men zet die wel in potten om te beter te bloeien, ook om apothekers winkels te versieren. Ze geven een lange sierlijke bloem met bruin groene bladeren, zeer mooi besneden en worden in maart verplant. [55]

Bieslook.

(Allium schoenoprasum) Die scheurt men de in maand april. Men zet die op rabatten of bedjes bij het gewone kruid.

Sjalotten.

(Allium ascalonium) Die steekt men in goede vette aarde. Ze komen van klistertjes voort. Het loof is bieslook zeer gelijk en worden op dezelfde manier gebruikt, het zij in sausen of anders. De klistertjes er van, die veel in spijs gebruikt worden, worden in begin augustus opgenomen en men  laat ze drogen. Deze sjalotten gegeten hebben dezelfde smaak als knoflook maar geen bange reuk zoals de uien of knoflook.

Knoflook.

(Allium sativum) Deze wordt veel geplant in klei landen van de klistertjes. Er zijn drie of vier soorten van, de echte knoflook heeft paarsachtige bloempjes. Er is een soort die men beren look noemt en heeft witte bloempjes. (Allium ursinum) Die wordt als het loof begint droog of dor te worden in het laatste van augustus opgenomen en men steekt die wederom in de aarde in het begin van de maand maart.

Lychnis van Constantinopel.

(Silene chalcedonica) Er zijn drie of vier soorten van als dubbele, inkarnate, enkele witte, enkele vleeskleurige en enkele inkarnate. Dezen worden vermeerderd met het scheuren van de planten van elkaar in maart. Ze willen wel staan in zandachtige aarde. Als ze bloeien wordt de tuin daar mooi mee versierd.

Huislook.

(Aeonium korneliuslemsii) Dit is een plantje dat tot een struik of boompje groeit. Het wordt van takken gestoken en moet in de winter bij een luchtige kachel staan en droog gehouden worden. Het draagt gele bloemen als het in huis staat. (Sempervivum tectorum) Daar is ook die op het dak groeit met brede bladeren en die krijgt mede een struik met bloemen en is hier algemeen, wil ook wel buiten staan. Daar is een soort die men noemt tripmadam. (Sedum reflexum) Deze wordt geteeld van de zijscheuten en gezult om bij gebraden vlees te gebruiken. Er zijn nog wel veel bijsoorten, maar zijn meest onkruiden in de tuinen.

Duizendschoon.

(Dianthus barbatus) Deze zijn verschillend van kleur als wit, paars, bonte en fluwelen. Men legt ze in gelijk de anjelieren. Ze worden mede van stek gestoken. Men kan die ook vermeerderen van zaad, maar ze moeten een jaar over staan. Men heeft laatst een met dubbele bloemen gewonnen, ze zijn paarsachtig van kleur en wordt mede vermeerderd zoals voor gezegd is.

Lychnis.

(Silene coeli-rosa) Van deze slag zijn er dubbele witte en rode. De dubbele witte worden vermeerderd van stekken of men scheidt soms de plantjes van de andere. Van deze soorten groeien wel mede in de velden, maar enkele. Daar zijn nog twee soorten die komen uit de Canarische eilanden en hebben wit loof en purperen en witte bloemen. Van dezen worden de planten van elkaar gescheurd in het laatste van augustus. Er zijn nog twee soorten, de ene met purperen en de andere met witte bloemen die in het wild voortkomen.

Juncus gloriosus. (?)

Dit is een plant die in de voortijden uit Indi gekomen is. Het heeft scherpe biesachtige bladeren en geeft een ronde zware plant. Ze worden in tobben of bakken gezet en heeft een grote stengel met uitschietende takjes waaruit de bloemen neer hangende voort komen, zeer gelijk de lelies. Deze plant wordt vermeerderd van de grote dikke wortels die [56] tegen de bak aan groeien en wordt geplant in potten of in de aarde en schiet zijn bladeren vanzelf voort. Deze plant kan redelijk tegen de kou.

Mandragora.

(Mandragora officinarum en Mandragora autumnalis) Ze geven grote zware wortels. Er zijn twee soorten, een mannetje en wijfje en hebben brede groene bladeren. Tussen de bladeren geven ze mooie vruchten, de appelen der liefde gelijk. (Solanum lycopersicum of tomaat) Ze willen wel staan op hete plaatsen in de zon. Ze worden vermeerderd van het zaad dat in de vruchten is. Ze hebben wel een 3 of 4 jaar werk eer de vruchten voort komen.

Koekoeksbloemen.

(Silene flos-cuculi) De dubbele worden vermeerderd van stekken, men kan ze ook scheuren. Ze geven sierlijke mooie bloemen. Men verplant die in de maand augustus. De enkele groeien genoeg in de heide landen.

Dubbele waterkers.

(Nasturtium officinale)  Deze wil wel staan in vochtige plaatsen van de tuinen. Men scheurt die in de maand september, de enkele vindt men genoeg in het wild of bij de sloten.

Galega.

(Galega officinalis) Deze zijn tweevormig, een met witte en een met paarsachtige bloempjes. Ze hebben heel witte wortels en willen wel staan in zandachtige aarde. Men scheurt die of worden ook gezaaid.

Irias of lis.

Van deze zijn veel soorten. De beste zijn deze; Iris susiana, (Iris susiana) heeft een zwartachtige bloemen. Men neemt die in juni uit de aarde en men plant die in augustus waar ze in de winter bedekt kunnen worden. De Gloriosa, Florentina, (Iris germanica en var. Florentina)blauwe en witte, en dan nog meer andere soorten als gele, (Iris lutescens) bonte, (Iris variegata) blauwe en anderen die scheurt men van de wortel in de maand april of in het begin van maart. Ze willen wel staan in lage vochtige plaatsen.

Passiebloem.

(Passiflora lutea? Passiflora caerulea)Er zijn twee soorten, de ene met groene en de andere met groene paarsachtige bonte bloemen. Die met het groene heeft witte wortels en die met bonte heeft gele wortels. Ze worden in potten gezet en moeten in de winter droog in huis staan. Men teelt die voort van de wortels die men afneemt. Men plant die ook wel in een hete meloenberg om die dan vroeger te laten voortkomen.

Boterbloemen.

(Ranunculus repens of Ranunculus auricomus) De dubbele worden geteeld door het scheuren van de planten of wortels. Er zijn veel soorten onder deze begrepen; het is een soort van Ranunculus en als Anthonie rapen. (Ranunculus bulbosus) Daar zijn nog andere soorten als die met weegbree blad, (Ranunculus flammula) met loof van gras (Ranunculus illyricus) etc., die onder deze soorten worden gerekend. Men verplant die in augustus, maar de enkele vindt men genoeg in het veld.

Leeuwenbekken.

(Antirrhinum majus). Ze zijn van velerlei soorten als witte, gele, bonte, rode, vleeskleurige en worden in maart gekweekt met het scheuren van de planten. Men kan die mede wel zaaien, maar moeten een jaar over staan eer er bloemen aan komen. Er groeit nog een plant die geelachtige bonte bloemen heeft die Linaria genoemd wordt. (Linaria repens) Ze zijn die bloemen zeer gelijk. Ze willen wel groeien in zavelachtige aarde.

Scordium.

(Teucrium scordium) Dit is een plant die langs de grond kruipt en wil wel staan in vochtige aarde, uit de zon. Het wordt verplant in april en bij apothekers gebruikt.

Ogentroost.

(Euphrasia officinalis) Dit groeit wel in natte vochtige velden en wordt soms in de apothekers tuinen geplant.

Reinvaarn, (reynevaern).

(Tanacetum vulgare) Dit groeit mede aan de waterkant e wordt in de tuinen van de kruidkenners ook geplant.

Althea of heemst wortel.

(Althaea officinalis) Dit is een plant die wel wil staan in zavelachtige aarde. Het heeft bleekachtige paarse bloempjes. De wortels worden veel in de apotheek gebruikt alzo die zeer medicinaal zijn.

Dubbele muur bloemen of violette.

(Matthiola incana) Deze worden van stekken vermeerderd alzo daar geen zaad van gewonnen wordt. Men neemt de stekken daar geen bloemen aan zijn en steekt die in de aarde waar het wat uit de zon staat en dat in de maand april.

Phalangium.

(Anthericum liliastrum, Tradescantia virginiana). Deze is tweevormig, de ene wit en de ander blauw. Ze worden van elkaar gescheurd in de maand maart.

Glaskruid.

(Parietaria officinalis) Dit kruid is mooi in het opkomen, heeft glasachtige stelen en men wast er glazen mee vanwege de scherpheid die het bij zich heeft. Het groeit in het wild en zet van zichzelf wel voort.

Juffrouw merk (marck).

(Apium graveolens) Dit is het wijfje van de Lavas (Levisticum officinale). Het wil goed groeien in verdorven hoeken of ongeschikte plaatsen. Van deze plant is voortgekomen de selderij die ook peterselie van Macedoni genoemd wordt.

Madelieven (Maeghdeliefden)

(Bellis perennis) De dubbele worden van elkaar gescheurd en rond de bedden gezet op vochtige plaatsen. Hoe minder dat men die scheurt hoe die beter en grotere bloemen voortbrengen. Er zijn velerhande soorten als witte, bonte, rode en vleeskleurige. Het scheuren moet gedaan worden in oktober of maart. Er is nog een soort die matelieven (?) genoemd wordt met dorenachtige bladeren. Deze is geelachtig van kleur en wordt mede geteeld van stek of scheuten van de planten.

Marjolein.

(Origanum majorana, Origanum vulgare) Hiervan zijn grove en fijne. Het wordt gescheurd en in zavelachtige aarde gezet en verplant in het laatste van het jaar. Het heeft een zeer liefelijke reuk en bij apothekers gebruikt om er mee te balsemen.

Dovenetels.

(Lamium maculatum, Lamium purpureum, Lamium album) Van deze zijn er met bontachtige bloem, er is een dovenetel met een rode bloem en de witte groeien hier te lande veel aan de kanten van de sloten. Er zijn bloemen die deze gelijken als aan hennep. Ze willen wel groeien in vochtige plaatsen.

Aconitum of napellus.

(Aconitum napellus) Dit is een vergiftig goed waar nooit geen bijen op komen. De eerste soort die gele bloemen draagt (Aconitum vulparia) en laag bij de aarde groeit komt op het eind van februari of begin van maart voort. Daar zijn nog veel soorten van blauwe en witte en bonte (Aconitum variegatum) . Die hebben een wortel als hanenpoten en bloeien in juni die van de wortels vermeerderd worden.

Rabarber.

(Rumex obtusifolius) Hiervan zijn twee soorten, de ene is monniken rabarber (munninx) en  heeft bladeren gelijk de peperwortel. De andere die Rhaponticum (Rheum rhaponticum) genoemd wordt heeft grote brede bladeren, de kool zeer gelijk, en is niet zo krachtig als die uit Portugal komt. Men scheurt die van de wortel. Het wil wel staan in vochtige aarde uit de zon. [58]

Esula of ezelsmelk.

(Euphorbia esula) Die wordt voort geteeld van planten en geeft melk uit de balderen of takjes. Er zijn nog velerhande soorten van cataputia of kroontjes kruid die allen voortkomen van zaden en worden bijna gehouden voor onkruiden.

Trachelium.

(Campanula trachelium) Van deze zijn velerhande soorten, de ene heet Trachelium pulliferum. Er is nog een kleine soort met vele bloemen die laag bij de aarde groeit. Er is ook een kleine soort daar (als men de stelen afsnijdt) melk uit komt die men Trachelium piramidale noemen (Campanula pyramidalis). Nog zijn er vier soorten die men belvedre noemen, twee met blauwe bloemen en twee met witte bloemen. Ze worden vermeerderd van scheuten in april en willen wel staan in vochtige aarde. Ze worden mede gezaaid.

Arundo, Laconica.

(Miscanthus sinensis, Phragmites australis) Deze is tweevormig, de ene met bont loof, moet in de winter in huis gezet worden. De ander met groen loof, mag in de winter wel buiten staan. Het wordt van de anderen gescheiden in het laatste van februari of begin maart.

Canna indica.

(Canna indica) Er zijn twee soorten van, de ene met gele en de andere met rode bloemen. Ze hebben hele mooie brede bladeren, de krucke bladeren gelijke. Deze moeten in de winter gans droog bij een kachel staan of men  legt ze in heel droog zand dicht bij de kachel; het loof dat net uitkomt is de peper huizen zeer gelijk. Het wordt van dezelfde planten vermeerderd en is wel twee of drie voeten hoog. Men steekt ook het zaad daarvan in de aarde en ze bloeien wel hetzelfde jaar, dan geven geen rijp zaad.

Hase gerst of duysent blade, duizendblad.

(Achillea millefolium) Hiervan zijn drie soorten, de ene met purper, (Achillea atrata) de andere met gele bloemen. (Achillea nobilis) Ze worden in de tuinen vermeerderd, men scheurt die van elkaar in het begin van april. Ze willen heel goed verder groeien, maar die met witte bloemen groeien genoeg in de wildernissen.

Jacobaea.

(Senecio cineraria) Dit is een plant die witachtig loof geeft, groeit in Frankrijk wel aan de rivieren, maar hier te lande wordt die wel in potten gekweekt. Ze komen voort van scheutjes die onderuit komen.

Petercelle de mair. (Apium nodiflorum?)

Die komt veel gezult uit Portugal. Men teelt die van struiken. Het wordt gezet in tobben of potten, men kan het hier te lande ook inleggen

Ferula.

(Ferula communis, Ferula gummosa) Hiervan zijn twee soorten, de ene heet men Ferula galbanifera, de andere Ferulago. Het geeft een sierlijke plant en heeft bladeren als veren. Het wordt geplant in tuinen en mag in de winter wel buiten staan.

Genistella.

(Geen brem, blauwe bloemen, moet Gentiaan zijn als Gentiana asclepiadea, Gentiana cruciata, Gentiana acaulis) Dit zijn 2 of 3 soorten, een met blad van Asclepias en heeft veel bloemen op een steel. Er is nog een die in de duinen groeit met kruisvormige bladeren, de derde is een laag plantje. Deze dragen mooie hemelsblauwe bloemen en willen wel groeien op lage zandachtige gronden. Ze worden geteeld door die van de anderen te scheuren in de maand maart.

Smilax.

(Smilax glauca, Smilax aspera, Smilax excelsa) Dit wordt gezegd de sarsaparilla te zijn en heeft stekelachtige bladeren. Het maakt zichzelf vast en draagt bloempjes als posthorens. Er zijn er met gevlekte en met groene bladeren. Nog zijn er twee [59] soorten, Smilax levens en Smilax longens. Deze planten worden in potten gezet en in de winter in huis genomen. Ze worden door het scheuren van de planten voort gewonnen.

Capparis fabago.

(Zygophyllum fabago) Dit is een mooie plant, eertijds door zaad aangewonnen, maar wordt nu van scheuten geteeld wat in de voortijd gebeurt. Ze dragen loof als duivenbonen en tussen de bladeren groeien de bloempjes dat heel sierlijk staat. Ze moeten in de winter in huis gezet worden.

Buphthalmum of koeienogen.

(Buphthalmum salicifolium) Deze bloeit in de voortijd met mooie gele bloemen en heeft loof als venkel. Men wint die aan met het scheuren van de planten. Ze wil wel in de zon staan.

Bryonia of wilde wijngaard.

(Bryonia dioica) Deze vindt men wel in de duinen. De wortels worden uitgenomen om aan prielen te zetten om van het loof dicht begroeid te worden, maar het loof gaat in de winter weg.

Clematis.

(Clematis vitalba, Clematis viticella) Dit zijn drie of vier soorten, de dubbele paarse hebben bloemen gelijk als de anemoon. De enkele zijn licht purper en licht paars. Deze willen wel groeien aan prilen en geven veel bloemen. Men kan ze inleggen en ook van planten afscheiden.

Gentianella.

(Gentiana purpurea) Hiervan zijn twee soorten, de ene wit en de andere rood. Ze komen wel van zaad voort maar het duurt lang eer het bloeit, het scheuren van de planten is beter. Ze geven mooie stengels met bloemen en het loof heeft geen onaangename reuk.

Mansoren.

(Asarum europaeum)  Deze wil wel groeien op vochtige plaatsen en worden bij de apothekers gebruikt. Men scheurt die in maart.

Einde van de planten. [60]

Den Nederlandtsen hovenier.

Van de bol bloemen.

Corona imperiaal of keizers kroon. (Fritillaria imperialis)

eze zijn drie of vierdehandse soorten. De gele worden voor de beste gehouden, daarna de dubbele met twee kronen, die met enkele kronen zijn van twee kleuren, de ene bleek rood en de andere vleeskleur. Deze bollen worden vermeerderd van afzetsels er van. Men zaait die mede ook wel, maar men moet 8 of 9 jaar wachten eer die vruchten of bloemen dragen. Dezen worden geplant in het begin van september.

Hyacinten.

(Hyacinthus orientalis) Deze zijn van velerlei soorten en namen die tegenwoordig de zeldzaamste zijn, dat zijn Turck-koyse-bloem, Bultenaers, Passetoeten, Mayckeslips, Celestine, witte van Katelijn, gekroonde en velerhande Simbolynen en meer andere soorten. Deze bollen worden opgenomen in de maand juli en wederom geplant in het laatste van september of begin van oktober. Ze willen wel staan in goede zavelachtige aarde. Er zijn nog velerhande hyacinten met sterbloemen, witte, blauwe en vlees kleurige. Er is nog een grote, bijna dubbele en dog een dezelfde gelijk met de bloemen van bernagie. Nog zijn er die genoemd worden Comuyn, hiervan zijn drie soorten, rode blauwe en witte, hebben witachtige bollen. Nog is er een medesoort Hyacinthen van Campinularis, maar hier worden veel veranderingen gevonden door het zaaien en moeten wel 7 of 8 jaren staan eer die vruchten of bloemen voort brengen en eer ze goed zijn. Daar is nog een Hyacinthus firgianen of die uit Indi komt, Hyacinthus tuberosus genoemd. (Polianthes tuberosa) Dezen worden gezet in potten omdat men die in huis moet zetten, lijken op de Franse lelie. Ze groeien wel 2 of 3 voeten hoog en geven ongemeen goede reuk. Als die vers komen bloeien ze beter dan die lang hier te lande zijn geweest. Daar zijn nog hyacinten die uit Peru komen, (Camassia quamash) hebben grote bollen die van binnen haarachtig zijn en worden van afzetsels voort geteeld. Ze moeten in de winter wat bedekt zijn en zijn van drie kleuren, witte, blauw en vleeskleur. Nog is er een hyacint met de  bol van een lelie, die draagt witte bloempjes en is genoemd hyacint met het driekantige blad. (Galtonia candicans?) Nog zijn er meer andere bijsoorten die voor hyacinten worden gerekend. Ze willen wel staan in zavelachtige aarde en worden in september geplant.

Gladiolus.

(Gladiolus communis, Gladiolus illyricus, Gladiolus imbricatus). Die zijn van vier of vijf verschillende kleuren, de Italiaanse is een purperen kleur, ook zijn er witte, vleeskleurige en kleine paarse. Dezen krijgen biesachtig loof en worden geteeld van bollen. Ze willen heel goed voort groeien en worden in het laatste van april geplant of in het begin van september.

Krokus.

(Crocus vernus met var. albiflorus en var. violaceus, Crocus flavus, Crocus biflorus, Crocus angustifolius, Crocus sativus) Hiervan zijn wel acht of negen verschillende soorten gelijk als zijn er gele, witte, blauwe, goud laken, silver laken, viceroy krokus, barsiacken, herfst krokus. Dit wordt gezegd de echte saffraan te zijn. Deze soorten bloeien heel vroeg in maart en zetten voort van bollen. Worden ook wel gezaaid maar staan wel 5 of 6 jaar eer die bloemen dragen. Ze worden geplant in oktober aan de kant van de bedden al waar men die zetten wil. [61]

Fritillaria.

(Fritillaria meleagris) Deze zijn van verschillende soorten als met fluwelen bloemen, gele en de naakte, deze drie soorten zijn de zeldzaamste als mede de dubbele, bonte witte en zwarte, twee soorten Franse groene die uit Frankrijk komen en komen voort van verschillende kleuren als die gezaaid worden. Ze worden ook van bollen vermeerderd, maar de bovenste die men het zeldzaamste acht worden in een bak gezet en bedekt om in de winter niet te bevriezen. Ze worden begin juni opgenomen en in september er weer in gezet.

Cyclamen of varkensbrood.

(Cyclamen purpurascens, Cyclamen repandum) Deze zijn tweevormig, de ene met bollen en de andere met wortel. De bollen worden van zaad geteeld en de andere met wortel, die scheurt men van elkaar en hebben heel bleke, paarse en heel rode bloemen. Die met bollen daarvan zijn de kleuren witte, bleke, paarse. De paarse hebben dezelfde bloemen als de hedera folie. (Cyclamen hederifolium) Er is er nog een die uit Aleppo komt, (Cyclamen persicum) die heeft bloemen als die met het rond eblad, die bloeien allemaal in het laatste van september. Er zijn nog drie soorten, een die in de winter bloeit en twee die in de zomer bloeien, (Cyclamen coum) als een met paarse bloemen en een met witte bloemen. Dit zijn de ongewoonste van alle soorten alzo er maar hier twee in Holland zijn, zoals de heer van Beverningh en monsieur van Velsen. Deze soorten groeien veel bij Orange en in Zwitserland. Ze worden meest aangehouden omdat de bladeren mooi gevlekt zijn. De bladeren zijn ook verschillend, de ene rond, de andere kantig en sommigen onder rood als de mansoren. Deze worden verplant in het laatste van mei en men plant ze in bakken of potten in zavelachtige aarde om ze in de winter te beter te bedekken. Ze willen wel staan in de zomer op lommerachtige plaatsen.

Colchicum.

(Colchicum autumnale, Colchicum variegatum met Agrippinum) Deze soorten zijn tweevormig, Agrippina kleine en grote. De bladeren van deze  voortkomende zijn gekarteld als Scolopendrium en geven heel mooie gevlekte bloemen de Fritillaria gelijk. Daar zijn er twee dubbele, de ene meer dubbel dan de andere. De beste dubbele komen uit Portugal en zijn gevlamd. Nog zijn er 2 of 3 soorten enkele bloemen nog Colchicum, Jan Gerritsz: Daar is nog een die in de voortijd komt met weinig loof, (Colchicum byzantinum) maar alle anderen komen zonder loof als die bloeien, dat is in de maand september. Daar is nog een gele narcissi Colchicum die in de maand oktober bloeit. (Colchicum luteum) Ze worden geteeld van de bollen. Willen wel staan in goede aarde en worden in augustus geplant.

Anemonen.

(Anemone coronaria, Anemone pavonia) Deze zijn van velerlei soorten, ook apart van kleuren en namen. Er zijn er ook met groot en fijn blad gelijk de peterselie, de namen daarvan zijn als volgt; Concordia, Imperatrice, den Hartogh, Pucelle d Orliens, Citronateromane, Citronate, Alnatora, Cardus Celeste, Albertina, Quasi-bleu. Unicke de Ruyter, Poolse mutse, St. Karel Overo, St. Marco, Diablessen, gevlamde Aborante, Pavo Mayor, gevlamde Amarante, Parsianen, Bellissima, Colosse, gevlamde en ngevlamde, Ammasona, Duchesse Caritane, Mirabella, Imperatrice, Ciprina Deducke, Schallaringata, Bisschoppen, Prelaet, Belle-Silva, Belle-warande, t rechter-oogh, Cardinael, Ringata, gevlamde van Poelenburgh, Harmaphrodita, Kram, Cebecken, Ringata Orlata, Belle de Parijs, Liere de Parijs, Amarante gevlamd en nog meer andere soorten. De bollen of wortels zijn zeer gelijk de blauwen van Gember. Ze worden geteeld van kleine pootjes die terzijde aangroeien. Deze plant men in september. Eerst worden ze geweekt een [62]

uur of twee, dan wordt het rot van de oude bol met een pennenmes uitgehaald en in potten gezet of in een bak die men voor de vorst kan bedekken. De aarde moet goed klaar gemaakt worden en beschermen van de zon. Men kan van dezen alle maanden bloemen hebben, deze dan geplant zoals gezegd is worden voor de beste gehouden. Er zijn ook nog soorten van enkele die uit zaad voortkomen waar de dubbele uitkomen, ze zijn van velerhande kleuren en worden gezaaid in de maand maart en in de zomertijd gedurig nat gehouden. Men kan ze ook vermeerderen van de bollen of klauwen en kunnen in de winter beter tegen de koude dan de andere soorten.

Ranunculus.

(Ranunculus asiaticus) Van deze zijn velerlei soorten, de zeldzaamste zijn dezen; Aleppo, Merveljeuse, gevlamde Veenkus, Constantinopolen, Ranuncule de Romane, Grammonster de Spanje, Ossebloet, Pienesko, Lack de borde, gevlamde van de Houten, twee soorten dubbele rode, goudgele en nog meer enkele soorten die vanwege de veelheid hier niet genoemd worden. Deze worden geplant op zodanige manier als bij de anemonen gezegd is, maar moeten wel voor schrale winden bewaakt worden. Brengen in de maand april heel sierlijke bloemen voort om de hof daarmee te versieren.

Martagon s.

Deze zijn van velerhande soorten als die van Constantinopel, (Lilium chalcedonicum) van Pomponie, (Lilium pomponium) Calvarium, (Lilium martagon) grote witte met spikkels die de bladeren twee kronen boven elkaar dragen, witte zonder spikkels, vleeskleurige, Lilium canadense gele met spikkels en gele zonder spikkels. Deze en nog meer soorten worden door de klisters of schilachtige bollen voort gezet. Men verplant die in september. Ze willen wel staan in goede zavelachtige aarde omtrent een halve voet diep opdat het kroontje boven de bol te beter voort zou mogen groeien. Maar die van Canada willen in de winter wat bedekt zijn.

Lelies.

(Lilium candidum) Velerlei slag is er van deze als dubbele witte lelies, enkele witte lelies, grote dubbele lelies waarvan er maar 1 lelie op de stengel groeien, rode Haringh lelies die met honderd bloemen voort komen, kleine met weinig bloemen. Lelies die de kleine klisterbolletjes tussen de bladeren groeien. De lelies van Perzi (Fritillaria persica) zijn tweevormig, de ene zwarter van bloemen dan de andere, ze zijn de bloemen van de zwarte Fritillaria zeer gelijk en worden door klisters of schilletjes vermeerder en verplant in de maand september. Ze willen goed groeien in zavelachtige aarde en mogen in de winter wel buiten staan.

Narcissus.

Deze zij van velerhande soorten als volgt; Narcissus, Tertius Matthioli, trompet narcis en twee soorten van naentjes, maar de eerste met de tweede hebben we hier niet. De bloeien in het laatste van juli met boven een rond kroontje, lelieachtig. Narcissus indicus zijn ook enige soorten die in de herfst bloeien, (Zephyranthes atamasco) sommigen met 1 bloem, purperachtig,  (Cyrtanthus elatus) er zijn er ook met brede bladeren en de stengel gespikkeld, Serpentaria, en dragen bloemen gelijk de Italiaanse Gladiolus. Deze en meer die maar 2 of 3 grote bladeren dragen komen van de Caep de Bona Esperance. (Kaap de Goede; Gladiolus bonaspei, Crinum zeylandicum?)

(Narcissus jonquilla, Narcissus tazetta) De soorten die hier groeien met veel bloemen zoals de Besemman, Tacette Bianco, Tacette Souvereyne, Narcissis in Tela Hollande, Stellato, Seconde Besemman; drie soorten vander Neck, Medioluteo met de dubbele kelk, Medioluteo van drie soorten met enkele kelk, Dagiers met dubbele kelken, Narcis van den Houte, Narcissus Totus-Albus, Polyantys, dubbele jonquille of Narcissus Jonci Folio, geeft een ongemeen mooie reuk gelijk als jasmijn, [63] de enkele zijn wel drie of vier soorten als witte, gele en met lange kelken. Narcissus Campennelarus witte en gele. Dezen willen goed bedekt zijn in de winter en worden in september geplant en vermeerderd van bollen. Als ze gezaaid worden staan die wel 10 of 12 jaren een die voort komen. Er zijn veel slechte bijsoorten die men in de boomgaarden zet zoals andere narcissen.

Narcissus Tradiscanti.

Deze is machtig vol bladeren, voorts die van Sion, dubbele en enkele Nonpareillie, dubbele witte, enkele witte en de Tieloose die onder deze soorten mede worden gerekend.

Leucojum bulbosum.

(Leucojum aestivum, Leucojum autumnalis) Hiervan zijn drie soorten, de grote die veel bloemen draagt, bloeit in het laatste van mei en de andere met drie bladeren bloeien in maart en die met zes bladeren bloeien in april. Deze willen wel verplant wezen als ze in bloei staan en moeten gezet worden op schaduwachtige plaatsen en in zavelachtige aarde.

Dens caninus, hondstand.

(Erythronium dens-canis) De volgende zijn deze soorten, een vleeskleurige, een witte en een heel rode. Als deze bollen opgenomen worden mogen ze niet lang uit de aarde blijven. De bloemen hebben gevlekte bladeren en bloeien in april. Daar zijn nog enige bijsoorten die Dentaria (Cardamine diphylla) genoemd worden omdat ze met de wortels gelijk aan elkaar zijn als kiezen. De bloemen zijn gelijk als de enkele violen. Deze groeien in schaduwachtige plaatsen. Maar de dens-canis die bollen hebben, hebben bloemen als Cyclamen en willen wel in de zon staan in goede zavelachtige aarde. Ze worden op het eind van juli verplant.

Sisyrinchium.

(Sisyrinchium angustifolium) Dit is een bolletje dat uit Portugal komt en heeft bolletjes met netjes zoals de goudlakense krokus. Ze willen wel staan in warme plaatsen. Hebben bloemen als een kleine Iris, maar bloeien niet anders dan als ze vers uit Portugal komen voor een jaar.

Dipkadi.

(Muscari muscarimi, Muscari botryoides, Muscari macrocarpum?) Van dezen worden de gelen voor de beste gehouden. Er zijn twee soorten, de ene die geel opkomt en de andere die geel wordt in het staan. Die hebben een ongemeen goede reuk als muskus. Er is ook nog een soort met groene bloempjes, maar is niet zo zeldzaam. Deze bloeien in april en worden in het laatste van mei wederom opgenomen en wederom gezet in het laatste van september. Ze willen wel staan in goede aarde en kunnen in de winter wel redelijk tegen de koude. Van deze zijn nog bijsoorten zoals witte en blauwe druifjes. Het is een heel kwaad goed in tuinen als ze verzet worden omdat ze jonge bolletjes uitgeven.

Ornithogalum.

(Ornithogalum nutans, Ornithogalum arabicum) Dit is een soort van wilde uien. Er zijn er met groene en witte bloemen, er zijn er ook met witte bloemen die uit Arabi komen. Ze groeien boven met een rond kransje en geven een heel goede reuk, deze zijn hier zeldzaam. Maar de andere voorgenoemde soorten worden van de bollen voort gezet. Men neemt die op in juni en men verplant die weer in oktober door de tuin heen alzo ze goed tegen de koude kunnen.

Arum.

Hiervan zijn vele soorten als Serpentaria, (Dracunculus vulgaris) die draagt een langwerpige bloem waar midden in een tong komt en de bessen of zaden groeien rondom en zijn roodachtig. Er is er noch een die uit Egypte  (Colocasia esculenta) komt en heeft bladeren als krucke bladeren. Maar deze plant is hier heel zeldzaam. Ze willen in de in de winter wel droog bij de kachel gehouden worden, [65] maar de soorten met groene bladeren hebben spikkels op de bladeren en groeien goed voort. Men zet die van bollen af als men die opneemt dat gedaan wordt als de bloemen vergaan zijn.

Orchidee.

(Orchis soorten) Deze slag is menigerlei. Ze hebben klootjes als vossen kullen, hondskullen, boks kullen, hanenkullen en hebben bijzondere soorten van bloemen als mannetjes, wijfjes bijtjes, vliegjes. Ook zijn er gele die men zegt Lieve vrouwe schoen te wezen. (Cypripedium calceolus) Van deze soorten vindt men enige in heide groeien en sommigen in hooi landen, mede in de duinen. Maar de beste soorten komen uit Portugal daar groeien mede van die slag omtrent Luik of Spa. Maar die van deze de grootste sortering heeft is de heer van Beverninghe. Al deze soorten om in de tuinen voort te zetten moeten in belommerde plaatsen staan.

Handekens kruid.

(Orchis soorten)Van deze zijn velerlei soorten. Ze zijn de bloemen van de orchideen gelijk. Er zijn er die de bladeren tussen de bloemen groeien, namelijk die met witte, paarse en gespikkelde bloemen als mede met gevlekte bladeren, ook die met de vleeskleurige en paarse. De bloemen vindt men in hooilanden veel omtrent hier in de Orange polder. Ze bloeien in het begin van juli en alsdan verplant men die op vochtige plaatsen waar een weinig belommerd is.

Iris met bollen.

(Iris latifolia, Iris xiphium) Hiervan zijn velerlei soorten als Engelse, porselein, kamelotten, bleke en blauwe, fluwelen en veel meer andere kleuren van bloemen die uit zaad voortkomen. Er zijn ook Spaanse van velerhande slag als blauwe, witte, gele en bonte, maar de Engelsen willen niet lang uit de aarde blijven en worden in de winter bedekt. Er is ook een soort die Ireas Vleermuys genoemd wordt. De Spaanse willen wel voort die men aan de kanten van de rabatten zet om er de hof mee te versieren.

Moly.

(Allium moly, Allium subhirsutum, Allium roseum, Allium angolusum, Allium nigrum) Hiervan zijn wel drie of vier soorten met smalle bladeren. Ze bloeien gelijk als de uien. Er zijn er ook met brede bladeren en mede die van Indien. Dezen willen goed groeien in goede aarde en op warmachtige plaatsen. Men plant ze in het begin van september, de bollen willen niet lang uit de aarde blijven

Tulpen.

(Tulipa, tulpen soorten) de tulpen zijn van verschillende kleuren en namen. Van de vroege bloemen zijn de zeldzaamste de volgende; Vroege Blyenburger, Parragon Voorhelm, Parragon Klaermont, Hecuba, Pelschotty, Fransche Dorotes, Parragon Grebber, Vroege Motleyne bol, Mols-wijck, Prince-jacht, Krijntje, Ducktol, Viceroy, geel en rood van Leyden, Nonswits, paerse Moerleynen. Drie of vier soorten van Lacken, Vroege Purper, Witrugge, Admirael van Enckhuysen, Generael van Enckhuysen en meer andere soorten van tulpen die vroeg bloeien. De late zijn deze; Bruyn-purpers, hiervan zijn nog 4 of 5 zodanige kleuren, de ene dieper dan de anderen. Nog Brantions mede 3 of viervormig; Vesta, Generael Doctor Balte, witte Doroteas, Astreas, Jeddemully, Grooten Turck, Parragon Gulde-bloem, Mervelje van Quakel, Lantschap-bol, Belle-brusselle, Marvelje de Hollande, Parragon Senekoert, Generael van Hollant, Tulpa gelder. Twee soorten van Admirael de Man, Passetoet, Corenaer, Prins van Walles, Pierpere-kroon waarvan vier soorten zijn, gele purperen witte en Noortse kroon, gemarmelde Jaspe, Unicke, Jan Gerritsz, Generael Swijmende, Admirael van den Bosch, Goudaes, Fenicx van Aertsen, Kardinael Flambolliant, Sayblom Koningh, [65] Nonparelje, Admirael van Zierickzee, Admirael van Engelandt, Parragon Velsen, Switsers, Parragon Jeroen, Belle Dorea, Laboljanten, Spheramundi, Parragon Liefkens, twee of drie soorten Tornoys, witte Agata, drie of vier soorten Passecitadelle, Argus, Dorotea d Anvers, Anvers, Laboljante, Dianas, Generael Ouwenaerden, laten Blyenburger, Generallissimo de Costa, Lapovere, Admirael Bogaert, Admirael Backer, Semper Augustus, Fenicx Cieraet en meer andere namen die door de hoeveelheid hier niet gesteld worden. Al deze veranderingen van namen komen door de verscheidenheid en verdeeldheid van kleuren want de tulpen zijn allen van hetzelfde maaksel. De tulpen worden vermeerderd door bollen. Men kan die ook wel zaaien, dan hebben wel 10 of 12 jaren werk eer die voortkomen. Ze worden geplant in het laatste van september in goede aarde die goed door luchtig is en van de zon goed bescheen zodat door de koude de bollen niet komen te vergaan. Ze worden wederom opgenomen in het laatste van mei of begin van juni.

 

Van de Zaden.

it is de afbeelding van drie soorten glazen lantarens die geen bodem hebben en onder open zijn. Men stulpt die over tedere kruiden, planten of bloemen om die voor de wind of koude te bevrijden en evenwel de warme zonnestralen deelachtig te zijn waardoor diezelfde ook vroeger voortkomen.

 

Deze figuur beeldt een bak af die onder open is en boven met glazen die schuin neer gaan. Men kan die ook wel maken met vensters die men bij vochtig, droog of warm weer kan openen en sluiten. De bak wordt los over de bedden heen gezet daar iets gezaaid of geplant is dat men bewaren wil voor de vorst, koude  etc. Ook kan men door dit middel het geplante of gezaaide des te vroeger laten opkomen en tot volkomen wasdom laten brengen. Men maakt die zo groot of klein als men nodig en dienstig acht en zet de glazen tegen het zuiden of zodanig dat er de stralen van de zon het best in schijnen kan.

Ambrette of Turkse korenbloem.

(Amberboa moschata) Deze ruiken als muskus en zijn vier soorten als twee witte en paarse dubbele, zo ook de enkele paarse en witte. Ze worden gezaaid in het begin van april op een warme plaats of meloen berg en als ze 4 of 5 bladeren hebben zal men die  in de tuin planten daar men begeert. De eerste bloemen daar het zaad van komt moet men met droog weer afplukken en die droog leggen zodat ze niet beschimmelen. Nog zijn er verscheidene soorten van korenbloemen (Centaurea cyanus) als paarse, witte, blauwe, rode en meer andere kleuren. Als men die maar eens gezaaid heeft hoeft men die niet meer te zaaien alzo die van zichzelf genoeg voort telen. [66]

Helena s tranen of Hedysarum.

(Helenium autumnale) Deze zijn twee soorten van bloemen, witte en rode. Ze worden gezaaid in april en verplant in potten omdat ze in de winter binnen moeten staan. Het gebeurt wel dat die het eerste jaar bloeien. Ze willen wel staan in zandachtige aarde.

Sint Theunis bloemen.

(Oenothera biennis) Deze zijn fluwelen en gelen. Ze worden gezaaid in april, dan hebben geen goede reuk zowel stelen als bloemen, maar alleen in het aanzien en het sieraad in de hoven. Dit zaad wil wel gewonnen worden met droog weer want met natte zomers zo verrotten ze in hun knopjes. Ze willen wel staan in potten en dan in de tuin of daar men die wil stellen.

Flos Afrycanus.

(afrikaantjes, Tagetes erecta en Tagetes patula) Deze zijn de Sint Theunis bloemen gelijk. Van daar zijn er drie of vier soorten, namelijk gele, grote dubbele en een dubbele die wat naar het oranje trekt en een die geel en kleiner dan de anderen is. Die hebben een goede reuk en de enkele trekt men uit vanwege dat men het zaad wint van de dubbele. Het wordt gewonnen zoals gezegd is.

Scabiosa.

Dit zijn velerhande soorten van kleuren als de Spaanse (Scabiosa stellata) die heel bruin is, bleke, gevlekte, bijna heel zwarte (Scabiosa atropurpurea) en ook daar kindertjes boven uit komen en meer andere kleuren. Dezen worden in de maand maart gezaaid en dragen dit jaar vruchten, maar het gebeurt wel dat die een jaar over staan. Ze worden bij de anderen gezaaid en verplant als ze 5 of 6 bladen hebben door de tuin daar men die begeert. Van deze wint men zaad met droog weer om in de winter over te houden. Er zijn nog twee soorten die in de velden groeien, gele en paarse, (Knautia arvensis, Succisa pratensis) die worden wel bij de apothekers gebruikt.

Leeuwenbekken.

(Antirrhinum majus) Deze zijn verschillend van bloemen, doch allemaal bont, de ene rood bont, paars bont etc. Ze worden gezaaid in de maand april en hebben hetzelfde jaar vruchten. De planten blijven wel 2 of 3 jaren goed. Ze geven een zeer fraai groen en beginnen te bloeien in augustus, men houdt die lang. Daar is ook een bijsoort die in de velden groeit, maar als die in de tuinen gekomen is (Linaria vulgaris) is het een soort van onkruid op de manier van vlas.

Zonnebloemen.

(Helianthus annuus) Die is van twee of drie soorten, de ene met kinderen en de ander zonder kinderen wiens zaden zwart zijn en nog is er een met wit zaad. Dit zaad steekt men slechts in de aarde daar men die wil laten staan. Ze versieren de tuinen niet weinig doordat ze wel 7 of 8 voeten hoog uit de aarde groeien zodat ze boven alle andere bloemen uitsteken. Die zonder kinderen (dat zijn die maar 1 bloem aan de hele stam dragen) zijn de grootste en de beste, hun naam schijnen ze gekregen te hebben omdat hun mooie gele en lange spitse bladeren die rondom de middelste ronding staan (die met zwarte zaden bezaaid is) uitschieten de zonnestrallen afbeelden. Enige zeggen dat de zonnebloemen die van de rechte aard zijn, de ganse dag als de zon helder schijnt zich tegen die draait en daarmee draaien en s nachts wederom herstellen waarom ze in het Italiaans heten Torne al Sole.

Parmica, wel ptarmica.

(Achillea ptarmica) Dit is een sierlijk bloempje met paarse kleur. Men kan het lang houden. Het wordt gezaaid in april en als het eens gezaaid is hoeft men het niet meer te zaaien alzo het van zichzelf genoeg voort komt. [67]

Venus spiegel.

(Legousia speculum-veneris) Dit is een heel mooi purperen bloempje. Die wordt gezaaid in april, tenzij dat men die wil laten staan of verplanten op de hoeken van de bedden.

Tapsus barbatus of wolkruid.

(Verbascum lychnitis, Verbascum densiflorum) Van deze zijn er twee soorten, de ene met gele en de andere met witte bloemen. Ze worden gezaaid in april. Ze groeien wel in de velden en worden veel bij de apothekers gebruikt. Het is een kruid dat wel voort wil alzo het een menigte van kleine zaden voort brengt. Men verplant die op de hoeken van de bedden omdat het een lange stengel maakt.

Amaranthus.

(Amaranthus caudatus en Viridis, Amaranthus tricolor ) Dit zijn vier of vijf soorten. Er zijn er die de bladeren gelijk zijn als de papegaai veren, een is er met purperen bloemen als kattenstaarten, een met nog grotere kattenstaarten die rood zijn en een voet of 2 of 3 lang, dan is er nog een die paarsachtig is met rode stelen die de papegaai veren gelijk is. Het zaad wordt hier niet gewonnen alzo het uit de Barbados of Virginie komt, daarom moet het op hete bergen gezaaid worden als meloen bergen.

Lathyrus.

(Lathyrus latifolius of Lathyrus grandiflorus, Lathyrus lusitanicus) Hiervan zijn twee soorten, kleine en grote. De grote wordt gezaaid en het blijft een 10 a 3 jaar een plant. Men zet er sterke hoepen bij waar die aan vast komen. Ze geven heel sierlijke mooie bloemen en bloeien heel lang van begin juli tot het eind van het jaar. Er is nog een kleiner soort die alle jaren gezaaid moet worden. Die heeft paars en witachtige bloempjes, de oude wijven gelijk. Ze worden gezaaid in het begin van april in goede zavelachtige aarde.

Riddersporen.

(Consolida regalis en Consolida ajacis) Hiervan zijn vier of vijf soorten als witte, paarse, bleke, vleeskleurige, gevlamde, dubbele en Engelse. Nog zijn er veel soorten van enkele die gevlamd zijn. Deze worden gezaaid in de maand april en zaaien zich daarna vanzelf voort. Ze geven een aangename sierlijkheid in grote tuinen.

Nardus.

(Nigella sativa, Nigella damascena) Deze heeft purperen bloemen en zaad dat zwart is. Ruikt zeer goed. Hiervan zijn medesoorten die in het blad staan gelijk loof van venkel. Ook zijn er dubbele die niet in het loof staan. Ze worden alle jaren gezaaid in het laatste van april, maar komen ook wel voort van zaad dat afgevallen is.

Marionette, wel Mariette.

(Campanula medium) Van deze zijn velerhande soorten. Ze hebben bloemen als belvedre s of grote klokken. Ze verschillen veel in kleuren als purper, wit, paars met lange spitse klokken en ronde klokken. Deze worden gezaaid in maart, maar staan een jaar over eer ze dragen. Dan als het zaad valt komen ze vanzelf wel voort. De gewone soorten zijn onkruiden in de tuinen zoals het Ranunculus dat mede een van deze bijsoorten is.

Prince bloemen. (?)

Dit is een blauw bloemetje en wordt bij de apothekers vensters gezet. Dan zijn er nog twee soorten, purper en wit. Ze worden in de tuinen gezaaid en men laat die tegen een stok oplopen. Het zijn bloemen gelijk de duivels naaigaren die in het wild groeit. Het wordt alle jaren gezaaid in april en men verplant die waar men wil.

Linaria.

(Passerina vulgaris, Passerina globosa) Linaria, Lusitanica, Americana geeft een groot blinkend zaad zoals zoals het gewone vlas. [68] Er is nog een klein plantje met witachtige bloempjes en witachtig loof en rondom witte bloempjes draagt. Die worden gezaaid in het laatste van maart bij de anderen op een hoekje van een bed of rabat.

Wonderboom of Ricinus.

(Ricinus communis) Deze zaden zijn spikkelachtig in de herfst als spinnenkoppen gelijk. Ze groeien in korte tijden heel hoog en geven grote bladeren en hebben blauwachtige stelen. Daar ze bloeien komt het zaad niet voort, maar wel aan de stelen. Tussen de bladeren komt een stengel daar het zaad in groeit. Het is stekelachtig. Ze worden alle jaren gestoken in hete plaatsen.

Lupinen.

(Lupinus hirsutus, Lupinus angustifolius, Lupinus albus) Daarvan zijn 4 of 5 soorten als de grote blauwe kleine blauwe, witte en gele die de bloemen heel goed ruiken als de flamboyse bonte; deze worden van de zaden die in peultjes groeien gestoken in de aarde in de maand april en worden alle jaren gezet daar men die hebben wil.

Mervelje de Peru.

(Mirabilis jalapa) Deze zijn van veel kleuren als paarse bonte, gele bonte, rood bonte en hele witte. Deze zaden worden gestoken in een meloen berg om die hetzelfde jaar te laten dragen en rijpe zaden daarvan te mogen krijgen. Maar de wortels worden in de herfst uit de aarde genomen en in gekapt stro gelegd of wit zand. Die in de voortijd geplant worden geven grotere planten als die gezaaid zijn en zijn beter om zaad van te winnen.

Datura.

(Datura metel, Datura stramonium met  Cornucopia of Brugmansia fastuosa) Hiervan zijn dubbele en enkele, ze geven grote struiken. De bloemen zijn wit en ruiken zeer goed, maar de bladeren daarvan hebben geen goed reuk. De dubbele witte vindt men  hier heel weinig tenzij het zaad van Tobago (Tabago)  kwam. De bloemen zijn langachtig. De zaadbollen die er aan komen lijken zeer goed op kastanjes. Ze willen wel staan op grote plaatsen alzo het een grote plant geeft die elk jaar vergaat.

Boomachtige violetten.

(Matthiola incana ) Deze zijn van vier of vijf soorten die van zaad voortkomen, maar het zaad wordt gewonnen uit de enkele bloemen en afgeplukt in het wassen van de maan. Er wordt voor de beste gehouden het zaad dat gewonnen wordt van een boom die overjarig is. Het zaad wordt gezaaid bij de anderen om veel dubbele te krijgen in het wassen van de maan. Men neemt (om de beste te hebben) het zaad dat achter in de peultjes ligt of dicht aan de stelen is. Die worden dan door de tuin gezet om te zien wat het voortbrengt. Deze planten moeten niet gezet worden daar veel mest is, omdat het zelf een witte wortel heeft en geen mest kan verdragen, maar het moet staan in zandachtige aarde. Die van zaad worden gewonnen zijn deze, witte, rode, paars bonte, rood bonte, witte met loof van paarse. Ze worden gezaaid in het begin van april.

Momordica (Mamordica).

(Momordica balsamina? Zie de volgende) Dit is een plant die de kleine klis bladeren gelijk is. Het heeft een wit bloempje en groeit gelijk een ei met zwarte purperen stippeltjes. Ze moeten gezaaid worden op een meloen berg. Het zaad daarvan komt uit Virginie.

Balsem appel.

(Momordica balsamina en Impatiens balsamina) Hiervan zijn twee soorten als een mannetje en wijfje. Het mannetje is een plant die men tegen een staak of prieel laat opklimmen. Het heeft een blad als de wilde wijngaard en geeft witachtige bloemen en daarna kleine appeltjes. Het is een gewas dat hier niet veel geteeld wordt, maar in Duitsland hebben ze die veel. Het [69] wijfje heeft rode stelen gelijk postelein, het draagt paarsachtige bloemen gelijk als zotten kapjes, het wordt veel op apothekers vensters gezet. Het komt allen jaren voort uit zaad en wil wel staan in goede vette aarde.

Stokrozen.

(Alcea rosea) Deze worden vermeerderd van zaad, maar bloeien pas het tweede jaar. Ze zijn verschillend van kleuren als rood, purper, wit, heel bruin en geel. Van al deze soorten zijn dubbele en enkele, maar het zaad dat van de dubbele gewonnen is brengt betere dubbele voort. Ze worden door de tuinen gezet waar men wil, hetzij aan de heggen of kanten van wateren. Ze staan sierlijke en bloeien in de herfst en willen wel voort in zandachtige aarde. Het gebeurt wel dat men deze plant scheurt, maar ze komen niet zo goed voort als die van zaad.

Carduus.

(Silybum marianum) Carduus Mariae heeft heel mooi groen en wit gestreepte bladeren. Het is de vervalste saffraan en heeft een oranjeachtige bloem, het groeit veel in Duitsland. (slaat wel op Carthamus tinctorius) De Roomse Carduus (Echinops ritro)  groeit boven gelijk een netje de bloem van uien gelijk. Carduus benedictus (Cnicus benedictus) wordt gebruikt in de alsem wijn. Er zijn nog veel soorten van Carduus of distels die in het veld groeien en hier niet gesteld worden omdat men die niet veel in de hof gebruikt. Dezen worden gezaaid in het begin van maart. Maar de Roomse staan een jaar over eer die bloemen draagt en wordt gezaaid in goede aarde en daarna verplant als die 4 of 5 bladeren heeft. De Carduus benedictus wordt op een bed gezaaid en die laat men daar staan totdat ze geschikt zijn om uit te trekken.

Medica.

(Medicago sativa) Deze geven kleine bloempjes als de gele klaver gelijk. De vruchten die er aan groeien zijn de rupsen gelijk en meten alle jaren gezaaid worden in de maand april.

Slakken huisjes.

(Medicago arabica) Deze zijn er met dorentjes en zonder dorentjes. Ze worden gezaaid als hier boven van de rupsen gezegd is.

Blattaria.

(Verbascum blattaria) Deze komt van zaad voort en is van kleur geel, wit en paars. Als dit kruid eens gezaaid is komt het dan van zichzelf voort. Er is er nog een dat een plant blijft en wordt van de anderen afgescheurd.

Vingerhoed.

(Digitalis ferruginea, Digitalis lutea, Digitalis purpurea) Hiervan zijn drie of vier soorten als de gele die uit Virginie komt, (Physostegia virginiana, is roze) een kleine paarse, deze gelijk een grote witte, een paarsachtige met spikkels van binnen. Dezen worden gezaaid in april en staan een jaar over eer die bloeien. De andere twee grote soorten komen van zaad voort dat vanzelf gevallen is en geven grote lange stengels met brede bladeren. Ze willen wel staan in grote tuinen.

Maankop.

(Papaver somniferum) Er zijn verschillende soorten in kleur als de grote paarse, bonte, witte en anderen meer die van zaad worden gezaaid onder dreven of grote tuinen en willen van ver bezien zijn alzo die zeer mooi staan. Er zijn nog 3 of 4 soorten die Papaver theador of klaprozen genoemd worden. (Papaver rhoeas) Ze hebben mooie inkarnate of purperen kleur. Er is nog een gehorende papaver, (Glaucium flavum corniculatum) en nog een met gele en rode bloemen en hebben witachtig loof. Nog is er een Papaver spinosa, die heeft geelachtige bloempjes waaraan zaadbollen komen met dorens. Deze zaad plantjes willen goed voortkomen met verplant te worden omdat er maar 1 zaadwortel aan is, daarom moeten ze gezaaid worden daar ze zullen blijven staan [70] en eens gezaaid vallen ze vanzelf uit wel uit zaad voort.

Thlaspi van Candia. (Kreta)

(Iberis umbellata, Iberis sempervirens) Dit zijn twee soorten, paarse en witte. Ze geven fraaie bloempjes en worden in april gezaaid. Men kan die verplanten waar men wil, ze staan sierlijk in kleine tuintjes. Er is nog een met witte bloempjes, het is een plant die over blijft. Men vermeerdert die van scheuten. (Thlaspi saxatilis)

Condrilla.

(Prenanthes purpurea, Chondrilla juncea) Deze zijn van 2 of 3 soorten, de ene met paarse en de andere met witachtige bloempjes. Ze geven sierlijke bladertjes en worden alle jaren in de voortijd gezaaid.

Devatium barbatum. (?)

Dit wordt bij elkaar gezaaid of op bedden in de maand april. Het geeft een hele mooie citroen kleurige bloempjes die van binnen zwart zijn. Ze geven rare bloempjes om in een bloempot te zetten en om boeketjes van te maken.

Ooievaarsbek.

(Geranium maculatum, Geranium pratense, Geranium palustre, Geranium phaeum, geranium sanguineum) Deze worden gezaaid en moeten een jaar over staan eer ze bloeien. Ze maken een grote plant en daarom zijn die goed in grote tuinen. Er zijn er met gevlamde bloemen die Mirabilis jalapa gelijk zijn en meer andere als bonte, witte, paarse, heel bruine en andere kleuren. Ze worden gezaaid in april. Die eens gezaaid zijn komen genoeg van zichzelf voort.

Parelzaad.

(Lithospermum officinale) Deze wordt gezaaid en staat een jaar over eer het bloeit, dan bloeien ze met geelachtige bloemetjes en groeien de bladertjes tussen de zaden in. De planten blijven in de winter over en willen wel staan op zavelachtige aarde.

Bruynetjes.

(Brunel, Prunella vulgaris? Heeft geen loof van venkel) Deze worden op bedden gezaaid en verplant. Ze geven mooie rode bloempjes, het loof is de venkel gelijk. Ze worden in april gezaaid. Als het zaad bewaard is kan men die zaaien in het laatste van mei en dan de hele zomer door bloempjes hebben.

Penningkruid of Bolbonac.

(Lunaria annua) Deze worden gezaaid, maar staan een jaar over eer die bloeien. De bloemen zijn de enkele violieren gelijk daar het zaad in komt en rijp worden zijn het als dubbeltjes. Ze worden op de kasten gezet voor zilverschoon.

Aquilegia.

(Aquilegia en cv Stellata) Dit zijn twee soorten in kleuren als bonte, paarse, blauwe, witte en meer andere kleuren en  nog zijn er ster bloemen. Als ze gezaaid worden dragen ze het tweede jaar bloemen. Die het fijnste loof hebben zijn dubbele en als men wil weten of die gevlamd zijn kan men het aan de stelen zien omdat alzo de ribben van de stelen mede gevlamd zijn.

Cistus.

(Cistus creticus, Cistus laurifolius) Deze worden gezaaid en als die drie of vier bladeren hebben worden ze gezet in potten. Ze maken een klein boompje en krijgen bloemen als enkele aard rozen. Er zijn 3 of 4 soorten als met salie blad, (Cistus salviifolius) lavendel blad, mannetjes en wijfjes en meer soorten. Deze zaden komen uit Virginie of Portugal. Als die een jaar over gehouden worden geven ze sierlijke planten om op apothekers vensters te zetten. Maar ze moeten in huis of kachel gezet worden.

Goudsbloemen.

(Calendula officinalis) Deze worden gezaaid in het begin van maart. Er zijn verschillende soorten als grote dubbele met kinderen, [71] hele gele bonte, enkele die de boeren gebruiken om boter te verven. Als die van zaad vallen blijven ze in de winter over staan.

Herba viva of levendig kruid.

(Mimosa pudica) Dit is een zaad dat uit Guinea komt. Het heeft een heel sierlijk blaadje, bijna de tamme raket gelijk. Als men daaraan raakt dan sluiten die dicht en vallen neer. Dit moet gezaaid worden op een hete meloen berg om het beter te laten voortkomen, maar hier te landen kan men daar geen zaad van winnen.

Noli me tangere of kruidje roer me niet.

(Impatiens noli-tangere) Dit wordt in de voortijd gezaaid waaraan gele bloempjes komen gelijk als monnikskapjes. Als het zaad daarvan rijp wordt en men raakt het aan dan springt het uit zijn huisjes. Dit eens gezaaid zijnde komt dan van zichzelf voldoende voort.

Nasturtium indicum.

(Tropaeolum minus) Dit is Indiaanse kers, heeft ronde bladeren maakt zichzelf vast aan staakjes en voort komende zet men die in potten om op apothekers vensters te zetten. Ze geven vele mooie bloempjes als zotskappen, maar het zaad daarvan gewonnen moet men droog leggen omdat die aan het schimmelen onderworpen is. Het wordt gezaaid in het begin van april op een warme plaats.

Paardsijzer.

(Hippocrepis comosa of Securigera securidaca) Deze geeft een sierlijk plantje. Het heeft peultjes of zaden die aan elkaar komen als hoefijzers van paarden. Dit zaad komt veel uit warme landen alzo het hier niet goed rijp wordt. Het moet gezaaid worden op warme plaatsen.

Spaanse klaver.

(Trifolium incarnatum?) Dit heeft zaad als gerst en de bladeren die daarvan voortkomen zijn gelijk de bladeren van klaver. Ze geven een sierlijk rood bloempje en willen wel op een hoopje bij de anderen gezaaid worden en dat in de maand maart.

Brazili peper.

(Capsicum annuum) Dit zijn verschillende soorten van vruchten als lange, hele smalle, ronde als peren. Ze zijn allemaal rood van schors en is een ronde met gele vruchten. Deze moeten gezaaid worden op een meloen berg om de vruchten vroeg te laten voortkomen. Ze worden in potten gezet en als die rijp worden geven ze zeer mooie vruchten die heel sierlijk staan op de balustrade of apothekers vensters.

Appel der liefde.

(Solanum lycopersicum of tomaat) Deze zijn van twee soorten, de ene gele en de andere inkarnaat. Het zijn ronde bessen zo groot als een matige oranje appel. Ze willen wel staan in potten of ergens anders tegen aan waar ze zich kunnen vastmaken of aan binden. De vruchten staan heel sierlijk waarvan dat ze de naam van appel der liefde hebben.

Boksbaard.

(Tragopogon pratensis) Die wordt gezaaid in maart en staan een jaar over eer ze bloeien. Ze hebben gele bloemen. De wortels daarvan worden tot sla gegeten als die gekookt zijn. Ze willen wel staan in goede vette aarde. Men dunt ze gelijk als de peen.

Scorzonera.

(Scorzonera hispanica) Deze zijn gelijk als de boksbaard, ze hebben paarsachtige bloemen en worden op dezelfde manier gebruikt als voor gezegd is. Ze worden in Holland niet zo veel geteeld als wel in Brabant wat ze worden daar veel gegeten.

Basilicum.

(Ocimum basilicum en var. minimum en bullatum) Deze zijn van drie of vier soorten. De Roomse worden als beste gehouden. [72] Het is een kruid dat ongemeen goed ruikt. Het wordt gezaaid in de maand april op warme plaatsen.

Hysop.

(Hyssopus officinalis) Dit zijn twee soorten. Ze worden gezaaid in de voortijd en worden gebruikt tot struyf kruydt (geur kruid?). Ze geven een aangename geur.

Scharlei.

(Salvia sclarea) Deze staat een jaar over eer men die gebruikt. Er zijn drie of vier soorten. Ze willen wel staan op warme plaatsen onder de schaduw.

Venkel.

(Foeniculum vulgare en var. dulce) Deze zijn van tweerlei aard, de ene is zoetachtig en de andere bitterachtig. De zoete venkel wordt in Brabant aangeaard zoals de selderij, maar in Holland wordt die niet gegeten. Men gebruikt ze met peper en zout. Het zaad moet twee jaren in de aarde liggen eer dat het voortkomt.

Anijs.

(Pimpinella anisum) Dit wordt op dezelfde manier gewonnen als venkel. Het is sterk van reuk en wordt in goede aarde gezaaid op schaduwachtige en warme plaatsen in de maand maart. Het bloeit in juli en draagt hetzelfde jaar zaad.

Carvi en dille.

(Carum carvi, Anethum graveolens) Deze wordt gezaaid in de maand maart als ook dille die op dezelfde manier wordt gewonnen als de anijs.

Peterselie.

(Petroselinum segetum en Petroselinum crispum) Die wordt gezaaid in het laatste van februari omdat het gewoonlijk 6 weken onder de aarde ligt. Maar om die eerder te laten komen zal men het zaad een nacht laten weken, dan komt het wel 14 dagen eerder op. Die men niet in zaad wil laten schieten die zaait men na Sint Jans nacht om in de winter te gebruiken. Er zijn drie soorten, gekrulde en ongekrulde en Roomse peterselie, (Smyrnium olusatrum?) deze heeft heel grote bladeren. Het zaad van de voor vermelde peterselie is beter te gebruiken van twee jaar als van een jaar alzo het meer menigvuldig opkomt.

Andijvie.

(Cichorium endiva) Deze wordt gezaaid in juni en verplant als die 5 of 6 bladeren heeft, omtrent anderhalve voet van elkaar. En die geschikt zijn moet men binden met droog weer zodat die van binnen niet zouden rotten. Als men die in de winter wil bewaren moet men ze afsnijden voor de vorst en in de kelder leggen in droog zand.

Selderij.

(Apium graveolens) Deze wordt gezaaid in mei of april en als ze 7 of 8 bladeren hebben zal men greppels maken van een voet diepte en die daarin zetten, een voet van elkaar, en als die een geschikte grootte hebben moet men ze met aarde aanvullen om te beter geel te worden. De mannen dan dan, onder het drinken van een glaasje wijn, eten die en doet het daarna de vrouwtjes mede goed.

Spinazie.

(Spinacia oleracea) Deze wordt in de herfst gezaaid waar de peen uitgehaald zijn, dit is de oude die in de voortijd gegeten worden, maar de jonge zaait men in het begin van maart.

Radijs.

(Raphanus sativus) Deze zaait men in maart en gewoonlijk op asperge bedden, daaronder mengt men gele kropsla.

Rammenas. (Ramelassen)

(Raphanus sativus subsp. niger var. albus) Deze worden gezaaid in het laatste van mei zodat ze niet in zaad zouden schieten. Ze willen wel staan in zavelachtige aarde. [73]

Kropsla.

(Lactuca sativa en vormen) Hiervan zijn drie of vier soorten als de bruine, kleine, knot-sla, die vroeg gezaaid wordt, en prins kroppen. Al deze soorten worden onder de gele peen of uien gezaaid. Men dunt die wel een halve voet van elkaar on die te beter laten kroppen, maar de prins kroppen zaait men eerst in het laatste van april of bedden of land daar men die wil hebben als mede de Chavonse-salade die men van boven bindt zodat die van binnen beter geel zouden worden.

Gele peen.

(Daucus carota subsp. sativus) Deze wordt gezaaid in het begin van maart om die vroeg te hebben en men dunt die  zodat ze omtrent een hand breed van de andere staan. Maar de winterpeen wordt in mei gezaaid om in de winter te bewaren die alsdan het loof boven afsnijden voor het uitschieten. Ze willen wel gezaaid worden in zavelachtige aarde.

Biet wortels

(Beta vulgaris var. rubra) Die worden in april gezaaid